Terug naar zoekresultaten

3.09.15 Inventaris van het archief van het Rijksloodswezen: district Maas en Goedereede, sinds 1870 district Maas, Goedereede en Brouwershaven te Rotterdam, 1816-1960

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.09.15
Inventaris van het archief van het Rijksloodswezen: district Maas en Goedereede, sinds 1870 district Maas, Goedereede en Brouwershaven te Rotterdam, 1816-1960

Auteur

G.M.J. Oosterkerk-de Mey

Versie

02-12-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Directie Loodswezen Rotterdam
Loodswezen Rotterdam

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1816-1960

Archiefbloknummer

3405

Omvang

; 396 inventarisnummer(s) 17,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijksloodswezen / District Maas en Goedereede (tot Rijksloodswezen / District Maas, Goedereede en Brouwershaven (vanaf, , 1870), , 1870)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat ingekomen en minuten van uitgaande stukken over de periodes 1924-1934 en 1940-1949. Tevens bevat het eigentijdse toegangen op ingekomen en uitgaande stukken over een grotere tijdsspanne. Verder bevinden zich in het archief onder meer registers van beloodste schepen, stukken betreffende verlichting en bebakening, stamregisters met gegevens van loodspersoneel en registers van kustwachters, en stukken betreffende financiën, zoals kas-giroboeken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Gedurende de eeuwen is de taak van de loods niet of nauwelijks gewijzigd: "Een loods is een gids, die schepen in buitengewoon moeilijke en gevaarlijke vaarwaters, met behulp van zijn bijzondere kennis van dat vaarwater, loodst, dat wil zeggen díe aanwijzingen geeft, waardoor het schip veilig ter bestemder plaatse komt".
De opkomst in de Middeleeuwen van een loodsenstand hing nauw samen met de bloei van de koophandel in de havensteden.
Zowel in de Middeleeuwen als ten tijde van de republiek is het loodswezen plaatselijk en gewestelijk georganiseerd geweest. ( Zie de inleiding bij de inventaris van het archief van de commissarissen van de pilotage benoorden de Maze, p. 208-216, en Maritieme geschiedenis der Nederlanden, deel 1. ) De loodsen, meest ervaren vissers, waren autonoom en verenigd in loodsenverenigingen. Toezicht op hun doen en laten werd uitgeoefend door de colleges van commissarissen tot de pilotag(i)e, ingesteld door de gewestelijke staten. De overheden onderkenden namelijk het gevaar van economische teruggang van de steden door ongecontroleerde loodsdiensten. Over de loodsen bezuiden de Maas werden commissarissen aangesteld uit de steden Delft, Rotterdam, Schiedam en Brielle. Deze waren niet, zoals in het distrikt benoorden de Maas, afkomstig uit de koophandel, maar uit de haringvisserij. Buiten het visseizoen werden de "haringbuizen" namelijk voor de koopvaart gebruikt, wat een belangrijke zeevaart in de Maassteden met zich meebracht. ( G. de Vries, Pompen, paapen en kiellichten, p. 17 ) In 1795 werden de gewestelijke commissies vervangen door het centrale Comité tot de zaken van de Marine. Vanaf dat jaar, met een korte onderbreking in de jaren 1799-1801, toen toezicht en bestuur berustte bij de Agent voor de Nationale Economie, bleef de marine tot 1980 belast met de zorg voor deze belangrijke dienst. ( Maritieme geschiedenis der Nederlanden, deel 3, p. 65 ) Op de weg naar uniformiteit werd na de Franse Tijd verder gegaan. Er kwam een indeling in twee departementen, benoorden en bezuiden de Maas, onder leiding van de inspekteurs Jhr. H.J. Ortt en Jhr. A.C. Twent. ( G. de Vries, p. 25 ) Deze beiden ressorteerden onder de commissaris-generaal van de Marine. De loodsen waren echter nog steeds partikulieren, die in de loodsdienst geadmitteerd moesten worden en bij de inspekteurs een proeve van bekwaamheid moesten afleggen. In 1830 werd het bestuur over beide departementen in handen gelegd van een inspekteur-generaal van het loodswezen, schout bij nacht Jhr. A.C. Twent. Deze ontwierp een Algemeen Reglement voor het Loodswezen, dat op 5 juli 1835 bij Koninklijk Besluit werd bekrachtigd. Van rijkswege kwam er nu een loodsdienst voor de buitenhavens van Texel, Terschelling, Vlieland en Maas en Goedereede. Er werd een indeling in drie distrikten ontworpen, ieder distrikt onder een eigen inspekteur en met een eigen bijzonder reglement. De stadsbesturen bleven echter belast met het bestuur en het toezicht over de binnenhavens. ( Maritieme geschiedenis, deel 4, p. 147 ) Na invoering van de bijzondere reglementen bleek meer en meer dat de partikuliere loodsenverenigingen naast de vaste loodsdiensten niet langer aan de gestelde eisen konden voldoen. Dit was vooral te wijten aan de toestand van de loodsvaartuigen. De vraag naar verdere regeling van het loodswezen kwam ook van de kant van het parlement, waar de enorme groei van de loodskassen de aandacht had getrokken. ( Maritieme geschiedenis, deel 4, p. 147 ) In 1835 waren bij reglement de loodsgelden verhoogd en in 1844 waren alle afzonderlijke loodskassen tot een algemene kas verenigd. In 1850 bleek in deze algemene kas meer dan vijf miljoen gulden aanwezig te zijn! Vanuit de Tweede Kamer werd op vermindering van de loodsgelden aangedrongen. Deze zouden niet hoger mogen zijn dan nodig voor de instandhouding en het onderhoud van het loodswezen. In 1852 werd dan ook een commissie benoemd tot nadere regeling van het loodswezen. Het advies van deze commissie mondde uit in de totstandkoming van de Wet op het Loodswezen van 20 augustus 1859 (Staatsblad 1859 nr. 93). Met het onderbrengen van de loodsenverenigingen in de rijksloodsdienst kwam er een einde aan het partikuliere loodswezen in Nederland. Stappen werden ook direkt genomen om de loodsgelden te verminderen.
Er werd een indeling in zes distrikten gemaakt. Het vierde distrikt Maas en Goedereede kreeg als hoofdstandplaats Hellevoetsluis en neven-standplaatsen Brielle, Maassluis, Rotterdam en Schiedam.
In 1870 werd het vierde distrikt met het vijfde distrikt Brouwershaven verenigd. Later gebeurde dit eveneens met het eerste en tweede distrikt. Vanaf 1885 is Rotterdam de nieuwe hoofdstandplaats van het gecombineerde vierde/vijfde distrikt geworden. ( inv. nrs. 68 en 69 ) In de laatste decennia van de 19e eeuw veranderde er niet veel. Herzieningen op de wet van 1859 vonden meestal plaats ten behoeve van aanpassing van de hoogte van de loodsgelden. ( Wetsherzieningen van 1875 (staatsblad 1875 nr. 62) en 1886 (Staatsblad 1886 nr. 64) ) De vooruitgang in de scheepvaart ging steeds zwaardere eisen stellen aan mensen en materieel. De houten loodsvaartuigen werden in het begin van deze eeuw vervangen door stalen schepen, in 1923 werden de eerste stoomloodsvaartuigen in gebruik genomen. ( G. de Vries, p. 145 )
In 1925 vindt weer een herziening van de loodswet plaats. In deze jaren werd er veel verbeterd in de rechtspositie en secundaire arbeidsvoorwaarden van het loodspersoneel. De inspekteurs der distrikten worden vervangen door direkteurs.
In de loop van de jaren vijftig werden de stoomvaartuigen vervangen door motorloodsboten. Het inspelen op de moderne scheepvaart leidde tot een nieuwe loodswet in 1957. Voordeel van deze nieuwe wet was, dat het een raamwet werd. Nadere regelingen moesten voortaan gesteld worden in Maatregelen van Bestuur en Koninklijke Besluiten, zonder dat de wet zelf aangepast hoefde te worden.
In 1972 werd vanuit de Tweede Kamer een initiatief genomen om de Loodswet 1957 wederom te wijzigen. Er werden vier nieuwe distrikten in het leven geroepen: Noord, IJmond, Rijnmond en Scheldemond. Van deze vier werd Rijnmond het belangrijkste door de wereldhavenfunctie van Rotterdam. ( Maritieme geschiedenis, deel 4, p. 148 ) Ook werden de Rijksloodsdienst en de gemeentelijke loodsdienst van Rotterdam, de enige gemeentelijke die nog bestond, samengevoegd. Op 1 januari 1980 kwam het loodswezen te ressorteren onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, directoraat-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In de voorlopige inventaris van de archieven van de Rijksloodsdienst van de hand van mr. S.J. Fockema Andreae uit 1946 wordt opgemerkt: "De lotgevallen der archieven zijn niet recht duidelijk. Men moet aannemen dat de archieven der inspecties met de archieven der afdeling Loodswezen van het Departement van Marine min of meer vermengd zijn geraakt; in deze toestand is een en ander tijdens de laatste oorlog in het Weermachtsarchief beland en vandaar naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht. De onvolledige en verwarde staat van een en ander, vooral voor de jaren na 1850, is aan deze gang van zaken toe te schrijven."
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het archief van het Rijksloodswezen, distrikt Maas en Goedereede en later ook Brouwershaven, zoals het hier op het Rijksarchief in Zuid-Holland berust, is zeker niet compleet te noemen. Er is dan ook voor gekozen om het gedeelte dat hier op het rijksarchief berust nog niet te inventariseren, maar alleen een uitgebreide plaatsingslijst te vervaardigen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Directie Loodswezen Rotterdam, nummer toegang 3.09.15, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Loodswezen Rotterdam, 3.09.15, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Een groot gedeelte van de archiefstukken vanaf 1854 bevindt zich momenteel in het Centraal Archieven Depot van het Ministerie van Defensie. Ook is er nog materiaal aanwezig bij de dienst van het Loodswezen zelf te Rotterdam. Er moet geconstateerd worden dat, al worden in de toekomst deze delen bij elkaar gebracht, er nog grote hiaten in het archief zullen blijven bestaan.

Bijlagen

Literatuuropgave Asaert, G., Ph.M. Bosscher, J.R. Bruijn e.a. ed., Maritieme geschiedenis der Nederlanden (Bussum 1946-1978), 4 delen. Geschiedenis van het ontstaan van het Nederlandsche loodswezen, in: Marineblad (Den Helder 1939-1949), 1941. Herman, H., Het Nederlandsche loodswezen in vroeger en later tijden, in: Het Nederlandsche zeewezen , 1917-1918. Hullu, J. de, Het archief van de commissarissen van de pilotage benoorden de Maze en het archief van de commissaris te Amsterdam, tevens ontvanger-generaal der vuurgelden, in: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven ('s-Gravenhage 1878- ), 1923. Meulen, C. van der, J. Waaleman Bruynzeel en J.A. van Wallenburg, Wegwijzers op het water; loodsen, bakens en tonnen (Bussum 1978). Overwater, A.M., 300 Jaar Rotterdamse loodsdienst, in: Rotterdams(ch) Jaarboekje (Rotterdam 1888- ), 1973. Vries, G.M. de, Pompen, paapen en kiellichten, in: Bijdrage tot de geschiedenis van het zeewezen ('s-Gravenhage 1977), deel 8. Beukema, H., Op kruispost, zeilende loodsen voor de Nederlandse kust (Bussum 1983). Overwater, A.M., Van leitsagher tot loods. (Rotterdam 1981).

Archiefbestanddelen