Willem Drees spreekt alle Nederlanders aan

23-01-1953

Op donderdagavond 8 januari 1953 wordt na het radiojournaal van acht uur een aantal minuten vrij gehouden voor minister-president Willem Drees. Hij richt zich in een toespraak tot het Nederlandse volk. Voornamelijk tot de ‘Nederlandse Nederlanders’, maar ook in het kort tot de ‘Indische Nederlanders'.

Uitgeschreven radiotoespraak van Willem Drees, 8 januari 1953.

 

De kern van zijn toespraak is dat Nederlanders en repatrianten zowel een gedeelde geschiedenis als een gezamenlijke toekomst hebben. ‘Anders zijn’ moet op harmonische wijze worden overbrugd. Het doel is assimilatie en het scheppen van gelijke kansen voor iedereen.

Wel geeft Drees aan waarom het soms lastig is. ‘Een moeilijkheid is dat een deel van deze Nederlanders “anders” is – niet minder, dan elke andere Nederlander hier.’ Het doel van assimilatie is niet eenvoudig te bereiken. ‘Dat eist veel van hun aanpassingsvermogen, maar het eist ook van het Nederlandse volk begrip en medeleven.’ Drees doet hiermee een beroep op wederzijds begrip. Aan de repatrianten houdt hij voor dat woningnood en werkloosheid maakt, dat Nederland geen ijzer met handen kan breken. Tot de niet-Indische Nederlanders spreekt Drees: ‘Lach hen niet uit, wijs hen niet na, wees een goede buurman, een goede buurvrouw, een begrijpende collega. Reik hen de helpende hand.’

 Het taalgebruik van Drees bevat veel dwingende woorden zoals ‘moeten’ , ‘eisen’, ‘plicht’, ‘aanspraken’ en ‘verantwoordelijkheid’. Deze woorden geven te kennen dat er geen andere keuze is dan samen verder te gaan.

Wat in de toespraak niet te horen is, is dat Drees binnenskamers wel degelijk zijn twijfels heeft over het toelaten van ‘in Indië gewortelden’. Maar daar laat hij niets van merken. Politici moeten niet bijdragen aan verdeeldheid en xenofobie, maar juist aan eensgezindheid.

De redevoering van Drees is grotendeels afkomstig uit de pen van de secretaris van het CCKP, het Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier initiatief, I. van Weeren. Deze heeft, na een gesprek met Drees, hem een brief gestuurd met enkele gedachten om uit te werken. Deze gedachten neemt Drees vrijwel helemaal over in zijn speech. Een alinea waarin gerept wordt over de onopgeloste problematiek van de vergoeding van oorlogsschade, schrapt Drees echter.

Naar aanleiding van de radio-uitzending ontvangt Drees een aantal brieven van repatrianten. Velen danken hem (‘God zegene U!’) voor wat zij hebben ervaren als morele ruggensteun. Een briefschrijver verwoordt het zo: ‘Excellentie, Dank kom ik U zeggen voor de radiorede die U op 8 januari jl. uitsprak. Het was of een afschuwelijke druk, die jarenlang me benauwde van me afviel nu de Regering eindelijk begrip toonde voor de Indische Nederlanders. Nu kan dan ook een eerlijke samenwerking tot stand komen tussen de Indische en de Nederlandse Nederlanders, tot heil van het land.’

Een ander schrijft: ’Het is mij een behoefte U mijn dankbaarheid kenbaar te mogen maken en mede te delen, dat Uw radiorede van 8 januari jl. mij in het bijzonder en zeker alle Indische Nederlanders diepgetroffen moet hebben voor Uw kennis van zaken en begrip van onze noden.’

 

Bronnen:

Uitgeschreven radiotoespraak van Willem Drees, 8 januari 1953.

Reacties van luisteraars op de radiotoespraak van Willem Drees, 8 januari 1953.

Uit het Archief Willem Drees, 2.21.286, inv.nr. 926.