Back to search results

3.03.67 Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Schoonhoven, 1839-1933

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

3.03.67
Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Schoonhoven, 1839-1933

Auteur

CAS 538

Versie

01-08-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2003 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kantongerecht Schoonhoven [periode 1839-1933]
Kantongerecht Schoonhoven, 1839-1933

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1839-1933

Archiefbloknummer

37127

Omvang

; 984 inventarisnummer(s) 53,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kantongerecht, Schoonhoven

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het kantongerecht sprak recht in geval van overtredingen (strafzaken) en burgerlijke zaken. Het archief van het kantongerecht Schoonhoven bevat audiëntiebladen, processen-verbaal van terechtzittingen, processtukken en minuten van vonnissen, inschrijvingen van vennootschappen, voogdijregisters en akten en beschikkingen van buitengerechtelijke zaken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
ORGANISATIE VAN DE RECHTELIJKE MACHT
In 1827 kwam de "Wet op de samenstelling der regtelijke magt en het beleid der justitie voor het koningrijk der Nederlanden" (Staatsblad (Stb.) 20) tot stand. Deze wet (afgekort: wet R.O.) werd de grondslag van de nieuwe rechterlijke organisatie. De (nu nog geldende) wet R.O. bepaalt in hoofdzaak welke soorten rechterlijke instellingen er zijn en in welke zaken deze bevoegd zijn. In vele andere wetten staan bepalingen die bepaalde rechterlijke instanties in zekere zaken bevoegd verklaren. Bij de wet R.O. behoorden vier "reglementen van openbaar bestuur", regelende de eedsaflegging en de inwendige dienst, de titulatuur en het ambtskostuum, de orde en discipline voor de advocaten en procureurs en de organisatie van de deurwaarders en andere rechtsbedienden.
De Belgische opstand maakte het onmogelijk om de nieuwe rechterlijke organisatie en de wetboeken op 1 februari 1831 in te voeren.
De wet R.O. onderging vervolgens wijzigingen bij wet van 28 april 1835, Stb. 10. Uiteindelijk traden de gewijzigde wet R.O. en de wetboeken in werking op 1 oktober 1838 (ingevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 10 april 1838 en het KB van 19 mei 1838). Het Hoog Nationaal Geregtshof werd vervangen door de Hoge Raad der Nederlanden en de provinciale gerechtshoven kwamen in plaats van de hoven van assisen. De negen provinciale gerechtshoven waren gevestigd in Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Middelburg en Den Bosch. Naast de gerechtshoven werd in Amsterdam een criminele rechtbank voor het noordelijk deel van Noord-Holland ingesteld. De arrondissementsrechtbanken vervingen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. De kantongerechten kwamen in plaats van de vredegerechten en rechtbanken van enkele politie.
In 1841 werden nog twee gerechtshoven, in Maastricht en in Amsterdam, en een aantal arrondissementsrechtbanken ingesteld. Met de instelling van de arrondissementsrechtbank in Amsterdam werd de criminele rechtbank opgeheven.
Met de "Wet tot opheffing van Provinciale Geregtshoven en Instelling van nieuwe Gerechtshoven" van 10 november 1875, Stb. 204, werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en werden vijf regionale gerechtshoven ingesteld. De nieuwe gerechtshoven waren gevestigd in Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag en Leeuwarden. Bij de wetten van 9 april 1877, Stb. 74-78, werden de rechtsgebieden van de nieuwe gerechtshoven nader bepaald. Een groot aantal rechtbanken en kantongerechten werd opgeheven. De rechterlijke organisatie telde nog 5 gerechtshoven, 23 rechtbanken en 106 kantongerechten. In de volgende jaren werd het aantal arrondissementsrechtbanken en kantongerechten nog aanzienlijk verminderd.
De vijf wetten uit 1877, Stb. 74-78, werden op 17 november 1933 ingetrokken bij vijf nieuwe wetten, Stb. 601-605. Deze wetten traden in werking op 1 januari 1934, Stb. 623, en stelden de rechtsgebieden van de gerechtshoven en de zetels van de arrondissementsrechtbanken en kantongerechten vast.
Het merendeel van de strafzaken en burgerlijke zaken valt onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbanken. Bij de strafzaken onderscheidt men overtredingen en misdrijven. De berechting van overtredingen, met uitzondering van de overtredingen van bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij is opgedragen aan de kantongerechten. De berechting van de misdrijven met uitzondering van stroperij, en van de overtredingen bedelarij en landloperij behoort tot de competentie van de arrondissementsrechtbanken. De rechtbanken vonnissen in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen in strafzaken van de kantonrechter. Daarnaast nemen de rechtbanken in eerste en tevens hoogste ressort kennis van alle jurisdictiegeschillen tussen de kantongerechten binnen haar arrondissement.
In de rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve competentie.
Absolute competentie geeft antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is (hoofdregel: de arrondissementsrechtbank; in uitzonderingsgevallen: de kantonrechter). De relatieve competentie geeft antwoord op de vraag welke bepaalde rechter van die soort bevoegd is (hoofdregel: de rechtbank of de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde).
Bij absolute competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken. In strafzaken is de kantonrechter bevoegd alle overtredingen, met uitzondering van de overtredingen bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij te berechten. In burgerlijke zaken is de competentie van de kantonrechter een uitzonderingsbevoegdheid. De gewone rechter in eerste aanleg is de arrondissementsrechtbank. Tenslotte behandelt de kantonrechter ook verschillende buitengerechtelijke zaken.
Ook bij relatieve competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken.
In het burgerlijk procesrecht kent men twee procestypen: het proces, dat met een dagvaarding begint en het proces, dat met een verzoekschrift begint. De dagvaarding is een document waarmee de partij, die een uitspraak van de rechter wenst, zich door bemiddeling van de deurwaarder tot de tegenpartij wendt. Het verzoekschrift is een document, waarmee een partij zich rechtstreeks tot de rechter wendt.
Een groot deel van de door de kantongerechten behandelde burgerlijke zaken bestaat uit arbeids- en huurkoopzaken alsmede pachtzaken. Bij wet van 13 juli 1907, Stb. 193, werden de artikelen 125 a-f ingevoegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Betreffende artikelen golden aanvankelijk alleen voor arbeidszaken en gaven de procedureregels in de volgende zaken:
  • een arbeidsovereenkomst
  • een agentuurovereenkomst
  • een collectieve overeenkomst
  • algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een CAO
  • aanneming van werk
De kantonrechter was bij uitsluiting bevoegd in bovengenoemde zaken, ongeacht de som van de vordering. Hoger beroep was mogelijk als de vordering meer dan f 2500,- bedroeg. Bij wet van 23 april 1936, Stb. 202, werden de artikelen 125 g-j aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsverordening toegevoegd. Deze artikelen regelden de procedure inzake huurkoopzaken.
De Crisispachtwet van 17 juni 1932, Stb. 301, omschreef begrippen als "pachter", "pachtovereenkomst" en "pachtprijs". Volgens de Crisispachtwet kon de pachter een verzoek doen tot ontheffing van de verplichting tot betaling van de pachtprijs. De verzoeken tot ontheffing werden behandeld door de kamers voor crisispachtzaken. Deze kamers bestonden uit de kantonrechter als voorzitter en twee leden, die niet tot de rechterlijke macht behoorden.
De Pachtwet van 31 mei 1937, Stb. 205, regelde onder meer:
  • de pachtovereenkomst moest "op straffe van nietigheid" schriftelijk worden aangegaan
  • de pachtrechters, bij de kantongerechten en het Gerechtshof te Arnhem, moesten de verplichtingen van de pachter toetsen
  • een tussentijdse wijziging van de bepalingen in de pachtovereenkomst werd mogelijk
  • pachtovereenkomsten golden voor onbepaalde tijd, slechts bij uitzondering was een termijn van 1 tot 3 jaar mogelijk
De pachtkamer bestond uit een voorzitter, de kantonrechter en twee deskundigen ten aanzien van de verhoudingen op het pachtgebied. Deze deskundigen behoorden niet tot de rechterlijke macht.
Door de Pachtwet 1937 werden zogenaamde pachtbureaus ingesteld. Deze waren bevoegd beslissingen te nemen over de duur van pachtovereenkomsten. De beslissingen hadden dezelfde rechtskracht als die van de pachtkamers.
De Crisispachtwet 1932 en de Pachtwet 1937 werden met ingang van 25 november 1941 buiten werking gesteld en vervangen door het Pachtbesluit.
Het Pachtbesluit kende een aantal nieuwe regelingen:
  • men kon schriftelijke vastlegging van een mondeling aangegane pachtovereenkomst vragen bij de grondkamers
  • de toetsing van de pachtovereenkomsten werd voortaan door de grondkamers verricht
  • de pachtovereenkomst moest worden aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk twaalf jaar voor een hoeve en zes jaar voor "los land"
  • naast de grondkamers bleven de pachtkamers bij de kantongerechten en bij het Gerechtshof Arnhem bestaan
Voor uitgebreide informatie over de organisatie van de rechterlijke macht in Nederland, de procedures bij rechtszaken alsmede taak, samenstelling en werkwijze van de rechtbanken en kantongerechten wordt verwezen naar het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940" onder redactie van R. Huijbrecht en "Berecht en gestraft: een geschiedenis van de rechterlijke organisatie en de strafinstellingen, 1811-1993" van G. Beks en H.J.Ph.G. Kaajan.
GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFVORMEND ORGAAN
Het gebied en de indeling van het arrondissement van het kanton Schoonhoven zijn tussen 1838 en 1933 bij de herindeling van 1877 aanmerkelijk gewijzigd. Na bijna een eeuw werd het kantongerecht in 1933 opgeheven en kwam het onder het kanton Gouda te ressorteren.
Voor zover bekend is het kantongerecht meteen bij de oprichting in het Raadhuis op de Stenenbrug gehuisvest. Daar had het aanvankelijk voor de rechtszittingen kosteloos de beschikking over de raadszaal. Omdat deze echter ook voor andere doeleinden werd gebruikt, de griffier slechts een kast op de overloop voor de bewaring van zijn stukken had en er niet langer een geschikte wachtkamer voor het publiek was, verzocht de kantonrechter de minister van Justitie in 1865 een eigen gebouw te mogen stichten. Hiertoe was deze onder meer niet genegen omdat er toen reeds bij een nieuwe indeling van het rechtsgebied aan opheffing van het Kantongerecht Schoonhoven werd gedacht.
Vanaf 12 november 1867 werd er naast de bestaande zaal nog een lokaliteit als getuigenkamer annex werkruimte voor de griffier beschikbaar gesteld, die samen voor een bedrag van 160 gulden per jaar van de gemeente werden gehuurd. Toen er in 1878 een nieuwe kantonrechter aantrad, verzocht hij in zijn hoedanigheid als vice-voorzitter van het tevens in het Raadhuis ondergebrachte Huis van Bewaring dit af te keuren en de daardoor vrijkomende ruimte aan het kantongerecht voor uitbreiding aan te bieden. In 1880 was men in plaats daarvan van plan eerst elders een kantongerecht te bouwen met als mogelijkheid daar later een Huis van Bewaring aan te verbinden. Drie jaar later bood de gemeente kosteloos een terrein aan voor de stichting van een gebouw op 's Rijkskosten. De realisering daarvan ging echter niet door omdat de Tweede Kamer hier op de begroting van 1884 geen geld voor wilde vrijmaken.
In dat zelfde jaar besloot de gemeenteraad van Schoonhoven in verband met 'behoefte aan werk voor de arbeidende stand' het Raadhuis uit te breiden en te verbeteren. Voor het kantongerecht betekende dit dat er naast de rechtszaal een enkel voor de kantonrechter bestemd lokaal, een archiefruimte en een commissiekamer bij kwamen, terwijl de corridor voortaan ook voor het publiek als wachtkamer bruikbaar zou zijn. De in 1885 uitgevoerde verbouwing betekende wel een huurverhoging naar 400 gulden per jaar. Twaalf jaar later bood de heer C.W. Kop aan de kantonrechter zijn tegenover het Raadhuis aan Haven no. 54 gelegen herenhuis te koop aan. Omdat zonder verbouwing geen van de vertrekken groot genoeg voor gerechtzaal was, werd niet op dit aanbod ingegaan.
In 1907 bood het gemeentebestuur in plaats daarvan vanwege het ontstane ruimtegebrek bij de in gebruik zijnde vertrekken een deel van het uit 1618 daterende Doelenhuis in het Plantsoen ter ruiling te huur aan. Dientengevolge was het kantongerecht na een verbouwing vanaf 1 november 1908 op de eerste en een deel van de zolderverdieping gehuisvest. De rest van het pand deed dienst als kantoor van de Controleur voor de waarborg van gouden en zilveren werken. De huurprijs van 500 gulden werd in 1919 met 20% verhoogd. Wellicht omdat er in 1927 serieus sprake was van de mogelijke opheffing van een aantal kantongerechten, verzocht het gemeentebestuur tevergeefs of de huurtermijn niet voor tien jaar kon worden aangegaan. In verband met de opheffing van het kantongerecht kwam eind 1933 aan de huurovereenkomst een einde ( Kort overzicht van de Geschiedenis der Gebouwen bij het Departement van Justitie in gebruik, met vermelding van de nummers der dossiers waarin de stukken zijn opgenomen (uitgave Departement van Justitie, Archief, 's-Gravenhage, 1912), p. 102. Uitgebreider beschreven en voor de latere periode aangevuld met gegevens uit: Nationaal Archief, Archief Ministerie van Justitie, Gebouwen, dossier 106. ) .
Lijst van gemeenten, behorende tot het rechtsgebied van het kanton Schoonhoven
  • Schoonhoven
  • Ammerstol
  • 's Heeraartsberg en Bergambacht
  • Lekkerkerk
  • Krimpen op de Lek
  • Krimpen op den Yssel
  • Berkoude of Berkenwoude en
  • Achterbroek
  • Zuidbroek
  • Stolwijk
  • Haastrecht
  • Oudewater
  • Vliet of Ratelsvliet
  • Vlist en Bonrepas
  • Ouderkerk aan den Yssel
  • Stormpolder
  • Schoonhoven
  • Willige Langerak
  • Jaarsveld
  • Lopik
  • Polsbroek
  • Benschop
  • Willeskop
  • Hoenkoop
  • Vlist
  • Haastrecht
  • Stolwijk
  • Berkenwoude
  • Ouderkerk aan den IJssel
  • Krimpen aan den IJssel
  • Lekkerkerk
  • Bergambacht
  • Ammerstol
(Zie: Werkboek Huijbrecht, p. 123 en 145)
Geschiedenis van het archiefbeheer
Uit de correspondentie van het kantongerecht blijkt dat in Schoonhoven vanaf het begin aandacht bestond voor de archiefzorg. Vanaf 1885 was hier een aparte ruimte voor. Na de opheffing van het kantongerecht werd het archief bij dat van het Kantongerecht Gouda bewaard.
Bij de overdracht van het archiefblok 1838-1920 bleken ook de nodige archivalia van het Huis van Bewaring te Gouda hier deel vanuit te maken. Deze archiefvermenging moet plaats hebben gevonden bij het Kantongerecht Gouda, waar het archief van het kanton Schoonhoven - zoals vermeld - na 1933 was geplaatst.
Het archief van het Kantongerecht Schoonhoven (1838-1933) is in de periode van 1960 tot en met 1976 in verschillende overdrachten aan het Algemeen Rijksarchief (thans: Nationaal Archief) c.q. het Rijksarchief in Zuid-Holland overgedragen. Dit gebeurde voor het eerst in 1960 toen de audiëntiebladen met bijlagen van de jaren 1882-1884 en 1888 werden overgedragen. In 1963 werd op advies van de provinciale inspecteur een bundel stukken toegestuurd, die bij onderzoek van het oud-archief van de gemeente Schoonhoven, daarin los en verspreid liggend was aangetroffen. Vijf jaar later werden zes ingekomen brieven van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie uit 1861 ontvangen. In 1971 volgde de belangrijkste overdracht, toen het blok over de periode 1838-1933 werd overgedragen
In 1972 werden als aanvulling nog audiëntiebladen uit 1861 overgedragen. Vier jaar later volgde tenslotte de overdracht van archiefbescheiden uit de periode 1877-1932. In 1984 werd er in het archief van Gouda nog een tabel gevonden, die de kassier van het kantongerecht voor de vergoeding van de getuigen gebruikte, welke door tussenkomst van het Streekarchief Krimpenerwaard werd geschonken ( Zie voor de verklaringen van overbrenging d.d. 29 december 1960; 19 augustus 1963; 18 november 1971; 3 juli 1972; 23 december 1976; 22 maart 1984: Verwervingsdossier 23 van de 3e Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, later het Rijksarchief in Zuid-Holland geheten. Jaarverslag van de Rijksarchiefdienst 1968, 's-Gravenhage 1970, p. 61 (D41). ) .
De bewerking van dit archief was het gevolg van de Archiefwet van 1995 waarbij de overbrengingstermijn werd teruggebracht van 50 naar 20 jaar.
Het archief is na bewerking, met uitzondering van het te vernietigen bestand, verzonden naar het Nationaal Archief.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Om het onderzoekers, die eerder het bij het Nationaal Archief berustende archiefmateriaal bestudeerden en daar mogelijk in publicaties naar verwezen, alsmede de lezers daarvan, mogelijk te maken uit te zoeken waar deze stukken in de nieuwe inventaris zijn te vinden is er achterin de inventaris een Concordantie van de oude naar de nieuwe inventarisnummers opgenomen.
Het archief vertoont over het gehele bestand nogal wat hiaten
Selectie en vernietiging
De vernietiging is, na toestemming van de zorgdrager, gerealiseerd door Van Gansewinkel Nederland BV.
Verantwoording van de bewerking
Bij de totstandkoming van deze inventaris is zoveel mogelijk rekening gehouden met het archiefschema van R. Huijbrecht in het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940".
De inventaris is niet chronologisch opgemaakt maar op de voortgang van de processen.
Ordening van het archief
De omvang van het archief bedraagt 53,75 meter.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
De materiële staat laat te wensen over.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kantongerecht Schoonhoven [periode 1839-1933], nummer toegang 3.03.67, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kantongerecht Schoonhoven, 1839-1933, 3.03.67, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Inventories