Back to search results

2.09.79 Inventaris van het archief van het Hoog Militair Gerechtshof, 1946-1990

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

2.09.79
Inventaris van het archief van het Hoog Militair Gerechtshof, 1946-1990

Auteur

CAS 886

Versie

24-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2006 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Hoog Militair Gerechtshof en Advocaat-Fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof
Hoog Militair Gerechtshof

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1946-1990

Archiefbloknummer

D32

Omvang

2610 inventarisnummer(s); 150,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bezondere handschriften. Het archief bestaat uit dossiers, registers (delen en banden) en kaartsystemen. Bevat verder bij de strafdossiers horend bewijsmateriaal (o.a. foto's; papiersnippers; lakdeeltjes).

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage / Griffie (1946 - 1990) Advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage / Parket (1946 -1990)

Samenvatting van de inhoud van het archief

De archiefbescheiden gevormd door de griffie van het Hoog Militair Gerechtshof, bestaande uit de processtukken van de strafzaken in hoger beroep van beroepsmilitairen en dienstplichtigen, inclusief de (appel)vonnissen en sententies en de hier bijbehorende gegevenssystemen. Daarnaast bestaat het archief uit een serie dossiers betreffende beklagzaken.
De archiefbescheiden gevormd door het parket van de advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof, bestaande uit een serie strafdossiers en correspondentie. Een paar bijzondere onderzoeken zijn apart in het archief opgenomen. Het betreft o.a. de moord op veiligheidsoffcier vaandrig Aernhout in Bandoeng (Indonesië) in 1948 en de geruchten betreffende corruptie in Indonesië (1948-1962), de gewelddadige dood van ir. L.K.A. Raedt van Oldenbarneveldt en L.J.A. van Poelje (Paramaribo, 1942), beiden behorende tot een naar Suriname gedeporteerde groep Nederlandse gedetineerden en de strafzaak contra een majoor van de landmacht in verband met het aannemen van steekpenningen en giften (1957-1958).

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Militair straf- en tuchtrecht
Zodra beroepsmilitairen zijn aangesteld en zodra dienstplichtigen zijn ingelijfd zijn het militair strafrecht en het militair tuchtrecht op hen van toepassing. De minister van Defensie is samen met de minister van Justitie verantwoordelijk voor het opstellen van wetten inzake het militair straf- en tuchtrecht en het militair strafprocesrecht.
Sinds de jaren '50 werd gewijzigde en nieuwe wetgeving op dit gebied voorbereid in interdepartementale commissies, waarin vertegenwoordigers van beide ministers zitting hadden. De in 1952 ingestelde Commissie tot herziening van de militaire strafrechtpleging (Commissie Doornbos, sinds 1966 Commissie Van Gilse) werd in 1971 opgevolgd door de Interdepartementale werkgroep herziening militair tuchtrecht, strafprocesrecht en aanpassing militair strafrecht en de interdepartementale adviesraad Commissie van advies militair straf- en tuchtrecht. Ook de departementale Werkgroep vraagpunten militair tuchtrecht (Commissie Lagerwerff, 1967-1970) en de Stuurgroep militair straf- en tuchtrecht (1976-1985) werden bij de besluitvorming over wijziging van de wetgeving betrokken. Met ingang van 1 januari 1991 werd de gehele wetgeving militair straf- en tuchtrecht en militair strafprocesrecht ingrijpend herzien.
De wetgeving op het gebied van het militair straf- en tuchtrecht is voor de drie krijgsmachtdelen hetzelfde, terwijl tot 1991 voor land- en luchtmacht enerzijds en zeemacht anderzijds een apart militair strafprocesrecht bestond. ( Het militair strafprocesrecht was tot 1991 geregeld in de Rechtspleging bij de landmacht en luchtmacht en de Rechtspleging bij de zeemacht. Zie bijlage I voor datering en staatsbladvermelding van deze en andere genoemde wetten en AMVB's. )
De militair-rechtelijke organisatie 1945-1993
Tot 1991 werden militairen in eerste aanleg berecht door de verschillende krijgsraden, in hoger beroep door het Hoog Militair Gerechtshof (HMG). In de eerste twintig jaar na de bevrijding bleven voor de berechting van militairen van land- en luchtmacht de uit het laatste oorlogsjaar daterende krijgsraden te velde bestaan. De leden waren allen militair en werden benoemd door de commanderend generaals. ( Als commanderend generaals, een begrip geïntroduceerd in de Rechtspleging bij de landmacht in 1814, werden in 1944 de chef staf van het militair gezag en de generaals van de landmachteenheden aangewezen. In 1946 werden de chef generale staf, de commandant van het leger in Nederlands-Indië, de territoriale bevelhebber in Nederland, de legerkorpscommandanten en de divisiecommandanten aangewezen als commanderend generaals. ) Bij belangrijke zaken presideerden de commanderend generaals de krijgsraden te velde in eigen persoon. In 1965 werden in plaats van de krijgsraden te velde drie vaste militaire arrondissementskrijgsraden, in Den Haag ("West"), Arnhem ("Oost") en Den Bosch ("Zuid") ingesteld voor de berechting van militairen van land- en luchtmacht. In 1971 werden deze samengevoegd tot één militaire arrondissementskrijgsraad te Arnhem. Daarnaast bestonden sinds 1949 verschillende mobiele krijgsraden voor berechting van in het buitenland verblijvende militairen, die tot 1965 steeds ad hoc werden ingesteld. In 1965 kwamen vijf permanente mobiele krijgsraden tot stand. Dit waren voor militairen van de landmacht: de mobiele krijgsraad buitenland landmacht, de mobiele krijgsraad Eerste Legerkorps (voor eenheden onder NATO-bevel, dus alleen in tijd van oorlog) en de Algemene mobiele krijgsraad landmacht. Voor de luchtmacht waren het er twee: de mobiele krijgsraad buitenland luchtmacht en de Algemene mobiele krijgsraad luchtmacht. De arrondissementskrijgsraden en de verschillende mobiele krijgsraden voor land- en luchtmacht bestonden elk uit een burgerpresident, benoemd door de Kroon op gemeenschappelijke voordracht van de ministers van Justitie en Defensie, en twee militaire leden, benoemd door de betrokken commanderend generaal ( In de periode 1950-1953 waren naast de hierboven genoemde autoriteiten ook de afwikkelingscommandant van de onder Nederlands bevel staande legerstrijdkrachten in Indonesië en het hoofd van de voorlopige Nederlandse Militaire Missie in Indonesië commanderend generaal. In 1952 werd tevens de chef luchtmachtstaf aangewezen als zelfstandig commanderend generaal voor zaken, waarbij luchtmachtmilitairen waren betrokken. In 1965 werden in het Besluit voorzieningen militaire justitie aangewezen de Bevelhebber der landstrijdkrachten en voor de luchtmacht de Bevelhebber der luchtstrijdkrachten. De commandant van het Eerste Legerkorps werd aangewezen vanaf het tijdstip dat dit legerkorps onder NATO-bevel zou komen, dus in oorlogstijd. ) , die tevens de officier-commissaris (een soort militaire rechter-commissaris) en de secretaris benoemde. De openbare aanklager bij de krijgsraden heette auditeur-militair; hij werd benoemd door en stond onder het gezag van de minister van Justitie. Voor de berechting in eerste aanleg van militairen der zeemacht bestonden tot 1991 de zeekrijgsraden in Den Haag en in Willemstad. De zeekrijgsraden bestonden elk uit een burgerpresident, benoemd op dezelfde wijze als bij de krijgsraden, en twee marine-officieren, benoemd door de vlootvoogd ( Het begrip vlootvoogd stamt net als het begrip commanderend generaal uit 1814 (Rechtspleging bij de zeemacht). Aangewezen als vlootvoogden waren de regionale bevelhebbers: de commandant der zeemacht in Nederland en de commandant van de Nederlandse Antillen, sinds 1982 de commandant voor het Caribisch gebied, voor het korps mariniers de commandant van het korps mariniers (Besluit voorzieningen militaire justitie zeemacht 1965). ) , die eveneens de officier-commissaris en de secretaris benoemde. De openbare aanklager bij de zeekrijgsraden heette fiscaal; hij werd evenals de auditeurs-militair benoemd door de minister van Justitie.
Hoger beroep kon tot 1991 door militairen van alle drie de krijgsmachtdelen, de auditeurs-militair of de fiscaal van de (zee)krijgsraden worden ingesteld door het Hoog Militair Gerechtshof te Den Haag. Het HMG bestond uit zes leden: een burgerpresident en een tweede burgerrechter en vier militaire leden. Alle leden van het HMG werden benoemd door de Kroon op voordracht van weer de ministers van Defensie en Justitie tezamen.
Sinds 1991 bestaan er geen aparte militaire krijgsraden meer, maar worden de zaken in eerste aanleg behandeld door de militaire kantonrechter te Arnhem of de militaire kamers (waaronder de enkelvoudige kamer: de militaire politierechter) van de arrondissementsrechtbank te Arnhem. Het arrondissement is nu wereldwijd, zodat de rechtbank overal ter wereld zitting kan hebben en er in vredestijd in beginsel geen aparte mobiele rechtbanken meer nodig zijn. ( Met uitzondering van het bevelsgebied van de commandant der zeemacht in het Caribisch gebied. ) Als hoger beroepsinstantie van de uitspraken van de militaire kantonrechter is in de Wet militaire strafrechtspraak de militaire kamer van de arrondissementsrechtbank Arnhem aangewezen, als hoger beroepsinstantie van deze arrondissementsrechtbank de militaire kamer van het gerechtshof te Arnhem. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba fungeren de militaire kamers van de gerechten in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en van Aruba en de militaire kamer van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba als rechtbanken in militair-strafrechtelijke zaken. Alle leden van de genoemde rechtbanken worden benoemd door de Kroon op voordracht van de minister van Justitie, 'in overeenstemming met de Minister van Defensie' (art. 6 van de Wet militaire strafrechtspraak). Dit laatste betekent dat de minister van Defensie moet instemmen met de benoemingen.
In Nederland bestaat één militaire penitentiaire inrichting, het Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis, dat bestuurlijk onder het ministerie van Defensie valt. Hier worden militairen der drie krijgsmachtdelen in detentie gehouden die zijn gestraft met een vrijheidsstraf. Vóór 1974 werd te Nieuwersluis, toen "Depot voor Discipline" geheten, ook de tuchtrechtelijke straf 'plaatsing in een tuchtklasse' uitgevoerd. Deze straf is met de wijziging van het tuchtrecht in 1974 verdwenen. De reglementen voor Nieuwersluis worden opgesteld door Defensie en Justitie tezamen.
Militair strafrecht
Het militair strafrecht is geregeld in het Wetboek van Militair Strafrecht, laatstelijk gewijzigd in 1990. Tot de wijziging van het militair strafrecht per 1 januari 1991 waren de commanderend officieren van land- en luchtmacht, de commandanten van de KM, de commanderend generaals van land- en luchtmacht en de vlootvoogden van de marine betrokken bij het militair strafproces. Onder hun leiding geschiedden het opsporingsonderzoek en de eventuele verwijzing naar de militaire rechter.
Werd door een militair een strafbaar feit gepleegd, dan kon de commanderend officier of commandant een onderzoek laten instellen door de marechaussee of een commissie van twee officieren. Van dit onderzoek werd proces-verbaal opgemaakt. De commanderend officier of commandant kon dan twee dingen doen: hij kon besluiten, de zaak tuchtrechtelijk af te doen, of hij kon aan de commanderend generaal of vlootvoogd een voorstel doen tot verwijzing naar de militaire strafrechter. Wanneer de commanderend officier besloot tot tuchtrechtelijke afdoening was hij verplicht daarvan rapport op te maken aan de commanderend generaal dan wel de vlootvoogd, door tussenkomst van de auditeur-militair van de betrokken krijgsraad of fiscaal van de betrokken zeekrijgsraad. Zowel de commanderend generaal of vlootvoogd (Defensie) als de auditeur-generaal of fiscaal (Justitie) konden al dan niet met de tuchtrechtelijke afdoening instemmen. Daarbij had de commanderend generaal of vlootvoogd het laatste woord.
Achtte de commanderend officier of commandant de zaak ernstig genoeg, dan deed hij een voorstel tot verwijzing van de zaak naar de militaire strafrechter. In dat geval ging zijn rapport, vergezeld van het proces-verbaal met de eventuele bewijsstukken naar de verwijzingsautoriteit: de commanderend generaal of vlootvoogd. De verwijzingsautoriteit was exclusief bevoegd zaken al of niet naar de (zee)krijgsraden te verwijzen, maar moest daaraan voorafgaand eerst het advies van de betrokken auditeur-militair of fiscaal inwinnen. Na dit advies verwees de commanderend generaal of vlootvoogd de zaak per beschikking naar de militaire rechter. Ook kon hij de zaak terug verwijzen naar de commandant ter krijgstuchtelijke afdoening. De uiteindelijke dagvaarding ging uit van de auditeur-militair of fiscaal, waarna de zaak voorkwam voor de betreffende krijgsraad.
Bij land- en luchtmacht ontving de commanderend generaal een zogenaamd afloopbericht van de zaak, bij de marine werd een afschrift van de door de zeekrijgsraden opgelegde vonnissen aan de minister van Defensie (de directeur Personeel) gezonden; dit kwam in het persoonsdossier van de betrokkene.
In het nieuwe militaire strafprocesrecht bestaan geen aparte militaire rechtbanken meer, noch heeft Defensie sinds 1 januari 1991 meer bemoeienis met het opsporingsonderzoek en de verwijzing van militair-strafrechtelijke zaken. Een commandant, die een strafbaar feit constateert, is verplicht aangifte te doen bij marechaussee of politie. De laatste zendt het proces-verbaal rechtstreeks op aan de officier van Justitie te Arnhem. Voor haar opsporingstaak staat de marechaussee thans onder het gezag van de minister van Justitie.
Gratieverzoeken aan de Kroon naar aanleiding van een door de (zee)krijgsraden en het HMG, thans de militaire kamers van de verschillende rechtbanken opgelegde straf worden krachtens de Gratiewet behandeld door de minister van Justitie. De minister van Justitie kan het advies van andere betrokken ministers, bij militair-rechtelijke zaken dus de minister van Defensie, inwinnen alvorens een voordracht tot besluit op het gratieverzoek aan de Kroon te doen.
Militair tuchtrecht
De krijgstucht was tot 1991 voor de drie krijgsmachtdelen geregeld in de Wet op de krijgstucht, waarvan de uitvoeringsbepalingen waren te vinden in het Reglement op de krijgstucht. Sinds januari 1991 geldt de Wet militair tuchtrecht, die is uitgewerkt in het Besluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht. Ook deze wet en dit besluit zijn geldig voor alle drie de krijgsmachtdelen.
De regelgeving voor land- en luchtmacht enerzijds en marine anderzijds als uitwerking van deze wet wordt opgesteld door de directie Juridische Zaken van het ministerie van Defensie, die daarbij overleg pleegt met de secties Juridische Zaken van Land- en Luchtmachtstaf en de afdeling Juridische zaken van de Marinestaf. Reglementen, voorschriften en instructies voor de uitvoering van het tuchtrecht bij de onderdelen worden per krijgsmachtdeel opgesteld.
Bepaalde in de wet genoemde commandanten hebben krachtens de wet het recht de onder hun bevel staande militairen tuchtrechtelijk te straffen. Tot 1991 waren de vergrijpen, waarvoor mocht worden gestraft, niet exact omschreven. Als algemeen principe was in de oude wet en het reglement vastgelegd, dat 'alle niet in enige strafwet omschreven feiten, strijdig met enig dienstbevel of dienstvoorschrift, of onbestaanbaar met de militaire tucht of orde' mochten worden bestraft. ( Wet op de krijgstucht, ed. 1974, art. 2. Het eerste hoofdstuk van het Reglement op de krijgstucht bevatte de 'beginselen der krijgstucht'. Hierin was onder andere als beginsel opgenomen, dat 'de ondergeschiktheid de ziel van de militaire dienst' was (art. 1). ) De tot straffen bevoegde commandanten hadden dientengevolge een grote vrijheid. In de nieuwe wet staan alle tuchtrechtelijke vergrijpen omschreven en daarmee is het militair tuchtrecht een gesloten systeem geworden. Dit is uiteraard bedoeld om de rechtszekerheid van militairen te bevorderen.
Elk krijgstuchtelijk vergrijp, begaan door een militair wordt bij de KM ingeschreven in het rapportenboek van de betrokken eenheid en door de rapporteur aan de commandant gemeld; bij KL en KLu alleen door de rapporteur gemeld aan de commandant. Daarna volgt het tuchtproces, bij de marine 'parade' geheten. Bij het tuchtproces zijn in ieder geval de commandant, de beschuldigde en een eventuele vertrouwensman aanwezig, bij de marine daarnaast nog enkele andere belangrijke functionarissen aan boord of bij de eenheid. De gerapporteerde heeft het recht zich tijdens het tuchtproces laten bijstaan door een vertrouwensman (veelal een collega). De gerapporteerde en eventuele getuigen en/of deskundigen worden gehoord, de commandant heeft de eindbeslissing. De opgelegde straf werd tot in de jaren zeventig handmatig geregistreerd, bij de KM in het strafregister van de eenheid, bij KL en KLu op de straffenlijsten bij de commandant.
In 1976 werd een geautomatiseerd registratiesysteem bij de Marinestaf, enkele jaren later ook bij de Land- en Luchtmachtstaf in gebruik genomen, waarin gegevens van de toen ingevoerde straffenformulieren van alle operationele eenheden werden overgenomen. Dit systeem verving de handmatige registratie. Dezelfde commandant die de straf heeft opgelegd is bevoegd tot schorsing van de straf, wanneer hij daartoe redenen ziet. Ook zijn directe commandant kan dit doen.
De bestrafte, die het oneens was met de opgelegde krijgstuchtelijke straf, kon krachtens de Wet op de krijgstucht, art. 61 zijn beklag doen bij de zogenaamde 'beklagmeerdere', de militaire meerdere van de commandant die de straf had opgelegd. De beklagmeerdere kon de straf na onderzoek handhaven, wijzigen of teniet doen. Na de beklagprocedure kon de gestrafte eventueel nog een eindbeslissing inroepen bij het Hoog Militair Gerechtshof in Den Haag. Sinds 1991 kan beroep direct worden ingesteld bij de militaire kamer der arrondissementsrechtbank Arnhem.
Een militair ondergeschikte (zowel beroeps als dienstplichtig) heeft tevens de mogelijkheid, zijn beklag te doen over een order, gegeven door een meerdere of over een vermeend krenkende of onbillijke behandeling door een meerdere. Tot 1991 kon dit op grond van de Wet op de krijgstucht, art. 71 en het Reglement op de krijgstucht, art. 9.4 en 13, en de regeling Kennelijke onbillijke behandeling, die was gebaseerd op het genoemde wetsartikel. Thans is de beklagprocedure geregeld in het Besluit klachtrecht militairen, dat stoelt op de Militaire ambtenarenwet. Een dergelijk beklag kan via een bezwaarschrift, in te dienen bij de beklagmeerdere (zie hierboven). Deze stelt een onderzoek in of laat dit instellen door een rapporteur en neemt een beslissing. Tegen deze beslissing staat geen verdere voorziening open. De beklagmeerdere zendt de stukken tevens, langs de hiërarchieke weg, aan de minister (voor deze de bevelhebbers). ( Regeling Kennelijke onbillijke behandeling, 1922, vervallen 1990. Besluit klachtrecht militairen 1991. Zie bijlage I. Het beklag tegen een onbillijke behandeling heeft een ander karakter dan een bezwaarschrift in het kader van enig rechtspositioneel onderwerp. Bezwaren van rechtspositionele aard, bijvoorbeeld bezwaarprocedures in verband met beoordeling door de militaire meerderen, lopen via de Commissies bezwaarschriften of via het Ambtenarengerecht. ) Tijdens de behandeling van het wetsontwerp ter wijziging van het militair straf- en tuchtrecht van 1974 werd met de Tweede Kamer overeengekomen, dat de minister van Defensie elk half jaar in statistische vorm zou rapporteren over de opgelegde krijgstuchtelijke straffen bij zee-, land- en luchtmacht. In 1978 werd deze rapportage stopgezet omdat Defensie was overgegaan op het reeds genoemde geautomatiseerd registratiesysteem. In 1991 is de regelmatige rapportage hervat. ( In de leemte werd voorzien door publicatie van de statistieken over de periode 1978-1990 door G.L. Lindner, 'De krijgstucht van 1978 tot en met 1990: feiten en achtergronden' in: Militair-rechtelijk tijdschrift (1991), p. 325-367. ) Via het automatisch systeem krijgen ook de tot straffen bevoegde commandanten en de bevelhebbers regelmatig overzichten van de bij hun eenheden opgelegde tuchtrechtelijke straffen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De dossiers betreffende de strafzaken in hoger beroep van het Hoog Militair Gerechtshof, inclusief de bijbehorende gegevenssystemen zijn aangelegd en bijgehouden door de griffie van het Hoog Militair Gerechtshof.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet militaire strafrechtspraak (Rijkswet van 14 juni 1990, Stb. 370) werden op grond van artikel 72 van deze wet de administratie en archieven van de griffie van het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage overgedragen aan de griffie van het gerechtshof te Arnhem.
Gelijktijdig werd het archief van het parket van de advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage overgedragen aan het ressortsparket te Arnhem.
Sedert begin 2000 stonden de archieven in opslag bij de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten.
De archieven zijn in 2006 krachtens wettelijk voorschrift door het Facilitair Bedrijf arrondissement Arnhem aan het Nationaal Archief overgedragen.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de bewerking door de Centrale Archief Selectiedienst zijn geen archiefbescheiden verwijderd ter vernietiging.
Aanvullingen
De archieven kunnen als afgesloten worden beschouwd, daar het vervolg onderdeel uitmaakt van de archieven van de griffie van het gerechtshof te Arnhem en het ressortsparket te Arnhem. Het is nog wel mogelijk dat een enkel verspreid geraakt dossier te zijner tijd te voorschijn komt en aan dit archief wordt toegevoegd
Verantwoording van de bewerking
De archieven van Hoog Militair Gerechtshof en de advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof maken deel uit van de door de Centrale Archief Selectiedienst bewerkte archieven van de militaire straf- en tuchtrechtspraak. Ten behoeve van de bewerking werd een archiefbewerkingsplan samengesteld, welke de basis vormt voor de bewerking. In het plan, welke werd meeondertekend door het Nationaal Archief op 16 juni 2005, zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en de overbrenging geregeld. Voor specifieke informatie wordt verwezen naar de afzonderlijke hoofdstukken in deze inventaris.
Ordening van het archief Het archiefbestand van het Hoog Militair Gerechtshof bestaat uit een aantal hoofdseries:
  • Processtukken strafzaken in hoger beroep, 1940, 1946 - 1990
  • (Appèl)Vonnissen en sententies, 1946 - 1990
  • Beklagdossiers
De processtukken werden per zaak geordend. Ieder zaak heeft een zgn. rolnummer. De opberging van de (afgehandelde) dossiers in het archief geschiedde numeriek. Ieder dossier werd voorzien van een zgn. archiefnummer. In een aantal gevallen zijn, waarschijnlijk om administratieve redenen, dossiers uit de nummerieke serie gehaald en samengevoegd met een ander archiefnummer. In die gevallen is een verwijzing opgenomen naar dit betreffende archiefnummer. Ook de verzameling (appèl)vonnissen en sententies zijn geordend volgens dit systeem van archiefnummering. De beklagdossiers zijn geordend volgens het systeem van rolnummering. Het archiefbestand van de advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof bestaat uit een aantal hoofdseries:
  • Correspondentie
  • Strafdossiers
De correspondentie werd geordend op een door de administratie samengestelde rubrieksindeling. De strafdossiers zijn geordend volgens de systematiek van rolnummering.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Hoog Militair Gerechtshof en Advocaat-Fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof, nummer toegang 2.09.79, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hoog Militair Gerechtshof, 2.09.79, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Toelichting op de gebruikte rubrieksnummers in archief van advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof
1.1 Bevoegdheid – Algemeen
2.1 Hoog Militair Gerechtshof
2.2 Personen – Advocaat-Fiscaal
2.3 Circulaires
2.4 Personen (overige)
2.5 Personen – Sollicitanten (inlichtingen omtrent)
2.6 Personen – onbezoldigde ambtenaren korps Rijkspolitie
3.1 Financieel – Algemeen
3.2 Financieel – Ramingen e.d.
3.4 Financieel – Materieel
5.1 Strafzaken
5.1.1 Strafzaken – Algemeen
5.1.1.03 Militaire rechtspleging
5.1.1.12 Wegenverkeerswet
5.1.1.22 Statistiek
5.1.1.30 Verkeersovertredingen – Militairen – afdoening
5.1.1.40 Eigenmachtig optreden militairen
5.1.1.44 Jaarverslagen
5.1.1.47 Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM)
5.1.1.48 Reclassering, voorlichting, rapporten
5.1.1.51 Toepassing voorlopige hechtenis in militaire zaken
5.1.1.52 Druggebruik in de krijgsmacht
5.1.1.53 Kamervragen
5.1.2 Strafzaken – Algemeen – Onderzoeken
5.1.3 Strafzaken – Gevangeniswezen
5.1.3 I Strafzaken – Gevangeniswezen – Selectie van veroordeelden
5.1.3 II Strafzaken – Gevangeniswezen – Bestemming – Gestichten
5.1.3 III Strafzaken – Gevangeniswezen – Regiem voor preventief – Gedetineerden
5.1.3 IV Strafzaken – Gevangeniswezen – Voorlopig arrest en geestelijke verzorging
5.1.3 V Strafzaken – Gevangeniswezen – Diversen
5.1.4 Strafzaken – Gunsten CVV, voorlopige invrijheidstelling, gratie
5.1.5 Strafzaken – Voorlopig Justitieel arrest (toepassing van)
5.1.6 Strafzaken – Strafregister
5.1.7 Strafzaken – Justitiële Documentatiedienst
5.1.8 Strafzaken – Archieven
5.3.1 Strafzaken in prima
5.4 Strafzaken – transport
5.4.2 Strafzaken – transportzaken – Curaçao – Willemstad
5.4.3 Strafzaken – transportzaken – Suriname – Paramaribo
5.4.4 Strafzaken – transportzaken
5.4.5 Strafzaken – transportzaken – overige
5.4.6 Strafzaken – transportzaken – Krijgsgevangenen - Korea
5.4.7 Strafzaken – transportzaken – Krijgsgevangenen - Korea
5.4.8 Strafzaken – transportzaken – Militaire kamer Arrondissementsrechtbank
5.4.9 Strafzaken - transporten Nieuw-Guinea
5.4.10 Strafzaken – transportzaken Zeekrijgsraad Nederlandse Antillen
5.4.11 Strafzaken – transportzaken Zeekrijgsraad in het Oosten
5.5 Strafzaken – Justificatieprocedures
7.1 Varia – Pensioendiensttijden
7.2 Varia – Declaraties
7.3 Inzage dossiers
7.4 Transportverzorging – Algemeen
7.5 Varia – derden
7.6 Tenue
9.1 Krijgsraden – Bevoegdheid
9.2 Krijgsraden – Samenstelling - Algemeen
9.2.1 Krijgsraden – Samenstelling - West
9.2.2 Krijgsraden – Samenstelling - Zuid
9.2.3 Krijgsraden – Samenstelling – Arnhem
9.2.4 Samenstelling Permanente Krijgsraad Nederland Zeemacht
9.2.6 Krijgsraden – Samenstelling – Suriname
9.2.7 Krijgsraden – Samenstelling – Nieuw-Guinea
9.2.8 Krijgsraden – Samenstelling – Zeekrijgsraad in het Oosten
9.2.9 Krijgsraden – Samenstelling – Korea
9.2.10 Krijgsraden – Samenstelling – Zeekrijgsraad Nederlandse Antillen
9.2.11 Krijgsraden – Samenstelling – Indonesië
9.2.12 Krijgsraden – Samenstelling – Mobiele Krijgsraden Luchtmacht
9.2.13 Krijgsraden – Samenstelling – Mobiele Krijgsraad Buitenland Luchtmacht
9.3.1 Krijgsraden – Toezicht algemeen
9.3.1.1 Krijgsraden – Toezicht algemeen – West
9.3.1.2 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Zuid
9.3.1.3 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Oost
9.3.1.4 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Zeekrijgsraad Den Haag
9.3.1.5 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Curaçao – Willemstad
9.3.1.6 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Suriname
9.3.1.7 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Nieuw-Guinea
9.3.1.8 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Zeekrijgsraad in het Oosten
9.3.1.9 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Korea
9.3.1.10 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Zeekrijgsraad Nederlandse Antillen
9.3.1.12 Krijgsraden – Toezicht algemeen – Mobiele krijgsraden
9.3.3 Krijgsraad – Toezicht vergaderingen
10 Weekend executie - Algemeen

Inventories