Back to search results

1.08.06 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

1.08.06
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582): Stukken betreffende rechten en goederen van Anna van Buren, 1166-1580: Inventaris

Auteur

S.W.A. Drossaers, S. van Splunter (bewerking en aanvullingen)

Versie

15-09-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1955, 2020 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II
Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1166-1580

Archiefbloknummer

1262

Omvang

2098 inventarisnummer(s); 12,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, een gedeelte is in het.
Middelnederlands
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Charters en geschreven documenten, kennis van het middeleeuwse handschrift is noodzakelijk.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Raad van de graaf van Buren te Buren Raad en Rekenkamer van de prins van Oranje te Breda

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit archief bevat charters en stukken betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, gravin van Buren, medegebracht bij haar huwelijk met Willem I. Het gaat dan voornamelijk om stukken betreffende aan de van Egmonds toebehorende heerlijkheden (o.a. Buren, IJsselstein, Arkel) over o.a. aankomsttitels, goederenbeheer, verhouding tot de landsheer, bestuur en rechtspraak, militaire aangelegenheden en waterstaatszaken. Daarnaast zijn er ook stukken betreffende onroerende goederen en inkomsten uit goederen niet gelegen in aan de Egmonds toebehorende heerlijkheden, betreffende collatierechten en betreffende personen, voornamelijk uit het geslacht van Egmond.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De bezittingen van Anna van Egmond
In dit deel worden de stukken behandeld betreffende de goederen en rechten, door Anna van Egmond, medegebracht bij haar huwelijk met WILLEM I, berustende deels op het kasteel te Buren, deels in de Rekenkamer te Breda in het jaar 1581, voor zover deze stukken later onder de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen.
De Egmonds, begonnen als advocati en leenmannen van de abdij, wisten zich van deze banden, voor zover deze niet in hun voordeel waren, in het einde van de 14e en het begin van de 15e eeuw los te maken. Zij waren rijk door huwelijken en gezocht om hun rijkdom, o.a. als geldschieters van hun souvereinen, hetgeen hun weer hoge ambten bezorgde. De eerste aanwinst door huwelijk was de heerlijkheid IJselstein, waarnaar zij zich noemden, totdat zij graven van Buren werden. Niet minder belangrijk was het huwelijk van Jan II in 1409 met Maria van Arkel, van moederszijde erfgename van Gelre en Zutfen, van vaderszijde van de Arkelse goederen, die o.a. aanspraken op Leerdam inhielden. Frederik vermeerderde het bezit met Buren door schenking, met Cranendonk en Eindhoven door koop en met Leerdam door bevestiging van de bovengenoemde aanspraken. Door zijn huwelijk met Aleid van Culemborg kreeg zijn zoon Floris de Zeeuwse goederen Sint-Maartensdijk, Scherpenisse e.a.. Floris zelf kreeg door huwelijk de pandschap van Grave en Kuik, door gift Jaarsveld, door koop Ackoy, en Cortgene door erfenis. Zijn schoondochter Françoise de Lannoy eindelijk bracht bij haar huwelijk met Maximiliaan van Egmond, behalve Odijk en Beverweerd, enige goederen in Frankrijk mede, waarvan haar kleinzoon Philips Willem de meeste verkocht. Hetzelfde deed hij met Jaarsveld, dat Floris in 1489 van Maximiliaan van Oostenrijk had gekregen.
De Raad van de graaf van Buren
Het beheer van de goederen van de Burense tak van het geslacht Egmond was te Buren gecentraliseerd.
Een Raad vinden we te Buren, evenals dit te Breda het geval was, eerst in het eerste kwart van de 16e eeuw in de stukken vermeld. In 1522 gaan inwoners van Sint-Maartensdijk in beroep bij de Raad van de graaf. In 1527 houdt de Raad zich bezig met de verdediging van Buren. In Buren zelf, waar van ouds beroep op de Hoge Brug van het kasteel bestond, werd bij ordonnantie van 1545 beroep van de Brug op 's graven Raad toegestaan.
Uitgezonderd de bemoeienis met de verdediging, die men onder politie zou kunnen indelen, schijnt de Raad te Buren zich uitsluitend met justitie te hebben ingelaten en niet met administratie. Het woord Rekenkamer komt dan ook in de stukken niet voor. Dat de raad Brielis Van Rapenburch zich zowel herhaaldelijk naar Sint-Maartensdijk begeeft om processen te beëindigen als te Buren rekeningen controleert en afhoort, moet dan als een personele unie beschouwd worden van lid van de Raad en toezichthouder op de rentmeesters en de rentmeester-generaal.
Hoe het ook zij, de beheersfunctie over de Burense goederen is later overgegaan op de Raad en Rekenkamer te Breda. De Raad van Buren ging in 1581 uiteen.
De Raad en Rekenkamer te Breda
Na de dood van zijn vrouw Anna Van Egmond (1558), belastte Willem I als voogd van zijn zoon Philips Willem, die de nalatenschap van zijn moeder had geërfd, de Rekenkamer te Breda met het opperbeheer. De rentmeestersrekeningen werden te Breda afgehoord of ter plaatse door afgevaardigden uit Breda, die zo nodig elders zitting hielden bv. te IJselstein; de Raad werd gehoord bij het nemen van beslissingen en zonder zijn voorkennis mochten geen verpachtingen worden gehouden. Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden van zijn bemoeienis met het beheer van het Burense goederencomplex. In 1563 kreeg de Raad te Breda dan nog de bevoegdheid in appèl recht te spreken in processen te Buren, IJselstein, Leerdam óf elders, een bevoegdheid, die de Raad van de graaf van Buren had bezeten ( Zie Ie deel, bl. XXIII. ) . Na de confiscatie van de goederen van prins Willem I in 1568 werkte de Raad te Breda onder oppertoezicht van de Raad van Beroerten. Voor de goederen van Philips Willem stelde Philips II daartoe twee momberheren aan, Charles, baron van Berlaymont, hoofd van de Financiën, gouverneur van Namen, en Philippe, heer van Oignies, groot-baljuw van Brugge en het Vrije, beide verwanten van de pupil van moederszijde, die beide te vergeefs hadden getracht zich aan de benoeming te onttrekken ( Afschrift van de akte van aanstelling in het Kon. Huisarchief zie Inv. XII Afd. 5, no. 14. ) . De raad Hovelmans te Breda werd door de voogden belast met het beheer. Nadat de prins bij de pacificatie van Gent in het bezit van zijn goederen hersteld en in 1577 teruggekeerd was, droeg hij het beheer van de goederen van Philips Willem op aan zijn dochter Maria om dat tezamen met haar vader te voeren, d.w.z. zij zou in alles door zijn raden gekend worden. Na zijn dood (1584) werd zij door de Staten-Generaal gemachtigd het beheer over de moederlijke goederen, gelegen binnen de Verenigde Provinciën, te blijven voeren en daartoe raden te benoemen. Deze raden waren te Delft gevestigd, totdat de graaf van Hohenlohe, met wie Maria in 1595 gehuwd was, in 1603 een Rekenkamer te Buren instelde ( Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarch. in de prov. Utrecht over 1892 R. Fruin, Inventaris van het archief der Gemeente IJselsten, no. 20. ) . In 1609 nam Philips Willem zelf het beheer in handen, waartoe hij in 1606 toestemming had gekregen van de Staten-Generaal. Hij vestigde zijn Rekenkamer te Breda ( Zie verder de Inleiding tot het Ie deel. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief te Breda
Voor de archieven der Burense goederen hadden de wijzigingen in het beheer vóór 1581 geen grote gevolgen gehad. De verzamelingen bleven, waar zij waren, en werden daar voortgezet.
Wel vormde zich te Breda een nieuw archief. Zo werden de bijlagen bij de te Breda afgehoorde rekeningen daar vastgehecht aan een lias "Ontvangsten uit Buren". Eveneens werden stukken naar Breda gebracht, wanneer dat voor een onderzoek of beter inzicht in het beheer nodig was, zodat het kon voorkomen, dat de griffier niet wist, of bepaalde stukken te Breda dan wel te Buren waren. De griffier Piggen, na de inneming van Breda door de Spanjaarden aldaar gebleven als bewaarder van de charters, zegt dan ook in 1584 ( Ie deel Reg. no. 3451. ) een deel van de Burense charters onder zich te hebben en krijgt in 1587 van Florent de Berlaymont, die zijn vader Charles als voogd van Philips Willem was opgevolgd, volmacht de stukken te verzamelen, die zich te Breda bevonden aangaande de goederen, die Philips Willem van vaders- zowel als van moederszijde had geërfd, ook voor zover deze in Frankrijk lagen, met opdracht daarvan een inventaris te maken, totdat een besluit tot transport genomen zou zijn ( Nass. Dom. Oude Inv. Fol. 1846. no. 7. ) .
In de Inleiding tot het Ie deel is reeds gezegd, dat het grootste deel van het archief te Breda eerst in 1637 naar Den Haag werd overgebracht.
Het archief te Buren
De archieven, die op het kasteel te Buren gebleven waren, zijn onder prins Maurits naar Den Haag overgebracht. In 1619 (Philips Willem was in 1618 overleden) liet hij "alsoo tot Buren noch diversche charters zijn" door enige raden een onderzoek daarnaar instellen met last deze te inventariseren, waarna hij een beschikking zou nemen aangaande het transport naar Den Haag ( Nass. Dom. Inv. Hingman, no. 5613. ) . De raden besteedden er enige dagen aan, maar vonden er nog maar weinig, dat volgens hen de moeite waard was. Dit weinige werd naar Den Haag gebracht en door de griffier Le Sage aldaar gevoegd bij de Burense archieven, die zich reeds in Den Haag bevonden. Deze raden hebben bij hun nasporingen op het kasteel te Buren niet gezien "de groote verzameling (later) haveloze papieren", een "rudis indigestaque moles" ( Jaarverslagen van het Rijksarchief te 's-Gravenhage 1882, 1883. ) , waarvan het in 1849 bekend werd, dat zij te Culemborg voor scheurpapier verkocht was. Toen het Rijk er 400 gulden voor bood, bleken de heren Beeldsnijder van Voshol, Drieling en Van Asch Van Wijck reeds eigenaars te zijn geworden. Beeldsnijder verrijkte er zijn verzameling autografen uit, Van Asch van Wijck publiceerde een groot aantal charters, brieven enz. in de Werken van het Historisch Gezelschap te Utrecht, waarna hij er enkele van verkocht. Toen de erven Beeldsnijder en Drieling van deze onverdeelde boedel af wilden zijn, werd het Rijk in 1857 eigenaar voor het dubbele van de eerst geboden som ( R. Fruin. De Gestie van Dr. R. C. Bakhuizen van den Brink. Fruin neemt, zoals hij zegt, het verslag van deze geschiedenis over uit het in het Algemeen Rijksarchief aanwezige H. S. van Van Riemsdijk: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren. ) .
De bestanddelen van deze verzameling zijn zo heterogeen, dat zij geen houvast geven tot het vinden van een oorzaak der scheiding van deze stukken van de overige. Zowel zeer oude charters betreffende verschillende personen en goederen als pakken bijlagen bij de rentmeestersrekeningen uit het midden der 16e eeuw bevinden zich er onder, de grote verzameling brieven aan Frederik, Floris en Maximiliaan van Egmond zowel als vele andere personalia, waaronder die met betrekking tot Cornelis van Bergen, heer van Zevenbergen. De aanwezigheid van deze laatste zou evenals die van de brieven op Grave als plaats van herkomst kunnen wijzen. Cornelis van Bergen was de zwager van Floris van Egmond. Floris' schoonvader, Cornelis van Bergen, pandheer van Grave en Kuik, woonde te Grave en stond aan Floris bij huwelijksvoorwaarden toe met zijn a.s. vrouw zijn intrek te nemen op het kasteel te Grave, waar zij inderdaad veelal gewoond hebben evenals hun zoon Maximiliaan.
Nog kort geleden ontving het Algemeen Rijksarchief ( Dank zij de Rijksarchivaris in Noord-Brabant ) de huwelijksvoorwaarden van Floris' dochter Anna, welk stuk als omslag van een register in het gemeentearchief te Grave had gediend. De aanwezigheid van personalia van Philips van Hohenlohe doet evenwel vermoeden, dat de stukken, tijdens het beheer van de Hohenlohe's voor Philips Willem, zich weder te Buren bevonden, maar niet bij de overige archieven geplaatst waren.
Eerdere inventarisaties van het archief
Na enige mislukte pogingen, door anderen gedaan, schiep Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, in 1882 benoemd tot Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, orde in de massa, die overgebleven was van de archieven van de Nassause domeinen, en maakte een voorlopige globale inventaris, verdeeld in 5 hoofdafdelingen ( De eerste afdeling bevatte stukken, behorende tot het archief van de graven en hertogen van Gelre, welke stukken in hoofdzaak op het kasteel te Buren gekomen zijn, doordat Arnold van Egmond, hertog van Gelre, daar herhaaldelijk verbleef, voordat hij het slot aan Frederik van Egmond schonk; deze stukken werden in 1884 afgestaan aan het Rijksarchief in Gelderland. Dezelfde weg ging later een deel van de stukken uit de IVde afdeling, welke het rentambt Buren betroffen, uit de 17e en 18e eeuw dateren en waarschijnlijk deel uitmaakten van het archief van de rentmeester, alsmede de stukken van de Ve afdeling, die tot het archief van de Leenkamer aldaar behoorden. Het resultaat van de onderzoekingen, die Van Riemsdijk voor de ordening moest doen, heeft hij neergelegd in twee opstellen, getiteld: Verslag aangaande het archief van het graafschap Buren en De heerlijke rechten en goederen der graven van Buren, beide in handschrift aanwezig op het Algemeen Rijksarchief. ) . De tweede afdeling bevatte de stukken, behorende tot het archief van de graven van Buren.
De collectie Beeldsnijder werd in 1921 door Prof. Fruin werd opgelost. De charters uit deze verzameling werd verdeeld over diverse charterverzamelingen op het Algemeen Rijksarchief. Ook het Burense archief werd hersteld in het bezit van stukken die er van ouds toe behoorden.
Het archief van de Raad en Rekenkamer te Breda is als onderdeel van het archief van de Nassause Domeinraad in 1827-1828 voorlopig, en in 1834 definitief aan het (Algemeen) Rijksarchief overgedragen.
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
In de voorliggende inventaris zijn de stukken uit de tweede afdeling van de inventaris van Van Riemsdijk (zie onder Geschiedenis van het archiefbeheer) beschreven tezamen met de Burense stukken die zich in het archief van de Domeinraad te 's-Gravenhage bevonden. Het spreekt vanzelf, dat het werk van Van Riemsdijk mij de inventarisatie in hoge mate heeft vergemakkelijkt.
Van het beginsel dat de stukken beschreven zouden worden voor zover zij onder bewaring van de Domeinraad te 's-Gravenhage zijn gekomen, is op één punt afgeweken. Een belangrijke verzameling charters en papieren is nl. te Buren van het overige archief afgeraakt. Ze zijn als de verzameling Beeldsnijder door koop in 1857 verworven en in 1921 over een aantal charterverzamelingen verdeeld. Hoewel deze stukken dus niet onder de Domeinraad te 's-Gravenhage hebben berust, worden zij hier toch met de overige beschreven.
Ordening van het archief
De indeling van dit tweede deel van de Inventaris van de Nassause Domeinraad is dezelfde als die van het eerste behoudens twee uitzonderingen. De stukken, daar beschreven onder het hoofd schuldvorderingen, zijn hier opgenomen onder de stukken betreffende personen, waarvan zij toch in de praktijk moeilijk te scheiden waren. Ten tweede is geen afzonderlijke afdeling gemaakt voor leenzaken. Ook hier zijn de stukken ingedeeld naar de heerlijkheden en de heerlijkheden naar het jaar van aankomst aan het geslacht van Egmond.
In een aanhangsel zijn ondergebracht: 1) stukken, afkomstig van de bij de reformatie opgeheven kapittels van IJselstein en Sint-Maartensdijk, voor zover zij geen betrekking hebben op goederen en niet vallen onder het hoofdstuk "Bemoeienis van de heer met geestelijke stichtingen"; 2e) stukken aangaande goederen, toebehoord hebbende aan Cornelis van Bergen, zwager van Floris van Egmond, en de daarmede in verband staande stukken betreffende personen; 3e) stukken, bestemd voor Wolferd van Borselen uit de tak Brigdamme, en 4e) stukken, waarvan het verband met het archief niet is gebleken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Gezien de ouderdom en kwetsbaarheid van de stukken is raadpleging van een gedeelte niet mogelijk.
Andere toegang
  • toegang nr. 1.08.07
  • toegang nr. 1.08.08
  • Op de brieven (1467-1548) van Anna van Buren met betrekking tot haar rechten en goederen is een digitale regestenlijst(oud toegangsnummer 1.08.09 en 1.08.10) beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda II, nummer toegang 1.08.06, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad / Anna van Buren Nassause Domeinraad / Anna van Buren, 1.08.06, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
charters, rollen
Afgescheiden archiefmateriaal
Ook voor dit onderdeel van het archief van de Domeinraad is het te betreuren, dat de verdeling tussen het Rijksarchief en het Koninklijk Huisarchief in 1834 niet oordeelkundiger is geschied dan het geval is. Het betreft hier in hoofdzaak huwelijksvoorwaarden, testamenten enz., die hun voornaamste belang ontlenen aan de bijzonderheden aangaande de goederen, die er in vermeld worden. Uit hun verband gerukt, vormen zij nu een enigszins "zwevende eigendom" in het Huisarchief.
Verwante archieven
  • Toegang nr. 1.08.01 Raad en Rekenkamer te Breda tot 1585 (de nalatenschap van Willem de Zwijger)
  • Toegang nr. 1.08.11 Nassause Domeinraad sinds 1585

Bijlagen

Inventories