Terug

Hof van Holland: Remissies en pardonnen, Datum interinement: 03-12-1534

Datum interinement 03-12-1534
Soort gratie remissie
Gratie Brussel
Gratieverlener Karel V
Dader(s) Adriaan Andriesz.
Slachtoffer(s) Adriaan Pietersz.
Soort delict doodslag
Delict Geervliet
Jurisdictie delict Geervliet (baljuwschap)
Gedagvaarde officier Adiraan van Duin, baljuw van Geervliet
Oppositie procureur generaal Ja, mits verificatie
Amende civiel 12 kar.g
Advies gevraagd aan Hof van Holland
Toedracht en bijzonderheden NB vete en wraak. Verzoening tijdens het interinement. De impetrant legt naast de remissie ook de zoenbrief over. De suppliant, arm schamel man gehuwd en met 4 kl. kk. speelde voor vastenavond 1532 met het slachtoffer in een herberg van korendijk en won enkele stuivers en wilde niet verder spelen. hierop beledigde ('hyt zynen moeder doen') en verwondde het slachtoffer hem met een 'dagghe'. de rust (vrede) werd hersteld. het was 'gepaeyst' maar de suppliant zou kort daarna gezegd hebben dat hij er 'een van vieren' zou hebben, 'wachten hen zoe nauwe als zy moegen om doot te steken'. Hij gaat in de zomer dat jaar, 'gedachtich wesende van der voersz. quetsure' naar het huis van het slachtoffer en heeft hem 'uuyten huyse gedreycht' waar het slachtoffer niet op rageerde omdat zeker persoon ten beste sprak. Op een later tijdstip en in aanwezigheid van de broer van de suppliant ontstaat er in de herberg van Korendijk opnieuw een woordenwisseling/steekpartij. De suppliant raakt verhit van bloede omdat zijn broer door iemand van diefstal wordt beticht. Hij zei tegen zijn broer 'zoudt ghy myn leedt nyet helpen wreken, ic zoude u houden voer een verradere'. Zo dat Claas, zijn broer klaagde tot zekere persoon 'met weenende oeghen zegghende “zoudt ghy myn leedt nyet helpen wreken tgene dat van my gezeyt es ic zoude zegghen dat ghy een dief waerdt”. En omdat de suppliant zag dat hij veel viJanden had zo om die kwetsuur die hij van de overledene had ontvangen en omdat zijn broer dief werd genoemd zei hij tegen Cornelis Pietersz. schoenmaker waarmee hij zat en drank “broedere oft ic van den avondt eenen dootstake start ghy met my half?”. Hij zei ja en ze gaven over de tafel elkaar de hand en beloofden de een de ander broederschap. Toen zei Adriaan Thoemsz. weet gij wel wat gij elkaar belooft en de suppliant antwoordde: “ic ghever den duvel om oft ghelycke woerden”. Omtrent half aug daarna zat de suppliant te drineken in het huis van Claas Dirksz. ook in korendijk om een geschil dat hij met deze Claas had gehad te 'appayserene'. Al laat in de avond zag de suppliant dat eenen lambrecht Cornelisz. geassisteert met het slachtoffer voor de herberg kwam en hard riep” ghy roommilde bossen ende roommilde diefven' kom naar buiten ik weet el waar jullie zijn en lambert zag samen met de broer van de suppliant die met hem zat te drinken naar de dijk lopen waaar ze een groot gevecht begonnen een vechtpartij met de broer van de suppliant de suppliant heeft net vrede met iemand gesloten en blij daardoor maar beroert van de injurieuse woorden 'uuyt blytscepe dat hy paeys gemaect hadde jegens den voersz. Claas, beroert zynde van de voersz. injurieuse woerden, schiet van de voersz. taverne gaende recht tot naerden voirsz. dyck meenende zynen broedere te helpene ende vindende aldaer zynen voerneomde broedere ende dandere persoenen zoe vechtende zeyde waer zydt ghy rabauwen hebbende zyn handt op zyn dagghe. Twelcke de voernoemde lambrecht ziende schoet ter stont up den suppliant zoe oic dede den voirnoemde Adriaan Pietersz. zegghende totten suppliant weerdt u nu dat gelt u lyf oft myne stekende mitsdien met cortte dagghen naer elcanderen in zulckerwys dat de suppliant aldaer van hemluyden qontfunck zesse oft zeven wonden overmits welcken vreesende aldaer versleghen te zyne ende willende insgelycx den voernoemde Claas zynen broedere helpen mits dat hyt aen hem wat tyts te voeren verzocht hadde overmidts dinjurie die hem de zelve lambrecht ende Adriaan Pietersz. gedaen hadden stelde hem ter weere ghevende met zynen dagghe den voernoemde wylen Adriaan Pietersz. eenen steke in zyn lyf daerof hy gevaeren es van levende lyve ter doot ter cause van den welcken den voernoemde suppliant vreesende rigeur van justicie etc. waarbij het slachtoffer dodelijk wordt geraakt
Vindplaats beschikking extern ARB, Rekenkamer, inv. nr. 49556, z.f.