Het archief van M. Patijn bestaat uit 95 inventarisnummers. Het bevat uitsluitend dossiers uit de periode tussen 1994 en 1998, de tijd dat hij staatssecretaris van Buitenlandse Zaken was. De inhoud van het archief is op onderwerp ingedeeld. Verder is er nog een omslag bewaard gebleven van zijn particulier secretaris P. Noordermeer.
NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs. 522-617
Michiel Patijn werd op 19 augustus 1942 geboren te Den Haag. Hij stamt uit een familie van politici, topambtenaren en bestuurders. Zijn overgrootvader, mr. J.A.N. Patijn, was onder meer burgemeester van Leeuwarden en Den Haag en sloot zijn ambtelijke loopbaan af als minister van Buitenlandse Zaken (1937-1939). Zijn grootvader, mr. R.J.H. Patijn, was thesaurier-generaal op het ministerie van Financiën en secretaris-generaal op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn vader, C.L. Patijn, was Tweede Kamerlid en van 1950-1956 directeur internationale organisaties van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn broer S. Patijn, die zijn loopbaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken was begonnen als directeur internationale organisaties (1962-1967), had later ook zitting in de Tweede Kamer (1973-1984) en was in de jaren zeventig lid van het Europees Parlement (1973-1979). Daarna was deze achtereenvolgens Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland (1984-1994) en burgemeester van Amsterdam (1994-2001).
D. Hooghiemstra, H. Nijenhuis, De Patijns zijn waar de voorzittershamer ligt (Dossier over de Europese Top in Amsterdam, NRC Webpagina's 16 juni 1997) www.nrc.nl/W2/Lab/Eurotop/160697bin1.html Zie ook: www.parlement.com/9291000/bio/01965
Na het behalen van zijn gymnasium-b diploma aan het Haags Montessori Lyceum, studeerde Michiel Patijn rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1968, twee jaar na het beëindigen van zijn studie, trad hij in de voetsporen van zijn overgrootvader, grootvader en vader door bij het ministerie van Buitenlandse Zaken te gaan werken. Hij werd ambtenaar en later plaatsvervangend hoofd bij het Bureau Beleidsvoorbereiding Ontwikkelingssamenwerking. In 1974 reisde hij af naar de Verenigde Staten om daar als eerste handelssecretaris te fungeren op de ambassade in Washington D.C.
Vier jaar later keerde hij terug naar Den Haag, waar hij begon aan zijn carrière bij het ministerie van Economische Zaken. Van 1978 tot 1981 was hij plaatsvervangend directeur bij de directie Economische Samenwerking met Ontwikkelingslanden. Vervolgens werd hij plaatsvervangend directeur van de Directie Bilaterale Zaken. In 1985 werd hij directeur van deze directie. Na drie jaar kreeg hij de positie van directeur van Europese Zaken toebedeeld. In 1988 veranderde Patijn van koers: hij werd secretaris-generaal van het ministerie van Defensie.
Nadat VVD-leider F. Bolkestein hem gevraagd had, werd Patijn op 22 augustus 1994 staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.
Hooghiemstra, Nijenhuis, De Patijns (Dossier over de Europese Top in Amsterdam, NRC Webpagina's 16 juni 1997) www.nrc.nl/W2/Lab/Eurotop/160697bin1.html
Gedurende zijn ambtsperiode was hij belast met zowel Europese als culturele samenwerking. Patijn speelde een belangrijke rol bij de voorbereidingen van de Europese Top in Amsterdam. In het vervolg van deze inleiding zullen zowel het beleid van het eerste Paarse kabinet als de portefeuille van Patijn uiteengezet worden.Na vier jaar verliet Patijn het ministerie van Buitenlandse Zaken om in de Tweede Kamer voor zijn partij, de VVD, zitting te nemen. Als parlementariër hield hij zich bezig met zaken die aansloten bij zijn vorige functie: Europese zaken en justitie. Patijn was voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken. In november 1997 diende de oppositie een motie van afkeuring in tegen hem en staatssecretaris mevr. E.M.A. Schmitz van Justitie vanwege het onjuist en onvolledig informeren van de Kamer over de monitoring van teruggezonden Iraanse vluchtelingen. Ondanks de motie behield Patijn toch zijn functie.
www.parlement.com/9291000/bio/01965 (25 juni 2004) Zie ook: NA, Bewindslieden, 2.05.81, inv.nr 538, Rapport over de monitoring van teruggekeerde uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers, geschreven op verzoek van de Tweede Kamer door de Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken . Het rapport zet het volgende uiteen: de algemene uitgangspunten van het monitoringsbeleid; de monitoringsactiviteiten van 1996 in Iran; de vraag in hoeverre de kamer hierover geïnformeerd is en hoe invulling gegeven dient te worden aan de motie ter zake van 27 juni 1997.
In 2001 besloot het Kabinet hem voor te dragen als permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), een functie die hij sinds 1 april 2001 in Brussel bekleedt.Ministerie van Defensie, Michiel Patijn voorgedragen als permanent vertegenwoordiger bij de NAVO (Nieuwsberichten, 26 januari 2001) www.mindef.nl/nieuws/nieuwsberichten/patijn_260101.htm Zie ook: www.parlement.com/9291000/bio/01965
1.2. Het eerste Kabinet Kok: 1994 - 1998: Paars IBinnenlands beleid
Voor een beschrijving van het eerste kabinet-Kok zie: "Inleiding op de archieven van prof. J.P. Pronk".
1.3. Buitenlands beleid algemeenEen opvallend aspect, dat door sommigen als een hoogtepunt wordt beschouwd uit de periode dat Paars I Nederland regeerde, was de verbetering van de relatie met Indonesië.
S. Rozenmond, 'Paars pragmatisme en het buitenland' in: Internationale Spectator (Instituut Clingendael, juli-aug 1998 - LII - 7/8), p. 353
In 1995 bracht Koningin Beatrix een bezoek aan de voormalige kolonie. In december van datzelfde jaar besloot minister H.A.F.M.O. van Mierlo om mensenrechtenactivist Poncke Princen een visum voor Nederland te verlenen.Duco Hellema, Neutraliteit en vrijhandel: De geschiedenis van de Nederlandse buitenlandse betrekkingen (Utrecht, Het Spectrum, 2001) p. 380-381.
Maar het buitenlands beleid in deze periode werd vooral beheerst door twee belangrijke kwesties; de Nederlandse deelname aan een vredesmissie van de Verenigde Naties in Srebrenica en de Europese Top in Amsterdam in 1997.In het vervolg van deze inleiding zal dieper op de Europese Top worden ingegaan. Het wordt echter niet als gepast beschouwd om de kwestie Srebrenica hier te behandelen. Dhr. M. Patijn heeft zich in de periode dat hij staatssecretaris was niet direct met Srebrenica beziggehouden. Bovendien is de kwestie te complex om deze in een paar zinnen correct uiteen te zetten. Zie daarom voor een gedetailleerde achtergrond onder andere het rapport op de website van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD): Srebrenica: Een 'veilig' gebied: Reconstructie, Achtergronden en Analyses van de val van een Safe Area www.srebrenica.nl (28 juni 2004)
Hiernaast werd tijdens Paars I het ministerie onder de noemer 'herijking' aan een grondige reorganisatie onderworpen. Hierbij werd een poging ondernomen om het Nederlandse buitenlandse beleid van koers te doen veranderen en de aandacht op Europa te richten. 1.4. De portefeuille van Patijn: culturele samenwerking en Europese integratieNaast culturele samenwerking maakte Europese integratie deel uit van de portefeuille van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Het Nederlandse voorzitterschap mocht niet worden onderschat, zo schreef Patijn in de Internationale Spectator.
62 M. Patijn, 'De Europese politieke agenda en het Nederlands voorzitterschap' in: Internationale Spectator , 1e jaargang nr 12 (december 1996), p. 563
Het voorzitterschap van de EU en de voorbereidingen op de Europese Top van Amsterdam in 1997 drukten een stempel op het Nederlandse buitenlandse beleid. Tijdens de Top zou de lopende Intergouvernementele Conferentie (IGC) afgerond worden in het Verdrag van Amsterdam. Het belangrijkste doel van de IGC en het Verdrag was om de instituties van de EU zodanig aan te passen dat een Europa met meer dan vijftien leden ook bestuurbaar zou blijven.Hellema, Neutraliteit en vrijhandel, p. 361
Tijdens zijn ambtsperiode heeft Patijn een grote bijdrage geleverd aan de voorbereidingen van deze Top. Voordat de Europese Top plaatsvond, bracht een andere ontwikkeling grote veranderingen teweeg binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf: de reorganisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. 1.5. HerijkingFormeel was deze Herijking het gevolg van de veranderingen op internationaal politiek niveau en de toenemende verwevenheid van internationale vraagstukken.
BZnet Factsheets: De herrijking van het buitenlands beleid (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Intranet, Februari 2000), p. 1
Nederland diende beter op deze veranderingen in te spelen, zo formuleerde men het doel van de reorganisatie. Het was echter duidelijk dat de zogeheten Herijking eigenlijk voortkwam uit problemen over de organisatie en financiering van ontwikkelingssamenwerking tijdens de formatie van het kabinet.Speech van Minister van Buitenlandse Zaken H.A.F.M.O van Mierlo, Bruggen naar Europa en de wereld p. 4, Zie ook: Hellema, Neutraliteit en vrijhandel, p. 359, en: Rozenmond, 'Paars pragmatisme en het buitenland' in: Internationale Spectator, p. 353
Een volledige reorganisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken moest bruggen slaan tussen verschillende departementen en binnen de ministerraad, activiteiten op politiek niveau bundelen en financiële instrumenten beter op elkaar afstemmen.Speech van Minister van Buitenlandse Zaken H.A.F.M.O van Mierlo, Bruggen naar Europa en de wereld: Het buitenlands beleid van Paars I en II (20 april 1998, Leiden) p. 4. Bznet Factsheets: Historisch Overzicht Buitenlandse Zaken (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Intranet, Februari 2004) 28 juni 2004
De Herijking gaf het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking, dat toen onder leiding stond van de initiatiefrijke minister J.P. Pronk, een grotere rol.Naast de formele reorganisatie van het ministerie, werd ook het Nederlandse buitenlands beleid aan een herziening onderworpen. In een rapport concludeerde de Wetenschappelijke Raad Regeringsbeleid dat de grondslagen van het traditionele atlanticisme waren weggevallen. Nu het belang van de NAVO afnam, had Nederland belang bij een sterke Europese Unie (EU).
Hellema, Neutraliteit en vrijhandel, p. 360
Er was een heroriëntatie in Europese richting nodig. De relaties met Duitsland en de Benelux zouden worden aangehaald en er zou gewerkt worden aan een verbetering van de relatie met Frankrijk. De opvolger van Van Mierlo, J. van Aartsen, zette de Europeanisering van het buitenlands beleid echter niet door.Ibidem, p. 388
1.6. Het Verdrag van AmsterdamDe voorbereidingen van de regering op de Europese Top werden gedurende twee jaar geleid door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Patijn beschouwde de IGC in eerste instantie vooral als een 'springplank' voor de uitbreiding van de Europese Unie.
K. Corver, M. van den Toorn, 'IGC is springplank voor uitbreiding Europese Unie', in: Maatschappijbalansen (januari/februari 1997), p. 3
De herinnering aan de 'Zwarte Maandag' tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 1991, waarbij een Nederlands voorstel voor een ontwerpverdrag voor de institutionele organisatie van de EU werd verworpen, maakte dat de Nederlandse regering er nu alles aan deed om het Verdrag te doen slagen.Hellema, Neutraliteit en vrijhandel, p. 361-362
Sommigen verweten de regering zelfs dat het de totstandkoming van het Verdrag belangrijker leek te vinden dan de inhoud.P.G.C. van Schie, 'Bedekte bevlogenheid en brede belangenbehartiging: vier jaar paars Europa-beleid', in: Internationale Spectator, Jaargang 52, nr 7-8 (juli-aug 1998), p. 359
Het Verdrag van Amsterdam werd op 2 oktober 1997 door de politieke leiders van de Europese Unie ondertekend en trad op 1 mei 1999 officieel in werking. In het verslag van de Directie Integratie Europa over het voorzitterschap van de EU werd geschreven dat Nederland op een drietal terreinen een aantal taken met succes volbracht had.
NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nr: 532. Verslag van het Nederlands voorzitterschap, opgesteld door de Directie Integratie Europa, gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (11 juli 1997), p. 1
Er werd geconstateerd dat het nieuwe verdrag in hoofdlijnen beantwoordde aan de doelstellingen die de Raad had geformuleerd. Bovendien was er wat betreft de Europese Monetaire Unie (EMU) grote vooruitgang geboekt. Tot slot concludeerde men dat er tijdens de IGC degelijk voorwerk voor de toekomstige uitbreiding van de Unie was geleverd. Zoals verwacht bleven belangrijke organisatorische kwesties dus onopgelost. Maar het Verdrag was in ieder geval 'vanuit bescheiden optiek' een succes.Hellema, Neutraliteit en vrijhandel, p. 362
Het was een uitbreiding van het Verdrag van Maastricht en versterkte elk van de drie pijlers die het beleid van de Europese Unie ondersteunen.De drie pijlers: de eerste, communautaire Economische pijler; de tweede, intergouvernementele pijler betreffende gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid; en de derde, tevens intergouvernementele pijler waaronder justitie valt. Zie: Amsterdam: De vier doelstellingen van het Verdrag van Europa, op: Eenheid en verscheidenheid: De portaalsite van de Europese Unie, www.europa.eu.int/en/agenda/igc-home/intro/intro/nl.htm (23 juni 2003)
De mogelijkheden voor institutionele hervormingen en uitbreiding werden opengelaten.Met de ondertekening van het Verdrag stelde de lidstaten zichzelf vier doelen. Ten eerste zou de EU meer inbreng krijgen wat betreft de versterking en bescherming van de rechten, belangen en werkgelegenheid van de burger. Hiertoe zou een burgerschap van de Unie ingesteld worden.
Amsterdam: De vier doelstellingen van het Verdrag van Europa. www.europa.eu.int/en/agenda/igc-home/intro/intro/nl.htm Zie ook: De Europasite, www.europasite.net/1980tot1998.htm
Ten tweede moest Europa in de toekomst een grotere rol op het wereldtoneel spelen. De deur werd geopend voor samenwerking met de West Europese Unie (WEU), een organisatie die zich bezighield met defensie. Zo werden de eerste voorzichtige stappen gezet in de richting van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Met het oog op de uitbreiding, werd ten derde afgesproken om het institutionele bestel van de EU flexibeler en doeltreffender te maken.Datzelfde jaar bracht de Europese Commissie een rapport uit (Agenda 2000) waarin een strategie voor de uitbreiding onder het Verdrag van Amsterdam uiteengezet werd. Het rapport stelde dat de Unie eerst grondige hervormingen moest ondergaan, voordat er meer landen toe zouden treden. Er moesten maatregelen genomen worden om economische groei, competitiveit en werkgelegenheid te stimuleren. Ook moesten er op structureel en agrarisch gebied hervormingen doorgevoerd worden. Tot slot zou er volgens de Commissie een Europees financieel netwerk opgezet moeten worden.
Tot slot werd afgesproken dat de laatste belemmeringen voor het vrije verkeer opgeheven zouden worden. Met uitzondering van de grenzen van Engeland, Ierland en Denemarken, zouden de grenzen in de rest van Europa geopend worden voor handel en verkeer. In verband hiermee werd tijdens de IGC in Amsterdam besloten dat de implementatie van de EMU doorgezet zou worden: er kwam een gemeenschappelijke munt. Daarmee ging een oude Nederlandse wens in vervulling.
Hellema, Neutraliteit en vrijhandel p. 362
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Beperkt openbaar B
Het gaat voornamelijk om bezoeken en bijeenkomsten.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2028
Beperkt openbaar B
Het gaat om een artikel uit Elsevier van 15 november 1997.
Archief van de Particulier Secretaris, drs. P. Noordermeer.
De archieven die betrekking hebben op de werkzaamheden van minister Pronk zijn onder te verdelen in twee soorten. Enerzijds is er het zogeheten 'bewindsliedenarchief'. Dit bevat een deel van het persoonlijke archief van Pronk dat door hem is geschonken aan het departement. Het overgrote deel berust momenteel (2008) echter nog bij hem thuis. Daarnaast is er het archief dat in beheer is van het ministerie zelf, het zogeheten departementsarchief, waarin ook dossiers te vinden zijn die betrekking hebben op het werk van Pronk.
Naast de hieronder vermelde archieven bezit het ministerie van Buitenlandse Zaken tevens een zeer omvangrijke collectie boeken, nota's en artikelen geschreven door of over Pronk. Hierin bevinden zich onder meer de nota's "Een wereld van verschil" (1990) en "Een wereld in geschil" (1993). Tevens zijn de gezamenlijke publicaties van Jan Pronk en Peter Kooijmans "Humanitaire hulp tussen conflict en ontwikkeling" (1993) en "Inheemse volken in het buitenlands beleid en in de ontwikkelingssamenwerking" (1993) ter inzage aanwezig.
Het persoonlijke archief bestaat uit 177 inventarisnummers. Deze zijn onderverdeel naar de twee perioden dat Pronk minister van Ontwikkelingssamenwerking was, te weten 1973-1977 en 1989-1998. Zo weinig als er van de eerste periode aanwezig is
NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs 618-620
, zoveel van de tweede.NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs 621-785
Daarom is deze nader onderverdeeld. Het geheel wordt afgesloten met negen inventarisnummers, die door Pronks particulier secretaris zijn gevormd.NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs 786-794
De delen van het departementsarchief die betrekking hebben op Pronk zijn zeer omvangrijk. Het is gegroepeerd in twee delen: het kabinet-Den Uyl, het derde kabinet-Lubbers en het eerste kabinet-Kok.
De archieven op het departement die betrekking hebben op zijn werkzaamheden als minister ten tijde van het kabinet-Den Uyl, bevatten voorbereidingen op en verslagen van door Pronk afgelegde werkbezoeken en zijn CV.
De tienjaren-blokken van het departementsarchief over de werkzaamheden van minister Pronk tijdens het derde kabinet-Lubbers en het eerste kabinet-Kok bevatten onder meer werkmappen, verslagleggingen, voorbereidingen en persoverzichten met betrekking tot afgelegde dienstreizen, werkbezoeken, conferenties en officiële bezoeken aan diverse landen. Verder bevatten deze inwerkdossiers over verschillende landen en onderwerpen, letterlijke weergaven van speeches en interviews, dossiers met betrekking tot de beleidsvorming inzake ontwikkelingssamenwerking, vragen vanuit diverse media en reacties hierop, verslagen van debatten met leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en F. Bolkenstein, aanvragen, verslagen en financiering van diverse projecten in ontwikkelingslanden, dossiers over milieuvraagstukken in ontwikkelingslanden en over zijn kandidatuur voor de UNHCR en andere functies binnen de Verenigde Naties.
Het kan mogelijk interessant zijn archieven op het ministerie te raadplegen die niet direct verbonden zijn aan zijn naam, maar die wel gerelateerd zijn aan de verschillende onderwerpen waar Pronk in zijn ambtstermijnen mee te maken heeft gehad. Voorbeelden hiervan zijn de archieven van de: Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen (DVF) betreffende de UNHCR en het IMF; Directie Mensenrechten en Vredesopbouw (DMV) met betrekking tot mensenrechten, Directie Westelijk Halfrond (DWH) inzake Suriname; Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten (DAM) omtrent Israël en de Palestijnse gebieden, Directie Sub-Sahara Afrika (DAF) over diverse Afrikaanse landen; Zuidoost-Azië en Oceanië (DAO) over Indonesië en archieven; Directie Milieu en Ontwikkeling (DML) over milieuvraagstukken. Gegevens over het buitenlands beleid van het kabinet-Den Uyl, het derde kabinet-Lubbers en het eerste kabinet-Kok zijn te vinden in het archief van DGPZ (Directoraat-generaal Politieke Zaken) en over het ontwikkelingssamenwerkingbeleid van deze kabinetten in het archief van DGIS (Directoraat-generaal Internationale Samenwerking).
Johannes Pieter Pronk (16 maart 1940) studeerde tot 1964 economische wetenschappen aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam (huidige Erasmus Universiteit). Van 1965 tot 1971 was hij werkzaam als wetenschappelijk medewerker van het Centrum voor Ontwikkelingsprogrammering aan de Nederlandse Economische Hogeschool en wetenschappelijk medewerker aan het Nederlands Economisch Instituut Rotterdam.
Margriet Brandsma & Pieter Klein, 'Jan Pronk. Rebel met een missie' (Utrecht, Uitgeverij Scheffers, 1996) p. 201
Van mei 1971 tot mei 1973 was Pronk namens de PvdA lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Tevens was hij van maart tot mei 1973 lid van het Europees Parlement. In mei 1973 werd hij benoemd tot minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Hierna keerde hij op 8 juni 1977 terug naar de Tweede Kamer en bleef aan als kamerlid tot augustus 1980.
Van 1980 tot 1985 was hij adjunct-secretaris-generaal van de UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development) en van 1985 tot 1986 assistent-secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hierna keerde hij op 3 juni 1986 weer terug naar de Tweede Kamer. Hij verruilde zijn kamerlidmaatschap in november 1989 voor een tweede termijn als minister voor Ontwikkelingssamenwerking, ditmaal in het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) en aansluitend, in augustus 1994, werd hij voor een derde maal benoemd tot minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het eerste kabinet-Kok (1994-1998). Van augustus 1998 tot juli 2002 was hij in het tweede kabinet-Kok minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Sinds oktober 1991 was Pronk speciaal VN-gezant voor duurzame ontwikkeling en adviseur van VN-secretaris-generaal Kofi Annan. In januari 2003 werd hij, nadat hij in oktober 2002 al een eredoctoraat van het Institute of Social Studies te 's-Gravenhage had ontvangen, tot hoogleraar theorie en praktijk van internationale ontwikkeling van dit instituut benoemd. Verder was hij vanaf juli 2004 tot juni 2007 speciaal VN-gezant voor de Darfur-regio in Sudan.
www.parlement.com/9291000/bio/01735
1.2. NevenfunctiesNevenfuncties van Pronk waren in het verleden onder meer het lidmaatschap van diverse commissies binnen de Wereldraad van Kerken, van de International Commission for the Study of Communication Problems van de UNESCO, van de Steering Committee International Foundation for Development Alternatives, van de Independant Commission on International Development Issues (Commissie-Brandt) (hiervan ook penningmeester). Van 1979 tot 1981 was Pronk buitengewoon hoogleraar internationale ontwikkeling aan het Institute of Social Studies, waar hij - zoals hierboven werd vermeld - sinds 2003 hoogleraar werd. Daarvoor was hij in 1989 nog hoogleraar op de Joop den Uyl-leerstoel aan Universiteit van Amsterdam. Verder kan nog worden genoemd Pronks lidmaatschap van het hoofdbestuur van de Nederlandse Vereniging voor de Verenigde Naties. Ten slotte maakte hij van september 1987 tot november 1989 als gedelegeerde deel uit van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (voorzitter).
Ibidem
1.3. OnderscheidingenPronk heeft tijdens zijn loopbaan diverse onderscheidingen ontvangen. Op 14 september 1977 benoemde de president van de Republiek Suriname hem tot Drager Grootlint in de Ere-orde van de Palm van Suriname. Op 28 oktober 1976 werd hij door de koning van Zweden benoemd tot Ridder Grootkruis in de Koninklijke Orde van de Poolster.
Departementsarchief code 2 / 1975-1984 / inv.nr. 2016
Op 11 april 1978 werd hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en op 10 december volgde zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. 2. Minister voor OntwikkelingssamenwerkingVoor een beschrijving van het kabinet-den Uyl zie: "Inleiding op de archieven van prof. P.H. Kooijmans", Kabinet-Den Uyl.
Voor een beschrijving van het derde kabinet-Lubbers zie: "Inleiding op de archieven van P. Dankert", Derde kabinet-Lubbers.
In het eerste kabinet-Kok (1994-1998) hadden de PvdA, de VVD en D66 zitting en daarmee was het voor het eerst sinds 1918 dat er een kabinet was geformeerd zonder een confessionele partij. Gezien de grote sociale veranderingen in de samenleving, was het thema van dit kabinet 'continuïteit, saamhorigheid en solidariteit'. Eén van die grote sociale veranderingen was de toenemende vergrijzing in Nederland en daarom waren voldoende ouderenvoorzieningen en zekerheid van financiering op de lange termijn van de Algemene Ouderdomswet belangrijke aandachtspunten van dit kabinet.
Houwaart,Van Drees tot Kok, p. 187
Een ander belangrijk aandachtspunt was de toelating en integratie van asielzoekers. Dit onderwerp werd gekoppeld aan een ander thema van het kabinet: werk. Volgens minister-president W. Kok was vertegenwoordiging van asielzoekers op de arbeidersmarkt een snelle manier om zo goed mogelijk te integreren in de Nederlandse samenleving. Tevens gaf hij hiermee het belang van werk aan voor alle autochtonen. Net als in het derde kabinet-Lubbers (1989-1994) stond het verder terugdringen van de werkeloosheid hoog op de agenda.
Ibidem
Het creëren van nieuwe banen bleek een makkelijke opgave voor het kabinet-Kok omdat Nederland een grote economische groei in deze kabinetsperiode kende. Dit zorgde niet alleen voor nieuwe banen, maar ook voor een vermindering van lasten voor bedrijven en burgers. De economische groei bracht ook de investering in grote infrastructurele projecten zoals de Hoge Snelheids Lijn (HSL), de Betuwelijn en de uitbreiding van Schiphol met zich mee.
www.parlement.com/9291000/modules/fzyd78dr
In het buitenlands beleid zou volgens Kok een "herrijking" plaatsvinden. De positie van Nederland op het internationale toneel zou, zo bleek tijdens de regeringsverklaring, in een nieuw perspectief moeten worden gebracht. Weliswaar zou er niks veranderen aan de Nederlandse bijdrage aan internationale instanties en samenwerkingsverbanden (Nederland nam deel aan VN-missies in onder meer Angola en voormalig Joegoslavië
www.parlement.com/9291000/modules/fzyd78dr
), maar de prioriteiten van het Nederlands buitenlands beleid zouden volgens het kabinet opnieuw moeten worden vastgesteld.Houwaart, Van Drees tot Kok, p.188
Pronk was begin jaren zeventig pleitbezorger voor een Nieuwe Economische Orde. Dit vertaalde zich in het streven de productie, handel, werk en welvaart wereldwijd opnieuw te verdelen. Belangrijke voorwaarde hiervoor was dat politieke en economische afhankelijkheidsrelaties werden opgeheven en de zelfstandigheid van de ontwikkelingslanden werd vergroot. Concreet uitte zich dit in drie belangrijke wijzigingen met het ontwikkelingsbeleid van Pronks voorgangers: de Nederlandse bilaterale hulp beschikbaar stellen aan landen die zelf een actieve poging deden het armoedepeil te verlagen; de voorwaarden voor Nederlandse hulp minder hard maken door een lagere rente op leningen te vragen en meer schenkingen te doen, en de invloed van het Nederlandse bedrijfsleven op de ontwikkelingshulp terugdringen.
Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, p. 274-275
In de jaren negentig kwam minister Pronk met een wijziging ten opzichte van zijn beleid uit de periode van het kabinet-Den Uyl. In de nota "Een wereld van verschil: nieuwe kaders voor ontwikkelingssamenwerking in de jaren negentig"(1990) verwerkte hij de gevolgen van de fundamentele veranderingen op het wereldtoneel in een nieuw ontwikkelingsbeleid, dat nog verder werd uitgewerkt in de vervolgnota "Een wereld in geschil: de grenzen van de ontwikkelingssamenwerking verkend"(1993). In deze tweede nota zette hij uiteen hoe de veranderingen in de internationale betrekkingen hadden geleid tot meer regionale conflicten en dat deze veranderingen voor nieuwe normen binnen de ontwikkelingssamenwerking moesten zorgen.
Deze wijziging in het ontwikkelingsbeleid kwam het duidelijkst in de ontwikkelingsrelatie met Indonesië tot uiting. Toen er in 1991 in Oost-Timor sprake was van een massamoord, werd er door minister Pronk en minister van Buitenlandse Zaken H. van den Broek besloten de toezeggingen voor nieuwe hulpprojecten op te schorten naar het jaarlijks overleg met Indonesië. In reactie hierop besloot president Soeharto echter de ontwikkelingsrelatie met Nederland te beëindigen.
Hellema e.a. 'De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken' p. 278
Bevat o.a. een handtekeningenactie van het Komitee Den Haag voor Vietnam.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2049
Beperkt openbaar B
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 B-beperking, daarna A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2073
Tot 2028 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Tevens minister van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Tevens minister van Algemene Zaken.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Vanaf 27 mei 1994: minister van Justitie.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Tevens minister van Algemene Zaken.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2072
Tot 2027 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Tevens minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Vanaf 9 juni 1993: staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2039
Niet openbaar tot 2039
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Tot 2021 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2073
Tot 2028 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Alfabetisch geordend op naam van stichting of organisatie.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2027
Niet openbaar tot 2027
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2028
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Beperkt openbaar B
Vroegere benaming van het ORET-programma: het Laag-Concessionele Leningen Programma (LCL-programma).
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Aanleiding is het verlangen van Aruba om als land binnen het Koninkrijk te blijven.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Beperkt openbaar B
Bevat persberichten, alsmede teksten van interviews en brieven.
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2026
Niet openbaar tot 2026
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2028
Niet openbaar tot 2028
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2027
Niet openbaar tot 2027
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Bevat o.a. beantwoording van kamervragen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2028
Niet openbaar tot 2028
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2028
Niet openbaar tot 2028
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Alfabetisch geordend.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2029
Niet openbaar tot 2029
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025
Niet openbaar tot 2025
Chronologisch geordend.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2070
Tot 2025 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2072
Tot 2027 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Bevat veel stukken van RS-i.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2073
Tot 2028 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Archief van de Particulier Secretaris extern (RS-e).
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2026
Beperkt openbaar A
Archief van de Particulier Secretaris intern (RS-i).
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2026
Beperkt openbaar A
Alfabetisch geordend.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2074
Tot 2029 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Archief van de Particulier Secretaris (RS-i en RS-e).