Back to search results

1.05.11.18 Inventaris van het digitaal duplicaat van het archief van de Nederlandse Portugees-Israëlitische Gemeente in Suriname, 1678-1909

Enter a search query
PreviousNext

Archief

Titel

1.05.11.18
Inventaris van het digitaal duplicaat van het archief van de Nederlandse Portugees-Israëlitische Gemeente in Suriname, 1678-1909

Auteur

R. Bijlsma

Versie

02-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1919 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Digitaal Duplicaat Suriname: Nederlands-Portugees Israëlitische Gemeente in Suriname
Nederlands-Portugees Israëlitische Gemeente Suriname [digitaal duplicaat]

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1678-1909

Archiefbloknummer

DD150

Omvang

546 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in heten het.
Nederlands
Portugees

Archiefdienst

Nationaal Archief

De originelen bevinden zich in

Nationaal Archief van Suriname, Paramaribo

Archiefvormers

Nederlands Portugees-Israëlitische Gemeente te Suriname Broederschap Ahaba Usdaka in Suriname Broederschap Eben Yecara en Guemiluth Hasadim in Suriname Broederschap Hets-Haïm te Suriname Broederschap Hozer Holim in Suriname Broederschap Liviat Hen in Suriname Broederschap Tikvat a Jesuha in Suriname Broederschap Toheleth Tsadiquim in Suriname

Samenvatting van de inhoud van het archief

Rond 1662 werd de Portugees-Joodse gemeente in Suriname gesticht. Het kerkbestuur (Mahamad) legde het reglement van de gemeente vast in de Askamoth; de oudste in het archief aanwezige is die van 1740. Het kerkbestuur maakte registers van geborenen en gestorvenen, notulen van vergaderingen en processtukken van kleine civiele rechtzaken, welke in het archief bewaard zijn gebleven. De penningmeester, tot 1785 Gabay geheten, daarna Trezorier of Recebedor-General, hield kasboeken bij, jaarrekeningen en grootboeken. Ook zijn er in het archief stukken van de voorzanger (Hazan) van de gemeente en stukken van de verscheidene broederschappen zoals Eben Yecara & Guemiluth Hasadim, Hozer Holim, Liviat Hen en Ahaba Usdaka.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De stichting van de Portugees-Joodse gemeente in Suriname heeft, blijkens de gegevens in het kerkelijk archief, waarschijnlijk in het jaar 5422 (1661-1662) plaats gehad. Toen de gemeente enkele jaren oud was, verkreeg de Hebreeuwse natie in Suriname van het Engelse koloniale gouvernement onder dagtekening van 17 augustus 1665 belangrijke privileges, die o.a. ook inhielden vergunning tot vrije oefening van godsdienst en tot het bouwen van 'places of worship and schools' op 'ten acres of land at Thorarica'. Met Thorarica is blijkbaar de divisie van die naam bedoeld, zoals de in 1671 gedrukte kaart ( Inventaris verzameling kaarten Algemeen Rijksarchief, nummer toegang 4.VEL, inv.nr. 1666. ) van de rivieren Suriname en Commewijne uitwijst, volgens welke de Joodse synagoge reeds destijds gelegen was bij de Suriname-rivier ten noorden van de Caxapoera-kreek, dus ongeveer ter plaatse van de later zo genaamde Joode-Savanne.
De kerkelijke gemeente, de Kahal Kados (Heilige Gemeente) zoals zij werd aangeduid, droeg de naam van 'Bechara ve Shalom' (B.V.S., Zegen en Vrede). Deze naam treffen wij o.a. aan in het fragment van een Askamoth-boek over de jaren 5442-5443 (inv.nr. 97), waaruit wij eveneens vernemen, dat de K.K.B.V.S. beschouwd werd als een 'filiaçao' van de Amsterdamse gemeente en van deze de gewoonten en gebruiken volgde. Het bestuur van de gemeente was opgedragen aan het college van de Senhores do Mahamad. Tot 1785 bestond dit college uit 4 parnassijns of Regenten en de Gabay (penningmeester).
De oud-leden van de Mahamad droegen de titel van adjunto: zij vormden met het College van de Mahamad de generale vergadering of Junta, aan welke voor bepaalde aangelegenheden het bestuur toekwam. Bijzonderheden over de bevoegdheid samenstelling enz. van het kerkbestuur zijn te vinden in de Reglementen of Askamoth. De oudste in het archief aangetroffen Askamoth zijn die van 1740, welke geboekt staan in het Recueil der Privilegiën (inv.nr. 94), daarna komen de Reglementen van 1748 en 1754.
Behalve als kerkelijk bestuurscollege fungeerde de Mahamad tevens als rechtbank voor kleine civiele zaken. Bij het Engelse privilege van 1665 was aan de Hebreeuwse natie voor kwesties tot een bedrag van tienduizend pond suiker een eigen rechtspraak toegestaan, uit te oefenen door 'Gedeputeerden van de Natie' (bij resolutie van het Hof van Politie van 30 november 1741 werd deze limiet gelijkgesteld aan vijfhonderd gulden. Hartsinck, Beschrijving van Guyana, II, 876 en Nassy, Histor-Proeve, I, 102 spreken van een limiet van zeshonderd gulden). Als gedeputeerden van de natie trad het College van de Mahamad op. De Askamoth van 1748 traktaat 39, art. 37 schreven voor, dat de Senhores do Mahamad 'como deputados' moesten vergaderen om recht te spreken in civiele zaken. In de Askamoth van 1754 is het artikel enigszins gewijzigd; het luidt thans, dat de Mahamad zal vergaderen 'com os deputados' en dat minstens vijf rechters voor het wijzen van een vonnis aanwezig moeten zijn (traktaat 39 art. 38).
Uit andere bepalingen blijkt dat de oud-leden of adjunctos waren aangewezen om met de leden van de Mahamad het nodige aantal 'Gedeputeerden der Natie' voltallig te maken.
De stichting van een gebedhuis te Paramaribo door enkele Hoogduitse Joden aldaar, waartoe zij in 1716 een erf aan de Keizerstraat kregen en het in 1724 door Mahamad en adjunctos genomen besluit tot separatie van de Hoogduitse natie gaven aanleiding tot geschillen, waarover de gouverneur bij schrijven van 9 maart 1729 de uitspraak van directeuren van de Sociëteit inriep; de kwestie werd beëindigd door de resolutie van directeuren van 6 januari 1734 en het contract van 5 januari 1735 bij hetwelk het gebedhuis Neve Shalom (Huis des Vredes) te Paramaribo aan de nieuw opgerichte Hoogduitse gemeente overging.
De Portugese Israëlieten gingen daarna een nieuw gebedhuis te Paramaribo bouwen, dat de naam kreeg van Sedek ve Shalom (S.V.S., Rechtvaardigheid en Vrede). Nadrukkelijk blijven de Askamoth vermelden dat er voor de Portugees-Joodse gemeente slechts één synagoge, die op de Savanne, zou bestaan, terwijl het gebouw te Paramaribo niet meer zou wezen dan een 'Caza de Oraçao'. Door de Junta werden in 1787 nieuwe Askamoth vastgesteld die, hoewel zij geen bekrachtiging kregen in het moederland, voortaan toch als reglement voor de gemeente zouden gelden.
De reglementering, in 1814 bij Organiek Besluit voor het Israëlitisch Kerkgenootschap in het Koninkrijk der Nederlanden vastgesteld, werd bij Koninklijk Besluit van 2 april 1825 nr. 149 toepasselijk verklaard voor de kerkorganisatie van de Israëlitische gemeenten in Nederlands West-Indië. Dit Koninklijk Besluit verklaarde tevens alle privileges aan de Israëlieten binnen de West-Indische volksplantingen verleend, voor afgeschaft. Na de bekendmaking er van in de kolonie Suriname bij gouverneurspublicatie van 20 juni 1825 (Gouvernementsblad van Suriname, 3) nam de rechtspraak van de Mahamad in kleine civiele zaken een einde. Door de beëindiging van de rechtspraak verviel voor de Mahamad, die al sinds lang gewoon was te Paramaribo te vergaderen, het voornaamste motief om voortaan nog op de Savanne bijeen te komen. In verband met het Koninklijk Besluit van 1825 en naar aanleiding van het Organiek Besluit van 1814 werd voor de Portugees-Israëlitische gemeente in Suriname de benaming vastgesteld van: Nederlandse Portugees-Israëlitische Hoofdsynagoge.
Het Koninklijk Besluit van 1825 gelastte in art. 5 het ontwerpen van kerkreglementen door de kerkbesturen van de Israëlitische gemeenten in West-Indië, ter opzending naar het moederland. Een concept-reglement voor de Nederlandse Portugees-Israëlitische Hoofdsynagoge in Suriname, in het jaar 1829 naar Nederland gezonden, verkreeg eerst de ministeriële goedkeuring in 1843. Het kerkbestuur in Suriname achtte dit reglement toen verouderd en ontwierp een nieuw, dat 20 maart 1845 door Parnassijns en ouderlingen werd vastgesteld. Het daarop in het moederland gewijzigde reglement, goedgekeurd door de ministers van Koloniën en voor de Zaken van de Hervormden Eredienst 20 augustus/7 september 1847, deed bezwaren rijzen bij het kerkbestuur in Suriname, zodat ook van dit reglement de invoering achterwege bleef.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De zorg voor het archief van de gemeente, hetwelk bewaard werd in de synagoge B.V.S. op het komptoir van de Sedaka, was bij de Askamoth van 1740, art. 8 en 9, van 1748 en 1754 traktaat 40 art. 1 en 3 opgedragen aan de Gabay, die aan het einde van zijn dienstjaar de boeken en papieren onder inventaris aan zijn opvolger moest overgeven. Askamoth 1787 traktaat VI, § 2 legde aan de secretaris van het college van de Mahamad de verplichting op voor het archief zorg te dragen.
In de vergadering van 20 december 1772 kreeg de Mahamad de klacht te behandelen, dat het archief van de gemeente geheel in wanorde was; het kerkbestuur besloot aan D.B. Louzada, tweede voorzanger B.V.S. op te dragen de papieren te onderzoeken en te inventariseren. Eerst in het jaar 1788 kwam Louzada met deze arbeid gereed (zie notulen Mahamad 17 juni en 23 september); zijn inventaris van 27 juli 1788 is door mij niet bij het archief aangetroffen. In 1819 bleken de papieren wederom in desorder te verkeren; krachtens resolutie van de Mahamad van 7 september 1819 toog Louzada opnieuw aan het werk; het verslag van zijn bemoeiingen is te vinden onder inventarisnummer 126 van deze inventaris. Naar uitwijzen van een inventaris, opgemaakt in het jaar 1831, werd het kerkelijk archief in die tijd niet meer op de Savanne, maar te Paramaribo bewaard. In de synagoge B.V.S. waren slechts achtergebleven de stukken betreffende de civiele rechtspraak. Bij een onderzoek ingesteld op de Savanne in september 1859, kwam aan het licht dat de aldaar woonachtige voorbidder de papieren geheel had verwaarloosd. Op voorstel van het koloniaal bestuur besloot de grote kerkenraad het archief van de vroeger bestaan hebbende rechtbank ter beschikking te stellen van het gouvernement. In de vergadering van het kerkbestuur van 21 april 1861 werd mededeling gedaan van de Gouvernementsresolutie van 19 april 1861, nr. 7, bepalend dat de papieren geplaatst zouden worden in de Surinaamse Koloniale Bibliotheek, onder uitdrukkelijke voorwaarde dat zij het eigendom van het gouvernement zouden blijven. De in 1861 naar de Koloniale Bibliotheek overgebrachte stukken zijn in 1916 mede overgekomen naar het Algemeen Rijksarchief en in deze inventaris beschreven onder inventarisnummers 251-331.
Voor de verzorging en het behoud van het kerkelijk archief heeft zich in latere tijd veel moeite getroost de heer P.A. Hilfman, leraar bij de Nederlandse Portugees-Israëlitisch Gemeente in Suriname. In Publication 16 (1907) van de American Jewish Historical Society gaf deze een lijst van door hem geïnventariseerde archiefstukken, die hoofdzakelijk de registers en de 19e-eeuwse losse stukken omvat. Aan zijn toedoen is het te danken, dat het archief (tot omstreeks 1864) naar het Algemeen Rijksarchief werd overgebracht. ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven (VROA) 1917, deel I, pagina 373-374, Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven (VROA) 1918, deel I, pagina 121-124, Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven (VROA), 1921 deel I, pagina 72-73. )
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
P.A. Hilfman, leraar bij de Nederlandse Portugees-Israëlitisch Gemeente in Suriname maakte een lijst van geïnventariseerde archiefstukken welke verscheen in Publication 16 (1907) van de American Jewish Historical Society. In deze lijst werden de notulenboeken van de Mahamad vóór 1769 vermeld, maar die zijn bij inventarisatie niet aangetroffen.
Verantwoording van de bewerking
Bij de inventarisering ervan bleek mij, dat de door Louzada indertijd aangebrachte ordening zo goed als geheel te niet was gedaan: de papierrepen met nummers en opschriften, waarin de losse stukken waren verpakt, hadden geen weerstand geboden aan de invloeden van klimaat en vocht en de door hem bijeengevoegde papieren waren her en der verspreid geraakt. Dit maakte het noodzakelijk de losse stukken geheel opnieuw te ordenen, hetgeen dan echter ook volgens eigen systematisering kon geschieden.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Van de papieren is een groot gedeelte door vocht ernstig geschonden, zodat zij nauwelijks geraadpleegd kunnen worden.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Digitaal Duplicaat Suriname: Nederlands-Portugees Israëlitische Gemeente in Suriname, nummer toegang 1.05.11.18, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nederlands-Portugees Israëlitische Gemeente Suriname [digitaal duplicaat], 1.05.11.18, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
1.11.01.01 - Collectie Aanwinsten van de voormalige Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, 11e eeuw-1933

Inventories