Terug naar zoekresultaten

2.03.06 Inventaris van het archief van het Ministerie van Algemene Zaken, (1932) 1937-1945

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.03.06
Inventaris van het archief van het Ministerie van Algemene Zaken, (1932) 1937-1945

Auteur

H.A.J. van Schie en H.H. Jongbloed

Versie

13-06-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1993 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Algemene Zaken [1937-1945]
Alg. Zaken 1937-1945

Periodisering

archiefvorming: 1937-1945
oudste stuk - jongste stuk: 1932-1945

Archiefbloknummer

A254

Omvang

722 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Nagenoeg alle stukken zijn. Een gering aantal stukken zijn in het, m.n. de brieven en circulaires afkomstig van de Duitse bezettingsautoriteiten. De brieven gericht aan de Duitse bezettingsautoriteiten zijn meestal tweetalig.
Nederlandstalig
Duits

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en getypte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Algemene Zaken Ministerie van Binnenlandse Zaken / Afdeling II Ministerie van Koloniën, economisch secretaris van de minister

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat de formele correspondentie van de minister-president uit de periode juli 1937 - mei 1940. Het bevat eveneens ministerraadsstukken uit die periode. De stukken uit de periode 1940-1945 zijn veelal behandeld in het College van Secretarissen-Generaal. Voorts zijn er uit de gehele periode stukken betreffende de uitvoering van het takenpakket: beheer van de hoofdstukken I, II en IIA van de Rijksbegroting, personeel van de Hoge Colleges van Staat en van het ministerie zelf, adelszaken en ridderorden. De stukken betreffende de Arbeidsdienst bevinden zich niet in dit archief.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Bij Koninklijk besluit van 3 juli 1937 S.140, ingaande 8 juli 1937, werd het Ministerie van Algemene Zaken ingesteld. De bedoeling hiervan was de minister-president, voorzitter van de ministerraad ter bevordering van de coördinatie van de werkzaamheden van de verscheidene departementen, te ontlasten van het beheer van een gewoon ministerie met daaraan verbonden administratieve arbeid. De combinatie van de functie van voorzitter van de ministerraad met die van vakminister - tot 1937 gewoonlijk die van Financiën of van Binnenlandse Zaken - bleek in de jaren dertig als gevolg van economische en politieke crises, steeds minder goed mogelijk. Door het creëren van een ministerie met een zeer beperkte taak zou de minister-president zich volledig aan de coördinatie van het regeringsbeleid kunnen wijden. ( Koninklijk besluit van 3 juli 1937, nr. 4, m.n. voordracht van de Ministerraad en rapport van de Raad van State. )
Meegespeeld zal vast ook hebben dat Colijn, die van 1933-1937 minister van Koloniën en voorzitter van de ministerraad was geweest, twee dagen voor het aantreden van zijn vierde kabinet (24 juni 1937) de leeftijd van 68 jaar had bereikt.
Naast deze coördinatie werd aan de minister-president, minister van Algemene Zaken de zorg opgedragen voor de zaken betreffende:
  1. de samenstelling en het beheer van de hoofdstukken I (Huis der Koningin), II (Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin) en, uiteraard, IIA (Departement van Algemene Zaken) van de Rijksbegroting;
  2. de voordrachten voor de benoeming van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal;
  3. de voordrachten voor de benoeming en het ontslag van de leden van de Algemene Rekenkamer;
  4. de voordrachten voor de benoeming en het ontslag van de vicevoorzitter en leden van de Raad van State;
  5. het personeel van de Staten-Generaal, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en het Kabinet der Koningin, voor zover de behandeling van deze aangelegenheid niet aan die colleges zelf is voorbehouden;
  6. de behandeling van adelszaken en wapens van publiekrechtelijke lichamen en de Hoge Raad van Adel;
  7. de ridderorden en de Kanselarij der Nederlandse Orden;
  8. de regeringsvoorlichting en de Regeringspersdienst;
Het ambtelijk (adjunct-)secretariaat van de ministerraad, dat sinds ongeveer de wisseling van de 19e op de 20e eeuw ontstaan was als een nevenfunctie van het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken, bleef bij dat ministerie. Pas in juli 1939, bij de vorming van het vijfde kabinet-Colijn, ging ook het secretariaat over naar het Ministerie van Algemene Zaken ( Brief minister van Algemene Zaken van 27 juli 1939, nr. 488, in: archief Kabinet der Koningin, exh. 28 juli 1939, nr. 30. ) . Dat was zeer tegen de zin van de ambtelijke top van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, want bij de vorming van het kabinet-De Geer heeft men - tevergeefs - gepoogd het secretariaat weer terug te krijgen. Toen in mei 1940 de koningin en de ministers naar Engeland vertrokken, bleef er van de coördinerende taak van het departement van Algemene Zaken niets meer over. Het secretariaat van het College van Secretarissen-Generaal, dat zichzelf min of meer als opvolger van de ministerraad beschouwde, werd gevoerd door een ambtenaar van het departement van Buitenlandse Zaken ( Zie archief van C.J.M. Schaepman, nummer toegang )2.05.48.05 ( . ) . Wel werd in juli 1940 de zorg voor de Opbouwdienst, waarin gedemobiliseerde, werkloze Nederlandse militairen werden opgenomen, aan het departement van Algemene Zaken opgedragen ( Verordening VO 71/1940 van de Rijkscommissaris van 30 juli 1940, ingaande 15 juli 1940. ) . In 1941 werd de Opbouwdienst omgezet in de Nederlandse Arbeidsdienst ( Verordening VO 97/1941 van de Rijkscommissaris van 23 mei 1941. ) . Als gevolg van de demobilisatie van het Nederlandse leger en de instelling van de Opbouwdienst was de controle op en de verificatie van de kostwinnersvergoedingen aan familie van de gedemobiliseerde of in krijgsgevangenschap gevoerde militairen met ingang van het vierde kwartaal van 1940 overgenomen van het departement van Defensie ( Circulaire van het Afwikkelingsbureau van het Departement van Defensie aan de burgemeesters van 17 september 1940, VIIIe Afd., Nr. 1, aangevuld bij circulaire van 24 juli 1941, Afd. C, Bur. 3 Nr. 112. Gepubliceerd in: ) Bezettingsmaatregelen , rubriek N.G. Defensie, N. Samsom N.V., Alphen aan den Rijn, 1940-1948. . Vanaf 1942 tenslotte, nadat de uitgifte van de Staatsalmanak gestaakt was, verzorgde het departement van Algemene Zaken de uitgave van de Bestuursalmanak voor het bezette Nederlandse gebied ( Zie. )
inv.nr. 37
. Pogingen om andere taken erbij te krijgen, zoals het voorstel om de behandeling van de rechtspositie van ambtenaren van Binnenlandse Zaken over te nemen, liepen op niets uit ( Zie. )
inv.nr. 7
. Daarentegen vond het voorstel om Algemene Zaken maar op te heffen eveneens geen doorgang.
In de periode 1940-1945 bestond in Londen, waar de Nederlandse regering verbleef, eveneens een Ministerie van Algemene Zaken. Dit werd op 23 februari 1945 opgeheven, waarbij de meeste taken overgingen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken ( Koninklijk besluit van 23 februari 1945, Stb. F 11. ) . De bemoeiingen met de regeringsvoorlichting en met het secretariaat van de ministerraad waren toen al ondergebracht bij het toenmalige Ministerie voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk. Toen op 8 mei 1945 het gehele Nederlandse grondgebied formeel bevrijd was, werd ook het in Nederland gevestigde departement van Algemene Zaken ontbonden geacht. ( Koninklijk besluit van 9 november 1944, Stb. E 141. )
De interne organisatie
De minister-president, minister van Algemene Zaken, Colijn beschikte bij de oprichting van het nieuwe ministerie niet direct over een eigen ambtelijk apparaat. Gedurende de eerste maanden van het bestaan van het departement bleven de ambtenaren van verschillende ministeries met administratieve werkzaamheden voor de minister-president belast. De taken, hiervoor genoemd onder de cijfers 1-5 en 7 werden verricht door ambtenaren van het Ministerie van Financiën, die vóór de instelling van het departement deze werkzaamheden ook al verrichten. De adelszaken bleven in 1937 nog administratief behandeld worden door een ambtenaar van het Ministerie van Justitie. En de Regeringspersdienst was al een afzonderlijke instelling, tot juli 1937 ressorterend onder de minister van Buitenlandse Zaken. Het secretariaat van de Ministerraad bleef, zoals hiervoor al gezegd, ondersteund door ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Pas op 1 september 1937 kwam de eerste administratief medewerkster in dienst van het ministerie in de persoon van mej. J. Oosterwijk, in de stukken doorgaans aangeduid als ‘mej. O’. Voorheen was zij werkzaam geweest bij het ministerie van Koloniën in de rang van adjunct-commies. Formeel per 1 oktober 1937 werd drs. W. Reyseger, Nederlands-Indisch ambtenaar ter beschikking en werkzaam bij het Ministerie van Koloniën benoemd tot secretaris bij het ministerie van Algemene Zaken ( Koninklijk besluit van 29 september 1937, nr. 47. ) . Reyseger, die aan de Nederlandse Handelshogeschool te Rotterdam gediplomeerd was in handels- (1924) en rekenwetenschappen (accountancy, 1926), was laat in 1932 uit Nederlands-Indië in Nederland aangekomen voor regulier verlof, maar werd op 16 juli 1933 ter beschikking gesteld van het departement van Koloniën om daar werkzaam te zijn bij het bureau Economische Zaken. Deze figuur is kennelijk ontworpen om Reyseger in staat te stellen de functie van ‘economisch secretaris’ (adviseur) van Colijn als voorzitter van de ministerraad Colijn uit te oefenen. Het crisiskabinet Colijn II was op 26 mei 1933 aangetreden, met Colijn als voorzitter van de ministerraad en minister van Koloniën. ( Willem Reyseger, ) artikel in Wikipedia Dat hij in de omstandigheden van de Grote Depressie een onderlegd econoom in zijn omgeving wenste, valt goed te plaatsen. Toen het vierde kabinet Colijn op 24 juni 1937 aantrad, nam Colijn ad interim de portefeuille Buitenlandse Zaken op zich, omdat hij er nog niet in geslaagd was de gezant te Brussel, J.A.N. Patijn, daarvoor te strikken. ( H. Langeveld, Schipper naast God, Hendrikus Colijn 1869-1944 (Amsterdam 2004) p. 260. ) Patijn trad per 1 oktober alsnog toe tot het kabinet, waardoor Colijn de portefeuille Buitenlandse Zaken aan Hem kon overdragen. Zelf behield hij het ingaande 8 juli 1937 ingestelde ministerie van Algemene Zaken. Reyseger is formeel op diezelfde 1 oktober 1937 benoemd aan AZ, nadat hij tevoren, met handhaving van zijn dienstverband bij Koloniën, tijdelijk kantoor gehouden had op BuZa, immers ad interim het departement van Colijn. Op of omstreeks 24 september 1937, toen vermoedelijk al vaststond dat Colijn de portefeuille van Buitenlandse Zaken eerdaags zou afgeven, lijkt Reyseger te zijn overgestapt naar de locatie van het ministerie van Algemene Zaken in paleis Kneuterdijk (nr. 20). ( Inv.nr. 580 ) Hij behield bij zijn overgang naar Algemene Zaken de titel secretaris en werd niet benoemd tot secretaris-generaal, want in juli was de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën, jhr. mr. A.M.C. van Asch van Wijck, al tot waarnemend secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken benoemd ( Koninklijk besluit van 12 juli 1937, nr. 74. ) Wel bediende Reyseger zich met graagte van rood potlood om zijn paraaf, aanwijzingen of commentaar op stukken aan te brengen. Traditioneel was die kleur voorbehouden aan de secretaris-generaal van een ministerie. Eén dag na de ingangsdatum van Reysegers benoeming bij Algemene Zaken, op zaterdag 2 oktober 1937, begint de registratuur van ‘zijn’ Afdeling II te lopen. ( Inv.nr. 1. ) Op 27 oktober 1937 bij ministerieel besluit nr. 20 werd de indeling van het ministerie van Algemene Zaken formeel geregeld. ( Beschikking van de minister van Algemene Zaken van 27 oktober 1937, nr. 20, Kabinet, in. )
inv.nr. 6
. Er werden twee afdelingen ingesteld, prozaïsch genaamd Afdeling I en Afdeling II. Aan Afdeling I werd de behandeling opgedragen van:
  1. de samenstelling en het beheer van de hoofdstukken I en II van de Rijksbegroting;
  2. het voorzitterschap van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal;
  3. het vicepresidentschap en het lidmaatschap van de Raad van State en van de Algemene Rekenkamer, alsmede het personeel van die colleges, voor zover de behandeling van deze aangelegenheid niet aan het college zelf is voorbehouden;
  4. adelszaken en wapens van publiekrechtelijke lichamen;
  5. ridderorden;
  6. de comptabiliteit van het ministerie;
  7. het personeel van het departement (nl. het ministerie, de Regeringspersdienst, de Hoge Raad van Adel, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet der Koningin).
Afdeling II werd belast met alle andere zaken, waaronder die betreffende het secretariaat van de Economische en Financiële Commissie uit de Ministerraad. In de praktijk kwam het erop neer dat alle financiële, personele en administratieve zaken werden behandeld bij Afdeling I, terwijl de politieke aangelegenheden door Afdeling II werden verzorgd.
Interessant is te bezien welke ambtenaren nu met deze werkzaamheden werden belast. De afdoening van zaken betreffende Afdeling I geschiedde onder rechtstreekse leiding en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal en op diens aanwijzing, in zijn hoedanigheid van secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën, door ambtenaren van de Generale Thesaurie, van de Afdeling Comptabiliteit en van de Afdeling Kabinet en Secretarie, alle van het Ministerie van Financiën. De afdoening van de stukken van Afdeling II geschiedde onder rechtstreekse leiding en verantwoordelijkheid van de secretaris, drs. W. Reyseger, en enkele toegevoegde ambtenaren. Daarvan kennen we al mej. Oosterwijk, vermelding verdient ook de aanstelling per 1 november 1937 van mr. W.H. Fockema Andreae (1909-1996) in de rang van commies. In diezelfde rang was hij voorheen werkzaam geweest bij de afdeling Consulaire en Handelszaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat Colijn tot 1 oktober 1937 had beheerd. ( Inv.nr. 102 ) Toen in juli 1939 het ministerie van Algemene Zaken het ambtelijk secretariaat van de ministerraad overnam van het ministerie van Binnenlandse Zaken, kwamen de daaraan verbonden werkzaamheden uiteraard bij Afdeling II terecht. De meidagen van 1940 hadden voor het Ministerie van Algemene Zaken ingrijpende gevolgen. Niet alleen de ministers waren naar Engeland vertrokken, maar ook de secretaris-generaal, jhr. Van Asch van Wijck. Reyseger belastte zich met de waarneming van de functie van secretaris-generaal ( Notulen College van Secretarissen-Generaal van 17 mei 1940. ) . Dit duurde evenwel niet lang, want eind mei 1940 werd de secretaris-generaal van het Departement van Buitenlandse Zaken, jhr. mr. A.M. Snouck Hurgronje door de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht in deze functie benoemd ( Besluit van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht van 29 mei 1940, Kabinet nr. 81B, in. )
inv.nr. 68
. Voor Reyseger en zijn vijf ambtenaren bleef weinig zinvol werk meer over. De werkzaamheden van Afdeling I werden zoveel mogelijk overgeheveld naar Afdeling II. Slechts de comptabiliteit werd nog door ambtenaren van het Departement van Financiën verzorgd. In plaats van een actieve rol als ambtelijke secretarie van de Ministerraad adviseerde Afdeling II de secretaris-generaal nog slechts over aangelegenheden die in het College van Secretarissen-Generaal werden besproken. In oktober 1940 werden de kamerbewaarder en de bode elders in de rijksdienst herplaatst. De beleidsmedewerker en een van de twee administratieve medewerkers verkregen eind 1941 ontslag, ingaande 1 december 1941 viel hetzelfde te beurt aan mej. Oosterwijk wegens haar huwelijk. ( Zie )
inv.nr. 102
Inmiddels was het Departement van Algemene Zaken belast met de Opbouwdienst. In deze per 15 juli 1940 opgerichte dienst waren enkele duizenden officieren en onderofficieren en enige tienduizenden gedemobiliseerde manschappen tewerkgesteld. Op departementaal niveau werd een Bureau Opbouwdienst aan het Departement van Algemene Zaken verbonden. Dit bureau behandelde de juridische en rechtspositionele aangelegenheden van de Opbouwdienst. Aan het hoofd van dit bureau stand mr. L.A. Kesper, griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Ook enkele andere ambtenaren van de Tweede Kamer waren bij dit bureau werkzaam. Bij Verordening van 23 mei 1941 werd de Opbouwdienst omgezet in de Nederlandse Arbeidsdienst. De naam van het Bureau Opbouwdienst werd dientengevolge gewijzigd in Bureau Arbeidsdienst. Aan het hoofd van dit bureau stond mr. J.D. Koster. Voorst werd bij dit Bureau Arbeidsdienst ondergebracht het Afwikkelingsbureau Opbouwdienst en het Bureau Kostwinnersvergoedingen. Van Duitse zijde werd de wens geuit de Nederlandse Arbeidsdienst zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren, zonder deze te remmen door een lijvige departementale bovenbouw. Dit leidde tot de opheffing van het Bureau Arbeidsdienst per 1 augustus 1942, waarbij de behandeling van alle aangelegenheden betreffende de Nederlandse Arbeidsdienst werden overgelaten aan de Commandant van die Dienst. Slechts de afdoening van aangelegenheden van wetgevende aard, m.n. ondertekening van verordeningen, verbleef aan de secretaris-generaal. ( Formele beschikkingen ontbreken; zie. )
inv.nr. 8
Deze opheffing van het Bureau Arbeidsdienst leidde tot een reorganisatie van het Departement van Algemene Zaken. Opnieuw werd een Afdeling I gevormd, naast de bestaande Afdeling II ( Zie,,en. )
inv.nr. 6
inv.nr. 8
inv.nr. 45
inv.nr. 112
. Deze nieuwe Afdeling I was onderverdeeld in een viertal bureaus: Bureau Algemene Zaken, Bureau Financiële Zaken, Bureau Afwikkeling Opbouwdienst en Bureau Afwikkeling Kostwinnersvergoedingen. Het Bureau Algemene Zaken was belast met de voorbereiding van adviezen van algemeenen aard en met aangelegenheden die niet tot de werkkring der andere bureaus behoorden, alsmede met de zorg voor de registratuur, index, archief, bibliotheek en documentatie. Het Bureau Financiële Zaken nam alle comptabele werkzaamheden met betrekking tot de Hoofdstukken I, II en IIA van de Rijksbegroting over van de ambtenaren van het Departement van Financiën. Het Bureau Afwikkeling Opbouwdienst was een liquidatieorgaan, waarvan de werkzaamheden geleidelijk verminderden. Het Bureau Afwikkeling Kostwinnersvergoedingen was ook bedoeld als liquidatieorgaan. Maar door het weer in krijgsgevangenschap voeren van gedemobiliseerde militairen verminderden de werkzaamheden in het geheel niet. Dit bureau voerde het Dienstplichtvergoedingsbesluit 1922 ( Koninklijk besluit van 24 februari 1922 S.86, gewijzigd bij Koninklijk besluit van 29 september 1939 S.589C. ) uit en controleerde, verifieerde en betaalde de kostwinnersvergoedingen terug aan de gemeentebesturen, welke deze aan de gezinnen van onder de wapenen zijnde, bij de Opbouwdienst werkende of in krijgsgevangenschap verkerende militairen hadden voorgeschoten. De Afdeling II tenslotte behandelde de aangelegenheden van het College van Secretarissen-Generaal en bleef belast met de organisatorische en personele aangelegenheden van de Staten-Generaal, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, het Kabinet der Koningin, de Kanselarij der Nederlandse Orden en de Hoge Raad van Adel. Ook de samenstelling van de Bestuursalmanak werd bij deze Afdeling II ondergebracht.
Deze organisatie bleef formeel in stand tot aan de bevrijding. Toen in mei 1945 duidelijk werd dat het Ministerie van Algemene Zaken te Londen was opgegaan in het Ministerie van Binnenlandse Zaken te Londen, werden ook de restanten van het Departement van Algemene Zaken te 's-Gravenhage en te Apeldoorn opgenomen in het Ministerie van Binnenlandse Zaken ( Krachtens de Koninklijk besluiten van 9 november 1944, Stb. E 141 en van 23 februari 1945, St. F 11. ) . De Afdeling II heeft feitelijk nog enige maanden gefunctioneerd als Afdeling II van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ( Dit blijkt uit de bewaard gebleven stukken uit de periode mei - september 1945. ) . Bij het vertrek van drs. W. Reyseger naar de Raad voor het Rechtsherstel in september 1945 ( Benoemd bij Koninklijk besluit van 9 augustus 1945, nr. 8. ) gingen de bemoeiingen met betrekking tot de organisatorische en personele aangelegenheden van de Hoge Colleges van Staat over op de Afdelingen Binnenlands Bestuur, Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit, en Kabinet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De secretariële en comptabele werkzaamheden van de Bureaus Algemene Zaken en Financiële Zaken kwamen terecht bij de Afdeling Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit. De afwikkeling van de Opbouwdienst kwam - via het Militair Gezag - eind 1945 ook bij Binnenlandse Zaken terecht en wel bij het Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (BANAD). Het Bureau Afwikkeling Kostwinnersvergoedingen tenslotte heeft slechts twee jaar tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken behoord. Per 1 mei 1947 werd het bureau ondergebracht bij de Centrale Accountantsdienst van het Ministerie van Financiën. ( Circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken van 13 mei 1947, U24934, Afd. A.S.C., bur. V. ) Het Ministerie was gehuisvest aan de Kneuterdijk 20. Dat was in 1937 door de koningin verkocht aan de Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij. De nieuwe eigenaar gebruikte de benedenverdieping als bijkantoor en verhuurde de rest, uitgezonderd de 'Gothische Zaal', aan het Rijk. Dat vestigde in het gebouw onderdelen van het ministerie van Financiën, dat ook het belendende Kneuterdijk in gebruik had of kreeg, en vervolgens ook het kleine ministerie van Algemene Zaken. Al op 16 mei 1940 moesten sommige van de in het gebouw gevestigde Nederlandse organen plaatsmaken voor de Duitse ‘Presse- und Propagandadienst beim Amt des Reichskommissars’. ( Zieen D.P.M. Graswinckel en H. Hardenberg, Het paleis Kneuterdijk in de loop der eeuwen, Leeuwarden 1964. )
inv.nr. 42
Eind juni verhuisden de secretaris en Afdeling II naar het Binnenhof 21 om intrek te nemen in het gebouw van de Eerste Kamer. In het kader van de decentralisatie van het overheidsapparaat, opgelegd door de Duitse instanties, moest het departementale apparaat in september 1943 verhuizen naar Boschzichtlaan 4 te Apeldoorn. ( Zie. )
inv.nr. 45
Geschiedenis van het archiefbeheer
Registratuur en ordeningsstelsel bij Afdeling I (1937-1940)
Afdeling I stond dus in het tijdvak 1937-10 mei 1940 onder leiding van de waarnemend secretaris-generaal van Algemene Zaken, in welke functie de secretaris-generaal van Financiën Van Asch van Wijck was benoemd, terwijl de werkzaamheden van die afdeling feitelijk door personeel van Financiën werd verricht. Uit de vooroorlogse periode zijn van Afdeling I geen registratiemiddelen of ordeningsplan bekend. Op inkomende stukken vindt men aanvankelijk het stempel ‘Ingekomen’ van het ministerie van Financiën, naderhand dat van Algemene Zaken zelf, maar er zijn geen sporen waarneembaar van een systematische registratie. De alomtegenwoordige paraaf van de secretaris van Afdeling II, Reyseger, doet vermoeden dat hij de stukken bestemd voor Afdeling I afzonderde of de schifting superviseerde. Een enkele maal vindt men op de stukken een registratiekenmerk (‘exhibitum’) van Afdeling II, dat dan kennelijk per abuis was aangebracht en ook weer nijver werd doorgehaald. De van Afdeling I uitgaande stukken kregen een volgnummer uit een jaarlijks herstartende nummerreeks, gevolgd door een A voor gewone en een B voor vertrouwelijke of geheime stukken. Toen na 15 mei 1940 de overgebleven werkzaamheden van Afdeling I bij Afdeling II terechtkwamen, werden de desbetreffende stukken opgenomen in de registratuur die Afdeling II sinds 1937 had gevoerd.
Registratuur en ordeningsstelsel bij Afdeling II (1937-1945)
Van Afdeling II zijn over de periode 1937-1945 wel registratiemiddelen overgeleverd. Over de bestaansperiode van het ministerie beschikken we over indicateurs. Dat zijn (correspondentie )agenda’s, registers waarin inkomende brieven werden ingeschreven onder een volgnummer uit een jaarlijks opnieuw startende nummerreeks, maar mét verwijzing naar de vindplaats van die stukken in het archief. De indicateurs van Afdeling II vermelden uiteraard volgnummer en datum van inschrijving, naam, kenmerk en datum van de afzender, inhoud en eventuele opmerkingen, ook datum en nummer van de ‘afdoening’ waarbij het betrokken ingekomen stuk naderhand was afgedaan. Zulke ‘afdoeningen’ hadden in het tijdvak 1937-1940 het karakter van een ‘verbaal’ in de zin van het verbaalstelsel dat in 1823 voor de Rijksoverheid was voorgeschreven. Een ‘verbaal’ van het ministerie van Algemene Zaken heeft de gedaante van een dubbelblads afdoeningsformulier met deels voorgedrukte en deels bijgeschreven tekst, dat als omslag dient voor de bij die afdoening afgehandelde ‘relatieven’, ingekomen stukken, interne notities en andere op dezelfde ‘zaak’ betrekking hebbende bescheiden. Het afdoeningsformulier van AZ was afgeleid van dat van Financiën, het grotere departement waarbij AZ ‘inwoonde’ en waarmee het ook de secretaris-generaal ‘deelde’. Op het voorblad van het formulier zijn voorgedrukte kaders gereserveerd voor onderscheiden documentkenmerken – ‘dagboeknr.’, ‘dossiernr.’, ‘Afdeeling’, ‘Medeparaaf’, ‘No.’, ‘Bijlagen’, ‘Behandeling ter secretarie’, voor parafen van de typist(e), collationeur en expediteur, een kader waarin naar keuze ‘bewaren’ of ‘vernietigen’ kon worden aangegeven, een kader ‘Index’, eentje voor het ‘Onderwerp’ en tenslotte, het allergrootste, een voor de inhoud. De meeste van die kaders spreken wel voor zichzelf. Het kader ‘Afdeeling’ heeft bij afdoeningen van Afdeling II uiteraard de aanduiding ‘II’. Het kader ‘bewaren/vernietigen’ is in de praktijk weinig of niet gebruikt. In het kader ‘Index’ zijn, naar de bij Financiën gebruikelijke methodiek, de volgnummers van ‘index-kopieën’ van uitgaande stukken genoteerd. Zo’n indexkopie was een extra doorslag met een (index)nummer. Indexkopieën zijn herkenbaar aan het gele papier waarop de doorslag werd aangebracht. De indexkopieën werden op (index)volgnummer in ordners geborgen. Maar omdat de ordners met indexkopieën niet bewaard gebleven zijn – slechts incidenteel wordt een individuele indexkopie aangetroffen – is de verwijzing ernaar op het afdoeningsformulier er eentje in het ledige. In het kader ‘Bijlagen’ van dat formulier konden uiteraard de bij de afdoening mee te zenden bijlagen worden aangeduid en de paraafkaders dienden uiteraard voor parafen. Het kader ‘inhoud’ diende voor het ontwerp, wijziging van de tekst van de afdoening. De voorgedrukte tekst concipieerde de afdoening als een ‘besluit’ van de minister. Dat ‘besluit’ kon inderdaad een rechtshandeling bevatten, bijvoorbeeld de formele aanstelling van een personeelslid , maar dergelijke besluiten nam de minister van Algemene Zaken maar weinig. Maar ook het laten uitgaan van een brief werd opgevat als een ‘besluit om aan [geadresseerde] te schrijven als volgt’. Was die uitgaande brief een reactie op één of meerdere ingekomen stukken, dan werden die ingekomen stukken in het afdoeningsformulier geborgen. Bij ‘initiatiefbrieven’, te verzenden brieven die geen reactie op ingekomen stukken waren, ontbreken uiteraard ingekomen stukken maar kunnen wel andere relatieven hebben, bijvoorbeeld interne aantekeningen. Een derde soort afdoening was het zgn. ‘opbergverbaal’, een op een afdoeningsformulier aangetekend besluit om ingekomen stukken op te bergen in het archief, al of niet met een aantekening over behandeling in de ministerraad en het resultaat daarvan. In de indicateurs vindt men, pal vóór de datum en volgnummer van de afdoening, aangeduid of de afdoening een brief of besluit had veroorzaakt of dat er alleen maar ingekomen stukken waren opgeborgen: het eerste wordt aangeduid met ‘min.’ van ‘minuut’ en het tweede met ‘opb.min.’ voor ‘opbergminuut’. Enkele kaders van het afdoeningsformulier verdienen aandacht. In het kader ‘dagboeknr.’ werden – indien van toepassing – de volgnummers van de ingekomen stukken die bij de betrokken afdoening werden afgedaan, genoteerd. Dat zijn dus de inschrijvingsnummers waarmee de betreffende stukken in de indicateurs waren genoteerd. Ook op de ingekomen stukken zelf werden die nummers aangebracht als het ‘exhibitum-kenmerk’. Dat werd gevormd door een stempelafdruk in rood met de afkorting ‘Exh. [datum] No. …’ waarbij ‘Exh.’ betekent ‘Exhibitum’, dat wil zeggen ‘vertoond’. [datum] staat voor de inschrijvingsdatum die met het stempel werd aangebracht. … staat voor het volgnummer van inschrijving in de indicateur (‘dagboeknr’.’ op het afdoeningsformulier) dat in handschrift aan het stempel werd toegevoegd. In het kader ‘No.’ van het afdoeningsformulier werd het volgnummer van de afdoeningen genoteerd, met nummers uit een eigen reeks, die dus losstond van de inschrijvingsnummers (‘dagboeknr.’). Veelal werd in het kader ‘No.’ niet alleen het afdoeningsnummer maar ook de datum van de afdoening bijgeschreven, hoewel dat niet door voorgedrukte tekst werd gevorderd. Data en volgnummers van de afdoeningen werden ook overgenomen in de indicateurs (inv.nrs. 1-3), en wel geheel rechts op de rectopagina’s. Ook op de met een afdoening afgehandelde ingekomen stukken werd het afdoeningskenmerk aangebracht door een stempel in zwarte inkt met ‘Nader [datum] No. …’ waarbij [datum] de afdoeningsdatum geeft en bij … het afdoeningsnummer met de hand werd bijgeschreven. Het kader ‘dossiernr.’ van het afdoeningsformulier verwijst vervolgens naar de ‘verbaalreeks’ waarin het betrokken verbaal werd opgeborgen. Zo’n dossiernummer bestaat uit een Romeins getal I t/m XII, gevolgd door een hooggeschreven subnummer in arabische cijfers, dus bijvoorbeeld VIII4. Dezelfde codes werden overgenomen in de indicateurs. Vanaf III t/m XII corresponderen deze getallen overduidelijk met de hoofdstukken van de Rijksbegroting:
  • III Ministerie van Buitenlandse Zaken
  • IV Ministerie van Justitie
  • V Ministerie van Binnenlandse Zaken
  • VI Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
  • VII Ministerie van Financiën
  • VIII Ministerie van Defensie
  • IX Ministerie van Waterstaat
  • X Ministerie van Economische Zaken
  • XI Ministerie van Sociale Zaken
  • XII Ministerie van Koloniën
De methode van archiefordening naar hoofdstukken van de Rijksbegroting had Reyseger vanaf 1933 ook al toegepast in zijn archiefvorming als ‘economisch secretaris’ van Colijn, zij het toen nog zonder de subnummering. Deze praktijk heeft hij waarschijnlijk ontleend aan de gebruiken bij het ministerie van Koloniën, waar sinds 1 juli 1921 de toegangen op het verbaalarchief afdelingsgewijs werden verzorgd nadat in 1917 het ministerie in afdelingen was ingericht op basis van de hoofdstukken van de Indische begroting. ( NL-HaNA 2.10.36.04 inleiding. ) Van enigerlei registratuur is in Reysegers archief over het tijdvak 1933-1937 niets gebleken. In de rubrieken I en II is de parallellie van de archiefordening bij Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken met de Rijksbegroting minder duidelijk. Hoofdstuk I van de Rijksbegroting is immers traditioneel bestemd voor het Koninklijk Huis. In de verbalen van Algemene Zaken vinden we inderdaad aangelegenheden betreffende dat Huis in de verbaalreeks I gerangschikt, maar ook andere, zoals de vervaardiging van een ‘Jaarboek voor Nederland’. Hoofdstuk II van de Rijksbegroting is traditioneel het hoofdstuk voor de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin, terwijl vanaf de instelling van AZ in 1937 voor dat ministerie hoofdstuk IIA werd ingeruimd. Verbaalreeksen met code ‘IIA’ zijn in het archief van Afdeling II niet aangetroffen. Stukken betreffende het ministerie van Algemene Zaken, de ministerraad en vaste commissies uit die raad alsmede stukken betreffende het verkeer met de Staten-Generaal vinden we in verbaalreeksen met de code II, zo goed als verbalen betreffende de Nederlandse vlag en andere onderwerpen die blijkbaar als ‘algemene zaak’ werden opgevat. Dezelfde suggestie spreekt uit het opschrift van de omslag, waarin een deel van de stukken die op 15 mei 1940 nog niet waren afgedaan, werden aangetroffen: dat omslag voert als opschrift ‘I, II, IIA Algemeen’, wat enigszins de indruk wekt dat I, II en IIA rubrieken waren voor meer ‘algemene’ zaken – wat daarvan ook de definitie geweest mag zijn. Naar gelang de behoefte werden de hoofdcategorieën met Romeinse cijfers (getallen) van de archiefordening verder onderverdeeld in deelreeksen aangeduid met hooggeschreven getallen in arabische cijfers. Om technische redenen worden die hier steeds weergegeven met romeinse getal, liggend streepje en arabisch getal, dus bijvoorbeeld VIII-5. In elke hoofdcategorie werd de deelreeks met arabische getal ‘1’, dus bijvoorbeeld VIII-1, gereserveerd voor ‘Diversen’. Over de periode 10 oktober 1939 tot en met 4 mei 1942 is ook een register van afdoeningen van Afdeling II aanwezig. ( Inv.nr. 4. ) Aan te nemen valt dat één of meerdere van zulke registers al vanaf oktober 1937 zijn gevoerd, maar dat/die is/zijn niet bewaard gebleven. Het ene wel bewaarde register vermeldt in volgorde van de afdoeningsnummers: afdoeningsdatum, inhoudsomschrijving, geadresseerden van de verzonden brieven en besluiten en tenslotte de aanduiding van de verbaalreeks (het ‘dossier’) waarin de afdoening is afgelegd in de vorm van Romeins getal met hooggeschreven arabisch getal zoals daarnet beschreven. ( Ter weerszijden van de binding van de registerbladen vindt men twee smalle kolommen met nummers waarvan de betekenis niet is opgehelderd. Iets rechts van het midden van de rechterpagina bevinden zich kolommen met de titel ‘aan Heer H.’ en ‘terug’, waarvan de laatste niet gebruikt is. Met ‘heer H.’ is zonder twijfel bedoeld G.P. Hoekman, hoofd van de afdeling Ambtenarenzaken van het ministerie van Binnenlandse Zaken. ) In gevallen waarin de indicateur spreekt van ‘opbergminuut’, hanteert het register van afdoeningen de term ‘opbergverbaal’. Alleen voor de korte periode tot ongeveer medio 1940 heeft dit register van afdoeningen nog enige functie, omdat tot die tijd althans een deel van die dossiers-met-codes intact gebleven en hervindbaar is, daarna niet meer. Wie na het voorgaande zou denken dat het archiefsysteem van Afdeling II uit de periode 1937-1940 een hecht en doordacht stelsel was waarmee het archief eenvoudig te raadplegen is, komt helaas bedrogen uit. Is het fenomeen van de ‘opbergminuten’ (‘opbergverbalen’) nog op te vatten als ‘bureaucratische werkverschaffing’, lastiger wordt het met het ‘deponeren’ van stukken. ‘Gedeponeerd’ werden in de indicateurs ingeboekte ingekomen stukken waaraan blijkbaar geen afdoening, zelfs geen ‘opbergverbaal’, werd besteed. In de indicateurs vindt men daarbij dan geen afdoeningsdatum en -nummer maar enkel de aanduiding ‘deponeeren’. Doorgaans is wél een dossiercode aanwezig. Zulke gedeponeerden werden wel in de verbaalreeksen geborgen, maar zonder zelf tot een verbaal te zijn gebracht. Waarop het verschil in behandeling tussen de afdoening bij ‘opbergminuut’ (‘opbergverbaal’) en die per ‘deponering’ heeft berust, is niet gedocumenteerd. Daarmee zijn we er nog niet, want aanmerkelijke hoeveelheden stukken werden in het geheel niet geregistreerd maar bleven wél bewaard. Dat betrof aan de voorzitter van de ministerraad ge-richte ‘moties en rekesten’ van individuen of maatschappelijke organisaties, toezending van publicaties, verzoeken om hulp, steun, interventie of audiëntie, adhesiebetuigingen, geschriften betref-fende geloof en overtuiging, uitingen van kennelijk verwarde geesten of manifeste querulanten. Colijn liet de afdoening van dit type post veelal over aan zijn secretaris Reyseger, die de reacties zonder verzenderskennerk (nummer) liet uitgaan en doorslagen ervan bewaarde. We komen dit type correspondentie tegen in chronologisch ingerichte bundels, in onderwerpsgewijs ingerichte bundels en in de verbaalreeksen, uiteraard met name in de eerste subgroep daarvan, ‘Diversen’. Ook correspondentie van de voorzitter van de ministerraad met andere ministers, althans som-mige post van het Kabinet der Koningin, brieven afkomstig van bekende of grote namen uit alle sectoren van handel en nijverheid hier te lande of daarbuiten en de inkomende stukken die voor de ministerraad geagendeerd waren, brachten het niet tot registratie. Men komt sommige tegen in chronologisch gevormde bundels, andere in onderwerpsgewijze bundels en nog weer andere ver-mengd in de verbaalreeksen. Zelfs kan het voorkomen dat een niet geregistreerd ingekomen stuk toch bij een formele afdoening met afdoeningsformulier en -nummer is afgedaan. ( Zie noot 53. ) De indruk bestaat dat althans een deel van dit ongeregistreerde documentverkeer in een bundelssysteem werd gevat, dat vermoedelijk althans deels weer naar de hoofdstukken van de Rijksbegroting, overwegend dus naar de respectieve ministeries, waren ingericht maar nu dan zonder dossiercodes van ro-meinse en hooggeschreven arabische cijfers. Op deze bundelvorming duiden de veelvuldig voor-komende handschrift-aantekeningen beginnend met ‘bu.’ gevolgd door de naam van een ministerie, waarbij ‘bu.’ dan lijkt te staan voor ‘bundel’. Zekerheid of we het daarmee bij het rechte eind heb-ben is niet te geven. Ook zijn zulke ‘bu’-aanduidingen gevonden zonder naam van een ministerie, maar bijvoorbeeld met de aanduiding ‘Algemeen’. Samenvattend: de registratuur en het ordeningsstelsel van Afdeling II brachten maar een deel van het totale documentverkeer in beeld. Volgens welke criteria sommige stukken wel en andere niet ingeboekt werden en volgens welke criteria het onderscheid in afdoeningen (‘verbalen’, ‘op-bergverbalen’, ‘deponering’, secretarisbriefjes of helemaal geen vorm van afdoening) is ontstaan, is niet gedocumenteerd en op z’n allerbest alleen nog met grote moeite te reconstrueren. De archiefstukken uit de periode juni 1940 - september 1945 waren voor het grootste gedeelte chronologisch geordend. Daarnaast waren er evenwel een aantal bundels gevormd. Naast het gewone archief van de afdelingen I (1937-1940) en II (1937-1945) zijn er ook een afzonderlijke archie-ven gevormd door de Bureaus Opbouwdienst en Arbeidsdienst en door de Afdeling I (1942-1945). De archiefbescheiden van de Bureaus Opbouwdienst en Arbeidsdienst zijn gemakkelijk herkenbaar aan de kleur van het papier van de minuten van uitgaande stukken: die was bij de Opbouwdienst roze en bij de Arbeidsdienst lichtblauw. Over de periode 17 mei 1940 t/m 29 oktober 1941 bestaat er voor het ministerie-archief een alfabetische klapper op trefwoorden, die aan de ingekomen stukken werden ontleend. De klapper geeft verwijzingen naar het volgnummer van de inschrijving (‘exhibitum’) van die stukken. Doordat de onderhavige ingekomen stukken niet meer op het inschrijvingsnummer zijn geborgen, maar volgens een aan de ACCO-code ontleende systematiek, is de klapper nutteloos geworden.
Het vooroorlogs archief van Afdeling II en zijn aankleef in de jaren 1940-1945
Aan te nemen valt dat toen het ministerie van AZ in 1940 naar het Binnenhof verhuisde, het vooroorlogse archief is meegegaan. Maar ook ander materiaal is toen meegekomen. Dat betreft in de eerste plaats het archief van Reyseger als ambtenaar van het ministerie van Koloniën belast met de functie van ‘economisch secretaris’ van Colijn, vanaf 16 juli 1933 totdat Colijn per 1 oktober 1937 alleen nog de portefeuille Algemene Zaken beheerde.
Ook het archief van het secretariaat van de ministerraad en zijn voorzitter vanaf 1871 tot 27 juli 1939 raakte verkleefd met dat van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken, toen dat secretariaat overgebracht werd naar dat ministerie. Bij proces-verbaal van 9 mei 1946 heeft Reyseger dit materiaal plus de voortzetting tot mei 1940 door zijn eigen Afdeling II overgedragen aan het hoofd Post- en Archiefzaken van het uit Londen overgekomen ministerie van Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk (AOK). ( Zie het proces-verbaal van overdracht door Reyseger aan AOK in NL-HaNA 2.03.01 inv.nr. 5079. ) Bij AOK waren toen namelijk de ambtenaren werkzaam die krachtens besluit van de Ministerraad van 10 april 1945 de verslaglegging van de raadsvergaderingen verzorgden. Dat was een afwijking van het vigerende Reglement van Orde voor de Raad van Ministers, dat voorschreef dat een minister als secretaris fungeerde en het verslag behoorde te maken. De ambtelijk secretaris van de ministerraad werd geformaliseerd bij het nieuwe Reglement van Orde van november 1945. ( NL-HaNA 2.02.05.02 inv.nr. 243 p. 241, 2.03.01 inv.nrs 3, 161, 5079; KB van 10 november 1945 Stb. F270. )
Aangetroffen werden tevens bescheiden betreffende vooroorlogse Belastingcommissies en -kwesties, dus uit het werkgebied van het ministerie van Financiën. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze stukken afkomstig geweest van de secretaris-generaal van Financiën Van Asch van Wijck. Die was in 1937 immers ook waarnemend secretaris-generaal van AZ geworden en in datzelfde jaar werd hij bij Financiën ad interim belast met de functie van Directeur-Generaal der Belastingen. Al die functies liet hij achter toen hij in de meidagen van 1940 op aandrang van de minister van Financiën en voorzitter van de ministerraad De Geer naar Engeland uitweek. Daar is Van Asch in 1945 overleden.
Ook het secretariaatsarchief van de Interdepartementale Commissie Economische Verdedigingsvoorbereiding (ICEVV) is bij Afdeling II gedeponeerd. Deze Commissie was ingesteld bij besluit van de voorzitter van de Raad van Ministers van 3 april 1936 no. 89 Kab. M.R. om alle noodzakelijke maatregelen voor te bereiden ter voorziening in de behoeften van de bevolking ten tijde van mobilisatie of oorlog. Naar zijn voorzitter P.H. Sluyter, hoofdofficier van administratie 1e klasse, hoofdintendant van de Zeemacht en werkzaam bij de IIe afdeling A (Marinestaf) van het departement van Defensie, heette de commissie ook wel Commissie Sluyter. Bij het instellingsbesluit werd 1e lt. der artillerie P.J. van den Burg, gedetacheerd onder de bevelen van de Hoofdintendant en al spoedig bevorderd tot kapitein-intendant, tot secretaris van de ICEVV benoemd. ( Inv.nr. 471, zie ook NL-HaNA 2.13.68.06 inv.nr. 159 sub 1. ) Het instellingsbesluit van 1936 is bij besluit van de voorzitter van de ministerraad van 19 aug 1938 no. 353 Kab. M.R. ingetrokken en vervangen door een nieuw. De taak van de ICEVV werd daarin omschreven als ‘de regering van advies te dienen, op aanvraag dan wel eigener beweging, terzake van de economische verdedigingsvoorberbeiding’. Sluyter bleef voorzitter, Van den Burg secretaris. ( NL-HaNA 2.13.68.06 inv.nr. 159 sub 1.sub 10/7. ) Deze herinstelling heeft stellig samengehangen met de vorming van de Ministeriële Commissie Defensie-aangelegenheden (MCDa). Die was voor het eerst bijeengekomen op 11 januari 1938 en bestond toen uit de ministers van AZ, tevens voorzitter, Defensie en Economische Zaken – later trad de minister van Financiën eveneens toe tot de commissie. De functie van de MCDa was om op ministerieel niveau, maar zonder de voltallige MR daarmee te belasten, ten aanzien van de aanbevelingen van de ICEVV te beslissen welke daarvan aan de uitvoeringsorganen zouden worden opgedragen. In die eerste vergadering fungeerde de commies bij Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken, mr. W.H. Fockema Andreae, als secretaris van de MCDa. Het ministerie van Defensie achtte zich echter het aangewezen departement om de secretaris van de MCDa te leveren. Daarover ontstond een impasse die Fockema doorbrak door zijn plaats ter beschikking te stellen. ( NL-HaNA 2.02.05.02 inv.nr. 7639. ) Daarop werd de secretaris van de ICEVV, kapitein-intendant Ph.J. van den Burg, aangewezen als secretaris ook van de MCDa. Toen Van den Burg najaar 1939 als gevolg van de mobilisatie het secretariaat moest neerleggen, werd de waarneming van de secretariaten van ICEVV en MCDa per 1 januari 1940 opgedragen aan Fockema Andreae, inmiddels gemobiliseerd reserve eerste luitenant. Beide secretariaten werden toen gevestigd bij het ministerie van AZ. ( NL-HaNA 2.13.68.06 inv.nr. 172 sub 1 (AZ 29 dec. 1939 Afdeling II nr. 941). ) Ingaande 1 mei 1940 werd de ICEVV opgeheven. ( NL-HaNA 2.13.68.06 inv.nr. 173 sub 57. ) De MCDa zal toen ook zijn werk gestaakt hebben, maar de beëindiging van de werkzaamheden van dit lichaam lijkt even informeel te zijn verlopen als de aanvang. Over de afwikkeling van de ICEVV handelde een brief van Fockema aan Reyseger van 21 maart 1940, waarop Reyseger op 29 maart bij ongenummerde brief antwoordde, dat zijns inziens ‘de archieven’ het best bij AZ bewaard konden blijven: ‘Men heeft daardoor alles bijeen, en ten slotte weet men niet, wat er in de toekomst weer gaat gebeuren. (..) Zooals gezegd, lijkt het mij beter, om de zaak bij elkaar te houden. (..) Bedacht moet worden, dat het Secretariaat van de Ministerieele Commissie voor Defensie-aangelegenheden op Algemeene Zaken gevestigd is’. Voor de overbrenging van de archieven kon Fockema Andreae zich in verbinding stellen met mej. Oosterwijk. ( Inv.nr. 470, bundel met afdoeningsnummer 271; zie ook NL-HaNA 2.13.68.06 inv.nr. 173 sub 65. )
Wat er bij de verhuizing in september 1943 van AZ naar Apeldoorn aan archief meegegaan en wat in Den Haag achtergebleven is, onttrekt zich aan onze waarneming.
Verstrooiing na 1945
Na de opheffing van het Ministerie van Algemene Zaken in 1945 is het archief uit de oorlogstijd grotendeels bij het ministerie van Binnenlandse Zaken terecht gekomen. Dat heeft al vrij vroeg de stukken betreffende de Opbouwdienst en de Arbeidsdienst overgebracht naar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. De stukken betreffende de afwikkeling der kostwinnersvergoedingen zijn in 1947 naar het ministerie van Financiën verhuisd. In 1954 is een geringe hoeveelheid stukken uit de periode 1937-1940 overgedragen aan het (tweede) ministerie van Algemene Zaken, opgericht in 1947, ter aanvulling van het archief van de ministerraad. Ze zijn herkenbaar aan een UDC-codering in de rechter bovenhoek van de stukken, met potlood aangebracht. ( Die UDC-code is nog in 1946 bij het archief van het ministerie van Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk (AOK, 1942-1946) ingevoerd. ) Het vooroorlogse archief van Afdeling II heeft secretaris Reyseger na de bevrijding meegenomen naar zijn nieuwe werkplek bij de Raad voor het Rechtsherstel. Daar verbleef het nog toen Reyseger al bij de Stichting Reactor Centrum Nederland werkzaam was geworden. Het archief omvatte toen ook de in het voorgaande al genoemde aankleef, met uitzondering van het archief van de ministerraad 1871-1940 dat Reyseger in 1946 immers al had overgedragen aan het ministerie van AOK. Nog net in en vervolgens na de oorlogsjaren zijn daarentegen nieuwe andere archieven of fragmenten daarvan toegevoegd. Dat betrof archief van Reyseger in zijn kwaliteit als secretaris van het Nood-Comité Den Haag, dat sinds maart 1945 trachtte de nijpende voedselnood in de stad enigszins te lenigen. Verder werden aangetroffen vergaderdossiers van P.S. Gerbrandy als (vice )voorzitter van het Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Rechtsherstel uit 1950 en 1951, waar Reyseger toentertijd secretaris was. En tenslotte werden bescheiden aangetroffen van Reyseger als secretaris van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, waarvan Gerbrandy sinds de oprichting in 1946 het kopstuk was geworden. Reyseger was mede-oprichter geweest en nam de functie van secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur op zich. Of Reyseger het onder hem berustende vooroorlogse archief van ‘zijn’ Afdeling II van het ‘eerste’ ministerie van AZ ooit bij AOK of het ‘tweede’ ministerie van Algemene Zaken (1947) heeft aangeboden, is onbekend, maar uit de al genoemde aantekening van 1957 blijkt dat het toen nog bij de Raad voor het Rechtsherstel verbleef, maar daar wel weg moest. ( Nationaal Archief, archief van de Raad voor het Rechtsherstel, Secretariaat, in bewerking, voorlopig inv.nr. 52, circulaire van 21 maart 1957 van de secretaris- generaal van het ministerie van Justitie aan alle onder dat ministerie ressorterende organen om opgave van beschikbare archiefruimte, waarop bij de Raad voor het Rechtsherstel is bijgeschreven: ‘Het AZ-archief van Hr. Reyseger niet meerekenen, dat moet eerstdaags verdwijnen’. Reyseger was in augustus 1945 als secretaris werkzaam geworden bij de Raad voor het Rechtsherstel om per 1 oktober 1955 secretaris-generaal te worden van de Stichting Reactor Centrum Nederland te Petten. ) Dit archief van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken met zijn bijgeplaatste archiefdelen is nog in of anders na 1957 vermoedelijk ondergebracht bij de Abraham Kuyperstichting, gevestigd in het Kuyperhuis in Den Haag, denkelijk vanwege de omstandigheid dat het in meerderheid betrekking had op het vierde en vijfde kabinet Colijn (1937-1939 en 1939). Goed voorstelbaar is dat oud-premier Gerbrandy in die overgang naar de Kuyperstichting een rol in heeft gespeeld: hij en Reyseger kenden elkaar immers uit de Raad voor het Rechtsherstel en uit het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid. Na de oprichting in 1971 van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDCNP), gehuisvest binnen de VU, heeft de Kuyperstichting successievelijk de verzamelde archieven van en over protestantse voormannen naar het HDCNP afgestoten, daaronder ook het ‘Reyseger’-conglomeraat. ( De inventaris van het archief van de Doctor Abraham Kuyper Stichting (collecties 276, 305, 326, 369, Amsterdam (HDCNP) 2008, geeft geen aanknopingspunten voor nader onderzoek naar de verwerving van het Reyseger-conglomeraat. Wel blijkt dat onder collectie nummer 305 in doos 6 (p. 30 van de toegang) een eenheid is achtergebleven van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, vergelijkbaar met eenheden die in 2014-2015 in het Reyseger-conglomeraat zijn aangetroffen. ) Eerste directeur van het HDCNP werd dr. G. Puchinger (1921-1999). Deze was in 1969 gepromoveerd op het eerste deel van zijn trilogie Colijn en het einde van de coalitie, waarvoor hij naar eigen zeggen het onderzoek aanvankelijk had verricht in het Kuyperhuis. ( G. Puchinger, Colijn en het einde van de coalitie, deel I (Kampen 1969) p. 2. ) Het tweede deel verscheen in 1980 en het laatste in 1993, zeven jaar na Puchingers pensionering. ( G. Puchinger, Colijn en het einde van de coalitie, deel II (Kampen 1980) en III (Leiden 1993). ) In dat slotdeel heeft hij uitgebreid gebruik gemaakt van (onder andere) het archief van Algemene Zaken. ( Puchinger, Colijn III, verwijzingen naar ‘Archief Algemene Zaken’ op p. 609 e.v. in noten 12-13, 21, p. 648 e.v. noten 5, 24, 47-48, p. 668 e.v. noten 16-17, 22-23, p. 694 e.v. noten 5-6, 10, 12-13, 15, p. 720 e.v. noten 12, 15, 31-32, p. 753 e.v. noten 1, 5, 7-8, 15, 17, 20, p. 825 e.v. noten 6-7. ) Dat het leeuwendeel van het vooroorlogse archief van Afdeling II van het ‘eerste’ ministerie van Algemene Zaken (1937-1945) door deze toedracht langdurig aan het zicht onttrokken is geweest, heeft Puchinger welbewust bevorderd doordat hij rondweg ontkende (en door zijn medewerkers liet ontkennen) dat het bij het HDCNP voorhanden was – zo in de jaren 1980 jegens een archivaris van het Algemeen Rijksarchief. Zijn beweegreden zal zijn geweest dat hij verzekerd wilde blijven van de primeur van het gebruik ervan. In de jaren 2010-2012 zijn de bij het HDCNP berustende tien bestanden en archieven afkomstig van of betrekking hebbend op Colijn opnieuw bewerkt. Resultaat daarvan was een meerdelige ‘plaatsingslijst van de collecties betreffende H. Colijn’, betrekking hebbend op negen afzonderlijke bestanden. ( E.M. Jansen, M.E. Houtekamer en K.D. Houniet, ‘Plaatsingslijst van de collecties betreffende H. Colijn, levensjaren 1869-1944 (1872-2012)’, HDCNP collectienummer 054, Amsterdam januari 2013. ) M.E. (Erin) Jansen heeft bij die bewerking ook een beperkt deel van het tiende Colijn-bestand, het ‘Reyseger’-conglomeraat ofwel ‘Ministerieel archief Colijn’, onder handen gehad. Gaandeweg ontstond daarbij het beeld dat dat materiaal veeleer bij het Nationaal Archief thuishoorde, waarheen het vervolgens is afgestoten. Bij de bewerking van dit materiaal bij het Nationaal Archief zijn, behalve van partiële bewerking van Erin Jansen waarvan een verslagje werd meegeleverd, ( Het met het archiefmateriaal meegekomen verslagje van Erin Jansen bevatte o.a. de volgende zinsneden: ‘Veel stukken Reyseger en Colijn lopen door elkaar heen, moeilijk te onderscheiden, daarom stukken te maken met Reyseger bij stukken van Colijn gehouden. [...] Rubriek Algemene zaken bevat afdeling II van het departement van algemene zaken, verdeeld volgens de verschillende departementen waarbij de behandelde onderwerpen behoorden.’ ) sporen aangetroffen van vermoedelijk twee eerdere, ongedocumenteerde bewerkingen uit de HDCNP-tijd zijn. W. Berkelaar heeft in 1993 ruim een half jaar aan het archief gewerkt en in die tijd ‘een beschrijving van veel omslagen kunnen maken en het archief van de grote hoeveelheid gedrukte stukken kunnen ontdoen’. ( Jansen e.a., ‘Plaatsingslijst Colijn’ 2013 p. 3. Althans sommige aanbiedingsbrieven lijkt Berkelaar bewaard te hebben: inv.nr. 589. ) Naar het zich laat aanzien heeft ook Puchinger ingrepen in het archief verricht. Dat is althans de suggestie die uitgaat van een bundel die in de oorspronkelijke ordening dossiercode VII-1 en de titel ‘9-mannen’ voerde en waarbij op het bewaard gebleven oorspronkelijke omslag volgens de gewoonte van Afdeling II de kenmerken van daarin geborgen afdoeningen (in dit geval één) en ‘gedeponeerde exhibita’ (ook één) waren aangetekend. De overige stukken in de omslag voeren geen registratiekenmerken van Algemene Zaken. Puchinger heeft deze eenheid in een na-oorlogs omslag gestoken en daarop in zijn handschrift aangebracht: [doorgehaald: ‘Vierde kabinet’ waarboven bijgeschreven ‘Archief’]‘-Colijn’, ‘Negenmannen’, ‘1938 Nov. Dec.’ en ‘Deze stukken Bijeen houden’. ( Inv.nr. 443, waarin behalve de geregistreerde stukken ook tal van niet geregistreerde zich bevinden. De daarin aanwezige afdoening Van 30 november 1938 nr. 747, in optima forma opgemaakt op een afdoeningsformulier, behelst opmerkelijk genoeg een reactie op een ingekomen stuk dat bij binnenkomst niet is ingeschreven in de indicateur maar pas bij de afdoening een ‘Nader’ stempel heeft meegekregen. ) Deze eenheid heeft hij ondergebracht in een reeks ‘maandmappen’ van november 1937 tot september 1939 – over mei-juli 1939 zelfs mappen per halve maand en over juli-september 1939 nog een ‘restmap’ – met Puchingers opschrift [doorgehaald: ‘Vierde kabinet’ waarboven bijgeschreven ‘Archief’]‘-Colijn’ en het tijdvak. Daarin bevinden zich stukken van allerlei aard en herkomst in een chronologische opvolging. ( Inv.nr. 343-364. Een deel van deze roze ‘Puchingermappen’ is later door Berkelaar vervangen door nieuwe crème-kleurige met overname van Puchingers opschriften. ) Ettelijke malen is vastgesteld dat daarin uiteengenomen ‘verbalen’ waren ondergebracht, waarbij de ‘relatieven’ en het afdoeningsformulier ieder op zijn eigen datum in de mappen waren geordend. De omslag over de ‘Negenmannen’ is zonder de geringste twijfel de basis geweest voor Puchingers daarover handelende passages. ( Puchinger Colijn III p. 709-714. ) Dan ontstaat het vermoeden dat ook de andere chronologisch ingerichte maandmappen door hem zijn gevormd als basis voor andere hoofdstukken of delen van zijn tekst. Steekproeven lijken dat te bevestigen. ( De brief van 5 oktober 1938 van minister De Wilde aan Colijn, afgedrukt Puchinger, Colijn III p. 701-702, de brief van minister Romme aan Colijn van 26 oktober 1938 met als bijlage de tekst van een op 29 oktober te houden rede, genoemd Puchinger Colijn III p. 703 en de brief van De Wilde aan Colijn van 30 oktober 1938 uitgeschreven Puchinger Colijn III p. 704-707 bevinden zich alle drie in Puchingers map ‘oktober 1938’, thans inv.nr. 619. ) Deze reeks ‘maandmappen’ werd aangetroffen na een reeks ‘vergaderdossiers’ op datum van vergaderingen van de ministerraad vanaf 6 juli 1937 tot en met 25 oktober 1937, met per vergadering de agenda, een deel van de daarop voorkomende vergaderstukken en niet geagendeerde stukken, veelal nog in de oorspronkelijke omslagen. Vermoedelijk zijn dit de vergaderdossiers waarmee Colijn (of incidenteel zijn plaatsvervanger) werd toegerust voor de raadsvergaderingen. ( Inv.nrs. 590-607. Te bedenken valt dat de (fungerend) voorzitter van de ministerraad de ‘mededelingen’ , doorgaans het tweede agendapunt, verzorgde en daarbij stukken in bespreking kon brengen die niet op de agenda prijkten. ) Dan rijst de vraag of Puchinger wellicht vanaf november 1937 deze oorspronkelijke ‘vergaderingsdossiers’ heeft uitgebreid tot de eerder genoemde ‘maandmappen’ als basis voor zijn boektekst. De omstandigheid dat Puchinger in zijn derde deel nu eens verwijst naar ‘Archief Algemene Zaken’ ( Zie noot 49. ) en dan weer naar ‘Archief Colijn’, ( Puchinger Colijn III p. 565 n. 23 (de brief thans in inv.nr. 580), n. 26, p. 579 e.v. n. 1 (brieven van De Wilde aan Colijn 30 juli en 3 augustus, genoemd op p. 574-575, thans in inv.nr. 580), n. 4-9, 11 en 12, p. 588 e.v. n. 1, 3-8 en zo verder in de annotaties. ) maar stelselmatig zonder het bestanddeel te specificeren waarin de individuele stukken zich bevonden waarop hij zich beriep noch ook de kenmerken van individuele stukken te vermelden, maakt de opsporing van die stukken uitermate moeizaam en omslachtig en verhindert daardoor al te stellige uitspraken over wat Puchinger wellicht met de hem ter beschikking staande bescheiden heeft gedaan. Voor een verantwoording van archivalische bronnen was in zijn drieluik – met resp. 602, 922 en 1134 pagina’s voor een studie met een ‘inleidend karakter’ – geen ruimte. Puchinger was van huis uit dan ook filosoof, geen historicus of archivaris. ( Puchinger Colijn I p. 2, 6. )
Verwerving door het Nationaal Archief
De inv.nrs. 1-309 zijn krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht. In 1982 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken het gedeelte van het archief dat daar toen nog berustte aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen. ( NL-HaNA 2.14.04 inv.nr. 169. ) Het had een omvang van twee strekkende meter. Een betrekkelijk geringe hoeveelheid stukken (vier dozen in totaal) is naderhand nog aangetroffen in de archieven van de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken, Financiën en, zoals eerder aangegeven, van de Ministerraad. Deze stukken zijn alle bij het hoofdarchief gevoegd. Nadat in 1986 met de inventarisatie was begonnen, heeft deze van 1987 tot 1992 praktisch stil gelegen, in de verwachting dat nog de nodige stukken tevoorschijn zouden komen. Dat bleek niet het geval te zijn, zodat de inventarisatie in 1993 voorlopig werd afgerond.
De bescheiden in inv.nrs. 310 en hoger zijn krachtens privaatrechtelijke overeenkomsten van schenking verworven.
In 1999 is een kleine hoeveelheid stukken ontvangen uit de nalatenschap van dr. G. Puchinger, welke stukken hij, naar toen verluidde, ten gebruike had ontvangen van drs. W. Reyseger. Deze stukken hadden een omvang van 0,2 meter en hebben thans de inventarisnummers 310-322. In 2013, met een ‘nadrup’ in 2015, is het vooroorlogse archief van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken met de aankleef door het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDCNP) aan het Nationaal Archief afgestaan. Het stond toen bij het HDCNP bekend onder de titel ‘Ministerieel archief Colijn’, maar onbekend is wanneer deze naam aan het archief gehecht is.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Aanwinst 1982
Het archief bevat de correspondentie van de minister-president als voorzitter van de ministerraad uit de periode 1937-1940. Vooral voor de periode juli 1939 - mei 1940 is het archief van belang, omdat het Ministerie van Algemene Zaken gedurende deze maanden fungeerde als secretariaat van de Ministerraad. Voor de periode 1937 - juli 1939 raadplege men met het archief van het Kabinet van de Ministerraad, welk archief redelijk goed bewaard is gebleven (toegang 2.02.05.02).
Het archief van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945, zoals dat in 1982 is overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief (inv.nrs. 1-309) bevat stukken, die in de Ministerraad aan de orde zijn geweest, en wel in de inventarisnummers: 9, 21, 54, 59, 77, 84, 97, 98, 114-116, 118-120, 136, 137, 149-151, 153-157, 172, 183-185, 206, 210, 221, 224, 225, 230, 231, 254, 255, 271, 276, 291, 292, 294.
Voor de periode 1940-1943 heeft het archief een relatief grotere betekenis. In dit archief bevinden zich nl. een groot aantal stukken, verzonden door de secretaris van het College van Secretarissen-Generaal ( zie archiefinventaristoegang 2.05.48.05 ). Behalve de notulen ( inv.nrs. 60-63 ) zijn de vergaderstukken en circulaires voor het grootste gedeelte in het archief van het Ministerie van Algemene Zaken te vinden. Het merendeel der college-stukken is aan alle secretarissen-generaal toegezonden, maar nergens zijn deze zo volledig bewaard gebleven als in dit archief. Om misverstanden te voorkomen: niet àlle stukken, uitgaande van het College van Secretarissen-Generaal zijn bewaard in dit archief, noch in dat van het secretariaat van het College.
Inventarisnummers in het archief van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 die geheel of gedeeltelijk stukken bevatten, welke in het College van Secretarissen-Generaal aan de orde zijn geweest: 10, 16, 21, 34, 60-67, 70, 78-81, 86, 87, 89, 96, 97, 99-101, 120, 130, 134, 138, 142, 143, 147, 157, 159-161, 165-169, 175, 179, 180, 192, 194-197, 201, 202, 204-209, 212-214, 216-220, 222, 223, 226-229, 232-237, 239-253, 256-270, 277-290, 295, 296, 298, 299, 302-304, 306, 307, 309 en 311-312.
Voor het overige biedt dit archief voor de gehele periode 1940-1945 een inzicht in de personele en organisatorische aangelegenheden van de rijksoverheid. Vrij veel circulaires met voorschriften op deze gebieden zijn in het archief aanwezig. Voor de achtergronden van deze voorschriften, voor zover die al niet in de notulen van het College van Secretarissen-Generaal zijn te achterhalen, dient men evenwel de archieven te raadplegen van de instanties die deze voorschriften hebben gegeven.
Aanvullingen 1999 en 2015
De hoop dat met het leeuwendeel van het vooroorlogs archief van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken meer zicht zou geven op de werkwijze van en besluitvorming in de ministerraad, is helaas niet bewaarheid. Dat is in de allereerste plaats te danken aan de ministerraad zelf, inbegrepen de ministers-secretarissen. Het college handhaafde immers tot de meidagen van 1940 de sinds jaar en dag gebruikelijke vorm van verslaglegging, waarbij van ‘verslag’ of ‘notulen’ in de eigenlijke zin des woords geen sprake was. Men beperkte zich tot een opsomming van genomen besluiten om machtiging aan een minister te verlenen om, behoudens goedkeuring van de majesteit, een ontwerp van wet of algemene maatregel van bestuur aanhangig te maken bij de Raad van State, alsmede van besluiten inzake decoraties. Alles wat daaraan voorafging, vinden we in de summiere besluitenlijsten niet terug. Soms zijn in dat opzicht de agenda’s van de ministerraad nog net iets behulpzamer, omdat daarop doorgaans bij elk agendapunt de besprekingsresultaten werden aangetekend, zij het slechts in enkele woorden, zoals ‘goedgekeurd’ (‘ggk’) of ‘aangeh(ouden)’, ‘afged(aan)’ of ‘afgew(ezen)’. Het waarom van aanhouding of afwijzing of de betekenis van de term ‘afgedaan’ staat ook daar echter niet te lezen. ( NL-HaNA 2.02.05.02 inv.nrs. 121-140, 175-179, 221-235, 247-248 en 887. ) Pas in de Londense ballingschap zou de ministerraad ertoe overgaan om werkelijke verslagen van zijn beraadslagingen op te stellen. ( NL-HaNA 2.02.05.02 inv.nrs. 236-245. ) Daarbij dient wel bedacht te worden dat ook al geruime tijd voordat het ministerie van Algemene Zaken in 1937 werd ingesteld, commissies uit de ministerraad hebben bestaan, waarin op bepaalde beleidsterreinen zaken en te nemen beslissingen werden voorgekookt om zo de vergadering van de plenaire raad te ontlasten. Van het merendeel van die ministeriële commissies zijn tot dusver geen verslagen van vergaderingen bekend. Wel is in het vooroorlogse archief van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken enige neerslag aangetroffen van de werkzaamheid van enkele van die ministeriële commissies: de ministeriële commissies tegen Prijsopdrijving (1936-1937), voor het Werkfonds 1934 (1934-1939), voor Defensie-aangelegenheden (1938-1939) en (fragmentarisch) de Economische en de Financiële Commissie. Deze bescheiden zijn toegevoegd aan het archief van de ministerraad. ( NL-HaNA 2.02.05.02 inv.nrs. 7567-7648. )
In dit verband wordt eraan herinnerd dat de voorzitter van de ministerraad de standaard-agendapunten 1 en 2, Opening en Mededelingen, verzorgde, waarin hij aan de orde kon stellen wat hem beliefde of ook waartoe hij was verzocht door een der ministers, terwijl de ministers bij het agendapunt Rondvraag desgewenst zaken die hen belang inboezemenden, konden aanroeren. Maar omdat dergelijke gedachtenwisselingen hoe dan ook niet tot de besluitenlijsten doordrongen, blijven we onkundig hoe het in de ministerraad in de vooroorlogse decennia toeging.
Wel herbergde het archief van Afdeling II – en dat voor het eerst – (restanten van) de bundels waarmee de voorzitter in de maanden juli-oktober 1937 de vergadering van de ministerraad inging. Deze ‘vergaderdossiers’ bevonden zich nog in de oorspronkelijke omslagen, één voor elke vergadering. ( Inv.nrs. 590-607. ) De daarin aangetroffen vergaderagenda’s zijn duplicaten van de exemplaren in het archief van de ministerraad. Die laatsten zijn, ook al vóór het optreden van het vierde kabinet-Colijn, voorzien van korte bijschriften omtrent het resultaat van de behandeling, zoals ‘ggk’ voor goedgekeurd, ‘aangeh(ouden)’, ‘afged(aan)’, ‘afgew(ezen)’, ‘ingetr(okken)’. Die komen voor in paars potlood en zwarte inkt. In overwegende mate lijken die bijschriften te zijn aangebracht door de ‘adjunct-secretaris van de Raad van Ministers’, een informele nevenfunctie van de chef van de afdeling Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit van het ministerie van Binnenlandse Zaken tevens chef van het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken, L.L. Franx. Op de agenda van 26 augustus 1937 ontbreken de bijschriften, maar is wel in potlood de naam ‘Franx’ aangebracht als kennelijke bestemmeling van dat exemplaar. Vanaf tot en met 12 juli 1939 is het resultaat van de raadsbehandeling op de vergaderagenda’s in het archief van de ministerraad aangetekend door Colijn persoonlijk. Vanaf 17 juli 1939 is het dan weer de ‘ggk’-hand die ik aan Franx toeschrijf. Gelijktijdig verschijnt er dan in de linkermarge bij de agendapunten een nummering, eerst in pen, naderhand in groen potlood, die corresponderen met de nummers van de afdoeningen van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken. ( NL-HaNA 2.02.05.02 (Ministerraad) inv.nrs. 248. In sommige gevallen kan twijfel bestaan over de toeschrijving aan Franx, zowel die in paars potlood als die in inkt, bijvoorbeeld de bijschriften in pen op de agenda van 3 augustus 1937 waar ook agendapunt 10 in de hand van de bijschriften is toegevoegd, of de potloodbijschriften op die van 18 mei 1937. Mogelijk is ook dat dat meer verzorgde varianten van Franx’ handschrift voorstellen. De praktijk van deze ‘afdoeningsbijschriften’ blijft bestaan wanneer vanaf de vergadering van 13 december 1937 de agenda’s niet meer als eerste netexemplaar of doorslagen, maar als stencils verschijnen. )
De in het archief van Afdeling II aangetroffen kopieën van vergaderagenda’s voor de ministerraad vertonen aanvankelijk geen aanduiding van bestemming, vanaf 17 augustus 1937 verschijnt de endossering ‘Algemene Zaken’. Op de vergaderstukken is van meet af aan de paraaf van Colijn te vinden, al of niet met endossering aan ‘Hr. R[eyseger]’ die soms de stukken weer doorzond aan mej. O[osterwijk]. De meeste vergaderstukken in de inv.nrs. 590-607 voeren in potlood de aanduiding van het agendapunt van de vergadering waarbij het stuk diende. Niet alle in de vergaderdossiers aangetroffen stukken worden overigens op agenda genoemd, maar we herinneren ons dat de voorzitter het tweede punt van de agenda, de ‘mededelingen’, behartigde en daarmee de mogelijkheid had om niet op de agenda opgevoerde stukken alsnog in de vergadering ter sprake te brengen. Een voorbeeld van deze gang van zaken is stellig het briefje van 18 oktober 1937 dat de directeur van het Kabinet der Koningin aan Colijn als voorzitter van de ministerraad. Het stuk is niet in de indicateur van Afdeling II geregistreerd. De directeur van het Kabinet schreef dat de koningin, prins Hendrik en prinses Juliana bij hun verjaardagen steeds grotere hoeveelheden gelukwensen aangeboden kregen – waarop zij dan beleefdheidshalve moesten reageren. De koningin zou, aldus de directeur, gaarne zien dat met de gewoonte werd gebroken dat behalve de jarige zelf ook de twee andere leden van de koninklijke familie steeds een gelukwens bij de verjaardag van de jarige ontvingen. Zij had aan de directeur verzocht om de autoriteiten een wenk in die richting te doen geven. Blijkens bijgeschreven aantekening van Reyseger is het stuk op 25 oktober 1937 in de ministerraad besproken met als uitkomst dat de minister van Buitenlandse Zaken de gezanten en die van Binnenlandse Zaken de burgemeesters in de aangegeven zin zouden aanschrijven. Op de vergaderagenda voor de ministerraad van 25 oktober 1937 komt het punt niet voor. Wel schreef Colijn erop ‘meedeelen aan Franx’ maar ook in de besluitenlijst van die vergadering vinden we het geval niet terug.
Ook de omgekeerde figuur, dat op de agenda stukken zijn aangekondigd die niet in het vergaderdossier zijn aangetroffen, komt voor. Zo meldt de agenda in inv.nr. 606 (18 oktober 1937) onder punt 14 een ontwerp-Algemene Maatregel van Bestuur ter uitvoering in Nederlands-Indie van de op 6 mei 1937 in Londen gesloten internationale overeenkomst inzake regeling van de productie en verkoop van suiker. De daarover handelende stukken vinden we in de indicateur geregistreerd als exh. 13 oktober 1937 nr. 14, afkomstig van Koloniën 4e afdeling Bureau Economische Zaken nr. 16, waarbij is aangetekend ‘in bundel M.R. 18.10’. ( Inv.nr. 1. ) Een afdoeningskenmerk ontbreekt daar. In inv.nr. 606 noch ook in inv.nrs. 567-569 kon het worden aangetroffen. Evenzo de brief van de minister van Koloniën van 8 okt 1937 nr. D26 geheim, bij Algemene Zaken geregistreerd als exh. 9 oktober 1937 nr. 10, betreffende de aanhouding van een Japanse motorboot met drie volgboten. Dit stuk is volgens de indicateur afgelegd bij opbergverbaal van 30 oktober 1937 nr. 12 toegerekend aan dossier XII-2 maar is in inv.nr. 568 niet aangetroffen.
Meer in het algemeen valt – opnieuw – te bedenken dat bij Afdeling II lang niet alle inkomende bescheiden werden geregistreerd en dat de stukken waaraan dat voorrecht wel beschoren was, deels in zaakgeoriënteerde verbalen en deels in de eerder al genoemde ‘opbergverbalen’ werden afgelegd, In die laatste groep kennen we talloze exemplaren die melding maken van behandeling en/of goedkeuring in de ministerraad. Maar stukken die in ‘opbergverbalen’ zijn afgelegd, vinden we uiteraard niet meer terug in de vergaderdossiers van de voorzitter van de ministerraad …!
In de indicateur is in de periode 4 januari t/m 23 maart waar te nemen dat in de kolom ‘aan wien afgegeven’ of die voor de ‘aanmerkingen’ bij sommige stukken wordt vermeld ‘M.R.’, wat stellig betekent dat deze stukken in de ministerraad zijn behandeld. Daarna stopt deze registratie weer -- helaas. Zo is exh. 31 maart 1938 nr. 339, een brief met bijlagen van 29 maart 1938 ingekomen van Koloniën kenmerk 5e afdeling no. 15, op 4 april 1938 als punt 14 in de ministerraad behandeld om vervolgens als afdoening 246 op 13 april 1938 bij Afdeling II te worden afgelegd. Op het stuk vinden we in potlood de aantekening ‘pt. 14’, zij het zonder de vergaderdatum 4 april 1938. In de indicateur is van die behandeling in de ministerraad geen aantekening gehouden. ( Inv.nr. 1. ) Exh. 14 mei 1938 met op het stuk nr. 623 dat echter volgens de indicateur gecorrigeerd moet worden tot 624, een brief van Koloniën 4e afd. bureau BOZ nr. 24, is blijkens potloodaantekening op het stuk op 8 mei 1938 in de ministerraad behandeld en op 31 mei 1938 als afdoening 353 bij Afdeling II. In de vergaderingsagenda’s van MR 248 komt men beide twee stukken op de aangegeven datum en agendapuntnummering inderdaad tegen, maar de behandeling in de ministerraad is in de indicateur niet aangetekend. Al eerder heb ik de mogelijkheid geopperd dat de zgn. ‘Puchinger’-mappen ( Inv.nrs. 608-628. ) van oorsprong overeenkomstige vergaderdossiers zijn geweest waarmee de voorzitter de ministerraadsvergadering inging, maar naderhand door Puchinger zijn ‘verbouwd’ tot ‘maandmappen’ als een chronologische ruggegraat ten behoeve van zijn drieluik over Colijn. Deze ‘maandmappen’ lijken aanvankelijk sterk op de – per maand samengevoegde – vergaderdossiers, maar geleidelijk verandert het karakter ervan doordat steeds meer vergaderagenda’s voor de ministerraad gaan ontbreken en het volume aan andere stukken toeneemt. Mogelijk is dit verschijnsel terug te voeren op Puchinger die dan stukken uit hun oorspronkelijke verband zou hebben weggenomen en in chronologische volgorde in zijn ‘maandmappen’ zou hebben ondergebracht. Bewijsbaar is dit echter niet.
Selectie en vernietiging In 1993 is een geringe hoeveelheid bescheiden afgevoerd: dubbelen en comptabele bescheiden. De omvang hiervan was 0,35 strekkende meter. ( Zie archief van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, doss. X4.233AZ, nr. 933/1993. ) Tijdens de bewerking van de aanvulling-2013/2015, bevattende de hoofdzaak van het vooroorlogse archief van Afdeling II van het ministerie, is schoning en vernietiging uitsluitend toegepast op bescheiden die in ander verband al bij het Nationaal Archief berusten en op gedrukte stukken die geacht kunnen worden elders voorhanden te zijn. Het ging daarbij om convocaten, geleidebrieven, vergaderstukken en agenda’s van de Commissie van Advies bij de Rijksdienst voor de Werkverruiming, waarvan het secretariaatsarchief in goede orde en volledigheid is overgeleverd, ( NL-HaNA 2.15.28 inv.nrs. 945-1040. Wel is een op plaatsnaam geordende reeks objectdossiers bewaard en toegevoegd aan deze inventaris, omdat die stukken daar alleen op volgnummer worden aangeduid. ) en gedrukte stukken afkomstig van de Volkenbond en de Eerste resp. Tweede Kamer der Staten-Generaal, met uitzondering van stukken waarop handschriftelijke aantekeningen van een bewindspersoon aanwezig waren.
Aanvullingen Na de aanvullingen op het ministerie-archief van 1999 en 2013/2015, de separate overbrenging door het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2000 van de bescheiden van Opbouwdienst en Nederlandse Arbeidsdienst en hun afwikkelingsbureaus ( Zie thans NL-HaNA 2.04.74. ) en de herregeling van 1998 van de verblijfsstatus van overheidsarchieven bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) worden geen, althans geen substantiële aanvullingen op het archief meer verwacht.
Verantwoording van de bewerking Bij de bewerking van het ‘conglomeraat-Reyseger’ in 2014-2015 is in de allereerste plaats uiteraard alle vreemd archief dat met het overwegend vooroorlogs archief van Afdeling II van het ministerie van Algemene Zaken verkleefd geraakt was, daarvan losgemaakt. Dit materiaal heeft een passende bestemming gevonden ( Zie NL-HaNA nummer toegang 2.02.05.02 inv.nrs. 7567-7648, nummer toegang 2.08.41 inv.nrs. 4378-4497, nummer toegang 2.15.28 inv.nrs. 1143-1151 en nummer toegang 2.13.68.06 inv.nrs 149-302. Het archief van het Nood-Comité Den Haag 1945 uit het conglomeraat-Reyseger is, vermeerderd met archiefstukken aangetroffen in het archief van de Centrale Dienst der Arbeidsinspectie: Commissie-archieven (NL-HaNA 2.15.09 inv.nr. 158) in aanmerking gebracht voor overdracht aan het Gemeente-archief van Den Haag. ) of kon als doublure van bestaande bescheiden vernietigd worden. ( Vergaderdossiers van Gerbrandy als (vice-)voorzitter van de Raad voor het Rechtsherstel, doublures ten opzichte van het archief van die Raad (in bewerking). )
Bij de hereniging van dat vooroorlogse archief met het reeds bestaande materiaal heb ik getracht zo min mogelijk de voorheen bestaande orde en nummering te verstoren. Daartoe heb ik twee hoofdrubrieken gevormd, A voor het archief in zijn toestand van 1993 en B voor de in 1999 en 2013/2015 verworven aanvullingen. De aanvulling van 1999, die in de inventaris van 1993 was opgenomen onder inv.nrs. 310-321, heb ik in 2014-2015 met handhaving van de bestanddeelnummering losgemaakt uit wat nu hoofdrubriek A is en toegevoegd aan hoofdrubriek B. Reden daarvoor is geweest dat de bescheiden van de aanvulling 1999 zonder enig spoor van twijfel afgedwaald zijn uit de hoofdmassa van het archief zoals die in 2013-2015 werd verworven. Men zie de paragraaf over de geschiedenis van het archiefbeheer.
Over de hoofdrubriek A van de tegenwoordige inventaris deelde de bewerker van 1993 destijds mee: ‘De oorspronkelijk chronologisch en onderwerpsgewijs geordende stukken zijn zoveel mogelijk zaaksgewijs ingedeeld. Omdat evenwel het merendeel der aldus gevormde dossiers uit slechts één of enkele stukken bleek te bestaan, zijn deze flinterdunne dossiers samengevoegd tot zgn. verzameldossiers, waarbij in feite opnieuw onderwerpbundels zijn ontstaan. Deze zijn evenwel homogener en dunner dan de oorspronkelijke bundels.’ Aan deze toestand is in de bewerking van 2014-2015 niets veranderd.
Bij de bewerking van de aanvulling van 2013/2015 (waarin die van 1999 is opgenomen) is een scheiding aangebracht c.q. hersteld tussen de archiefvorming van het ministerie van Algemene Zaken sinds zijn instelling in 1937 (rubriek B.1) en bescheiden uit de daaraan voorafgaande tijd (rubriek B.2). Het andere en meest omvangrijke gedeponeerde bestand behelst de archiefvorming van W. Reyseger als (economisch) secretaris van de voorzitter van de ministerraad, Colijn, over de jaren 1933-1937. Reyseger oefende die functie uit binnen het ministerie van Koloniën, welke portefeuille Colijn gedurende zijn tweede en derde kabinet beheerde (1933-1937), en van 25 juni tot 1 oktober 1937 vervolgens als ambtenaar van Koloniën kantoor houdend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, in de tijd tussen het optreden van het vierde kabinet-Colijn en de datum dat Colijn de tijdelijk door hem beheerde portefeuille Buitenlandse Zaken overdroeg aan minister Patijn. Reyseger heeft in de jaren 1933-1937 de stukken die hij voor Colijn behandelde opgelegd in omslagen volgens de hoofdstukken van de Rijksbegrotingen, op de hoofdstukken I en II na overeenkomend met de departementale indeling van de Rijksadministratie. Omslagen gekenmerkt I en II overeenkomend met de desbetreffende hoofdstukken van de Rijksbegroting zijn niet aangetroffen.
Na de instelling van het ministerie van Algemene Zaken is diezelfde werkwijze toegepast op de geregistreerde inkomende en uitgaande documenten daarvan, met dien verstande dat er binnen de dossierrubrieken met Romeinse getallen reeksen met Arabische getallen werden onderscheiden – met zie uitgebreider de paragraaf ‘Registratuur en ordeningsstelsel bij Afdeling II (1937-1945)’. Het mag, na minstens vier verhuizingen en minstens drie bewerkers, een klein wonder heten dat de oorspronkelijke ordening van het archief niet ernstiger verstoord is geraakt dan in 2014-2015 kon worden geconstateerd. Voor een meerderheid van de ordeningsrubrieken met de romeinse getallen – overeenkomend met de hoofdstukken van de Rijksbegroting en daardoor met de departementsindeling van de Rijksadministratie -- is die oorspronkelijke structuur teruggevonden. Alleen over de rubrieken I en II kan geen zekerheid meer worden gegeven, omdat die vermoedelijk door een vroegere bewerking is verstoord. Zoals ik eerder ook al heb vermeld, werden lang niet alle inkomende bescheiden echter geregistreerd. Een deel van die ongeregistreerde stukken lijkt bestemd te zijn geweest voor bundels geordend naar departementen. Niet duidelijk is of deze bundelvorming in de dynamische fase van de archiefvorming al onvolledig is uitgevoerd of dat die bundelvorming naderhand is verstoord, vaststelbaar is slechts dat er een hoeveelheid op onderwerp, thema of zaak geordende bundeltjes rond de gestructureerde dossierreeksen zwierf. De beschrijvingen daarvan zijn over de hoofdstructuur van de archiefvorming verdeeld.
Naast deze op inhoudelijke kenmerken geordende documenten is een hoeveelheid chronologisch geordend materiaal aangetroffen, deels bestaande uit ingekomen en/of doorslagen van uitgaande correspondentie zonder registratiekenmerken van Afdeling II, voorts de al genoemde ‘vergaderdossiers’ op datum van vergaderingen van de ministerraad, en tenslotte de zgn. ‘Puchinger’-maandmappen die misschien zijn gevormd op basis van net zulke ‘vergaderdossiers’ – zekerheid daarover valt niet te verkrijgen.
De weinige stukken die niet in de rubrieken geordend naar inhoudelijke kenmerken noch in die voor chronologisch geordende bescheiden konden worden geplaatst, zijn in een ‘restrubriek’ gevat. Hetzelfde geldt voor de geringe hoeveelheid stukken die uit de oorlogsjaren stammen.
Bij de laatste bewerking is dankbaar gebruik gemaakt van het voorwerk dat mw. M.E. (Erin) Jansen bij het HDCNP had verricht door van niet op inhoudelijke criteria beschreven eenheden gedetailleerde specificaties te maken. Overeenkomstige eenheden, in het bijzonder de eerste dossierreeks – met ‘Diversen’ -- onder elke van de hoofdstukken van de Rijksbegroting afgeleide rubrieken, heb ik naar haar voorbeeld van een soortgelijke specificatie voorzien.
Ordening van het archief
Het archief in zijn gedaante van 1993, thans hoofdrubriek A, was volledig naar onderwerp ingedeeld. Voor deze indeling is gebruik gemaakt van de standaardarchiefcode.
Bij de aanvulling van 2013/2015, thans hoofdrubriek B, is de oorspronkelijke ordening op hetzij inhoudelijke kenmerken, hetzij naar chronologie, naar mogelijkheid gehandhaafd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Als extra toegang op de notulen (inventarisnummers 60-63) van de vergaderingen van het College van Secretarissen-Generaal is een digitale index beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Algemene Zaken [1937-1945], nummer toegang 2.03.06, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Alg. Zaken 1937-1945, 2.03.06, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet tot het archief van het Ministerie van Algemene Zaken behorende bestanddelen, aangetroffen in het conglomeraat Reyseger-Colijn (aanwinst 2015), zijn in 2015 toegevoeged aan de archieven waarvan ze zijn afgedwaald. Zie NL-HaNA nummer toegang 2.02.05.02 (Ministerraad) inv.nrs. 7567-7648, nummer toegang 2.08.41 (dossierarchief Ministerie van Financiën) inv.nrs. 4378-4497, nummer toegang 2.15.28 (Werkverruiming) inv.nrs. 1143-1151 en nummer toegang 2.13.68.06 (Economische Verdedigingsvoorbereiding) inv.nrs 149-302.
Het archief van het Nood-Comité Den Haag 1945 uit dit conglomeraat is, vermeerderd met archiefstukken aangetroffen in het archief van de Centrale Dienst der Arbeidsinspectie: Commissie-archieven (NL-HaNA 2.15.09 inv.nr. 158) overgebracht naar het Haags Gemeentearchief.
Verwante archieven
Zie de archieven, beschreven in de volgende toegangen:
2.02.05.02
Inventaris van het archief van de Ministerraad 1823-1973
2.05.48.05
Inventaris van het archief van C.J.M. Schaepman [bevattende o.m. archiefbescheiden van het College van Secretarissen-Generaal 1940-1943].
2.03.01
Inventaris van de archieven van de ministeries van Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk (AOK) en van Algemene Zaken (AZ), Kabinet van de Minister-President (KMP) (1924) 1942-1979 (1989)
Publicaties Voet, M.J.D. van der, 25 jaar Algemene Zaken : geschiedenis van het ontstaan en van de ontwikkeling van het Ministerie van Algemene Zaken , 1973 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Voor de eenheid van beleid : beschouwingen ter gelegenheid van vijftig jaar Ministerie van Algemene Zaken , 's-Gravenhage, 1987 G. Puchinger, Colijn en het einde van de coalitie , Kampen 1969, 1980 en Leiden 1993, 3 delen H. Langeveld, Hendrikus Colijn 1869-1944 , Amsterdam 1998 en 2004, 2 delen

Archiefbestanddelen

        • Bevat: Afschriften van ambtelijke brieven van het ministerie van justitie betreffende de aantallen Joden die in nov 1936 – april 1937 bij Oldenzaal en Zevenaar het land binnenkwamen, jan-mei 1937 geleidebrief van minister van Justitie 26 oktober 1936 aan minister van Koloniën ten geleide bij de teksten van bij de Raad van State aanhangig gemaakte wetsontwerpen met toelichtingen betreffende goedkeuring van het huwelijk van koningin Juliana en naturalisatie van prins Bernhard (n.a.) correspondentie met de besturen van SDAP en NVV en over de Nederlandsche Federatieve Bond van personeel in Openbaren Dienst uit augustus-september 1936 betreffende het verbod voor ambtenaren op het lidmaatschap van die organisaties brief van de SG van Justitie aan voorzitter van de ministerraad van 25 augustus 1936 over diens vraag op grond van welke wet de uitvoer van vliegtuigen zou kunnen worden verboden stukken betreffende een bijeenkomst van het Nederlands comité tot steun der christenen in Rusland (‘Necorus’) die door minister van Justitie onmogelijk gemaakt zou zijn, januari-maart 1936 geleidebrief 9 mei 1935 van minister van Justitie aan voorzitter van de ministerraad bij publicatie van de Entente Internationale contre la IIIe Internationale en een brochure van Th. Aubert (beide n.a.), met doorslag van doorgeleidingsbrief aan minister van Economische Zaken 3 juni 1935 Stukken betreffende de nieuwe regeling van de pacht, november 1934-mei 1935 gestencilde nota van het ministerie van Justitie 25 oktober 1934 betreffende te treffen maatregelen ‘met het oog op van revolutionaire zijde dreigende gevaren’, zonder geleidebrief brief van J. van Heest aan Colijn ten geleide bij pamflet van het Zwart Front, 23 augustus 1934, met briefje van minister van Justitie 27 aug 1934 over arrestatie van de schrijver brief van minister van Schaik 2 sep 1933 betreffende pamfletten van de Duitser Niethammer, bekend als ‘lasteraar’ van de koningin afschrift van besluit tot herziening van de lijst van voor ambtenaren verboden verenigingen, met uittreksel uit rapport van de Centrale Inlichtingendienst, doorslag, z.j. [c. 1935]

        • Bevat: Nota betreffende posttariefverlaging, 5 mei 1937 Afschrift brief secretaris-generaal van Binnenlandse zaken betreffende de instelling van een commissie die de hulpverlening aan de houders van de akte van onderwijzer bij het Lager Onderwijs bestudeert, 14 april 1937 Afschriften brieven betreffende het bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934, 22 december 1936-10 maart 1937 Afschrift brief De Wilde betreffende regeling uitzending verkiezingsredevoeringen, 9 maart 1937 brief van minister van Binnenlandse Zaken 19 februari 1937 met bijlagen betreffende de planning van Kamerontbinding, verkiezing en eerste zitting van de nieuwe Staten-Generaal, 1937 Afschriften brieven betreffende de werkzaamheden van marechaussees bij de afdeling ‘algemene controle van den centralen crisis controledienst’, 14 en 22 december 1936 brief van minister Binnenlandse Zaken De Wilde van 17 november 1937 aan zijn collega’s om hem hun amendementen op de concept-memorie van antwoord inxzake de grondwetsontwerpen te doen toekomen, met exemplaar van die concept-memorie voorzien van notitie van Colijn, bijlagen gedateerd 30 oktober, 3 en 6 november 1936 bij agendapunten 3, 4 en 11 van de agenda(‘s) van niet genoemde vergadering(en) van de ministerraad inzake de viering van de bevrijding in 1813, medewerking van de departementen bij de collecte voor een nationaal huwelijksgeschenk voor prinses Juliana en prins Bernhard en nationale feestdag ter gelegenheid van dat huwelijk Afschriften brieven betreffende de luchtverdediging, 25 september en 9 december 1936 Afschrift van geleidebrief van minister J.A. de Wilde van Binnenlandse zaken aan de ministerraad bij ontwerpen van wet en Memorie van Toelichting voor de grondwetsherziening, 22 juli 1936, en afschrift van het advies van de Raad van State over het wetsontwerp Grondwetsherziening, met geleidebrief 11 juli 1936 van minister J.A. de Wilde van Binnenlandse Zaken. afschrift van brief van minister van Binnenlandse Zaken J.A. de Wilde 12 mei 1936 over art. 19 ARAR en art. 17 Arbeidsovereenkomstenbesluit in verband met de verlengde eerste oefening van dienstplichtigen afschrift van brief van minister De Wilde 20 april 1936 ten geleide bij ontwerpbesluit ter uitvoering van art. 1 en 6 van de wet bescherming tegen luchtaanvallen Afschrift brief betreffende de wedde van de commissarissen der koningin, 28 april 1936 afschrift van nota met geleidebrief van minister J.A. de Wilde van Binnenlandse Zaken mede namens Financiën over de aansluiting van gemeenten bij destructoren afschrift brief van de Commissie van Onderzoek naar de formatie van de departementen van algemeen bestuur van 4 okt 1935 aan voorzitter van de ministerraad over de formaties van de departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V na de splitsing van Economische Zaken, met bijlagen Afschrift brieven betreffende salarisverlaging Rijkspersoneel, september 1935 Afschrift brief en bijlage van de uitbreiding van het provinciaal elektriciteitsbedrijf Noordholland, september 1935 Afschriften brieven en bijlage van de commissie tot bezuiniging op de kosten van het ziekenhuiswezen, februari-mei 1935. Gericht aan de ministers van binnenlandse en sociale zaken Brief van minister J.A. de Wilde aan Colijn betreffende de salariëring van het politiepersoneel te Oldenzaal, 29 mei 1935 ontwerp-KB tot wijziging van het BBRA, met aantekening betreffende behandeling in de ministerraad van 16 april 1935 Afschrift van brief van Rustige, wethouder voor de belastingen van Amsterdam, aan minister Slotemaker (Sociale zaken), met bijlage, 11 januari 1935 Motie van Provinciale Staten van Zeeland, met geleidebrief van Gedeputeerde Staten aan de ministerraad 4 jan 1935 gestencilde ontwerpen van stukken opgesteld door Binnenlandse Zaken inzake wijziging en aanvulling van het Radio-reglement van 1930, 1935 zonder datum gestencild afschrift van brief van minister van Binnenlandse Zaken aan die van Financiën over verlaging van het niveau der uitgaven, 21 december 1934 gestencilde brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de voorzitter Ministerraad over algemene salarisherziening, 6 december 1934, met bijlagen Afschrift van brief van de minister van Binnenlandse Zaken 5 december 1934 over ‘gehuwde vrouwen in ’s Rijksdienst’, Adres van de Vereeniging van Hoogleraaren aan de Rijksuniversiteiten en Rijks-Hoogescholen om bij de aanstaande herclassificatie van gemeenten Wageningen te laten in de eerste klasse, gestencild, 15 nov 1934 Afschrift van een nota betreffende begroting van de gemeente Amsterdam naar aanleiding van een conferentie op 29 oktober 1934, met geleidebrief van het gemeentebestuur aan Colijn 14 november 1934, met brief van minister van Binnenlandse Zaken De Wilde aan Colijn 24 oktober 1934 over de datum van die conferentie Brief minister J.A. de Wilde aan Colijn betreffende een telefonisch onderhoud met burgemeester Oud van Rotterdam en zijn opvattingen over bezuinigingen, 17 oktober 1934 Afschrift brief van burgemeester De Vlugt van Amsterdam aan De Wilde betreffende de financiële positie van de gemeente Amsterdam, met geleidebrief aan Colijn, 8 oktober 1934 Afschrift nota J.A. de Wilde betreffende ontslag onderwijzeres in Oosterhesselen, 6 oktober 1934 Afschrift brief van B en W Rotterdam aan de minister van binnenlandse zaken betreffende de tarieven voor het zeehavengeld te Amsterdam en Rotterdam, 20 september 1934 concept-rede te houden bij de sluiting van de Staten-Generaal, met geleidebrief van minister De Wilde aan de ministers Afschriften circulaires betreffende wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de kieswet, de provinciale wet en de gemeentewet, april-juni 1934 ontwerp van wet en memorie van toelichting van wijziging van de regeling van de wettelijke tijd, met geleidebrief van minister van Binnenlandse Zaken aan Colijn 5 mei 1934 Bericht van minister J.A. de Wilde met opgave van zijn vakantie-adres, 26 juli 1933 Nota voor de ministerraad betreffende het radiovraagstuk, 1930 Overzicht van burgemeestersbenoemingen sinds 26 mei 1933, met geleidenotitie van ministerDe Wildde, z.j. Nota betreffende de autonomie der gemeenten, met geleidebriefje van minister De Wilde, z.j. doorslag van een nota van minister De Wilde voor de ministerraad over de huisvesting van de Pensioenraad, z.j. foto’s van politie-optreden bij een arbeidersmanifestatie, waarvan een met rugschrift van Colijn, z.j.

        • Bevat: gestencilde brief met bijlagen van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 25 februari 1937 aan voorzitter van de ministerraad over het Nederlandse Huis in de ‘cité universitaire’ te Parijs, met geleidebrief aan de ministers 25 februari 1937 concept van brief van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de ‘Hoofdverkenner’ (leider) van de Nederlandsche Padvinders Vereeniging over intrekking van de medewerkuing van de regeing aan de Jamboree gestencilde brief van minister Slotemaker de Bruine aan voorzitter van de ministerraad betreffende het huwelijk van het vorstelijk paar, met geleidebrief aan de ministers 24 oktober 1936 advies van de Raad van State 2 juni 1936 over wijziging van de besluiten van 28 augustus 1934 nrs. 484-487, met afzonderlijk advies van staatsraad J.J. Rambonet, betreffende de spellingskwestie. brief van Lord Davies van ‘The New Commonwealth’ aan Colijn (huisadres) met verzoek om een donatie aan zijn ‘society’ die zich bezighoudt met de bevordering van internationaal recht, 24 april 1936 nota van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over voortgezette bezuiniging op het lager onderwijs, met geleidebrief aan minister van Koloniën 11 februari 1935 nota van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over een kwestie rond een gehuwde onderwijzeres die met ontslag wordt bedreigd, met advies van de Raad van State en minderheidsadvies van andersdenkende staatsraden over het betrokken besluit, met geleidebrief van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de ministers, 26 sept 1934 ongesigneerde notitie voor de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 23 april en 10 sep 1934 over (verdere) bezuinigingen op de kosten van onderwijs doorslag van ongesigneerde beschouwing ‘De vervloeiing van Rechtsstaat in Machtsstaat weerspiegeld in de onderhandelingen tusschen Regeering en KEMA, zoals die in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ter sprake zijn gebracht’, z.j. [na 14 maart 1934] ambtelijke stukken, kranteknipsels en adressen betreffende de spellingskwestie, februari-augustus 1934-1935 brief van minister Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Marchant 20 november 1933 aan Colijn ten geleide bij kranteknipsel van artikel van J.W. Albarda over de uitsluiting van de A.C.O.P. van het Bijzonder Georganiseerd Overleg brief van minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Marchant 20 november 1937 over een kenner van de varkenshandel en van de organisatie-Zwanenburg ontwerp van 9 juli 1935 van nadere voorschriften tot uitvoering van art 16 en art. 28 lid 4 van de wet op het Nijverheidsonderwijs, bestemd voor bespreking in de ministerraad nota van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen betreffende de §§ 20, 25 en 26 van het ontwerp van wet tot verlaging van de openbare uitgaven, in tweevoud met geleidebrieven aan de voorzitter van de ministerraad en de de minister van Koloniën van 14 juni 1935 Rapport van de Bond van Bezuinigingsinspecteurs van juni 1935 over de organisaties en kosten van onderwijs, met geleidebrief 11 juni 1935 brief van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 18 april 1935 met bijlage naar aanleiding van de bespreking van de ministerraad van 16 april 1935 van het Aanpassingsontwerp overdruk uit ‘Maatschappijbelangen’ van de beschouwing ‘Bezuiniging op het Lager Onderwijs’ van de Centrale Commissie voor Bezuiniging van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, met geleidebrief 22 september 1933 aan voorzitter van de ministerraad brief van minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Marchant aan Colijn betreffende het contingenteringsstelsel, 14 augustus 1933 briefkaart van minister Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen H.P. Marchant betreffende de regeling van parallelklassen HBS en gymnasium, 5 augustus 1934 gestencilde brief van de senaat van de Landbouwhoogeschool te Wageningen aan het College van Curatoren 10 dec 1932 over bezuiniging op de landmetercursus ongedateerde doorslag van staat van protestants-christelijke scholen die volgens de inspectie geconcentreerd kunnen worden

        • Met opschrift ‘bu[ndel] Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ’.

        • Bevat: brief van de thesaurier-generaal A. van Doorninck 7 aug 1933 aan Colijn over de defensie-uitgaven ontwerp-rede van Colijn bij de installatie van de commisie-Idenburg tot het ontwerpen van een organisatie van de weermacht in Nederland en Nederlands-Indië die met handhaving van de tegenwoordige doelstelling kan leiden tot aanzienlijke besparingen zowel op de Rijksbegroting als op die van Nederlands-Indië en tot het ontwerpen van een nieuwe regeling voor de verdeling van de kosten van de maritieme weermideelen tussen de begrotingen van Nederland en Ned.-Indië, met stukken gediend hebbend tot het ontwerpen van de rede brief van de minister van Defensie van 28 augustus 1933 betreffende verzoek aan de koningin om machtiging tot aanhangigmaking bij de Raad van State van een besluit tot wijziging en aanvulling van het Reglement voor de militaire ambtenaren van de landmacht correspondentie van, aan en over res. 2e luitenant der Grenadiers die beweert in opdracht van Colijn onderzoek te doen naar de geest, stemming en fascistische neigingen onder de militairen van het garnizoen te Amsterdam, aug-sep 1933 brief van A. Verschoor te Hillegom 20 juli 1934 aan Colijn over ontvreemding van munitie bij het leger ten behoeve van revolutionairen, met rapport van GS III 25 aug 1934 over de schrijver doorslag van brief van J.W. Albarda aan de minister van Defensie, met geleidebrief aan Colijn 24 juli 1934, en concept van antwoord 30 juli 1934 gestencild verslag van de Commissie Luchtverdediging Afsluitdijk Zuiderzeewerken, met geleidebrief 12 april 1935 ontwerpbesluit van 1935 tot wijziging van het besluit van 31 maart 1926 Sb 58 tot regeling van de vaststelling van pensioengrondslagen uit hoofde van de Pensioenwet voor de landmacht Sb 1922 no 66 en de Militaire weduwenwet 1922 afschrift van brief van de minister van L&V 31 okt 1935 aan voorzitter van de ministerraad betreffende de noodzaak om maatregelen voor te bereiden om de voorziening van de bevolking in geval van mobilisatie of oorlog te waarborgen, doorslag. nota van ‘hoofd VIII’ Ringeling van het ministerie van Defensie 2 maart 1936 aan de minister over de financiering van een Marinefonds, met bijbehorende stukken over de omvang van de zeemacht en de kosten daarvan voorstel van de ICEVV aan de voorzitter van de ministerraad omtrent de werkwijze van de commissie, stencil, 6 juni 1936

        • Eindigt met de noodzaak om een onderzoekscommissie in te stellen.

        • Bevat: gedrukt ontwerp van wet houdende algemene regelen ter zake van de electriciteitsvoorziening, met gestencilde geleidebrieven 29 aug 1936 aan de voorzitter van de ministerraad resp. aan de ministers, afschrift van brief van de minister van Waterstaat aan de directie van de KLM betreffende de aanschaf van een Douglas DC-3, met geleidebrief 6 mei 1936 aan de voorzitter van de ministerraad authentiek afschrift van KB 4 maart 1936 nr. 17 tot herbenoeming van prof.ir. I.P. de Vooys, directeur van de AKU, in het bestuur van de Centrale Organisatie van TNO brief van minister O.C.A. van Lidt de Jeude 1 feb 1936 aan Colijn inz. zijn voornemen om aan Koolhoven een zeker percentage van de vliegtuig bestellingen toe te wijzen stukken betreffende het spoorwegvraagstuk en de reorganisatie van het spoorwegbedrijf, nov 1935- maart 1936 gestencilde brief van minister O.C.A. van Lidt de Jeude 15 okt 1935 aan voorzitter van de ministerraad over de rol van Waterstaat bij maatregelen voorzien in de ontwerp-Sanctiewet afschriften van telegrammen uit Washington betreffende de nationaliteit van A. Fokker, door minister O.C.A. van Lidt de Jeude 30 sep 1935 toegezonden aan voorzitter van de ministerraad stukken betreffende de vestigingsplaats van de KEMA, sep 1935-maart 1936 – zie ook inv.nr. 676 correspondentie tussen minister O.C.A. van Lidt de Jeude en Colijn over vervulling van een directiefunctie bij de Staatsmijnen 9-19 aug 1935 stukken betreffende steunverlening aan de Stoomvaartmaatschappij Zeeland, 1 juli 1935-5 maart 1937 stukken betreffende het arbeidsconflict in de mijnindustrie en de toestand in het mijnbedrijf, 30 april-28 feb 1936. stukken betreffende Zuiderzee-werken, 1935 en z.j. stukken betreffende de regulering van het vervoer over de weg van personen, dec. 1934-sep 1936 en z.j. stukken betreffende te nemen maatregelen in het belang van de landsverdediging bij de uitvoering van waterstaatswerken, dec. 1934- feb 1935 notitie zonder vermelding van opsteller over Frichs motoren- en locomotievenfabriek te Aarhus (DK) 5 sep 1934 stukken betreffende de voorgenomen maatregelen op het gebied van vervoer en verkeer en de reacties daarop van belanghebbende bedrijfsorganisaties, maart 1934-aug 1935 en z.j. geleidebrief van de minister van Financiën 16 oktober 1933 aan de ministers ten geleide bij afschrift van zijn brief aan de voorzitter van de ministerraad (n.a.) over de loodstarieven te Rotterdam notitie van Colijn z.j. over de capaciteit van de Nederlandse vliegtuigbouw fragment van overwegingen van [de Raad van State] in een kwestie over de bevoegdheid tot classificatie van het waterschap Herfte, z.j. [na okt 1932] gestencilde nota z.j. over mogelijke besparing op de uitgaven van het departement van Waterstaat concept van Colijn 8 maart 1935 van telegram bestemd voor O.C.A. van Lidt de Jeude betreffende diens benoeming tot minister van Waterstaat gestencilde nota 4 maart 1935 met bijlagen van hoofd afdeling Verkeer en Mijnbouw van het ministerie van Waterstaat 4 maart 1935 aan de minister over de onwenselijkheid om de verantwoordelijkheid voor het ver-, in-, uit- en doorvoer van ontplofbare stoffen over te hevelen van Waterstaat naar Defensie

        • Bevat: nota van de minister van Sociale Zaken over de dekking van de uitkeringen volgens de Invaliditeitswet, in het bijzonder de Rijksbijdrage, z.j. doorslag van nota betreffende maatregelen tot vermindering van vaste lasten, zonder opsteller, z.j. afschrift van brief van de minister van Economische Zaken 16 juni 1933 aan de Decoratie-Commissie uit de ministerraad over de competentiescheiding met het ministerie van Waterstaat gestencilde ontwerpen van de Retorsiewet en memorie van toelichting, met geleidebrief van de minister van Economische Zaken 17 juni 1933 aan de voorzitter van de ministerraad en doorslag van brief van [Colijn] te Londen 16 juni 1937 aan de minister van Economische Zaken brief van de minister van Economische Zaken 21 juni 1933 aan de voorzitter van de ministerraad ter vastlegging van wat in de ministerraad van 20 juni is besloten n.a.v. het Duitse transfermoratorium nota 3 juli 1933 van de Belgische delegatie bij een economische conferentie te Londen betreffende steenkool, met geleidebriefje van [H.M. Hirschfeld] 5 juli 1933 aan minister gestencilde ontwerpen van wet en memorie van toelichting tot wijziging van de Landbouw-Crisiswet 1933 met geleidebrief van de minister van Economische Zaken 17 juni 1933 aan voorzitter van de ministerraad concept-verslag van de hand van Reyseger ‘econ. secretaris van de minister’ van een bespreking op 15 juli 1933van minister van Koloniën Colijn met vertegenwoordigers van de RK Werkgeversvereniging mede namens het RK Verbond van Werkgeversvakverenigingen, Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond en het RK Werkliedenverbond in Nederland over de te volgen economische politiek, net gestencilde uiteenzetting van dat program gestencilde ontwerpen van besluiten en voordrachten tot heffingen op voortbrengen, in voorraad hebben, vervoeren, bewerken, verwerken, verhandelen en uitvoeren van artikelen waarop de Landbouw-Crisiswet van toepassing is, tot toepassing van de Landbouw-Crisiswet op consumptie-aardappelen, bloembollenexport en rundvee, met geleidebrieven van de minister van Economische Zaken 27 en 28 juli 1933 aan de voorzitter van de ministerraad brief van de thesaurier-generaal A. van Doorninck 7 aug 1933 als lid van de commissie ex art. 25 Landbouwcrisiswet aan die commissie met advies over de minst bezwarende wijze waarop 210.000 runderen uit de markt genomen kunnen worden stencils van ontwerpen van besluiten en voordrachten door de minister van Economische Zaken 24 aug 1933 aan de koningin tot onderwerping aan de machtiging van die minister van uitkeringen door de Crisis-Zuivelcentrale en de Nederlandsche Varkens-centrale en tot instelling van een invoermonopolie van zetmeel van andere oorsprong dan uit aardappelen brief van prof.mr.dr. G.W.J. Bruins 28 aug 1933 aan Colijn betreffende zijn met onmiddellijke ingang gevraagde ontslag uit de Rijnvaartcommissie, met ontwerp van antwoord door Reyseger namens Colijn 1 sep 1933 gestencilde overzichten van de crisiswetgeving in Nederland tot 4 september 1933 resp. tot 1 mei 1934, opgesteld door het ministerie van Economische Zaken doorslag van nota van de minister van Economische Zaken 15 sep 1933 betreffende een in circulatie langs de ministers gaand adres van gemeentebesturen in Brabant over de driegende [sic] vestiging van een fabriek van Bata in best stencils van ontwerpen van wet en memorie van toelichting ter uitvoering van art. 37 van de Landbouw-Crisiswet, van besluit en voordracht tot wijziging van het Crisis-Aardappelbesluit 1933 I en van besluit en voordracht tot toepassing van art. 12 Landbouw-Crisiswet 1933 op eieren, met geleidebrieven van de minister van Economische Zaken 11 okt 1933 aan de voorzitter van de ministerraad overzicht van beoogde wijzigingen in de Winkelsluitingswet met geleidebrief van min Economische Zaken 19 okt 1933 aan Colijn brief van de minister van Defensie 1 november 1934 aan de voorzitter van de ministerraad met bijlagen betreffende aanbesteding van melkleveranties aan kazernes ontwerp in handschrift Reyseger van brief van [Colijn] 7 nov 1933 aan ongeïdentificeerde betreffende zuiniger vervulling van een vacature aan de Landbouwhogeschool te Wageningen voorstellen voor de beantwoording door Colijn van redevoeringen van heren Westerman, Albarda, Aalberse, Schouten, Van Houten, Bierema en Joekes op 7 en 8 november [1933] tijdens de algemene beschouwingen over de begroting voor 1934 in de Tweede Kamer [nov. 1933] ontwerp-besluit van de minister Economische Zaken tot verhoging van de monopoliewinst op granen en derivaten daarvan, en uittreksel uit de notulen van de 14e vergadering van de Centrale Commissie inzake de Landbouw-Crisiswet 1933 betrekking hebbend op die wijziging, met geleidebrief van de minister Economische Zaken 10 nog 1933 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen van besluit en voordracht tot regeling van de uitvoer van melk etc, met geleidebrief 14 nov 1933 van de minister Economische Zaken aan de voorzitter van de ministerraad afschrift van brief van minister Economische Zaken 10 november 1933 aan minister Financiën, met geleidebrief van Financiën 16 november aan voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen voor besluiten en voordrachten tot wijziging van het Crisis-Monopoliebesluit 1933 en tot vaststelling van een Crisis-Slachtdierenbesluit, met geleidebrieven van Minister Economische Zaken 24 en 28 november 1933 aan voorzitter van de ministerraad brief van minister Economische Zaken Verschuur 29 nov 1934 aan voorzitter van de ministerraad over de stand van onderhandelingen met Duitsland ontwerpen van besluit en voordrachten tot wijziging van het Nieuw Crisis-Zuivelbesluit II 1932 en toepassing van art. 12 Landbouwcrisiswet 1933 op ongesmolten rundvet, met geleidebrieven van minister Economische Zaken aan voorzitter van de ministerraad 6 en 7 december 1933 correspondentie tussen de minister van Financiën en Economische Zaken nov-dec 1933, met geleidebrief van minister Financiën 15 dec. 1933 aan minister Koloniën als voorzitter van de ministerraad brieven, deels met bijlagen, van E. Heldring namens de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij over de positie van en staatssteun aan de maatschappij en het voorontwerp van wet betreffende de vergadering van obligatiehouders, dec 1933-feb 1934 gestencild afschrift van brief van de Centrale Commissie inzake de Landbouw-Crisiswet 1933 2 feb 1934 aan de minister van Economische Zaken betreffende wijziging van het Crisi-Organisatiebesluit en het Reglement op de Crisis-tuchtrechtspraak stukken betreffende klachten uit Nederlands-Indië over de bevoordeling van de Nederlandse landbouw ten nadele van de Ned.-Indische, maart-okt 1934 gestencild afschrift van de ondernemersovereenkomst Manufacturen-Exportcentrale voor de duur van 1 jaar ingaande 1 maart 1934 overzichten van de organisatie van het ministerie van Economische Zaken en parafenregister, gediend hebbend bij Colijns overname a.i. van het ministerie (17 april - 25 juni 1934) nota’s van Colijn 5 april 1934 met bijlage en van H.M. Hirschfeld 17 april 1934 voor de minister van Economische Zaken over de onderhandelingen met Spanje en de Economische Voorlichtingsdienst, met bijbehorende correspondentie ontwerpen van wet en memorie van toelichting tot nadere wijziging van de Landbouw-Crisiswet van 1933, met geleidebrief van de minister Economische Zaken 20 april 1934 aan voorzitter van de ministerraad brief van oud-minister Verschuur 1 mei 1934 aan Colijn en andere voormalige ammbtgenoten nota van minister Economische Zaken over zijn ministerie en de interdepartementale samenwerking, met geleidebrief 28 mei 1934 aan de ministers aantekeningen van H.M. Hirschfeld, G.J. Teppema , Reyseger en Colijn over broodprijzen, mei-juni 1934 brief van minister Economische Zaken 12 juni 1934 aan voorzitter van de ministerraad over moeilijkheden in de scheepsbouw doorslag van geleidebrief van Reyseger 18 juni 1934 aan minister Economische Zaken ten geleide bij ontwerpen van wet houdende maatregelen ter voorkoming van uitwinning van landelijke eigendommen (n.a.) gestencild rapport van de Bloembollensaneringscommissie aan de minister van Economische Zaken, 2 juli 1934 verslag van een voor radio Kalundborg gehouden reden van Rud. Christiani, met vertaling, geleidebrief en doorslag van bedankbriefje van Reyseger 18 juli 1934 namens Colijn brief van de minister Economische Zaken 24 aug 1934 met bijlagen aan voorzitter van de ministerraad inz. Steunverlening aan de scheepvaart brief van de minister Economische Zaken 24 aug 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over de wens van de Rijkscommissie Werkverruiming om een accountant in dienst te mogen nemen correspondentie over de Belgische NV voor krediet aan de nijverheid, 27-29 aug 1934 nota van de minister Economische Zaken over de beschikbaarstelling van gelden uit het Landbouw-Crisis-Fonds ten behoeve van Defensie, met geleidebrief 29 aug 1934 aan voorzitter van de ministerraad gestencild afschrift van brief van minister Economische Zaken 30 aug 1934 aan voorzitter van de ministerraad over centralisatie van de behandeling van aanvragen om steun vanuit de industrie stukken betreffende de werking van de aardappelsteunmaatregelen, aug-okt 1934 stukken betreffende de behandeling van een verzoek van de Koninklijke Hollandsche Lloyd om een voorschot van de regering voor de bouw van een passagiersschip, aug-nov 1934 verslag van een bespreking op 3 sep 1934 van Colijn met vertegenwoordigers van de metaalindustrie, met stukken betreffende de voorbereiding en dankbetuigingen van deelnemers voor toezending van het verslag nota van de minister Economische Zaken over de economische politiek, met geleidebrief 4 sep 1934 aan voorzitter van de ministerraad doorslag van brief van minister Economische Zaken 13 sep 1934 aan minister Koloniën over bij handelsovereenkomsten verkregen concessies voor Nederlands-Indië, met geleidenotitie van NN aan Reyseger excerpten uit het achtste verslag van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers over het tijdvak juli 1933- juli 1934, met doorslag van brief van Reyseger 15 sep 1934 ten geleide bij afschriften aan de ministers van Financiën, Economische Zaken en Sociale Zaken gestencilde stukken betreffende de positie van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland, sep-nov 1934 doorslag van notitie van onbekende opsteller(s) over Franse invoerheffingen 17 okt 1934 nota van de thesaurier-generaal A. van Doorninck over de ontwerp-begroting Landbouw-Crisisfonds 1935, met geleidebrief van minister van Financiën 18 okt 1934 aan voorzitter van de ministerraad brief van de minister van Economische Zaken 18 oktober 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over veetellingen brief van de minister van Economische Zaken 25 okt 1934 met bijlagen aan voorzitter van de ministerraad over onderzoek naar (sluik)vervoer van aardappelen gestencild afschriften van correspondentie 29 okt - 28 nov 1934 tussen de minister Economische Zaken en de directie van de Nederlandsche Scheepsbouw-Maatschappij te Amsterdam over onjuistheden in ‘intervieuws’ [sic] in de dagbladen ontwerp-besluit en -memorie van toelichting tot aanwending van de Retorsiewet tegen Spanje, met geleidebrief 12 nov 1934 aan voorzitter van de ministerraad afschrift van brief van minister Economische Zaken 17 november 1934 aan minister van Financiën over de begroting voor 1935 van het landbouw-Crisis-Comité afschrift van brief van minister Economische Zaken 21 november 1934 aan voorzitter van de ministerraad over een ruiltransactie van Nederlandse planten tegen Deens vlees brief van minister Economische Zaken 23 nov 1934 aan voorzitter van de ministerraad inzake kredietgarantie voor een staalmeubelfabriek aantekeningen over en n.a.v. een telefoongesprek met ‘Indië’ 30 nov 1933, lijst van brieven van ministerie van Economische Zaken 21 mei – 12 nov met notities van Reyseger 21 dec 1934, ontwerp-tabel betreffende vermindering van de export van [Nederland] naar verschillende Europese landen over 1930-1932 en de daarop betrekking hebbende opdracht van Colijn aan Reyseger z.d. nota van niet geïentificeerde opsteller 30 nov 1934 aan ‘de minister’ over gewetensbezwaren tegen aansluiting van landbouwers bij crisisorganisaties stukken betreffende de positie van de Koninklijke Maatschappij ‘De Schelde’, 5-20 dec. 1934 en z.d. nota van de minister van Economische Zaken inzake vaste lasten, met geleidebrief 7 dec 1934 aan de ministers gestencilde nota inzake mogelijkheden tot bezuiniging op het ministere van Economische Zaken, met gestencild afschrift van geleidebrief van de minister 18 dec 1934 aan de minister van Financiën brief van E. Heldring 21 december 1934 met als bijlage vergelijking van prijzen van volkswinkels in Nederland en in het buitenland

        • Bevat: nota van onbekende opsteller over verlaging van de loodstarieven, z.j. stukken betreffende mogelijke maatregelen tot vermindering van pacht en hypotheekrente op landelijke eigendommen n.a.v. de opzegging van Duitse hypotheken in het Land van Maas en Waal, jan 1935 gestencilde brief van de minister van Economische Zaken 18 jan 1935 aan voorzitter van de ministerraad over een arrest van de Hoge Raad dat met een beroep op de internationae Rijnvaartacte de wet op de evenredige vrachtverdeling in het gedrang brengt, met notitie over de toestand in de Rijnvaart doorslag bestemd voor minister van Koloniën van brief van de minister van Economische Zaken 31 jan 1935 aan de Rijkscommissie van Advies voor Werkverruiming over de behandelinstijd van de commissievoorstellen stukken betreffende de zorgelijke toestand en dreigende surseance van betaling van de Koninklijke Hollandse Lloyd jan -mei 1935 stukken betreffende de Belgische Rijnvaart-premies en een eventueel Nederlands antwoord daarop, jan-juli 1935 brief van minister van Economische Zaken Steenberghe 11 feb 1935 aan minister van Koloniën betreffende de productiecijfers van de Belgische steenkooolmijnen, met bijlagen afschrift van brief van minister van Economische Zaken Steenberghe 18 feb 1935 aan minister van staat Aalberse over contingentering van stikstofhoudende meststoffen, met geleidekantschrift van Steenberghe 20 feb 1935 aan Colijn doorslag van nota van bureau Nijverheid van het ministerie van Economische Zaken 6 feb 1935 voor de minister, met geleidebrief van de minister 25 feb 1935 aan voorzitter van de ministerraad stukken betreffende de behandeling van het verzoek van A. Dudok van Heel om salarisverhoging, maart 1935 gestencilde afschriften van het advies van de Raad van State en van nader rapport aan de koningin over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Crisis-Organisatiebesluit 1933, met geleidebrief van de minister van Economische Zaken 8 maart 1935 aan de minister van Koloniën brief van minister van Economische Zaken Steenberghe 16 maart 1935 aan Colijn over een sollicitant doorslag van brief van Colijn 18 maart 1935 aan minister van Economische Zaken over de verhouding van rente op hypotheken en op pandbrieven brief van J. van Schuppen, Ritmeester sigaren, 16 maart 1935 aan ‘minister-president’ over het verbod op mechanisatie in de sigarenindustrie, met doorslag van brief van Colijn 22 maart aan ministers van Economische Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen nota van de vierde afdeling van [het ministerie van Koloniën] 12 maart 1935 met doorslag bestemd voor de ‘Verbindingscommissie’ over problemen van de fosfaatmijnen op Curaçao gestencilde nota van de minister van Economische Zaken bij het in circulatie zijnde stuk nr. 36 voor de ministerraad over bezwaren tegen de werkwijze van de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuideezeesteunwet, met geleidebrief 9 april 1935 aan minister van Koloniën brief van de minister van Economische Zaken 12 april 1935 aan voorzitter van de ministerraad inzake een klacht over het hengelverbod in het Amstelmeer, met klachtbrief doorslag bestemd voor voorzitter van de ministerraad van brief van de minister van Economische Zaken 16 april 1935 aan minister van Financiën over een misverstand over het wel of niet bestaan van een bureau Scheepvaart bij Economische Zaken nota van de minister van Economische Zaken over de broodprijs, met geleidebrief 10 mei 1935 aan minister van Koloniën brieven van de minister van Economische Zaken 10 en 21 mei 1935 aan voorzitter van de ministerraad resp. minister van Koloniën inzake klacht over nepotisme in Zeeland bij aanstelling van personeel bij crisisinstellingen (onvolledig) stukken betreffende een subsidie-aanvraag van het Nederlandsch-Zuidamerikaansch Instituut, mei 1935 gestencild overzicht van de contingenteringsmaatregelen van kracht op 1 juni 1935 brief van minister van Economische Zaken 2 juni 1935 aan Colijn over de stikstofsituatie afschrift van brief van de minister van Economische Zaken aan de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij over regeringssteun bij de bouw van een tweede Statendam, met geleidebrief 3 juni 1935 aan Colijn, gestencilde brief van de minister van Economische Zaken 5 juni 1935 aan voorzitter van de ministerraad over een conflict met een zegsman inzake knoeierijen bij de Nederlandsche Silo-, Elevator en Graanfactor maatschappij gestencild afschrift van brief van De Nederlandsche Bank 22 juni 1935 aan de minister van Financiën betreffende het wetsontwerp tot verlaging van de vaste lasten, gestencild afschrift van het advies van de Raad van State over dat wetsontwerp 22 juni 1935, nota van de minister van Socials Zaken over dat wetsontwerp gestencild afschrift van brief van de Bouwkundige Vereeniging ‘Onderneming en Vrijheid’ te Den Haag aan de minister van Justitie gestencilde brief van de minister van Economische Zaken Gelissen 5 juli 1935 aan voorzitter van de ministerraad betreffende maatregelen tot dekking van het tekort in het Landbouw-Crisisfonds voor 1935, met geledebrief aan minister van Koloniën doorslag van brief van Colijn 6 juli 1935 aan minister van Economische Zaken Gelissen over de kwestie van de Leerdamsche Glasfabriek brief van de Inspecteur voor de Schepvaart Th. Hellema te Groningen 10 juli 1935aan voorzitter van de ministerraad over de zorgelijke toestand in scheepsbouw en scheepvaart, Financieele kantteekeningen nr. 393 van 13 juli uitgegeven door Felix Westerwoudt te Amsterdam, gedrukt, met kanttekening van minister van Economische Zaken Gelissen bestemd voor Colijn afschrift bestemd voor de minister van Koloniën van brief van de minister van Economische Zaken 19 juli 1935 aan die van Binnenlandse Zaken met klacht over de Algemene Landsdrukkerij brief van de minister van Economische Zaken 23 juli 1935 aan minister van Koloniën betreffende een voorstel tot vezelwinning uit yucca-planten gestencilde ontwerpen van wet en memorie van toelichting tot verhoging van hoofdstuk X van de Rijksbegroting 1935 en de instelling van een NV Maatschappij voor Industrie-financiering, met gestencilde ontwerpen van statuten van die NV, met geleidebrief van de secretaris-generaal van Economische Zaken 16 aug 1935 aan Colijn en doorslag van antwoord 25 aug 1935, en geleidebrief van de minister 5 okt. 1935 bij [gewijzigde] teksten doorslag van brief van [Jacob Mees] 16 oktober 1935 aan minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart met verzoek om de vliegtuigfabriek van Koolhoven een eerlijke kans te geven beschouwing over en lijst van Franse decreten ter verdediging van de franc, z.j. [na 5 sep 1935] doorslag van afschrift van brief van E. Heldring, Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, 21 oktober 1935 aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, met geleidebrief 23 okt 1935 aan minister van Koloniën doorslag van brief van [NN] 24 okt 1935 aan minister Slotemaker de Bruine over de Nederlandse concurrentiepositie, met aantekening van Slotemaker bij doorzending aan Colijn brief van J.L.F. van Essen, ministerie van Economische Zaken, 30 okt 1035 aan [Reyseger] ten geleide bij retournering aan Koloniën van eerder door Colijn doorgestuurde brief van Lamping staat van indexcijfers over 1932, 1934 en 1935 van de industriële activiteit in Europa, overgenomen uit de Financial Digest van 31 okt 1935, met bijgeschreven adressering aan Colijn. briefjes van minister Gelissen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart aan Colijn 2 nov 1935 ten geleide bij een brief van minister van Buitenlandse Zaken en inzake zijn voornemen tot reorganisatie van de handelsvoorlichtingsdienst bijlagen behorend bij het advies 568 van de Economische Raad 4 nov 1935 betreffende de concurrentie van Belgische havens voor de Nederlandse overzichten van [regerings-]kredieten met korte en lange termijn verleend voor industriële objecten, opgesteld op het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 6/7 nov [1935] overzichten van de maandelijkse inleg en onttrekking bij de Rijkspostspaarbank over de jaren 1932-1935, 9 nov 1935 gestencild afschrift van brief van de minister van L&V 13 nov 1935 aan Binnenlandse Zaken i.a.a. alle ministers over de Nederlandse bedrijven die gasmaskers voor industrieel gebruik maken gestencild afschrift van brief van Metaalwarenfabriek Drenthina 12 nov 1935 aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over plannen tot vervaardiging van diverse defensie-artikelen waaronder gasmaskers, met geleidebrief 21 nov 1935 ter doorzending aan de minister van Binnenlandse Zaken en anderen geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 21 nov 1935 aan de ministers ten geleide bij wetsontwerp betreffende vestiging van ondernemingen in detailhandel, ambacht of kleine nijverheid (n.a.) brief met bijlagen van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 12 dec 1935 aan de voorzitter van de ministerraad over vermeende onttrekking van fijnbankwerkers door Philips aan Heemaf nota van de afdeling Nijverheid van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 28 januari 1936 voor de ministerraad over voornemens van de Belgische zoutzieder Solvay tot oprichting van een sodafabriek te Zwijndrecht, met voorafgaande brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 21 januari 1936 aan de voorzitter van de ministerraad en brief van H.P. Gelderman te Oldenzaal 21 januari 1936 aan minister van Koloniën correspondentie met het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en de Maatschappij ter Behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen (Benas) over internationale rationalisatie van de scheepvaart, feb 1936 doorslag van rapport van directeur van de Handelsaccoorden Lamping aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van zijn reis naar Zuid-Amerika, met geleidebrief van de minister 13 feb 1936 aan Colijn gestencild rapport van de commissie-Van der Lande over beweerde knoeierijen bij de Graanfactor Maatschappij, met geleidebrief van de minister van L&V 27 feb 1936 aan de voorzitter van de ministerraad gestencild afschrift van brief met bijlagen van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 2 maart 1936 aan de minister van L&V over de invloed van de landbouwcrisissteun op de broodprijs gestencilde brief van de minister van L&V 4 maart 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over nevenarbeid van personeel in Rijksdienst gestencilde geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 27 maart aan voorzitter van de ministerraad ten geleide bij ontwerpen van wet met bijlagen en memorie van toelichting terzake van het met de VS gesloten handelsverdrag (n.a.) brief met bijlagen van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 1 mei 1936 aan voorzitter van de ministerraad betreffende de met België overeengekomen ontwerp-contingenteringsregeling brief met bijlagen van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 11 mei 1936 aan minister van Koloniën over de prijsverlaging van Philips gloeilampen, met bijbehorende correspondentie van H.I. Keus (HEEMAF) – zie ook nr. 7 authentiek afschrift van KB 11 juni 1936 nr. 48 tot benoeming van D.G. Draaijer, directeur-generaal van Werkverschaffing en Steunverlening tot lid van de Rijkscommissie van Advies voor Werkverruiming brief van E. Heldring te Amsterdam 23 juni 1936 aan Colijn over steun voor de Java-China-Japan-lijn correspondentie met de burgemeester van Amsterdam en de directeur-generaal van handel en Nijverheid Hirschfeld over de reorganisatie van de Kon. Hollandsche Lloyd en het overeind houden van de scheepvaartverbinding met Zuid-Amerika, mei-juni 1936 gestencilde ontwerpen van voordracht en besluit tot uitvoering van art. 12 leden 2 en 4 van de Wet op het algemeen verbindend verklaren van ondernemersovereenkomsten, met geleidebrief 7 juli 1936 aan de ministers gestencilde brief met bijlage van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 21 juli 1936 aan voorzitter van de ministerraad over organisatie en formatie van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart brief met bijlagen van P.F.S. Otten, Philips’ Gloeilampenfabrieken, 21 juli 1936 aan Colijn betreffende aanpassing van lonen en salarissen bij Philips doorslag van brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart aan de Vereeniging Nederlandsche Industrie en Handelsraad voor Land- en Tuinbouw 22 juli 1936 over de verdeling van reserve-uitvoercontingenten, met geleidebrief van de minister 22 juli 1936 aan Colijn gestencilde stukken betreffende het voornemen tot het houden van een tenstoonstelling in Amsterdam, met geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 30 juli 1936 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen van voordracht en besluit tot wijziging van het Crisis-Melkbesluit 1935, met geleidebrief van de minister van L&V 1 augustus 1936 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen van voordracht en besluit tot toekenning van wachtgeld aan de eervol ontslagen Regeringscommissaris voor de hulpverlening aan de melkveehouderij, met geleidebrief van de minister van L&V 3 augustus 1936 aan voorzitter van de ministerraad gestencilde brief met bijlagen van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 5 augustus 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over verlaging van de broodprijzen en het geval van bakker De Groot te Rotterdam doorslagen van voorstellen van de Rijkscommissie Wrerkverruiming tot steunverlening aan de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij bij de bouw van een tanker voor Franse en een vrachtschip voor Noorse rekening, met geleidebrief aan Ryseger brief met bijlagen van H.I. Keus directeur HEEMAF 17 augustus 1936 aan Colijn (privé-adres) over zijn contact met de voorzitter van de Rijkscommissie Werkverruiming Welter – zie nr. 7 brief met bijlage van de Kunstzijdespinnerij Nyma te Nijmegen, 11 september 1936 Afschrift van brief met bijlage van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, met geleidebrief van de directeur-generaal van Handel en Nijverheid Hirschfeld 5 okt 1936 aan minister Koloniën gestencilde nota met ambtelijke kanttekeningen bij beschouwingen van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers, met geleidebrief van de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V 8 oktober 1936 aan minister van Koloniën, met de beschouwingen van het Verbond gestencilde afschriften van brieven van het Comité van Graanhandelaren en zusterorganisaties aan de minister van L&V, met geleidebrief 10 oktober 1936 aan de Commissie inzake de Prijsopdrijving uit de Raad van Ministers nota van de directeur van de Handelsaccoorden Lamping over een tijdelijke regeling met Italië, met geleidebrief namens de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 10 oktober 1936 gestencilde stukken betreffende de vertrouwelijke handelsovereenkomst met Zuid-Slavië, met geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 10 oktober 1936 aan minister van Koloniën brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 10 okt 1936 aan Colijn met verzoek om het eventueel instellen van een autonome clearing tegen Spanje op de agenda van de van de ministerraad te zetten, met geleidebrief van de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 12 oktober 1936 gestencilde nota voor de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V betreffende de verlaging van de uitgaven van het Landbouw-Crisisfonds, met geleidebrief 15 okt 1936 aan Reyseger gestencilde notitie met bijlagen van [het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart] 17 oktober 1936 voor de ‘Ministerieele Commissie’ betreffende de broodprijzen gestencild afschrift brief van de Nederlandsche Reedersvereeniging aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over steun aan de scheepvaartsector, met geleidebrief 19 oktober 1936 aan minister van Koloniën en met toegevoegde stukken uit 1935 over de moelijkheden bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland gestencilde nota van de directeur Handelsaccooorden [Lamping]van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over moeilijkheden in de afzet van landbouwproducten in Belgë, met geleidebrief van de directeur 22 oktober 1936 aan minister van Koloniën nota van de afdeling Nijverheid van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 20 oktober 1936 voor de ministerraad betreffende prijskwesties in de handel in voedingsmiddelen en voederartikelen gestencilde nota van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart inzake de bevordering van het vreemdelingenverkeer, met geleidebrief 24 oktober 1936 aan voorzitter van de ministerraad gestencilde geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 30 okt 1936 aan de ministers bij het ontwerp van de bedrijfsvergunningenwet (.n.a.) gestencild rapport ‘Oorzaak der wijzigingen in Begrooting 1937 (toestand October 1936)’ [van het Landbouwcrisisfonds] met geleidebrief van de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V 3 november aan minister van Koloniën brief met bijlage van de Kamer van Koophandel te Rotterdam van 3 november 1936 aan voorzitter van de ministerraad betreffende het streven naar centralisatie in de goederenruil met Duitsland gestencilde brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 16 nov 19436 aan voorzitter van de ministerraad betreffende het visserijbedrijf te IJmuiden gestencilde nota van ongenoemde steller over de stijging van de productiekosten in het landbouwbedrijf 20 nov 1936 afschriften van brieven van verschillende instanties aan het Staatstoezicht op de Volksgezondheid over de uitslagen van bemonstering van brood in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, met geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 23 november 1936 aan de minister van Koloniën doorslag van brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 25 nov 1936 aan S. Hartog te Bloemendaal betreffende contingentering van de import van jute zakken, met geleidebrief aan voorzitter van de ministerraad en oorspronkelijke brief en telegram van Hartog aan Colijn. gestencilde nota met bijlage van de afdeling Nijverheid 23 nov 1936 aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over de verhoging van broodprijzen, met geleidebrief van de minister 28 nov 1936 aan de voorzitter van de ministerraad, met aantekening van Colijn ‘Hr. R[eyseger], vergadering Min. Commissie dinsdag [1 dec] 9 uur’ en van Reyseger ‘zie verslag van deze bijeenkomst’ gestencild overzicht van de uitgaven van een gemiddeld Westlands tuinbouwbedrijf [1 dec 1936] gestencild rapport van het Bureau van Statistiek van de gemeente Amsterdam over de kosten van levensonderhoud in november 1936 brief van Handelshuis Insulinde te Amsterdam met bijlage betreffende de regeling van export van gecondenseerde melk naar Groot-Brittannië en Ierland, 1 december 1936, met interne notitie van Reyseger rapport van Interdepartementale Commissie met betrekking tot het uit de markt nemen van varkens 5 dec 1936 aan de ministers van Koloniën, Handel, Nijverheid en Scheepvaart, L&V en Soza, met afschrift van minderheidsopvatting gestencilde brief van de Economische Raad 11 december 1936 aan de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart over de verbindendverklaring van de ondernemersovereenkomst in het bakkerijbedrijf te Amsterdam en Rotterdam, met geleidebrief van de minister aan de ministers gestencild afschrift van brief van het verbond van Nederlandsche Werkgevers aan de minister van L&Vover de landbouw-crisispolitiek, met geleidebrief 10 december aan minister van Koloniën afschrift van brief van P.S. Gerbrandy 14 dec 1936 aan ‘minister-president’ met pleidooi voor de verbindendverklaring van de ondernemersovereenkomst voor het bakkerijbedrijf in Amsterdam en Rotterdam afschrift van een aide-memoire van de Noorse regering 16 jan 1937 over nieuwe besprekingen van de landen die in 1930 de Conventie van Oslo ondertekend hebben gestencilde brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 30 januari 1937 aan de voorzitter van de ministerraad met verzoek om machtiging van de ministerraad voor een buitenlandse onderzoeksreis van ambtenaren gestencilde ontwerpen van besluit en voordracht tot wijziging van het Crisis-Mosselbesluit, met geleidebrief van de minister van L&V 3 feb 1937`aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde nota van de directeur-generaal van Handel en Nijverheid Hirschfeld over de steenkolenpolitiek na depreciatie van de gulden 8 feb 1937 gestencilde nota van de minister van L&V over een verschil van mening met Financiën over het verschaffen van inlichtingen aan de Belastingdienst voor controle van belastingaangiften, met geleidebrief 25 feb 1937 aan de voorzitter van de ministerraad, waarop in ms. Reyseger ‘voegen bij betref. bundel (controle-apparaten enz)’ gestencilde nota van de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V over de monopolieheffingen op granen, bestemd voor de Ministeriële Commissie [Economische Commissie uit de ministerraad?], met geleidebrieven 26 februari en 1 maart 1937 aan Colijn resp. Reyseger rapport van 9 maart 1937 uitgebracht aan de afdeling Ambtenarenzaken van het ministerie van Binnenlandse Zaken over de waarde van de functie van secretaris van de Economische Raad, doorslag brief van de Hollandsche beton Maatschappij te Den Haag ten geleide bij afschrift van het adres aan de gemeenteraad van Rotterdam over de onbevredigende gang van zaken bij de aanbesteding van de tunnel, 8 maart 1937 brief van de secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en L&V 9 maart 1937 aan Colijn ten geleide bij Verslagen van Economisch-Statistische Onderzoekingen op Landbouwgebied 1936/2 n.a.v. een vraag van Colijn in de vergadering van Ministeriële Commissie [Economische Commissie uit de ministerraad?] van die dag afschrift van brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 19 maart 1937 aan de firma David L. Jacobs over de contingentering van verpakkingsglas, met geleidebrief aan de voorzitter van de ministerraad gestencild adres van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 25 mei 1937 aan de ministerraad inzake de landbouwcrisissteun, met geleidebrief aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen van voordracht en besluit tot regeling van enkele zaken bij de uitvoering van de wet op het zelfstandig uitoefenen van beroepen door vreemdelingen, met geleidebrief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 10 mei 1937 aan de voorzitter van de ministerraad, met bijschrift van Colijn ‘Hr. R[eyseger], dit ook nog bij de Raadsstukken’ gestencilde brief van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart mede namens LNV 4 juni 1937 aan de voorzitter van de ministerraad betreffende toekenning van een verhoogd vleescontingent aan Denemarken en Argentinië gestencilde brief met bijlage van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart 4 juni 1937 aan minister van Koloniën en Defnsie a.i. [Colijn] betreffende de bezoldiging van de secretaris van de Economische Raad gestencilde brief van de minister van Landbouw en Visserij 9 juni 1937 aan voorzitter van de ministerraad inzake een verzoek om financiële bijstand aan de Coöperatieve Boerenleenbank in Hoogmade ontwerpen van voordracht en besluit met bijlage tot toepassing van artt. 14-16 Warenwet op gasmaskers, met geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 10 juni 1937 aan voorzitter van de ministerraad brief met bijlagen van de directeur-generaal van Handel en Nijverheid H.M. Hirschfeld 14 juni 1937 met verslag van de laatste vergadering van het Economisch Comité van de Volkenbond

        • Bevat: V. Sickenga, gemeentesecretaris van Schiedam, De financiering der crisis-werkloosheidslasten, 1933 ‘Opheffer’, Crisis, een ernstig woord van waarschuwing aan het Nederlandsche volk, 1933 De invloed van het landbouw-crisisbeleid op het bakkersbedrijf, brochure van de Nederlandsche Vereeniging van Werkgevers in het Bakkerbedrijf en de Nederlandsche Roomsch Katholieke Bakkerspatroonsbond, 1936 Th. Ligthart, De landbouwcrisis als element der algemeene economische depressie, praeadvies opgesteld op verzoek van de Vereeniging voor Staatshuishoudkunde en Statistiek over de Nederlands-Indische economie, z.j. [1931 à 1932] W.F. Lichtenauer, De invloed van de crisismaatregelen op het bedrijfleven in het algemeen en op het middenstandsbedrif in ’t bijzonder. Uitgave van de Koninklijke Nederlandsche Middenstandsbond, z.pl.z.j. [≥ 1936]

        • Bevat: brief van minister van Sociale Zaken Slotemaker de Bruine 3 juni 1933 aan ‘minister-president’ Colijn met zijn uitgangspunten voor een bespreking van vijf ministers over de werkloosheidsproblematiek, met concept van het daarbij te stellen naschrift van Colijn nota van ongeïdentificeerde stellers bij de 1e Afdeling (Werkverruiming) van [het ministerie van Sociale Zaken] over (centralisatie van de regeling voor) werkverruiming 30 mei 1933, met notitie van minister van Sociale Zaken Slotemaker de Bruine adres van bedrijfsconsulent Van den Berg te Amsterdam 6 juni 1933 aan Colijn om intrekking van het wetsontwerp tot verstrekking van ruim 1 miljoen gulden aan de Nederlandse Thermische Fabrieken, met bijschriften van Colijn en minister Slotemaker de Bruine doorslag van nota van minister van Waterstaat Kalff 22 juni 1933 voor de voorzitter van de ministerraad over werken tot vestrijding der werkloosheid nota van het ministerie van Sociale Zaken 20 juni 1933 aan de voorzitter van de ministerraad en ministers ter inleiding op besprekingen over het gevolg dat gegeven moet worden aan het rapport van de Hoge Raad van Arbeid over de 40-urige werkweek doorslag van rapport van de wnd. directeur-generaal van de Arbeid Van Male 29 juni 1933 aan de minister van Sociale Zaken met overzicht van weeklonen in diverse collectieve arbeidsovereenkomsten brief gestencild advies van de Commissie van Advies voor de Werklozensteun 1 juli 1933 aan de minister van Sociale Zaken over het algemene beleid voor de werkverschaffing en steunverlening brief van minister Sociale Zaken Slotemaker de Bruine 15 aug 1933 aan Colijn over de onderbrenging van de Commissie Werkverruiming bij Economische Zaken gestencild advies van de Commissie-Hacke (Commissie van Werklozensteun later Werklozenzorg) over dreigend massa-ontslag bij de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal, met geleidebrief van Hacke 22 aug 1933 aan de minister van Koloniën gestencild afschrift van brief van de minister van Sociale Zaken 24 aug 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over vermindering van de werkloosheid door verbeterd overleg tussen overheidsdiensten gestencilde nota van de thesaurier-generaal A. van Doorninck voor de Commissie van Werklozenzorg over algemene regelen voor het werkloosheidsbeleid, met geleidebrief van Van Doorninck 28 aug 1933 aan Colijn map met documentatiemateriaal over Rotterdam [ter gelegenheid van een werkbezoek], op of na 18 sep 1939 afschrift van brief van de voorzitter van de Commissie van Werklozenzorg Hacke aan de minister van Sociale Zaken om aan de Centrale Commissie van advies inzake de Landbouwcrisiswet een lid van de Commissie van Werklozenzorg toe te voegen, met geleidebrief 5 okt 1933 aan minister van Koloniën voorontwerp van wet tot regeling van de bijdrage der arbeiders in de kosten der werklozenzorg, met bijlagen en geleidebrief en brief van de minister van Sociale Zaken 21 okt 1933 aan voorzitter van de ministerraad en andere ministers dat hij zich met dit ontwerp niet kan verenigen doorslag van nota van de directeur-generaal W en S van Sociale Zaken 12 okt 1933 aan de minister over zijn bemiddeling in het Amsterdamse stucadoorsconflict stukken betreffende de verlaging van loonkosten in de scheepsbouw noodzakelijk om een boven de markt hangende order binnen te halen, okt-nov 1933 doorslag van brief van niet geïdentificeerde commissie aan de minister van Sociale Zaken inzake bemiddeling het geschil tussen Nederlandse houthandelaren en de Staatsmijnen over de stuksprijs van 16.000 dwarsliggers, met bijschrift van Colijn ‘Eigen copie’ gestencild tweede advies inzake werkloosheidsbestrijding uitgebracht door de Commissie inzake Werkloosheidszorg aan de minister van Sociale Zaken, met geleidebrief 1 feb 1934 aan de minister van Koloniën gestencild afschrift van brief van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de ministerraad met bezwaren tegen de blokkering door Financiën van begrotingsposten van de Rijks begroting, met geleidebrief 5 feb 1934aan alle ministers doorslag van brief van de minister van Sociale Zaken 19 feb 1934 aan de voorzitter van de ministerraad om maschtiging voor een buitenlandse dienstreis naar Duitsland van twee leden van de Commissie uit de Gezondheidsraad voor reuk en smaak van rivierwater gestencild afschrift van brief van de Directeur-Generaal van de Arbeid aan de minister van Sociale Zaken inzake de centralisering van demontage van roerende goederen afkomstig van Rijksdiensten, met geleidebrief 19 februari 1934 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde nota van de minister van Sociale Zaken z.j. [na 5 feb 1934] naar aanleiding van de in de ministerraad gemaakte opmerkingen over de voordracht met ontwerpbesluit tot vaststelling van bepalingen betreffende de indienstneming door de Raden van Arbeid van personeel op arbeidsovereenkomst, met gestencild ontwerpbesluit ondertekende doorslag van nota 2 mei 1934 van de leden Van Doorninck en Bakker van de Interdepartementale Bouwcommissie aan de minister van Financiën, met bijlage en met afschrift waarop bijschriften in rood van een onbekende steller afschriften van correspondentie tussen Financiën, Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken over subsidiëring van werklozenkassen, mei-juni 1934 gestencilde ontwerpen van besluiten en nota over de instelling van bedrijfsraden, met geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 29 juni 1934 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 25 aug 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over rangsverhoging voor de inspecteur drankbestrijding bij het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, met bijschrift van Colijn doorslag van brief van de minister van Sociale Zaken 3 okt 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over de schadelijke effecten van de beperking van de vergoeding voor gebruik van eigen rijwiel door ambtenaren brief van de Directeur-Generaal van den Arbeid [Hacke] 5 oktober 1934 aan de minister van Sociale Zaken over formatie-uitbreiding bij Economische Zaken doorslag van nota van niet-geïdentificeerde auteur over competentiefrictie tussen Financiën en Sociale Zaken, met bijschrift van minister Sociale Zaken 21 sep 1934 bij doorzending aan voorzitter van de ministerraad gedrukt ontwerp en memorie van toelichting inzake de erkenning en subsidiëring van verenigingen met werklozenkas, met geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 16 okt 1934 aan de voorzitter van de ministerraad Nota van de Directeur-Generaal van den Arbeid over doublures in de staatsdienst, met geleidebrief 17 okt 1934, aan de minister van Sociale Zaken, met diens aantekeningen doorgezonden aan voorzitter van de ministerraad gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 22 okt 1934 aan de voorzitter van de ministerraad betreffende de restitutie van de wiskundige reserve aan ambtenaren die de gemeentedienst verlaten gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 14 nov 1934 aan de voorzitter van de ministerraad over bezuinigingsmogelijkheden bij alle departementen, en bezuinigingsplan van het ministerie van Sociale Zaken 31 okt 1934 gestencild gedeelte van de rede die de minister van Sociale Zaken denkt uit te spreken bij de behandeling in de Tweede Kamer van zijn begroting, met doorslag van geleidebrief 23 nov 1934 aan de ministers gestencilde brief van de minister van Soza 14 dec 1934 aan de voorzitter van de ministerraad n.a.v. brief van Financiën over beperking van de uitgaven gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 29 maart 1935 aan de voorzitter van de ministerraad ten geleide bij gestencilde afschriften van correspondentie van, aan en over het Nationaal Crisiscomité, Nota 30 april 1935 betreffende een ‘tweede Statendam’ als werkverruimingsproject gestencilde afschriften van stukken betreffende de huisvesting van de Rijksverzekeringsbank, april-mei 1935 gestencilde afschriften van brieven van de minister van Sociale Zaken aan de ministers aan Binnenlandse Zaken en Financiën over de verhouding tussen werkverschaffing en steunverlening, met geleidebrief 25 mei 1935 aan de voorzitter van de ministerraad staat van bedragen in de jaren 1905-1931 als voorschotten ingevolge de woningwet verleend, met toelichtingen en geleidebrief van de secretaris-generaal van Sociale Zaken 26 okt 1935 aan [Colijn] gestencilde brief met bijlagen van de minister van Sociale Zaken 2 maart 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over wijziging van de rente- en aflossingsvoorwaarden van bij de Rijksverzekeringsbank afgesloten leningen gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 16 mei 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over extra B-steun aan werklozen gestencilde brief van de minister van Soza 20 juni 1937 aan de voorzitter van de ministerraad over huurverlaging van arbeiderswoningen gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 16 juli 1936 aan de voorzitter van de ministerraad betreffende de al of niet hervatting van vaccinatie tegen encephalitis gedrukt ontwerp-besluit met voordracht tot vaststelling van een nieuw Werktijdenbesluit voor fabrieken of werkplaatsen, met gestencilde geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 7 juli 1936 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde stukken betreffende de voorbereiding van nieuwe wettelijke bepalingen over de vaccinatie tegen pokken, okt-nov 1936 brieven van de minister van Sociale Zaken van 19 november en van die van Financiën van 20 november 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over de behandeling van het verzoek van de gemeente Amsterdam om voorschot ingevolgde Woningwet voor de bouw van goedkope arbeiderswoningen gestencilde brief met bijlage van de minister van Sociale Zaken 24 december 1936 aan de voorzitter van de ministerraad over een omstreden bevordering tot administrateur gestencild afschrift van het advies van de Raad van State over maatregelen voor een betere verdeling van beschikbare arbeid, met geleidebrief van de minister van Sociale Zaken 23 januari 1937 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken 23 januari 1937 aan de voorzitter van de ministerraad over de kosten gemoeid met culturele arbeid voor werklozen gestencilde brief van de Directeur-Generaal van de Arbeid aan de minister van Sociale Zaken inzake onderzoek van buitenlandse regelingen van de 40-urige werkweek, met geleidebrief 1 maart 1937 aan de voorzitter van de ministerraad gestencilde ontwerpen van besluiten en voordracht tot vaststelling van maatregelen bedoeld in artt. 2 en 13 Landverhuizerswet, met geleidebrief 19 maart 1937 aan de voorzitter van de ministerraad

        • Bevat: gestencilde brief.van de Commissie-H (Commissie-Hacke) aan de minister van Sociale Zaken inzake regeling van de werklozensteun, 1934 brief van de burgemeester van Ridderkerk over onbillijkheden bij de bepaling van de huur van woningen die met Rijksgelden en onder gemeentelijke borg zijn gebouwd, met stukken betreffende de behandeling, 1935 stukken betreffende de sociale verzekering van mijnarbeider, 1935 staat van door het Invaliditeitsfonds en Ongevallenfonds aan gemeenten geleende gelden ten behoeve van de woningbouw, 1935 gestencilde brief van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de ministerraad over regelmatige bijeenkomsten van Westeuropese arbeidsinspecties, met bijlagen, 1935 brief van de directie van de Rijksverzekeringsbank aan de voorzitter van de ministerraad met bijlagen betreffende het wetsontwerp tot verlaging van de openbare uitgaven en de financiering van de sociale zekerheid in dat kader, 1935 statistische overzicht van de bestedingen van Rijk en gemeenten aan werkverschaffing en steunverlening en van de bestedingen van het Nationaal Crisiscomité over 1932-1934, 1935 statistisch overzicht van aantallen werklozen en de aantallen in werkverschaffing en steunverlening, 1935 memorandum over het bezwaar van de vakbonden in de bouw tegen het voornemen van de gemeente Alkmaar om restauratiewerken aan de Grote Kerk aldaar via de werkverschaffing te laten lopen, 193[5?] Vragen van het Eerste-Kamer-lid De Savornin Lohman over een toespraak van de directeur-generaal van de Werkverschaffing bij de opening van AJC-werkkampen voor jonge werklozen, met ontwerp van antwoord te behandelen in de ministerraad van 22 oktober 1935 nota van de directeur-generaal van de Arbeid ir. A.H.W. Hacke over de vervanging van stoomketels bij bedrijven als Werkfonds-project, 1935 brief van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de ministerraad naar aanleiding van een publicatie over werkzaamheden die bij het Rijksmuseum in werkverschaffing zouden kunnen plaatsvinden, met de publicatire als bijlage, 1935 brief van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de ministerraad over uitvoering van (bouw)werkzaamheden in werkverschaffing en bezwaren daarvan, met bijlagen, 1935 brief van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de ministerraad over de loonnorm in de werkverschaffing, 1935 statistische overzichten van de werklozenzorg in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht over 1934 en 1935 t/m september, 1935 fragment van de Telegraaf van 14 november 1935 met het artikel ‘Dwang of terreur van een vakorganisatie’ met bijschrift van Colijn, 1935 circulaires van het ministerie van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen over steunverlening, werkiverschaffing en woninghuren, met geleidebriefje aan Reyseger, 1936 stukken betreffende een eventuele bijdrage van Colijn aan het garantiefonds van de Stichting Wereld-Jamboree 1937 , Bloemendaal-Vogelenzang, 1936 verslag van de vergadering van de Interdepartementale Commissie voor Woningbouw van 24 september 1936, met geleidebrief aan minister Colijn, 1936 afschrift bestemd voor Colijn van een nota voor de minister van Sociale Zaken naar aanleiding van een publicatie van het Nederlandsch Instituut van Doctorandi in de Handelswetenschappen, met geleidebrief, 1936 correspondentie tussen H.I. Keus, directeur van de HEEMAF te Hengelo, met bijlagen, 1937 stukken betreffende de samenstelling van de Nederlandse delegatie naar een technische conferentie over de sociale toestanden in de textielindustrie te Washington, 1937 brief van A. Hartog, directeur van Unilever, aan de voorzitter van de ministerraad met verzoek om een onderhoud, met bijschriften van Colijn en Reyseger, 1937 rapport van de directeur-generaal van de Arbeid ir. A.H.W. Hacke van een reis naar Frankrijk, met geleidebrief aan Reyseger, 1937 briefje van Reyseger aan Colijn ten geleide bij (ontbrekende) bijlagen, 1937 briefje van ing. N.H. Kraus te Den Haag aan Colijn n.a.v. Colijns bereidheid om te poseren voor [foto’s], 1937 brief van de voorzitter van de Duitse Handelskammer te Amsterdam aan Colijn ten geleide bij een exemplaar van de periodiek van de Handelskammer gewijd aan de betekenis van de Rijn als verkeersader, (ontbreekt), 1937 introductiebrief van [Schluck], hoofd van de Zelfbestuurs-Accountantsdienst van Soerakarta, te Mangkoenagaran, betreffende Raden drs. Oemar Said, 1937