Back to search results

2.21.103 Inventaris van het archief van het geslacht Van Lansberge en aanverwante geslachten, (1507) 1610-1967

Het archief van het geslacht van Lansberge bevat documenten van verschillende leden van deze familie vanaf de 17e eeuw. Van met name Reinhard Frans Cornelius van Lansberge (1804-1873), bevat de verzameling stukken betreffende diens werkzaamheden als Gouverneur van Curaçao en van Suriname en als Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië.
Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

2.21.103
Inventaris van het archief van het geslacht Van Lansberge en aanverwante geslachten, (1507) 1610-1967

Auteur

J.A.A. Bervoets

Versie

26-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1972 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 116 Familiearchief Van Lansberge
Lansberge, van

Periodisering

archiefvorming: 1610-1967
oudste stuk - jongste stuk: 1507-1967

Archiefbloknummer

C22092

Omvang

; 319 inventarisnummer(s) 3,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale, geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere stukken.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Van Lansberge
De Vriese
Gronovius
Geesteranus
Just de la Paisières
Swets (Zwets)
De Kanter

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het geslacht van Lansberge bevat documenten van verschillende leden van deze familie vanaf de 17e eeuw. Van met name Reinhard Frans Cornelius van Lansberge (1804-1873), bevat de verzameling stukken betreffende diens werkzaamheden als Gouverneur van Curaçao en van Suriname en als Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Het geslacht van Lansberge.
Het geslacht van Lansberge, afkomstig uit België, stamt af van Karel van Lansberge, die in het midden van de 15e eeuw leefde in de Kasselrije van Kortrijk ( Voor een genealogie van het geslacht van Lansberge zie: Nederlands Patriciaat, jrg. 36, (1950), pg.207 vlgg. ) . Met Daniel van Lansberge (1523-1595) kwam dit geslacht in Nederland. Van zijn zonen genoot Philips van Lansberge (1561-1632), predikant in Antwerpen, Goes en Middelburg, vermaardheid als wis-, natuur- en sterrenkundige ( Literatuur over Philips van Lansberge bevindt zich in inventarisnummer 290. ) . Hij was de grondlegger van de tak, waarvan het archief hier wordt besproken. Zijn kleinzoon Jacob van Lansberge (1656-1727) was burgemeester van Hulst en Hulsterambacht; diens zoon Martinus (1689-1751) was pensionaris van Brielle en vervolgens gezant van de Republiek der Verenigde Nederlanden in Keulen. Jacob van Lansberge (1740-1809) volgde de voetsporen van zijn vader en vertegenwoordigde de Republiek in Trier, Bonn, de Westfaalse Kreits en de Vrije Rijksstad Keulen. Een dochter uit zijn eerste huwelijk, Johanna Louise Martine (1768-1819), huwde met de Nederlandse gezant aan het hof van Baden, Samuel Ulrich Gronovius (1772-1810). Reinhard Frans Cornelis van Lansberge (1804-1873) was zijn enige zoon uit zijn tweede huwelijk met Maria Margaretha Henrica van Oldenbarneveldt, genaamd Tullingh (1774-1864). Na een korte loopbaan als ambtenaar van registratie en domeinen op Curaçao werd hij in 1826 benoemd tot vice-consul in Bogota, de hoofdstad van Nieuw-Granada (het huidige Colombia), waar weldra de bekende vrijheidsstrijder Simon Bolivar president werd ( vgl: "Ingekomen stukken van de consul te Bogota,Colombia, betreffende de revolutie aldaar en de verheffing van generaal Bolivar". Archief van het ministerie van koloniën, inventarisnummer 2329. ) . Bij Koninklijk Besluit van 27 maart 1828, nr. 48, werd hij consul aldaar; hij kreeg er de gelegenheid, een intensieve studie van het land te maken. Zijn diplomatieke missie werd in 1840 uitgebreid met het consulaat-generaal van Venuzuela en Equador. In 1840 trad hij op, toen de regering van Venuzuela Curaçao met een oorlogsverklaring bedreigde, omdat het de oppositie zou steunen: hij schorste de diplomatieke betrekkingen en liet een eskader van het Nederlandse goevernement voor de kust kruisen ( J.Hartog, Curaçao, van kolonie tot autonomie. Aruba, z.j. dl. II, pg. 722. ) . Wederom nam hij militaire maatregelen, toen in 1854 naar Coro geemigreerde Curaçaose joden door de plaatselijke bevolking werden gemolesteerd ( o.c., pg. 726. Vgl. ook een getypt artikel van B. de Gaay Fortman in inventarisnummer 259. ) . Op 28 april 1855 werd hij benoemd tot goeverneur van Curaçao en onderhorigheden, een functie, die hij op 25 februari 1856 aanvaardde. In de drie jaar van zijn bewind bekampte hij de Colombiaanse zeerovers, die de scheepvaart belemmerden, en verbeterde het ziekenhuiswezen en de postdistributie op Curaçao ( Pater Brada O.P., Goeverneur van Lansberge (1856-1859). Willemstad, 1951. Aanwezig in inventarisnummer 259. ) . In 1859 nam hij afscheid om zijn benoeming als goeverneur van Suriname te aanvaarden. Het belangrijkste werk van zijn achtjarig bewind op Suriname was de uitvoering van de motie van de Tweede Kamer van 16 november 1855, "dat de slavernij op een nader te bepalen tijdstip zou worden af geschaft op een wijze, bij de wet te bepalen". De wet tot afschaffing van de slavernij werd eerst op 1 juli 1863 van kracht ( Staatsblad 1862, nr. 164 en 165. ) . Een van de reglementen, die uit de afschaffing voortvloeide, was het tienjarig staatstoezicht op de naleving van de arbeidsovereenkomsten, die tijdens de vrijlating werden opgesteld. Van Lansberge zorgde er vooral voor, dat de met de vrijmaking gepaard gaande onlusten tot een minimum beperkt bleven ( Over de afschaffing van de slavernij in Suriname bevindt zich documentatie in inventarisnummer 259. ) .
Tevoren had hij een geschil met Frans Guyana over een stuk grond tussen de twee rivierarmen van de Marowijne tot een voor Nederland gunstig einde gebracht. Door de instelling van de Koloniale Staten krachtens het regeringsreglement van 1866 trachtte hij de Surinaamse burgerij in het bestuur en in het economische leven te betrekken. Te dien einde werd in 1865 de Surinaamse bank opgericht. In 1867 trok hij zich op 63-jarige leeftijd uit het politieke leven terug.
Zijn vrouw, Victoria Maria Rodrigues y Escobar, met wie hij op 2 maart 1823 was gehuwd, schonk hem drie zoons. Hiervan vertrok de oudste, Johan Wilhelm (1830-1905), spoedig naar Nederland om in Leiden te studeren. Daar promoveerde hij in 1854 in de rechten, en na een korte militaire loopbaan in Den Haag werd hij in 1857 tot secretaris van de Nederlandse legatie in Spanje benoemd. In hetzelfde jaar werd hij naar St. Petersburg overgeplaatst, in 1860 naar Brussel. In 1864 werd hij benoemd tot raad van de Nederlandse legatie in Parijs, in 1866 tot tijdelijk secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken. Persoonlijk speelde hij een rol in een diplomatiek geschil tussen België en Nederland over de afdamming van het Sloe en de Oosterschelde voor de aanleg van een spoorlijn van Vlissingen naar Venlo door de publikatie van twee anonieme brochures, waarin hij het Nederlands standpunt voor internationaal publiek verdedigt ( A propos du barrage de l'Escaut en Response à un diplomate Belge. Inventarisnummer 97. ) . In 1871 werd hij buitengewoon gezant in Brussel. De benoeming tot goeverneur-generaal van Nederlands Indië in 1874 betekende een radikale ommekeer in zijn loopbaan. Op 25 maart 1875 kwam hij in Batavia aan. Hier werd hij geconfronteerd met de Atjeh-oorlog, die oorspronkelijk een reeks expedities tegen de Atjehse zeeroverij inhield, maar allengs uitgroeide tot een streven naar de vestiging van Nederlands bestuur in het vorstendom zelf. Onder leiding van generaal A.J.E.Diemond probeerde Van Lansberge de kuststrook onder Nederlands gezag te brengen. Na een bezoek aan Atjeh in 1877 besloot hij het militaire bezettingsbewind geleidelijk aan te doen vervangen door een burgerlijk bewind, ofschoon hij militair ingrijpen, o.m. door Diemonts opvolger, K. van der Heyden, niet schuwde. Bij zijn vertrek in 1881 achtte hij de situatie gunstig genoeg voor de aanstelling van een goeverneur in het veroverde kustgebied ( Vgl. P. van 't Veer, De Atjeh-oorlog, Amsterdam, 1969, pg. 54-142. ) . Mede door de Atjeh-oorlog leverde de begroting van de koloniën geen batig slot meer op. Om dit op te vangen, trachtte men de financiën van Indië te scheiden van die van het moederland, hetgeen gepaard ging met de invoering van belastingmaatregelen in de koloniën. Dit gelukte niet zonder heftig verzet van de Europeanen. Ook poogde Van Lansberge de inlandse herendiensten te doen afschaffen door de invoering van een uniform hoofdgeld. Hij toonde zich geen voorstander van de conversie van het dessa- en communaal landbezit van de inlander in individueel bezit. Wel steunde hij de ondernemers door verbetering van de infrastuctuur door de aanleg van spoorwegen en de uitvoering van andere openbare werken. In Zuid-Oost Borneo, Sumatra's Westkust, Palembang en Benkoelen werd het Nederlands bestuur hechter georganiseerd ( Een uitvoerig overzicht van Van Lansberges werkzaamheden bevindt zich in M.Boon, J.W. van Lansberge en de praktijk van art. 4 van de geheime instructie van 5 juni 1855. Dissertatie Utrecht 1943. ) .
In 1881 keerde Van Lansberge weer met zijn vrouw Rafaëla Romoalda Ricarda del Villar y Battle terug naar Nederland, waar hij de rest van zijn leven doorbracht met studies over vlinders en het kweken van orchideeën. In 1905 overleed hij in Menton.
Zijn broer Henry (1832-1854) sneuvelde jong in Coduto (Venezuela) aan de zijde der federalisten. Zijn jongere broer Jan Felix Adriaan Eugeen (1839-1883) maakte als militair vele onderzoekings- en inspectietochten in de binnenlanden van Suriname. Met J.F.A. Cateau van Rosevelt was hij de samensteller van een verbeterde kaart van Suriname, die in 1881 verscheen ( Zie inventarisnummers 227-229. ) . Hij was gehuwd met Wilhelmina Suzanna Petronella Adriana Maas Geesteranus, die na zijn dood de geschiedenis van haar huwelijk in een deeltje mémoires vastlegde ten behoeve van het nageslacht ( Zie inventarisnummer 234. ) . Van de vele kinderen die zij kreeg zette slechts George van Lansberge (1873-1940) employé van de Bataafse Petroleum Maatschappij in Batavia, het geslacht voort. Diens zoon Jan Willem George (1908-1963) huwde als tweede vrouw op 3 juni 1947 Maria de Kanter, een nicht van het liberale Kamerlid P.J. de Kanter ( Een gestencild deel gedenkschriften van zijn hand bevindt zich op inventarisnummer 281. ) .
Stamboom van de in deze toegang beschreven leden van het geslacht Van Lansberge:
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Reeds voordat Jan Willem George van Lansberge een deel van de collectie- Van Lansberge in 1950 aan het Algemeen Rijksarchief in bruikleen afstond ( Verslagen van's Rijks Oude Archieven, jrg. 1949, pg. 22. ) , was het door verschillende onderzoekers geraadpleegd. In 1943 verscheen van de hand van M.Boon een dissertatie over Johan Wilhelm van Lansberge ( Zie noot 11. ) , W.R.Menkman publiceerde verscheidene parafrases en fragmenten uit aantekeningen van Jan Felix Adriaan Eugeen van Lansberge en diens vrouw ( W.R.Menkman, Uit de geschiedenis der opening van het Surinaamse Binnenland (Westindische Gids, jrg. 27, pg. 182-192, 289-299, 321-343) bevat het "Verslag van de reis ter opname van de rivier Suriname" en A lady of Quality in Suriname, Herinneringen eener officiersvrouw (Westindische Gids, jrg. 29. pg. 81-87) een samenvatting van de memoires van Wilhelmina Suzanna Petronella Maas Geesteranus. Beide artikelen bevinden zich in inventarisnummer 259. ) ; ook tekeningen en caricaturen van Johan Wilhelm van Lansberge kregen door publikatie ruimere bekendheid ( Mr. C. Steinmetz. Een artistieke Goeverneur-Generaal, Mr.J.W. van Lansberge (1830-1905). Cultureel Indië, jrg. 8 juli-augustus 1846, pg. 143-151, inventarisnummer 303. ) . Jan Willem George breidde de collectie uit met aankopen van gedrukte werken van Philips van Lansberge en andere voorouders en met documentatie over zijn geslacht.
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking Het inbewaring gegeven gedeelte werd in 1950 door de archivist C.Postma geïnventariseerd ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven in 1950, pg. 11. ) . Na het overlijden van Jan Willem George van Lansberge volgde een supplement hierop ( Over deze aanvulling werd geen correspondentie gevoerd. ) . Hierdoor bleek de inventaris, een beschrijving van drie persoonlijke collecties, niet meer in zijn oorspronkelijke vorm te handhaven, en moest deze worden heropgezet in de vorm van een familie-archief. Zoveel mogelijk is echter getracht om, door middel van een concordans, de toenmalige berging van de destijds geïnventariseerde stukken reconstruabel te maken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 116 Familiearchief Van Lansberge, nummer toegang 2.21.103, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Lansberge, van, 2.21.103, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
4.LBF Archief Van Lansberge, kaarten

Bijlagen

Inventories