Back to search results

2.19.185 Inventaris van het archief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), (1908) 1912-1989 (1993)

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

2.19.185
Inventaris van het archief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), (1908) 1912-1989 (1993)

Auteur

VNG

Versie

30-08-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 2007

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
VNG

Periodisering

archiefvorming: 1912-1989
oudste stuk - jongste stuk: 1908-1993

Archiefbloknummer

I66

Omvang

8343 inventarisnummer(s); 40,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1912-

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat vooral dossiers betreffende vrijwel alle terreinen van gemeentelijke bemoeienis, met name op het gebied van de bevolkingsadministratie, veiligheid, volksgezondheid, milieubeheer, ruimtelijke ordening, woningbouw, energievoorziening, verkeer, vervoer, sport en onderwijs. Voorts zijn er dossiers over de gemeentewet, de VNG zelf en haar organen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Het denkbeeld van de oprichting van een vereniging van gemeenten in ons land is ontstaan in de kring van het bestuur van de ‘Onderlinge Risico-Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten’. In deze vereniging, die was opgericht in 1906, en die ten doel had de aangesloten gemeenten onderling het risico te doen dragen voortvloeiende uit de Ongevallenwet 1901, kan men de eerste vorm zien van een geregelde samenwerking van gemeenten in ons land. De bestuursleden van deze vereniging, die allen ook bestuurders waren van gemeenten, kwamen op de gedachte om deze samenwerking uit te breiden tot andere gebieden van de gemeentelijke werkzaamheid. Het takenpakket van gemeenten breidde zich uit en sommige gemeentebestuurders gingen het als een gemis voelen dat er geen landelijke organisatie was die bijvoorbeeld voor alle gemeenten de informatie zou kunnen verzamelen waaraan elk afzonderlijk wel eens de behoefte aan had. Het bureau van zo’n organisatie zou voor de gemeenten nauwlettend de wetgeving kunnen volgen. Het zou bij regering of parlement kunnen aankloppen als gemeentelijke belangen geschaad dreigden te worden. Verder zou zo’n organisatie voor al haar leden gezamenlijk bijvoorbeeld steenkolen en cokes kunnen inkopen voor de gemeentelijke gasfabrieken. Daarvan viel veel profijt te verwachten. adjunct-directeur. De heer M.C. Braat jr. werd door het bestuur per 1 mei 1913 tot directeur benoemd, maar hij trok zich alsnog terug. Het duurde derhalve nog tot 2 september 1913 eer de eerste directeur (de heer J. Simons) in dienst trad.
In 1910 was een eerste bijeenkomst van een aantal burgemeesters en wethouders waarin de mogelijkheid werd besproken om een Vereniging van gemeentebesturen op te richten. De initiatiefnemers nodigden alleen gemeenten uit met meer dan 10.000 inwoners. Uiteindelijk vond op 28 februari 1912 de oprichtingsvergadering plaats van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten (VNG), in het stadhuis van ’s-Gravenhage. Op deze bijeenkomst waren 26 van de 28 toegetreden gemeenten vertegenwoordigd. In oktober van dat jaar volgde de Koninklijke goedkeuring en het bureau van de VNG begon op 1 maart 1913 daadwerkelijk te functioneren. Per die datum benoemde het bestuur mej. C.M.W. Roem tot adjunct-directeur.
Om te voldoen aan de behoefte van de gemeenten aan een onafhankelijke en objectieve financiële controle richtte het bestuur in 1914 het Verificatiebureau op, naderhand officieel genaamd Centraal bureau voor verificatie en financiële adviezen, Accountantskantoor van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
De kleine gemeenten verenigden zich ook. In 1914 werd de Vereniging van kleine stedelijke en plattelandsgemeenten opgericht. Twee jaar later ging zij op in de VNG, die het toelatingscriterium van 10.000 inwoners had laten vallen.
Het voortbestaan van de VNG is in de eerste jaren onzeker geweest. De meeste gemeenten bleven de kat uit de boom kijken. De paar honderd gemeenten die het lidmaatschap wel hadden aangedurfd, waren merendeels klein. Zij betaalden een halve cent per inwoner.
Pas na de Eerste Wereldoorlog kwam de Vereniging goed tot ontwikkeling. De contributie werd verdubbeld en steeds meer gemeenten, ook grote zoals Amsterdam, Rotterdam en Utrecht sloten zich aan.
De eigenlijke opbouw van het bureau van de VNG begon in 1918. Mr. A. Jonker werd in dat jaar directeur en na zijn komst is de Vereniging krachtig tot ontwikkeling gekomen. De adviezen van de VNG bestreken al gauw vrijwel alle terreinen van de gemeentelijke bemoeienis en al vanaf het begin stuurde de Vereniging adressen naar regering en parlement over wettelijke maatregelen die voor de gemeenten van belang waren.
In 1920 waren er al 626 gemeenten aangesloten, die 82% van de bevolking omvatten. In de jaren twintig slaagden bestuur en directie erin het vertrouwen te winnen van zowel de kleine als de grote gemeenten en bovendien ook van de centrale overheid. In die jaren is de basis gelegd voor de organisatie die zou uitgroeien tot een belangrijke instelling in ons staatsbestel.
Om de gemeenten te helpen bij de ordening van hun archieven richtte de VNG in het begin van de jaren twintig het Registratuurbureau op. Dit bureau begon met twintig aangesloten gemeenten en is in 1966 samengevoegd met het Bureau personeelsbeheer en organisatie, dat daarna de naam Centraal adviesbureau voor organisatie, documentatie, registratuur en personeelsbeheer (ODRP) is gaan voeren.
Vanaf 1922 had de VNG een eigen orgaan “Weekblad voor gemeentebelangen” geheten.
In de tweede helft van de jaren twintig werden ook de eerste vaste commissies in het leven geroepen. In 1926 vormde de VNG een vaste commissie voor werkloosheidszaken, een jaar later gevolgd door een vaste commissie voor onderwijszaken. Meer vaste commissie kende de Vereniging voor de Tweede Wereldoorlog niet. Pas na de oorlog zijn voor veel meer taakvelden aparte commissies van gemeentebestuurders in het leven geroepen.
In de beginperiode gebeurde het overigens nog wel eens, dat een gemeente haar lidmaatschap opzegde. Zo vormde bijvoorbeeld voor verscheidene kleine gemeenten de contributie een bezwaar. In 1928 constateerde men dat in 7 jaar tijd al 32 opzeggingen waren binnengekomen, maar dat verschijnsel is van voorbijgaande aard geweest.
Zeven gemeenten met meer dan 40.000 inwoners hebben in 1934 onder leiding van de VNG het Centraal Orgaan opgericht. Voluit luidde de naam: Centraal orgaan van de gemeenschappelijke regeling betreffende behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden. De bedoeling van het Centraal Orgaan was het brengen van meer uniformiteit in de arbeidsvoorwaarden van gemeenten. De secretariaat van het Centraal Orgaan werd door de VNG vervuld.
Bij het 25-jarig bestaan in 1937 werd Melick en Herkenbosch geboekt als duizendste lid. Aan het eind van dat jaar waren er nog 55 gemeenten niet aangesloten.
Een aparte vorm van dienstverlening aan de leden is altijd de centrale inkoop van goederen geweest. In 1937 is de centrale inkoop tot een aparte functie uitgegroeid. Het bestuur stelde er een afzonderlijk bureau voor in: het Centraal Inkoopbureau (CIB).
In 1939 richtte de Vereniging het Instituut voor bestuurswetenschappen op, dat zowel tot doel had de bevordering van vorming en opleiding van ambtenaren als van het bestuurswetenschappelijk onderzoek.
Kort na de Tweede Wereldoorlog zette de Vereniging haar eerste stappen als uitgever. Gemeenten konden zich abonneren op een gedrukte uitgave van de “Officiële Bekendmakingen”. In 1947 werd het eigen orgaan “Weekblad voor gemeentebelangen” opgevolgd door “De Nederlandse Gemeente”. In datzelfde jaar begon de VNG ook de uitgave van de maandbladen “Gemeentefinanciën” en “Overheidsdocumentatie” en van het tweemaandelijkse tijdschrift “Bestuurswetenschappen”.
De ontstuimige groei van het apparaat van de Vereniging dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Behalve met maatschappelijke ontwikkelingen, hing dat ook samen met de persoon van de hoofddirecteur. Het beleid van Jonker was er steeds op gericht geweest het werkterrein van de VNG tot enkele hoofdzaken te beperken. Dit leidde tot een klein apparaat. De heer N. Arkema, die Jonker van het begin af ter zijde stond en hem in 1942 was opgevolgd, was veel expansionistischer. Door de veel actievere rol van de overheid steeg na de oorlog in alle gemeenten het peil van de publieke voorzieningen. Dit vroeg de aandacht van de Vereniging. Ook geheel nieuwe onderwerpen dienden zich aan, zoals krotopruiming, de bestrijding van lucht- en waterverontreiniging, het achterblijven van de scholenbouw, het adviseren over sportaccommodaties en zwembaden, de recreatie, het verkeer en het parkeren.
Vanaf 1950 zijn alle Nederlandse gemeenten lid van de VNG. De toenmalige Zeeuwse gemeente Overslag meldde zich in dat jaar als laatste lid aan.
In 1961 werd de heer J.M.P.J. Verstegen hoofddirecteur. Hij had een groot aandeel bij het tot stand brengen van enkele belangrijke nieuwe instellingen zoals het Instituut Ziektekostenvoorzieningen Ambtenaren (IZA) en de Stichting tot ontwikkeling van de automatisering bij de gemeenten (SOAG). Uit de jaren zestig dateert ook de onderzoeksafdeling SGBO (sociaal-geografisch en bestuurskundig onderzoek) Daarnaast zijn verscheidene nieuwe verenigingscommissies in de jaren zestig gevormd voor bijvoorbeeld bejaardenzorg, bestuurlijke organisatie, binnengemeentelijke decentralisatie, bevolkings-aangelegenheden en internationale aangelegenheden.
Voor de uitvoering van zowel de individuele dienstverlening aan de leden ( toen ook wel de servicefunctie genoemd) als van het commentariëren van de producten van vooral de rijksoverheid (toen ook wel de spreekbuisfunctie genoemd) was een aanzienlijke uitbreiding van het personeel nodig. Telde het Verenigingsbureau in mei 1940 20 medewerkers, tegen het eind van de jaren zestig waren dit er al 127. Eind jaren 80 waren dit er zo tegen de 400, waarvan ruim 100 bij afdelingen die uitlsuitend betaalde diensten aanboden, zoals het Centraal Inkoopbureau (CIB), de onderzoeksafdeling SGBO en de VNG-Uitgeverij.
Toen mr. L.G van Reijen op 1 maart 1969 hoofddirecteur werd telde de Vereniging 935 leden, te weten 934 gemeenten en het openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders. Bovendien waren er elf gewesten als buitengewoon lid aangesloten bij de Vereniging. Van Reijen stond bij zijn optreden als hoofddirecteur voor twee essentiële problemen. De financiële positie werd onder invloed van de inflatie snel slechter en de huisvesting was zeer inefficiënt. Beide problemen zijn in het begin van de jaren zeventig opgelost. Het financiële probleem door de invoering van een nieuw contributiereglement en het huisvestingsprobleem door de aankoop van “De Willemshof” aan de Nassaulaan 12 te Den Haag.
In de jaren zeventig is de interne structuur van de Vereniging aanzienlijk versterkt. Onder leiding van Van Reijen is vorm gegeven aan de noodzakelijke coördinatie en samenwerking tussen de verschillende bureaus van de VNG. Vele kleine adviesafdelingen werden samengebracht in drie sectoren, die elk onder leiding van een directeur kwamen te staan.
De Vereniging deed oorspronkelijk weining aan publiciteit. In 1969 is de VNG haar voorlichting professioneel gaan verzorgen. Dit was de eerste stap naar de politisering die zo kenmerkend was voor de ontwikkeling van de Vereniging in de jaren zeventig. De politieke voorkeur van een directeur of bestuurder, voor zover burgemeester, was vaak onbekend. In de jaren zeventig is de politieke kleur een van de belangrijkste criteria geworden bij benoeming in bestuur en directie van de VNG. Afspiegeling aan de politieke verhoudingen op dat moment werd belangrijk gevonden uit een oogpunt van herkenbaarheid bij de achterban als bij regering en parlement.
Na ruim tien jaar hoofddirecteurschap werd Van Reijen op 1 december 1979 opgevolgd door prof.drs. E.L. Berg. Hij kreeg begin jaren tachtig te maken met een moeilijk moment voor de VNG. In 1982 namelijk besloot de gemeenteraad van de gemeente Breda, in een poging de begroting rond te krijgen, tot opzegging van het lidmaatschap van de VNG. Breda kwam al gauw weer terug op het besluit, maar de VNG realiseerde zich dat de kreet ‘onze leden’ een verregaande vereenvoudiging was van de gemeenten met hun benoemde en gekozen bestuurders en veel grotere aantallen ambtenaren met zeer uiteenlopende bezigheden. Vanaf dat moment is de VNG zich veel klantgerichter gaan opstellen . De informatieverstrekking kreeg vanaf dat moment grotere aandacht afgestemd op de onderscheidende beleidsvelden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Met de registratie van documenten heeft de VNG al snel na de oprichtingsvergadering in 1912 een start gemaakt. Inschrijving van documenten vond vanaf 1913 plaats in een brievenboek (inventarisnummers 8143 e.v.). Van vóór die tijd is geen inschrijfregister bewaard gebleven. Mogelijk dat registratie van de documenten in die periode niet plaatsvond. In 1948 is men overgestapt op het fiche-doorschrijfsysteem. De moedervellen met de chronologische inschrijving van de documenten zijn in deze inventaris opgenomen (inventarisnummers 8200 t/m 8413). De kaartsystemen met daarin de fiches geordend naar verschillende gezichtspunten zijn in de loop der jaren vernietigd. Vanaf 1983 vond registratie plaats in een database. Dit product afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika was bedoeld voor de financiële administratie. Voor de registratie van de VNG-correspondentie werd ruimte ingericht. Uitdraaien van deze database over de periode 1983 t/m 1989 zijn bewaard gebleven (inventarisnummers 8414 t/m 8419).
Vanaf de beginjaren van de VNG zijn (papieren) dossiers gevormd. In de jaren 70 is gestart met de microverfilming van het archief. Van alle dossiers ouder dan vijf jaar werd bekeken of ze voor blijvende bewaring in aanmerking kwamen. Deze dossiers werden verfilmd, waarna het papieren dossier werd vernietigd. Met terugwerkende kracht werd het volledige VNG-archief op microfilm gezet. Voor twee delen van het archief gold dit niet. Eind jaren ‘70 is gestart met de geschiedschrijving van de VNG. De persoon die dit ter hand heeft genomen, heeft een deel van het archief (vooral betrekking hebbend op de organisatie van de VNG) tijdelijk onder beheer gehad. Na terugkomst van dit archiefdeel heeft men besloten het in de papieren vorm te blijven bewaren. Ook een groot deel van het 80-er-jaren-blok is in papieren vorm bewaard gebleven. Dit omdat werd geanticipeerd op een mogelijke overdracht van het VNG-archief aan het Nationaal Archief. Toen, in het kader van deze mogelijke overdracht, het microfilmarchief door het Nationaal Archief werd onderzocht, constateerde men schimmels. Vervolgens is dan ook bijna het volledige microfilmarchief gedigitaliseerd.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat de neerslag van de activiteiten van de VNG en bestrijkt de periode 1910 – 1989. Eén dossier bevat een document uit 1908, drie dossiers zijn eind jaren ’80 gevormd en liepen door in 1990. Ook deze dossiers zijn in deze inventaris opgenomen. Het archief bestaat onder andere uit de notulen en vergaderstukken van bestuursvergaderingen en vergaderingen van de directie, jaarverslagen, begrotingen en rekeningen en dossiers betreffende vrijwel alle gebieden van gemeentelijke bemoeienis. Er is vooral veel informatie terug te vinden over één van de doelstellingen van de VNG, namelijk de behartiging van de belangen van haar leden, in het verleden ook wel de spreekbuisfunctie genoemd. De rol van de VNG bij de totstandkoming van beleid en wet- en regelgeving op rijksniveau is daarbij belangrijk. Het is vooral deze rol die het archief van de VNG waardevol maakt voor wetenschappelijk onderzoek naar politiek-bestuurlijke besluitvorming. Met behulp van de documenten uit het VNG-archief kan niet alleen inzicht worden verkregen in de mate van invloed die de VNG op het rijksbeleid uitoefende, maar ook in de wijze waarop dit plaatsvond.
Ook zijn, zij het in veel mindere mate, documenten bewaard, die te maken hebben met de andere belangrijke doelstelling van de VNG, namelijk het verlenen van diensten aan de leden, in het verleden ook wel de servicefunctie genoemd. De grote bulk aan routinematige adviesaanvragen zijn na verloop van tijd vernietigd. Wel bewaard zijn individuele adviezen aan gemeenten die een bredere strekking hadden (en dus van belang waren voor meerdere of alle gemeenten) en/of die aanleiding waren voor de VNG om, vooral bij de rijksoverheid, aan te dringen op wijziging van beleid en /of wet- en regelgeving.
Het archief van de VNG kan worden beschouwd als een waardevolle aanvulling op de overheidsarchieven. De informatie die hierin ligt opgeslagen levert een bijdrage aan de kennis en het begrip van de Nederlandse samenleving en (politieke) cultuur. In die zin heeft het archief van de Vereniging onmiskenbaar een culturele waarde.
Selectie en vernietiging
Onduidelijk is hoe in de beginjaren van de VNG is omgegaan met het vernietigen van archiefbescheiden. Vanaf 1964 is bekend dat de vernietiging geheel werd overgelaten aan het hoofd van de afdeling Registratuur (later Post- en Archiefzaken geheten). Het hoofd legde de directie een lijst voor van met name genoemde stukken of groepen van stukken, die naar zijn mening voor vernietiging in aanmerking kwamen. De directie gaf vervolgens toestemming tot vernietiging van de geselecteerde dossiers. Er zijn toen stukken met een historisch-culturele waarde zoals dossiers betreffende het “Instituut voor sociaal onderzoek van het Nederlandse volk” uit 1940 t/m 1947 en dossiers over de distributie van levensmiddelen in de periode 1915 t/m 1920 verloren gegaan.
Algemene richtlijnen voor bewaring of vernietiging werden voor het eerst in 1973 geformuleerd. De wens werd kenbaar gemaakt een statisch archief op te bouwen waarin alleen bescheiden voorkomen, die van historische betekenis zijn. Het archief werd in drie ‘genres’ onderscheiden: het correspondentiearchief, de werkdossiers en de interne dossiers. Uit historisch oogpunt werd het van belang geacht het eerstgenoemde archiefdeel te bewaren.
Na de invoering van het microfilmen in 1978 bleken de richtlijnen uit 1973 niet meer bruikbaar. In 1987 zijn derhalve nieuwe richtlijnen voor vernietiging van archiefbescheiden opgesteld en nieuwe categorieën geformuleerd.
Aanvullingen
Enige bestanddelen zijn bij de overdracht niet betrokken. Het betreft persberichten, nieuwsbrieven en publicaties (boeken en tijdschriften) van de VNG. Te gelegener tijd zal dit materiaal alsnog volgen evenals mogelijk beeld- en geluidmateriaal. Ook is het de bedoeling het 90-er-jaren-blok over te dragen. Hierover zijn echter nog geen afspraken gemaakt.
Verantwoording van de bewerking
Om het archief voor overdracht gereed te maken werd het microfilmarchief gedigitaliseerd. Een enkel gemicroflimd dossier werd niet gedigitaliseerd, maar werd vernietigd. De twee archiefdelen die nog in papieren vorm aanwezig waren, zijn opgeschoond. Zoals eerder vermeld is bij de ordening eind jaren ’80 van de dossiers op het gebied van ‘onderwijs’ en nieuwere code gebruikt. Dit archiefdeel was ook afgescheiden van de rest maar werd weer samengevoegd.
Binnen deze inventaris is de oorspronkelijke ordening van het archief gehandhaafd, ongeacht de huidige fysieke verschijningsvorm. Dit betekent dat de hoofdindeling van de Basis Archiefcode van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (BAC), en dus de primaire ordening van de dossiers, is terug te vinden in deze inventaris (tussen haakjes achter de titel van een rubriek). De oorspronkelijk secundaire ordening d.m.v. dossiernummer is ook gehandhaafd, zei het dat de nummers zelf voor de duidelijkheid en leesbaarheid zijn weggelaten.
De doorlopende inventarisnummering is een enkele keer doorbroken door een afwijkend hoger nummer als gevolg van later toegevoegd materiaal.
Is een dossier digitaal aanwezig dan wordt bij de beschrijving vermeld op welke DVD de pdf-bestanden zijn terug te vinden en om hoeveel bestanden het gaat. De bestandsnamen zijn gerelateerd aan de inventarisnummers. Voorbeeld: de inventaris geeft bij inventarisnummer 236 aan dat het 3 bestanden betreft die zijn terug te vinden op DVD 001. Op DVD 001 hebben ze de volgende namen: 236_1_3.pdf (inventarisnummer, eerste bestand van een serie van drie), 236_2_3.pdf (inventarisnummer, tweede bestand van een serie van drie) en 236_3_3.pdf (inventarisnummer, derde bestand van een serie van drie).
Deze inventaris is tot stand gekomen met medewerking van mw. J.P. Verweij-Poot en dhr. W. A. van der Ham.
Ordening van het archief
Gedurende de gehele periode die deze inventaris beslaat zijn documenten chronologisch, veelal zaaksgewijs, in dossiers opgeborgen. Deze dossiers werden onderling geordend door middel van de Basis Archiefcode van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (BAC). Voor zover is kunnen nagaan is telkens gebruik gemaakt van de nieuwste versie van deze code. De gebruikte codes (voor zover nog aanwezig) zijn terug te vinden onder de inventarisnummers 8420 t/m 8426. Vanaf 1982 t/m 1989 werd geordend d.m.v. de (herdruk) 1982 van de BAC. Toen in 1987 een nieuwe versie van de code verscheen bleef de code uit 1982 in gebruik. Reden hiervoor was de voorziene beëindiging van de ordening binnen het dossierstelsel en de daaraan gekoppelde digitalisering van het archief. Aanpassing van het archief aan de nieuw verschenen druk van de BAC vond men niet opportuun. Gezien de grondige herziening van het bekostigingsstelsel op het gebied van het onderwijs en de knelpunten die dit opleverde bij de ordening van de dossiers, heeft men echter voor dit onderdeel van het archief een uitzondering gemaakt. Voor dossiers op het gebied van onderwijs is vanaf 1987 dan ook wel gebruik gemaakt van de meest recente versie van de code. Bij de samenstelling van deze inventaris is ervoor gezorgd dat alle dossier met betrekking tot het onderwijs in één rubriek werden ondergebracht.
In een klein aantal gevallen was het gebruik van de BAC niet mogelijk en is teruggevallen op de code waar de BAC een uitwerking van is, namelijk de Universele Decimale Classificatie (UDC) (inventarisnummers 1 t/m 43).
Primair werden de dossiers geordend conform de structuur van de Basis Archiefcode. De verschillende deelonderwerpen binnen één classificatienummer uit de Basisarchiefcode kregen een dossiernummer.
Correspondentie van de Ondernemingsraad en de Centrale Ondernemingsraad zijn afzonderlijk in het archief opgenomen. Dit materiaal is voorzien van de letters OR respectievelijk COR en in de dossierinventaris gevolgd door een classificatienummer uit de BAC.
Archiefmateriaal over gelieerde instellingen, VNG-publicaties en VNG-bedrijven werden voorzien van een Romeins cijfer, eventueel gevolgd door een classificatienummer uit de BAC. Documenten over de organisatie en het personeel van de VNG kregen een Romeinse V. Van XIV Centrale Raad voor Bijzondere Radiodiensten zijn geen dossiers opgenomen. De betrokken 8 dossiers zijn vernietigd in 2004. Ditzelfde geldt voor XVIII Uitgave “Alfabetische lijst van gemeenten met diensten en bedrijven” (1 dossier vernietigd 2004). De drie dossiers uit 1986 van de Stichting Thorbecke (XX) zijn zoekgeraakt.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), nummer toegang 2.19.185, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, VNG, 2.19.185, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
In een beperkt aantal gevallen ontbreken inventarisnummers. Na aanmaak van deze inventaris zijn de beschrijvingen verwijderd aangezien het om dossiers uit het 90-er-jaren-blok ging.
Publicaties 75 jaar dienstverlening, Een portret van uw VNG . ’s-Gravenhage 1987 (videoband) Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten 1912 -1937, Gedenkboek uitgegeven door de vereeniging van Nederlandsche Gemeenten ter gelegenheid van haar vijf en twintig-jarig bestaan op 28 februari 1937 . ’s-Gravenhage 1937. 40 jaren Vereniging van Nederlandse Gemeenten 1912 – 1952 . De Nederlandse gemeente (1952)19, jubileumnummer. De Nederlandse Gemeente 1947 -1957 . (1957) 1/2 Jubileumnummer. 50 jaren VNG . De Nederlandse gemeente (1962)29, jubileumnummer. E.L Berg en D. Hillenius, De VNG in de jaren zeventig, Portret van een belangenorganisatie . ’s-Gravenhage 1979. D. Hillenius, 75 Jaar Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Van de seigneuriale periode naar de coöperatieve . (overdruk uit het Jaarboek Die Haghe 1987). ’s-Gravenhage 1987. D. Hillenius, Tachtig jaar VNG, Van kolenhandelaar en deftige degelijkheid naar carriére-springplank . In NG-Gemeentelijk magazine (1992) 9, p. 18-19. A.M. Reijmers en A. Verheusen, Archief VNG; weg ermee? Een aanzet tot de ontsluiting van het historisch archief, Verslag van een stageonderzoek in het kader van de post-doctorale opleiding ‘Historische Informatieverwerking’ aan de Rijksuniversiteit Leiden . ’s-Gravenhage 1993. (inventarisnummers 8427 t/m 8430 ).

Inventories