Terug naar zoekresultaten

3.11.05 Inventaris van het archief van de Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Zuid-Holland, 1817-1857

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.11.05
Inventaris van het archief van de Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Zuid-Holland, 1817-1857

Auteur

A.A. Mietes

Versie

02-12-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1984 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Visserij in Zuid-Holland
Gecommitteerden Kabeljauwvisserij

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1817-1857

Archiefbloknummer

3451

Omvang

; 44 inventarisnummer(s) 0,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Holland.

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het College had als taak de IJslandse Kabeljauwvisserij van rijkswege met een premie te ondersteunen. Het archief bevat onder meer ingekomen en uitgaande stukken van het college, lijsten van aangevoerde hoeveelheden vis en de daarvoor betaalde prijzen, een brief van de secretaris over het archief van het college en een beschrijving van de werkwijze van het college. Ook bevat het archief een reisjournaal van een visserschip naar IJsland en een memorie betreffende het aantal schepen dat van 1767-1818 per jaar uit Maassluis ter Beugvaart uitvoer.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Holland
Bij de Wet van 6 maart 1818 (Staatsblad no. 13) werd besloten om de IJslandse Kabeljauwvisserij van rijkswege met een premie te ondersteunen. Deze premie van f 500,- werd per schip voor iedere gemaakte tocht toegekend mits het schip Nederlands eigendom was en vertrok uit een Nederlandse haven. Mocht de aanvrager niet aan alle eisen voldoen dan kon het premiebedrag worden verminderd. De regeling zou voorlopig tot 1820 van kracht blijven waarna eventueel een verlenging zou volgen.
De grondslag van deze regeling vormde een verzoek van Pieter Kikkert te Vlaardingen om ondersteuning van de IJslandse kabeljauwvisserij ( Inventarissen van Rijks- en andere archieven (= IRA) 1928 I, blz. 212-213. ) Naar aanleiding hiervan verzocht de Minister van Binnenlandse Zaken om meer informatie over deze tak van visserij hetgeen resulteerde in een uitvoerig antwoord van de gecommitteerden van de visserij te Vlaardingen. ( Zie inv.nr. 1, blz. 2-8. ) Hierin werd allereerst een overzicht gegeven van de verschillende vormen van kabeljauwvisserij. Naast de IJslandse kabeljauwvisserij, die werd uitgeoefend tussen de 65e en 67e graad Noorderbreedte, was er sprake van kabeljauwvisserij bij de Doggersbank.
Behalve in het voorjaar werd ook in de winter bij de Doggersbank gevist. De voorjaarsvaart of kolvaart duurde van april tot juni en was kostendekkend. De wintervaart of beugvaart werd van december tot april uitgeoefend en was verliesgevend. In het schrijven gaven de gecommitteerden een groot aantal redenen waarom deze tak van visserij zo sterk was teruggelopen. De uitrusting van een schip was kostbaar en in het winterseizoen was de kans op averij erg groot. Ook was de vroeger zo belangrijke kabeljauwexport naar Frankrijk vrijwel geheel gestagneerd door de beschermende maatregelen van de Franse overheid ten gunste van de eigen visserij. Daarnaast maakten de teruglopende vangsten en dalende kabeljauwprijzen deze tak van visserij tot een onaantrekkelijke investeringsbron.
Desondanks wilden de gecommitteerden van de visserij te Vlaardingen deze visserij niet beëindigen omdat opheffing van de wintervaart tot gevolg zou hebben dat de armoede in de stad zou toenemen. Vele vissersgezinnen konden van de in het voorjaar en de zomer verdiende gelden niet het gehele jaar rondkomen en de wintervaart gaf dan ook velen de mogelijkheid het inkomen te verhogen.
Tevens zouden veel toeleverbedrijven zwaar worden getroffen hetgeen de plaatselijke nijverheid zou benadelen. Het wegvallen van de wintervaart zou ook gevolgen hebben voor de binnenvisserij.
De kabeljauwvisserij had namelijk als aas een groot aantal prikken nodig die werden gevangen op de grote rivieren. Tot slot werd naar voren gebracht dat deze visserij de best getrainde zeelieden vormde hetgeen van groot belang was voor de marine en de koopvaardij. Bij Koninklijk Besluit van 3 april 1818 no. 135 werd de premieregeling nader geregeld. Voortaan moesten in iedere provincie op aanschrijving van Gedeputeerde Staten een aantal gecommitteerden worden gekozen. Deze moesten jaarlijks opgave doen van het aantal schepen dat voor premie in aanmerking kwam en Gedeputeerde Staten verslag doen omtrent bijzondere voorvallen in het afgelopen seizoen. De verstrekte gegevens werden, na controle door het plaatselijk bestuur en de hoofdambtenaar der in- en uitgaande rechten, door Gedeputeerde Staten toegezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken. De minister zond daarop een algemeen verslag aan de koning. De belanghebbenden in de IJslandse Kabeljauwvisserij waren echter niet op de hoogte van deze nieuwe regeling en hun verzoek om premieverlening werd dan ook in eerste instantie geweigerd.
Na hierover informatie te hebben ingewonnen werd besloten zo spoedig mogelijk gecommitteerden te verkiezen. Daartoe werden de plaatselijke besturen van Rotterdam, Schiedam, Dordrecht, Brielle, Delfshaven, Vlaardingen, Maassluis, Zwartewaal, Pernis, Middelharnis en Sommelsdijk aangeschreven. Dit resulteerde in de verkiezing van Jan de Willigen en Adrianus de Jongh tot gecommitteerden van de IJslandse Kabeljauwvisserij. Het college had aldus een formeel karakter verkregen.
De gecommitteerden dachten alleen de IJslandse Kabeljauwvisserij te vertegenwoordigen maar Gedeputeerde Staten gingen ervan uit dat ook de winter- of beugvaart bij de Doggersbank onder deze regeling viel.
De voornaamste taak van het college vormde de afhandeling van de premieaanvragen. Geldelijke middelen hiervoor waren echter niet aanwezig en daarom werd, hoewel hiervoor geen wettelijke basis was, op ieder uitgekeerd premiebedrag een vast percentage ingehouden. De verdeling van de premiebedragen gaf soms problemen. In 1819 trok het College van de Grote Visserij de verdeling van de premies voor de IJslandse Kabeljauwvisserij aan zich. Het College van de IJslandse Kabeljauwvisserij protesteerde echter met succes en de oude situatie werd weer hersteld. In hetzelfde jaar werden de eisen voor het verkrijgen van een premie verscherpt. Ieder schip moest voortaan minstens 12 bemanningsleden hebben en naast voorgeschreven hoeveelheid gezouten kabeljauw moest ook een bepaalde hoeveelheid kabeljauw of heilbot levend worden aangevoerd. Daarnaast werden voorschriften van kracht ten aanzien van het vangstgebied en het visseizoen. Aangezien de schepen uit Pernis en Zwartewaal vooral levende vis aan wal brachten kwamen deze niet altijd meer voor premie in aanmerking. De belanghebbenden in de visserij aldaar vonden dat het college hun belangen slecht behartigd had. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen werden gecommitteerden uit deze plaatsen tot het college toegelaten.
Het college functioneerde tot 1857 toen de nieuwe wet op de zeevisserij in werking trad. De functies van het college gingen toen over op het College voor de Zeevisserijen.
Lijst van gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Zuid-Holland
Datum Gebeurtenis
1818-1825 Jan de Willigen namens VlaardingenAdrianus de Jongh namens Maassluis
1825-1826 Jan de Willigen namens Vlaardingen (voorzitter)Adrianus de Jongh namens MaassluisDirk Pons namens PernisArij Kwak namens Zwartewaal
1826-1830 Jan de Willigen namens Vlaardingen (voorzitter)Adrianus de Jongh namens MaassluisDirk Pons namens PernisArij Kwak namens ZwartewaalCornelis Kolff A.G. Zn namens Middelharnis
1830-1847 Jan de Willigen namens Vlaardingen (voorzitter)Adrianus de Jongh namens MaassluisDirk Pons namens PernisArij Kwak namens Zwartewaal
1847-1851 Jan de Willigen namens Vlaardingen (voorzitter)Adrianus de Jongh namens MaassluisDirk Pons namens PernisArij Kwak namens ZwartewaalPieter Leendert Slis namens Middelharnis
1851-1853 Jan de Willigen namens Vlaardingen (voorzitter)Leendert Didericus Johannes Reeser namens MaassluisDirk Pons namens PernisCornelis Kwak namens ZwartewaalPieter Leendert Slis namens Middelharnis
Lijst van secretarissen in dienst van de gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Zuid-Holland
Datum Gebeurtenis
1818 - 1825 Pieter Kikkert neemt het ambt van secretaris waar hoewel hij hiertoe niet is aangesteld.
1825 - 1853 Pieter Kikkert.
1853 - .... Pieter Kikkert Hendrik Zn.
Concept Huishoudelijke Bepalingen voor de Gecommitteerden 1847
Art. 1 ( Zie inv.nr. 34 ) Het Kollegie ter IJslandse en Kabeljaauwvisscherijen in Zuid-Holland zal bestaan uit vijf leden, als een lid van Vlaardingen, een lid van Maassluis, een lid van Zwartewaal, een lid van Middelharnis, een lid van Pernis.
Art. 2 Het lid van Vlaardingen zal steeds de functie van President vervullen.
Art. 3 Het kollegie verkiest eenen secretaris op eene vaste, jaarlijksche wedde van vijftig guldens.
Art. 4 Wanneer uit eene andere gemeente dan de hier bovengenoemden gedurende drie achtereenvolgende jaren drie of meer vaartuigen ter IJslandse- of Beugvisscherij worden uitgerust, kan dezelve zich door een lid in het kollegie doen vertegenwoordigen.
Art. 5 Bij het ontstaan eener vacature geeft het kollegie daarvan kennis aan het hoofd van het plaatselijk bestuur der belanghebbende gemeente ten einde daarin voorzien worden.
Art. 6 De benoeming tot lid van het kollegie geschied door H.H. Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland op voordragt van een dubbeltal door de belanghebbende rederijen bij meerderheid van stemmen optemaken. Die stemming geschied onder voorzitting en leiding van den president der boekhouders vergadering daartoe door het plaatselijk stuur uitgenodigd; of, waar zulk een vergadering niet bestaat onder voorzitting van het hoofd van dat bestuur zelve; en wel schipsgewijze door de daartoe opgeroepene reeders- of boekhouders van alzulke schepen als uit die gemeente de bedoelde visscherijen uitoefenende.
Art. 7 Het kollegie houdt naauwkeurig toezigt op de rigtige uitoefening dier visscherijen waar voor het zelve is zamen gesteld; deszelvs bemoeijingen bepalen zich wijders tot de correspondentie, voor zooveel nodig, met het gouvernement of andere autoriteiten; het opvragen en beoordelen der declaratoiren van de reeders omtrend de door hen uitgeoefende visscherijen en het formeren daaruit en indienen aan het gouvernement van de vereischt wordende staten en bescheiden ter erlanging der premiën voor de reeders.
Art. 8 Bij het opmaken dier staten zullen de leden de declaratoiren der reeders nagaan en in overweging nemen in hoeverre die visscherijen, zoo in tijd als wijze van uitoefening, gedreven zijn overeenkomstig de daaromtrend van gouvernementswege bestaande bepalingen; des nodig hunne opmerkingen daar bij voegen en die doen vergezeld gaan van een algemeen overzigt over den loop en uitslag dier visscherijen.
Art. 9 Het kollegie houdt jaarlijks eene algemeene vergadering in de maand april (en wel bepaaldelijk te Vlaardingen of te Maassluis) tot het overwegen en beoordeelen der ingekomen declaratoiren wegens de afgelopene Beugvisscherij en het formeren der staten in art. 8 vermeld. In bijzondere gevallen kan de president eene buitengewone vergadering bijeenroepen.
Art.10 Het kollegie is bevoegt tot het doen invorderen van vier guldens van ieder schip ter Beug- of IJslandsche visscherij gevaren hebbende en waarvoor premie gevraagt en erlangt is; en zulks ter goedmaking der reiskosten der leden, der wedde van den secretaris, en van drukloonen en briefporto's; volgens eenmaal daartoe aan de beoordeling van H.H. Gedeputeerde Staten onderworpen en buiten 't welke niets genoten wordt.
Art. 11 t'Elken jare in october wordt deswege door den secretaris eene rekening opgemaakt en met de leden onderling vereffend.
Aldus onder nader approbatie van H.H. Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland opgemaakt te Vlaardingen den 1847.
(te teekenen) J. de Willigen, president
P. Kikkert, secretaris
Geschiedenis van het archiefbeheer
Hoewel op 11 maart 1825 door de gecommitteerden van de IJslandse Kabeljauwvisserij werd besloten om hunne raadplegingen en handelingen en de bij hen ingekomen en afgezonden wordende stukken regelmatig te doen te boek stellen is er geen ambtshalve opgesteld register in het archief aanwezig. In een brief aan Pieter Kikkert Hendrik Zn. legde Pieter Kikkert, secretaris van het college, er de nadruk op dat de Handelingen van de Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Zuid-Holland door hem als privé persoon zijn samengesteld. ( Zie inv. nr. 40. ) In het register over de periode 1817-1831 beschreef Pieter Kikkert enige stukken die niet tot het archief behoren maar die echter alzins verdienen bewaard te worden. Daarom zijn deze stukken apart gehouden in de inventaris. Het archief berustte vanouds onder de secretaris. Pieter Kikkert heeft deze taak vanaf het begin op zich genomen hoewel hij pas in 1825 officieel vanwege het college werd benoemd. In 1853 ging dit ambt over op zijn neef Pieter Kikkert Hendrik Zn. Later werd het archief door de Heer Smit, chef van het kantoor van de firma Kikkert, aan de gemeentearchivaris van Vlaardingen overgedragen. Bij de overdracht aan het toenmalige Algemeen Rijksarchief werd een inventaris van het archief vervaardigd door P.A. Meilink. ( IRA 1918 I, blz. 212-213, Inventaris van gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisscherij in Zuid-Holland. ) Sommige stukken in het archief zijn gericht aan het College van de Grote Visserij waarvan Pieter Kikkert tevens secretaris was. Uit de inhoud bleek echter dat ze bedoeld waren voor het College van de IJslandse Kabeljauwvisserij. Tenslotte zij vermeld dat het archief vooral stukken bevat uit de periode 1817-1853 toen Pieter Kikkert secretaris was.
De Heer Smit, chef van het kantoor van de firma Kikkert, droeg het archief in 1928 aan de Algemene Rijksarchivaris over tesamen met enkele stukken betreffende de Grote Visserij.
De rechtstitel is (nog) onbekend

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Gecommitteerden tot de IJslandse Kabeljauwvisserij in Visserij in Zuid-Holland, nummer toegang 3.11.05, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Gecommitteerden Kabeljauwvisserij, 3.11.05, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Verklarende woordenlijst
Beugvaart
Wintervaart (december-april) "Bij de beugvisscherij werd de visch gevangen aan haken, destijds hoeken genaamd, die elk aan een touwtje (snoer) van 2 à 21/2 voetlengte waren vastgemaakt. Deze snoeren waren om de 2 vadem aan een lijn of een ander touw bevestigd, welke lijnen elk weer een lengte bezaten van 53 of 54 vadem; 150 lijnen werden aaneengevoegd tot een beug, die met kleine ankertjes op den grond werd neergelaten. Aan een dergelijke beug bevonden zich niet minder dan 4000 hoeken, die stuk voor stuk geaasd dienden te worden." (Bron: De zeevisscherij van Holland in den tijd der republiek door H.A.H. Kranenburg, Amsterdam 1946, p. 19).
Kolvaart
Voorjaarsvaart (april-juni). "De kolvisscherij tenslotte berustte op hetzelfde principe als de beugvisscherij, doch in plaats van de lijnen tot een beug samen te voegen werden geaasde lijnen over boord gegooid en elk door een man vastgehouden, die ophaalde, zoodra hij beet had. Om de lijn te doen zinken was aan het ondereind een stuk lood bevestigd." (Bron: zie Beugvaart).
Premie
Geldsom die de staat per jaar uitkeerde aan ieder schip dat ter IJslandse visserij uitvoer ter aanmoediging van deze visserij. De premie bedroeg voor de IJslandse visserij f 500,-. Reeds ten tijde van de Republiek bestond er een premiestelsel voor bepaalde takken van visserij.
IJslandse visserij
Kabeljauwvisserij rondom IJsland tussen 65 en 67 graden noorderbreedte.
Concordans
Concordantie op de inventaris van P.A. Meilink, VROA, 1928 I, p. 212-213.
Oud Nieuw
1 3-12, 42-44
2 13-18
3 19-26
4 27-39
5 1
6 2, 40
7 41
OudNieuw