Terug

Hof van Holland: Decreten, Verwijzing akte: 3265/1544/155

Verwijzing akte 3265/1544/155
Datum decreet 1544-12-22
Decreet Willig
Namen impetranten Aernt Duvenvoorde van Leeuwesteijn, jonkvrouw, weduwe van Mr. Floris Oom van Wijngaerden, zaliger; Mr. Jan Oom van Wijngaerden, kanunnik te Luik, zoon van zaliger Mr. Floris; Adriana van Wijngaerden, jonkvrouw, weduwe van Adriaen van Borsselen, zaliger, in leven baljuw van Wassenaar; Aechte van Zwieten, jonkvrouw van Wieldrecht, weduwe van: Mr. Pieter Schaert(s), zaliger, gewezen baljuw van Schieland.
Namen eigenaren Rene van Chalon en Nassou, graaf van Nassou, als erfgenaam van zijn vader; Hendrick, graaf van Nassou, zaliger, ook stadhoudergeneraal geweest van Holland (maar niet tijdens overdracht en transport in 1538 deze acte genoemd).
Namen opposanten de heer van Pieterschem (ook als Pieterssem), ambachtsheer van Ridderkerk, als man en voogd van: Franchoise van Brederode, vrouwe van Ridderkerk Goedtscaelck van Outheusden, ambachtsheer van Alblasserdam, voor zichzelf en als voogd van zijn broerskinderen; Jan van Outheusden; Bouwen Oom, zaliger, gewezen heer van Papendrecht, diens weduwe zijnde vrouwe van Papendrecht en erfgenamen: Mr. Thielman Schoick; Mr. Cornelis Bartotsz, rentmeester van de heer van Pieterssem, leenman van Holland; Florens van Assendelft, heer van Goudriaan, kastelijn van Gouda, leenman van Holland; Pieter Schoock, en zijn zoon; Mr. Thielman Pietersz Schoock; Bouwen Oom Thielmansz; Mr. Thielman Oom; Aernt Simonsz, en Thonis Pietersz, zo zij procederen cum suis, vissers van de Clipperworp (ook als Cleppel) en Cortisant; Jan Oegersz (ook als Ogiersz), schepen te Dordrecht, als gemachtigde van: Cornelia Aernt Kerstendr, wonende te Dordrecht, weduwe van: Pieter Dammesz, zaliger, en diens erfgenamen De kerkmeester van de Grote Kerk te Dordrecht, wegens een legaat van: Lijsgen Dammasdr.; Jacob Queckel, met zijn broer: Mr. Vincent Cornelisz; De deken en kapittel van Oudemunster te Utrecht; Mr. Michiel Rugee, als procureur van de heer van Pieterssem voor het Leenhof van Holland; Steven van den Berghe, als raad van de prins van Oranje zijnde graaf van Nassou; Seger van Halveringhe, ridder, heer van Hofwegen, als rentmeester van de Lek en raad van de prins van Oranje zijnde graaf van Nassou; Mr. Francois Boot, advocaat voor het Hof van Holland, als advocaat van de prins van Oranje zijnde graaf van Nassou; Aernt Cornelisz, burgemeester van Dordrecht, als kerkmeester van Onzer-Liever-Vrouwe kerk te Dordrecht; De kerkmeester van Onzer-Liever-Vrouwe kerk te Dordrecht Laureijs Dubliout (of Dubliont), heer van der Sart, te Brussel die zegelt namens de Rene graaf van Nassou; Rene van Chalon en Nassou, graaf van Nassou, als erfgenaam van zijn vader; Hendrick graaf van Nassou, zaliger, in leven ook stadhoudergeneraal geweest in Holland.
Bijzonderheden 1) Zie blad 9: zie sententie van de Grote Raad d.d. 08-06-1527; 2) Zie blad 5 t/m 8 voor een acte van procuratie in het latijn gesteld en verleden op d.d. 10-07-1538 voor notaris Johannes de Pater te Den Haag; 3) Zie blad 1: zie acte van condemnatie d.d. 20-07-1538 voor het Hof van Holland; 4) Zie blad 13: er is nog een proces lopende tussen de graaf van Nassou en de heer van Pieterschem hangende voor het leenhof inzake de visserij in de Merwede; 5) De overdracht en tranport van de refpacht van de visserij was op 12-07-1538, maar de definitieve overdracht zal plaats vinden via dit decreet en dat op kosten van de graaf van Nassou; 6) Zie blad 74 derde regel van onder en blad 85 punt 29 inzake de oppossant de heer van Pieterssem dien procureur zegt: 'dat nijemant geoirloft en es sijn actie oft recht te vercoopen hangende proces ende specialicken es verboden eenich recht oft actie te transfereren aen een machtigher oft potentoir op seecker legitime peijnen als nair rechten'; 7) Zie blad 85 punt 32 en 33 waarin enkele latijnse uitdrukkingen staan vermeld; 8) Zie blad 86 punt 35, punt 40, blad 86/87 punt 41 en 42 en blad 87 punt 46. Deze staan geheel of gedeeltelijk in het latijn; 9) op 23-03-1506 s.c.h. zijn volgens een acte o.a. raadslieden in Holland: Philips van Spaengnen ridder en Mr. Reijnier de Jonghe, de acte wordt ondertekend door De Waetselaer; 10) Zie blad 90 vanaf regel 23: de rivier de Merwede liep vroeger voor 1543 bij Alblasserdam anders n.l.: 'voirtijts plach die riviere vande Merwede haer stroom ende lopen te hebben aen dandere zijde van een gorsinghe ende aanwas geheeten 'de Poldre' sulcx dat die kercke van Alblasserdam plach te staen daer nu die diepte van de Merwede loopt ende in sulcke schijn es de voirzeijt Poldre alsnoch gehouden ende geacht te wesen onder dambachtsheerlicheijt van Alblasserdam ende hoort den voirszeijt opposanten (=Godscalck van Outheusden enz)'; 11) In de acte staan ook van enkele heerlijkheden vermeld hoe hun grondgebied loopt
Onroerend- en roerend goed Lek, Amers, Het recht van de erfpacht van de gehele visserij in de Lek beginnende van Harpershoofd gelegen beneden Ammers tot de Zijde of de Zijdwinde toe, van die van Oudemunster in erfpacht gehouden; Lek, Lekkerkerk, de helft van de visserij gelegen in de Lek, beginnende van de kerk van Lekkerkerk nederwaarts tot in de mond van de Lek toe, voor Krimpen en vandaar nederwaarts tot Bolnessersloot toe; Lek, Waal, de twee delen van de visserij strekkende van de mond van de Lek opwaarts tot de mond van de Waal toe; Waal, Papendrecht, Twee delen van de erfpacht, gehad en gehouden hebbende van de heer van Assendelft, van de gehele visserij, strekkende van de mond van de Waal opwaarts tot het hoofd van Papendrecht en Galgord toe; Merwede, Papendrecht, Twee delen erfpacht, gehouden van de keizerlijke majesteit, van zanden en platen gelegen in de Merwede tussen het hoofd van Papendrecht en de mond van de Lek, het derde deel is in bezit van de heer van Assendelt verkregen van de keizerlijke majesteit als graaf van Holland; 1) En dit al zonder prejudicie en onvermindert het recht welk de heer van Pieterschem bij de institutie van het proces tussen hem als impetrant voor het leenhof van Holland ongedecideerd tegen de impetranten van het decreet als gedaagden hangende pretendeert te hebben in de visserij voor de ambachtsheerlijkheid van Ridderkerk, zo ver de zelfde zijne ambachtsheerlijkheid strekkende is van het zuidoosten daar ingaande van het midden van een huis staande op de oostdam daar de heerlijkheid van Zwijndrecht zuidoostwaarts aankomt, neergaande noordwestwaarts tot het midden van Wellaartsdijk toe, daar de heerlijkheid van IJsselmonde aankomt over al binnen de voornoemde limieten te halve diepe toe; 2) Onvermindert ook en zonder prejudicie van alzulke gerechtigheid als Goitschalck van Outheusden zo hij procedeert sustineert hem te competeren in de visserij sprekende tot de ambachtsheerlijkheid van Alblasserdam en zijn gevolgde Papendrecht oostwaarts gelegen, de oostdam zuidwaarts en de heerlijkheid van Ridderkerk zuidwaarts en westwaarts, Lekkerland noordwaarts en Alblasserdam noordoostwaarts, strekkende over al tot het diepe toe; 3) Behoudende en onvermindert ook het recht het welk de weduwe en erfgenamen van zaliger Bouwen Oom sustineren hen te competeren tot de visserij langs de kanten van de heerlijkheid van Papendrecht tot het diepe van de Merwede toe; 4) En onvermindert en zonder prejudicie van alzulke gerechtigheid als die Mr. Thielman Schoick sustineert hem te competeren in de visserij van de Pelsaert, het Roode Sant en anders gelegen tussen de Pelsaert en het Roode Sant voornoemt binnen de heerlijkheid en jurisdictie van Papendrecht.

Bekijk de zoekhulp bij dit archief