Gezinshereniging: Michele en Carmela

1959, Beverwijk

Aan de Italianen die eind jaren vijftig in Nederland aan de slag gaan, worden flink wat eisen gesteld. Eisen die van grote invloed zijn op hun persoonlijke levens. Zoals voor Michele en Carmela.

Italiaanse gastarbeider laat gezin naar Nederland overkomen, Centraal Station Amsterdam. Collectie: Spaarnestad Photo / NA.

Gehuwde mannen behoren niet tot de doelgroep nieuw te werven arbeidskrachten, want zij zouden hun vrouw en gezin te veel missen. En gezien de grote krapte op de woningmarkt, kan er geen sprake zijn van gezinshereniging. Aangezien het tijdelijke contracten van twee jaar betreft, keren de meeste Italianen terug naar hun vaderland.

 

Een kleine groep komt echter in aanmerking voor contractverlenging en zijn in 1959 hun vierde arbeidsjaar ingegaan. Er zijn er bij die worden gevraagd om na afloop van hun contract in Nederland te blijven. Zo ook Michele S., sinds februari 1956 in dienst bij de K.N.H.S. (Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken, thans Corus). Vanwege zijn goede werkprestatie wordt voor Michele een aantal keer contractverlenging aangevraagd.

 

Tijdens zijn vakantie in 1958 is Michele in zijn oorspronkelijke woonplaats Catatania op Sicilië in het huwelijksbootje gestapt met Carmela. Hij brengt haar mee naar Nederland en vanaf september 1958 wonen zij samen in een pension in Haarlem.

 

Zij doen in diezelfde maand aan de minister van Justitie het verzoek om ook voor Carmela een verblijfsvergunning te krijgen. In mei 1959 krijgen zij hierop een negatief antwoord.

 

Dat is een enorme tegenvaller. Temeer omdat het kersverse echtpaar in mei dankzij de huisvestingscommissie van de K.N.H.S en in overleg met het comité huisvesting in Beverwijk een eigen woning kan betrekken in Beverwijk. Niemand ziet aankomen dat Carmela niet zou mogen blijven. Het echtpaar wendt hun spaargeld aan om de inrichting van hun nieuwe huis te bekostigen en ook lenen zij een extra bedrag van 1.200 gulden bij de K.N.H.S.

 

Niet alleen is dit een grote teleurstelling, ook is het een grote schadepost die ervoor zorgt dat verschillende partijen zich hard maken voor een verblijfsvergunning. Zowel de K.N.H.S. als de Stichting Peregrinus doen bij verschillende partijen een bemiddelingspoging.

 

De stichting schrijft op 3 juni 1959 minister van Maatschappelijk Werk, Marga Klompé, dat zij het zou betreuren wanneer in specifieke gevallen zoals die van Michele en Carmela geen verblijfsvergunning aan de echtgenotes kan worden verleend. ‘Er zou dan naar onze mening grotelijks tekort worden gedaan aan de fundamentele rechten van Europese burgers en ’s lands aandeel in de Europese integratie.’ (…) ‘Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen arbeidskranten en mensen druist in tegen alle christelijke en algemeen aanvaarde maatschappij-opvattingen.’

 

Het zou nog tot 1 december 1960 duren voordat er definitief een uitspraak komt over de verblijfsvergunning van Michele en Carmela en vele andere gezinnen. Deze is positief en de ongeveer veertig gezinnen van de tussen 1956 en 1957 door de K.N.H.S. aangetrokken Italiaanse arbeidskrachten worden tot ons land toegelaten.