Terug

Hof van Holland: Remissies en pardonnen, Datum interinement: 29-03-1532

Datum interinement 29-03-1532
Soort gratie remissie
Gratie Brussel
Gratieverlener Karel V
Dader(s) Huge Woutersz.
Woonplaats dader(s) Brouwershaven
Slachtoffer(s) Coppen Adriaansz. Boetselaer
Soort delict doodslag
Jurisdictie delict Brouwershaven (baljuwschap)
Gedagvaarde officier Wolfert van Borssele, baljuw van Brouwershaven
Dader gevangen bij gratieverzoek? Nee
Verleend ter gelegenheid van Blijde Inkomst
Toedracht en bijzonderheden 29 dec. 1527 spl. hebbende een zuster gehuwd aan Coppen Adriaansz. Borselaar. deze heeft lange tijd niet gesproken met spl. zijn schoonbroer. Spl weet hiervan de oorzaak niet is bij zijn moeder gekomen en heeft haar gevraagd:'Moeder weet gij niet waarom Coppen mijn zwager jegens mij gaat zonder spreken'. Daarop zijn moeder zei:' alsoe Coppen tot mij gezegd heeft dat gij elkaar geen gelijk doet ter cause van tversterfte van uwen oom en ook dat gij hem schuldig zijt een coppel visschen. De spl. dit aldus verstaan hebbende is kort daarna naar het huis van Coppen gegaan, heeft tweemaal geklopt en geroepen 'hola,hola' en omdat er niemand sprak is hij naar binnen gegaan tot in de keuken en heeft zijn zuster met Coppen gevonden en heeft gezegd: 'Wat duvel waarom spreekt gij niet gij gaat clagen bij mijn moeder en anderen over mij dat ik u te kort gedaan zou hebben van onze versterfte en dat ik u nog een coppel vissen schuldig zou zijn gij en dorft over mij niet geclaagt hebben want ik wel wil doen blijken als dat gij van de vissen wel betaalt zijt en meer dan betaalt en ik weet niet al lage ik op mijnen sterven dat ik u u te kort ben van tzelf besterf, waarom klaagt gij da over mij zonder redenen?' Daarop Coppen antwoordde: 'Ik segget u toe ik zal deze vis nog van u hebben, of ik zal ze uit uw lijfe snijden met meer andere lelijke woorden. En alzo kijvende is de huisvr van Coppen gegaan om de huisvr. van de spl. zeggende tot haar: 'Gaat terstond naar ons huis, daar is Coppen mijn man en Huge uw man, zij hebben grote woorden tegen elkaar. Ik zorge dat zij vechten zullen want daar niemand meer en is dan met haar tween.' En de huisvr. van de suppl. dit verstaan hebbende is opgestaan en haastig gegaan naar het huis dat toebehoorde aan haarlieder moeder en heeft deze twee bij elkaar gevonden en heeft ten besten gesproken als dat zij eens wesen zouden zeggende gij zijt zwagers en kom morgn nuchter bij elkaargij zult wel accorderen'. maar ze hebben nog steeds grote woorden gehad en Coppen zei tegen de suppl. en zijn huisvr. die zwaar ging van kind 'pynt u uit den huize van hier te komen. De spl. deze spijtige woorden horende zei: 'Waarom wil je mij uit het huis jagen dat u niet meer toebehoort dan mij want het hoort mijn moeder toe en mijn vader die heeft het gewonnen en gij geeft er huur noch loon aan evenmin als ik. wat doe ik u dat gij mij uit dit huis wilt doen gaan?' Zo hadden zij woorden, Coppen zittende op een hoge stoel en spl. op een leeg stoelken. Coppen heeft een steen uit het vuur genomen en naar spl. geworpen zeer grammelick zonder de suppl. te raken, maar raakte de hvr. van de spl. in haar zijde en suppl. bang voor een 'misval' van kind en ook om zijn lijf te verweren en uit hitte van bloede heeft een klein broodmesje uitgetrokken en Coppen daarmee een steek gegeven in zijn buik, waarvan deze is overleden. Spl. is hier schamelijk toegekomen om zijn en zijn huisvrouws lijf te verweren en het hem zeer leet is, heeft hij zich geabsenteerd en durft niet weer te keren tenzij. Deurw. Dirk Mathijsz.