Back to search results

2.11.24.03 Inventaris van het archief van het College voor de Visserijen, (1893) 1912-1963

Het archief bevat verslagen van de verrichtingen van het College (1912-1946), notulen van de vergadering (1900-1919, 1935-1961), registers van ingekomen en uitgaande stukken (1893-1963), alfabetische klappers op onderwerp (1912-1963) en ingekomen en afschriften van uitgaande stukken (1911-1963).
Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

2.11.24.03
Inventaris van het archief van het College voor de Visserijen, (1893) 1912-1963

Auteur

A.J.M. Trompen

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1986 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

College voor de Visserijen
College Visserijen

Periodisering

archiefvorming: 1912-1963
oudste stuk - jongste stuk: 1893-1963

Archiefbloknummer

L23008

Omvang

; 76 inventarisnummer(s) 1,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

College voor de Visserijen (1912-1963)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat verslagen van de verrichtingen van het College (1912-1946), notulen van de vergadering (1900-1919, 1935-1961), registers van ingekomen en uitgaande stukken (1893-1963), alfabetische klappers op onderwerp (1912-1963) en ingekomen en afschriften van uitgaande stukken (1911-1963).

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
College voor de Visserijen
Het College voor de Visserijen werd ingesteld bij de Wet van 6 oktober 1908 tot regeling der visserijen (Visserijwet) in artikel 25. ( Stb. 311. )
Deze wet trad in werking op 1 juli 1911.
De uitvoering van de instelling van het College voor de Visserijen gebeurde echter pas bij het Koninklijk Besluit van 1 juli 1912, no. 62, met de benoeming van de leden en de secretaris.
Daarvóór was het Koninklijk Besluit afgekondigd van 15 april 1911 betreffende het College voor de Visserijen. ( Stb. 120. )
In dit besluit werd in artikel 4 bepaald dat het College voor de Visserijen is verdeeld in vier afdelingen, te weten:
  1. Zeevisserij,
  2. Kustvisserij,
  3. Riviervisserij en binnenvisserij,
  4. Juridische en economische aangelegenheden.
Op 20 juli 1912 vond de installatie plaats met een rede van de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. ( Jaarverslag 1912, inventarisnr. 1. )
Bij Koninklijk Besluit van 31 juli 1912, no. 54 werd Dr. N.C. de Gijselaar benoemd tot eerste voorzitter van het College voor de Visserijen.
De functie van voorzitter van het College werd door de volgende personen bekleed:
  • N.C. de Gijselaar 1912-1927
  • H.J. Lovink 1927-1932
  • A.L. Boeser 1932-1946
  • L.F. de Beaufort 1946-1963
De secretarissen en de standplaatsen van het secretariaat over deze periode waren:
  • H. v.d. Hoeven te Zundert 1912-1924
  • F.G. Scheltema te Amsterdam en Leiden 1924-1939
  • J. v. Andel te 's-Gravenhage 1939-1959
  • A.C. de Ruiter te 's-Gravenhage 1960-1963
Lijst van leden van het College voor de Visserijen van 1912 t/m 1963, in chronologische volgorde van benoeming ingevolge een Koninklijk Besluit.
Naam Benoemd
J.J. Slis K.B. 01-07-1912, no. 62
A. Hoogenraad K.B. 01-07-1912, no. 62
C.J.J.H. v. Kempen K.B. 01-07-1912, no. 62
H.J. Calkoen K.B. 01-07-1912, no. 62
L.H. Dijkhuis K.B. 01-07-19 12, no. 62
M. Tijdeman K.B. 01-07-1912, no. 62
J.J. Ochtman K.B. 01-07-1912, no. 62
J. Schippers K.B. 01-07-1912, no. 62
H. Dirkzwager K.B. 01-07-1912, no. 62
K. de Boer K.B. 01-07-1912, no. 62
P.A. Diepenhorst K.B. 01-07-1912, no. 62
N.C. de Gijselaar K.B. 01-07-19 12, no. 62
H.F. Nierstrasz K.B. 01-07-1912, no. 62
Th. B. Pleyte K.B. 01-07-1912, no. 62
H. Pollema K.B. 01-07-1912, no. 62
A.A.H. Struycken K.B. 01-07-19 12, no. 62
P.G. v. Tienhoven K.B. 01-07-19 12, no. 62
W.J.M. v. Eysinga K.B. 04-11-1912, no. 56
A.C. Visser van IJzendoorn K.B. 27-10-19 13, no. 47
A. Hoogendijk K.B. 27-10-1913, no. 47
J.G.Th. Broekmeyer K.B. 27-10-1913, no. 47
A.J. Cnoop Koopmans K.B. 14-11-1913, no. 32
J.B. Westerdijk K.B. 19-06-1914, no. 3
W.J. de Jong K.B. 02-07-1917, o. 29
W.J. Kernkamp K.B. 29-01-1919, no. 29
P.W.H. Truijen K.B. 10-06-19 19, no. 97
A. v.d. Toorn K.B. 29-04-1920, no. 45
W. Verdonk K.B. 29-04-1920, no. 45
H.J.J. Sengers K.B. 08-10-1921, no. 65
L.F. de Beaufort K.B. 12-02-1923, no. 15
W. Dil K.B. 12-02-1923, no. 15
P.A. de Jong K.B. 06-06-1923, no. 28
G. Kirberger K.B. 06-06-1923, no. 28
H.J. Lovink K.B. 23-06-1925, no. 55
J.J. Hoogendijk K.B. 18-06-1926, no. 33
A.W. Schippers K.B. 18-06-1926, no. 33
Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck K.B. 22-07-1927, no. 31
A.L. Boeser K.B. 28-02-1930, no. 6
J. Schokking K.B. 28-02-1930, no. 6
Ph. Kleintjes K.B. 15-08-193 1, no. 15
A. Dirkzwager K.B. 15-08-1931, no. 15
J. Prins K.B. 23-06-1932, no. 84
W.A.J.M. v. Waterschoot v.d. Gracht K.B. 16-06-1933, no. 45
F.P. Vermeulen K.B. 19-01-1934, no. 33
T.A. v. Dijken K.B. 17-03-1936, no. 19
F.M. v. Asbeck K.B. 20-07-1936, no. 63
R. Pollema K.B. 19-02-1937, no. 25
H.C. Delsman K.B. 03-06-1938, no. 31
J.C.A.M. v. Mortel K.B. 03-06-1938, no. 31
J.C. Haspels K.B. 03-06-1938, no. 31
Th. Limperg K.B. 03-06-1938, no. 31
J.P. v. Lonkhuyzen S.G. 23-11-1940, no. 6231
W. Oskamp K.B. 11-03-1946, no. 40
J.A. de Visser K.B. 11-03-1946, no. 40
J. v.d. Toorn K.B. 11-03-1946, no. 40
N. Parlevliet K.B. 25-09-1947, no. 30
A.G.C. v. Baren K.B. 25-09-1947, no. 30
H.J. Kiewiet de Jonge K.B. 25-09-1947, no. 30
J. Poorta K.B. 09-01-1950, no. 12
A.W. Baron v. Imhoff K.B. 30-01-1952, no. 20
J. de Ruiter K.B. 30-01-1952, no. 20
B. Havinga K.B. 03-06-1957, no. 26
A.I. Diepenhorst K.B. 07-07-1961, no. 34
M. v. Eekelen K.B. 07-07-1961, no. 34
A.G.U. Hildebrandt K.B. 07-07-1961, no. 34
D.F.E. Meerburg K.B. 07-07-1961, no. 34
J. Voetelink K.B. 07-07-1961, no. 34
De voorzitter en de secretaris kregen een beloning toegekend voor hun werkzaamheden.
De andere leden kregen een reis- en onkostenvergoeding.
Met de indeling van het College in vier afdelingen had dit College een uitbreiding ondergaan van de taak in vergelijking met de taak van het voormalig College voor de Zeevisserijen.
Het aantal leden was ingevolge het Besluit van 15 april 1911, artikel 1 hiervoor gebracht op 21 leden.
De inspectie op de visserijen behoorde echter niet meer tot de taak van het nieuwe College.
Hiervoor was in de Visserijwet van 1908 in artikel 26 het Rijk verdeeld in een aantal Visserijdistrikten, waarvan aan het hoofd een inspecteur staat.
Tot inspecteur der visserijen werd benoemd J.M. Bottemanne, Directeur van het Vissershavenbedrijf te IJmuiden en voorzitter van de "Commissie voor enige uitvoeringsvoorschriften der Visserijwet" (1907-1908). ( Zie de inventaris van het archief van de Hoofdinspecteur der Visserijen 1910-1924, door H. Revier, uitgebracht door het Ministerie van Landbouw en Visserij. ) In genoemd Koninklijk Besluit van 15 april 1911, is voorzien in een regeling voor samenwerking van het College voor de Visserijen met de Inspectie voor de Visserijen en met het Instituut voor Visserijonderzoek, in artikel 7. ( Stb. 120. )
Tot de taak van de Inspecteur der Visserijen behoorde o.a. het samenstellen van Visserijstatistieken.
Hiermede verviel deze taak voor het College voor de Visserijen.
Het voormalig College voor de Zeevisserijen had in zijn jaarverslagen, binnen- en buitenlandse statistische gegevens opgenomen. De jaarverslagen van het College voor de Visserijen zijn door deze vermindering van taken minder uitgebreid dan die van het voormalig College voor de Zeevisserijen.
Gedurende de oorlogsjaren 1914-1918 zijn zo goed als geen zeevisserijaangelegenheden behandeld.
Vanuit het College werden meerdere malen commissies ingesteld van twee of drie leden, die de opdracht kregen een bepaald onderzoek te verrichten.
Er waren b.v. commissies voor:
  1. Onderzoek naar de verhoging van de uitgaven voor het personeel van de Visserij inspectie in 1913.
  2. Vaststelling van maatregelen ter voorziening in de vakature van Directeur van het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek in 1914.
  3. Onderzoek naar de wenselijkheid de visserij onder domeinbestuur te laten of naar het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel over te brengen in 1914.
  4. Onderzoek naar de knoeierij in de haringhandel in 1916.
  5. Onderzoek naar de wijzigingen voor de Visserijwet van 1928.
  6. Voorbereiding van de Noordzeeconventie in 1933.
  7. Onderzoek naar de invoer van vis uit Frankrijk in 1936.
  8. Herziening van de Visserijwet in 1951.
Daar deze commissies van hun werkzaamheden alleen pré-adviezen aan de voorzitter en de secretaris als neerslag van hun werkzaamheden nalieten, zijn deze commissies niet als zelfstandige eenheid afgezonderd van het archief van het College voor de Visserijen en ook niet als zodanig geïnventariseerd. In de jaarverslagen van de genoemde jaren zijn de genoemde pré-adviezen opgenomen. ( Inventarisnr's 1 t/m 22. )
Naar aanleiding van het Koninklijk Besluit van 15 maart 1927, nr. 19 betreffende de wijziging van de toekenning van premiën voor het doden van zeehonden werd door het College een verzoek tot de Minister gericht op 14 juni 1927 voor de goedkeuring tot instelling van een Commissie van onderzoek aangaande de noodzakelijkheid van de toekenning.
De Minister zag de noodzaak ervan niet in en reageerde negatief op het verzoek. Op 12 april 1928 werd opnieuw een verzoek tot de Minister gericht. Wederom zag de Minister de noodzaak niet in, maar keurde goed dat enkele leden van het College een kleine commissie zouden vormen voor een onderzoek. (15 juni 1928)
Aangezien de commissie niet was ingesteld bij Ministeriële Beschikking, werden de stukken niet uit het archief gelicht.
Vanaf 1921 werd de taak van het College voor de Visserijen sterk uitgehold door de instelling van de Raad voor de Visserij.
Deze aangelegenheid kwam tot uiting in een circulaire van de secretaris aan de leden van het College van 25 maart 1949. ( Zie INDEX onder ORGANISATIE, Positie van het College. )
In deze circulaire gaf de secretaris een uiteenzetting van de positie van het College. Hij schreef een brief aan de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Het antwoord van de Minister was in deze circulaire weergegeven.
De eerste alinea van de brief aan de Minister luidde: "Het treft het College voor de Visserijen dat het sedert geruime tijd van de zijde van Uwe Excellentie niet meer is uitgenodigd U van voorlichting te dienen omtrent met de visserijen in verband staande onderwerpen.
Herhaaldelijk worden overheidsmaatregelen getroffen zonder dat het College in de voorbereiding ervan werd gekend."
Gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 waren de werkzaamheden van het College noodgedwongen beperkt en vanaf die tijd ontstonden minder stukken van het College.
Met de inwerkingtreding van de Visserijwet 1963, op 1 juni 1964, is het College voor de Visserijen opgeheven.
Lijst van Ministeries waaronder visserijzaken ressorteerden.
Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel Afdeling Nijverheid 1912-1922
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw Afdeling Visserijen 1923-1932
Ministerie van Economische Zaken en Arbeid Afdeling Visserijen 1932-1933
Ministerie van Economische Zaken Afdeling Visserijen 1933-1935
Ministerie van Landbouw en Visserij Afdeling Visserijen 1935-1937
Ministerie van Economische Zaken Afdeling Visserijen 1937-1940
Ministerie van Landbouw en Visserij Afdeling Visserijen 1940
Departement van Landbouw en Visserij Afdeling Visserijen 1940-1945
Ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw Afdeling Visserijen 1945
Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij Afdeling Visserijen 1945
Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening Afdeling Visserijen / Directie Visserijen 1945-1959
Ministerie van Landbouw en Visserij Directie Visserijen 1959-1963
Geschiedenis van het archiefbeheer
De stukken in het archief van het College voor de Visserijen van 1 juli 1912 tot en met 7 januari 1963 werden jaarlijks door de secretaris van het College opgeborgen in een omslag in chronologische volgorde.
De stukken waren voorzien van een correspondentienummer en ingeschreven in een register. ( Inventarisnr's 26-30. )
Een notitie van de voorzitter en de secretaris van het College van 7 december 1912, vermelde het navolgende:
"Overwegende dat de secretaris van het College voor de Visserijen en gewezen secretaris van het College voor de Zeevisserijen, in wiens bezit de regering het archief van laatstgemeld College ook na zijn opheffing heeft gelaten, met het oog op de door de regering wenselijk geachte continuïteit tussen het vroegere en het huidige College, dat archief heeft gesteld ter beschikking van het huidige College, hetwelk die beschikking gaarne aanvaardt.
Overwegende dat blijkens mededeling van de secretaris, het grootste gedeelte van het archief zich bevindt in het gebouw van het Geologisch Museum in het Van der Werfpark te Leiden, Garenmarkt 1c, onder bewaking van de aldaar inwonende amanuensis, P.C. Blommendaal, vroeger belast met het verrichten van schrijfwerk ten dienste van het College voor de Zeevisserijen.
Gezien art. 9, lid 4 van het Koninklijk Besluit van de 15e april 1911, betreffende het College voor de Visserijen, keurt goed, dat genoemde P.C. Blommendaal ook in de vervolge en tot wederopzeggens met de vermelde bewaring belast zal blijven en besluit dat hem voor zijn zorgen ten opzichte van de bedoelde archiefstukken enz., jaarlijks een bedrag van tien gulden zal worden uitbetaald."
Op 3 maart 1945 werd de wijk Bezuidenhout te 's-Gravenhage getroffen door een Engels bombardement. Het secretariaat, gevestigd aan de Juliana van Stolberglaan, brandde geheel uit. Met de brand ging de gehele inventaris van het secretariaat verloren, waaronder de archiefstukken van de laatste jaren, welke niet waren overgebracht naar het genoemde Geologisch Museum of in bewaring waren bij de leden van het College. ( Jaarverslag 1945, inventarisnr. 22. )
In het archief werd een alfabetische klapper op onderwerp aangetroffen.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
  1. Geleidebrieven, 1912-1962
  2. Stukken betreffende de voorbereiding van de begrotingen, 1913-1955
  3. Inlichtingen van eenvoudige aard t.b.v. derden, 1915-1959
  4. Uitnodigingen voor het bijwonen van vergaderingen en de reservering van de ruimten hiervoor, 1913-1961
  5. Stukken houdende gegevens t.b.v. het samenstellen van de jaarverslagen, 1914-1947
  6. Stukken betreffende de vergoedingen van reiskosten voor de leden, 1918-1929
Verantwoording van de bewerking
Het archief van het College voor de Visserijen is met het archief van het College voor de Zeevisserijen opgeslagen in de Archiefbewaarplaats van het Ministerie van Landbouw en Visserij, Oude Haagweg 547 te 's-Gravenhage.
Hier heeft inventarisatie plaatsgevonden.
De ordening van stukken zijn, in overleg met het Algemeen Rijksarchief, chronologisch gehouden.
De stukken zijn verdeeld in te vernietigen en te bewaren stukken.
Een opsomming van de vernietigde stukken is in de inventaris opgenomen.
In de inleiding is een lijst opgenomen met de namen van de leden van het College opgesteld in chronologische volgorde van hun benoeming.
Na de opheffing van het College voor de Zeevisserijen op 1 juli 1911, kwamen nog stukken na, gericht aan het College, welke ter behandeling of ter kennisneming dienden.
Deze stukken van 1 juli 1911 tot 1 juli 1912, zijn door de secretaris van het College voor de Zeevisserijen, die op 1 juli 1912 ook weer benoemd werd tot secretaris van het ingestelde College voor de Visserijen, in behandeling genomen.
Om gelijkvormigheid te verkrijgen in de ordening van deze nagekomen stukken, zijn alle stukken ontstaan in de periode na juli 1911 tot 1 juli 1912 opgenomen in de inventaris van het College voor de Visserijen van 1912-1963.
Ook de registers van de ingekomen en uitgaande stukken, waarin stukken zijn opgenomen van na de opheffing van het College voor de Zeevisserijen, zijn in hun geheel gevoegd in de inventaris van het College voor de Visserijen van 1912-1963.
Een verwijzing is geplaatst in de inventaris van het archief van het College voor de Zeevisserijen van 1857-1911.
Het geïnventariseerde archief is verpakt in 13 archiefdozen waarop de inventarisnummers zijn vermeld.
Het archief zal na de inventarisatie worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, College voor de Visserijen, nummer toegang 2.11.24.03, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, College Visserijen, 2.11.24.03, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

NaamBenoemd