Back to search results

2.10.43 Inventaris van het archief van de Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 16 Juni 1857 no. 90, 1857

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

2.10.43
Inventaris van het archief van de Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 16 Juni 1857 no. 90, 1857

Auteur

M.W.M.M. Gruythuysen

Versie

25-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1987 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie
Staatscie. Landverhuizing en Kolonisatie

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1857-1857

Archiefbloknummer

K23042

Omvang

; 24 inventarisnummer(s) 0,35 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie was belast met het onderzoek rondom kolonisatiemogelijkheden op de Oost-Indische Buitenbezittingen.
Het archief bevat stukken betreffende het onderzoek, de informatieverwerking en de rapportage, zoals krantenartikelen, lijsten van boekwerken en archiefstukken betreffende kolonisatie en landverhuizing. Verder o.a. stukken betreffende bevolkingsstatistieken en ontwikkelings- en exploitatiemogelijkheden.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Historische achtergrond
Kolonisatie op grote schaal naar de Nederlands-Indische gebieden heeft in de Nederlandse koloniale geschiedenis geen grote betekenis gehad.
Van tijd tot tijd werden plannen tot kolonisatie gemaakt en uitgevoerd maar zij hebben nooit tot het beoogde resultaat geleid. Een nota van Jhr. Mr. J.K.J. de Jonge: " Geschiedkundig onderzoek omtrent de vroeger genomen proeven van volkplanting in de Nederlandsche Oost-Indische bezittingen, (1857) geeft een goed overzicht van de kolonisatiepogingen in de Oost-Indische Archipel in de 17e en 18e eeuw. ( Zie inv. nr. 14 )
De periode van 1798-1830 vormt een overgangsfase in de koloniale politiek ten aanzien van Nederlands-Indië.
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) hield in 1798 op te bestaan; haar bezittingen en schulden gingen over aan de staat en haar octrooien werden vernietigd.
De vraag kwam aan de orde volgens welke beginselen de koloniën voortaan moesten worden bestuurd. Het oude gesloten koloniale beheer van de V.O.C. paste niet langer in het beeld van de 19e eeuw. Een koloniaal beleid, gericht op vrije vesting van cultuurondernemingen en de uitgifte van woeste gronden aan Europese landbouwers, behoorde in deze periode niet langer tot de onmogelijkheden.
Het Regeringsreglement van 1818 maakte gewag van''(...) middelen om aanvankelijk of bij voortgang den landbouw door uitgifte van landen en de vermeerdering van eene Europeesche bevolking uit te breiden". ( F.W. Stapel, Geschiedenis van Nederlandsch Indië, Amsterdam 1940, p. 44 )
Oplopende schulden en de geld verslindende Java-oorlog van 1825-1829 dwongen echter tot een koloniaal beleid dat zich richtte op de financiële sanering van een groeiende schuldenlast.
Het vrijzinnige "kolonisatieplan" van commissaris-generaal Du Bus de Gisignies van 1827 moest, na aanvankelijke goedkeuring, plaatsmaken voor een plan (het cultuurstelsel) van gouverneur-generaal J. van den Bosch volgens hetwelk men de Oostindische productie ten bate van de Nederlandse staat kon opvoeren.
Het cultuurstelsel werd in hoofdzaak toegepast op Java en Madura. Door de snelle successen van het cultuurstelsel raakten de plannen tot kolonisatie op de achtergrond.
Op 15 april 1857 richtten een aantal particulieren zich tot de koning met een verzoek om goedkeuring te verlenen aan een Europese kolonisatie op de Oost-Indische Buitenbezittingen. ( Buitenbezittingen is de naam die in het spraakgebruik werd gegeven aan alle eilanden in de Indische Archipel buiten Java en Madura, zoals Borneo, Sumatra, Celebes en de Molukken. )
De Nederlandse aandacht voor deze gebieden was vrij gering.
Al was het Nederlandse bestuur er in de loop van de negentiende eeuw toe overgegaan om zijn rechten op de meeste eilanden te bevestigen, van een werkelijke occupatie van deze gebieden was geen sprake.
Door kolonisatie van deze gebieden, zo meenden de adressanten, zou het Nederlandse gezag duurzaam kunnen worden gevestigd en zouden nieuwe bronnen van welvaart ten deel vallen aan het moederland. ( De volledige tekst van het verzoekschrift is opgenomen in het gedrukte exemplaar van het eindverslag van de commissie, inv. nr. 23. ) De regering zag hierin voldoende aanleiding om een onderzoek te gelasten naar de in het verzoekschrift ontwikkelde voorstellen. Bij Koninklijk Besluit van 16 juni 1857 nr. 90 werd de staatscommissie voor kolonisatie en landverhuizing ingesteld en belast met het onderzoek. ( Zie inv. nr. 1. )
2. Samenstelling en werkwijze
De commissie werd samengesteld uit ex-bestuursambtenaren van Nederlands-Indië, kamerleden, een hoogleraar in de geneeskunde en een koopman. ( Zie bijlage )
Tot secretaris van de commissie werd benoemd H.H. Rochussen, zoon van de voorzitter.
Voor de commissievergaderingen kreeg de commissie de beschikking over het voormalig lokaal van de Hoge Raad van Adel aan het Binnenhof.
Het onderzoek van de commissie omvatte twee gedeelten. ( Zie inv. nr. 3 )
Als eerste opdracht zag de commissie de in het verzoekschrift van F.H. van Vlissingen c.s. ontwikkelde denkbeelden te onderzoeken. Als uitgangspunt moest een lijst van vraagpunten dienen die, met inachtneming van ieders specialiteit, door de leden individueel werd beantwoord in een nota.
Het tweede gedeelte van haar onderzoek omvatte:
  1. bij een positief advies op het verzoekschrift een onderzoek naar de maatregelen welke van regeringswege nodig waren om een kolonisatie te bewerkstelligen en/of te bevorderen;
  2. bij een negatief advies op het verzoekschrift een onderzoek naar de exploitatie- en de ontwikkelingsmogelijkheden van de Buitenbezittingen in Nederlands-Indië.
De nota's werden aan de hand van samenvattingen op de commissievergaderingen besproken.
Alvorens tot een definitieve afronding van haar onderzoek te komen stelde de commissie bij nota van 8 oktober 1857 (nota van bezwaren en bedenkingen) de adressanten in de gelegenheid een aantal vraagpunten toe te lichten.
Op 24 december kon de commissie haar rapport aanbieden aan de Koning, vergezeld van een niet voor publicatie bestemde geheime geleidebrief. ( Zie inv. nr. 24 )
In deze brief bespreekt de commissie een aantal voorstellen waaronder de wenselijkheid om de kolonisatiemogelijkheden op Zuid-Afrika te bestuderen en de te volgen politiek ten aanzien van de Buitenbezittingen m.n. het Lingga-Riouwsche Rijk.
Een in dit verband belangrijk archief is het archief van de toenmalige resident, F.N. Nieuwenhuijzen. Nota's van commissielid Willer zijn in dit archief, in afschrift, aanwezig. ( A.M. Tempelaars, Inventaris van het archief van F.N. Nieuwenhuijzen over de jaren 1835-1876, Den Haag 1985. )
Bij Koninklijk Besluit van 5 juli 1858 nr. 71 werd de staatscommissie ontbonden.
Lijst van commissieleden
Voorzitter:
J.J. Rochussen, Minister van staat en voormalig Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië.
Leden:
  • A.L. Weddik, Staatsraad in buitengewone dienst, voormalig Gouverneur van Borneo;
  • Mr. A.I. Mackay, Regeringsgecommiteerde bij de Maatschappij van Weldadigheid, en lid van de Tweede Kamer;
  • Mr. B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis, Lid van de Tweede Kamer;
  • P. Jeekel, Voormalig Gouverneur der Molukse eilanden;
  • F.C. Donders, Hoogleraar in de geneeskunde te Utrecht;
  • A.I. Andresen, Adjudant in buitengewone dienst, luitenant-kolonel van het leger in Nederlands-Indië, voormalig militair commandant en waarnemend resident van de Westerafdeling van Borneo;
  • J.G.A. Gallois, Voormalig resident van de Zuid- en Oosterafdeling van Borneo en Rembang;
  • T.J. Willer, Voormalig resident van de Westerafdeling van Borneo en Riouw;
  • M.G. van Heel, Suikercontractant op Java.
Secretaris:
H.H. Rochussen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de commissie werd op 23 februari 1861 door J.J. Rochussen, oud-voorzitter van de commissie, overgedragen aan de minister van Koloniën. ( Archief van het Ministerie van Koloniën, verbaal 12 maart 1861 nr. 14. )
De schriftelijke neerslag van de werkzaamheden van de commissie bestaat uit correspondentie, verzamelde informatie en nota's.
De notulen van de commissievergaderingen ontbreken in het archief. De door het ministerie van Koloniën beschikbaar gestelde boekwerken en archiefbescheiden zijn na bestudering aan het ministerie teruggezonden.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Uit het archief zijn een aantal stukken betreffende declaratie van reiskosten vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Het archief verkeerde in een wanordelijke staat. De stukken waren verpakt in twee lijvige portefeuilles en geordend in een viertal "series": nota's (A), ingekomen stukken (B), uitgaande stukken (C) en diversen (D). Deze ordening was vrij willekeurig. Bij de herordening is deze oude orde vervangen door een systematische indeling, gebaseerd op de taak van de commissie.
De stukken zijn zo goed als mogelijk per onderwerp samengevoegd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Staatscommissie voor Landverhuizing en Kolonisatie, nummer toegang 2.10.43, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Staatscie. Landverhuizing en Kolonisatie, 2.10.43, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar