Terug naar zoekresultaten

2.19.165 Inventaris van het archief van het Fonds Zomerpostzegels, 1947-1992

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.165
Inventaris van het archief van het Fonds Zomerpostzegels, 1947-1992

Auteur

B. Wouda, F.J. Ebbens

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1993 (c)

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Fonds Zomerpostzegels
Fonds Zomerpostzegels

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1947-1992

Archiefbloknummer

I54

Omvang

; 335 inventarisnummer(s) 15,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Fonds Zomerpostzegels (1947-1992) Fonds Zomerpostzegels/Plaatselijk comité te Beverwijk (1982-1986) Fonds Zomerpostzegels/Plaatselijk comité te Harderwijk (1981-1989) Fonds Zomerpostzegels/Plaatselijk comité te Lichtenvoorde (1949-1977)

Samenvatting van de inhoud van het archief

De stichting Fonds Zomerpostzegels hield zich bezig met organisatie van de jaarlijkse uitgifte van de Zomerzegels ten behoeve van sociaal-culturele instellingen en projecten in Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.
In het archief bevinden zich onder andere de stukken van de Raad van Advies, het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, de jaarverslagen en de correspondentie met derden (met registers en brievenboeken). Verder bevat het archief stukken met betrekking tot de organisatie: huisvesting, Raadgevend Bureau, personeel, de plaatselijke en de provinciale comités. Met betrekking tot de plaatselijke en provinciale comités betreft het met name rapporten, verslagen, correspondentie, circulaires en richtlijnen. Een deel van het archief betreft de fondsenwerving en de verdeling van gelden over landelijke, provinciale, overzeese en buitengewone projecten. Ten slotte bevat het de archieven van drie opgeheven plaatselijke comités (Beverwijk, Harderwijk en Lichtenvoorde) en documentatie van en over het Fonds (o.a. affiches, persberichten, verkoopfolders, eigen publicaties en een verzameling krantenknipsels.)

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Het postverdrag van Madrid stond met ingang 1 januari 1922 gelegenheidszegels in het internationale postverkeer toe. In het daarop volgende jaar kwamen de eerste postzegels met bijslag uit. De jaarlijkse emissie van deze weldadigheidspostzegels was dermate succesvol, dat in een tijd van economische crisis ook andere instellingen hun eigen postzegels met bijslag wensten. Het hoofdbestuur van PTT moest derhalve selecteren en had het daar zo druk mee, dat er behoefte ontstond om het geheel te kanaliseren.
Uiteindelijk resulteerde dat in het Koninklijk Besluit van 20 februari 1935. ( Staatsblad 1935 nr. 60. ) Vanaf dat jaar dateren dan ook de eerste 'bijzondere postzegels voor sociale en culturele doeleinden'. Vanwege de periode waarin deze postzegels verschenen en ter onderscheid van de in de winter uitgebrachte kinderpostzegels, kregen zij de naam 'zomerpostzegels'. ( Dienstorder van het Staatsbedrijf der PTT van 5 juni 1935, H. 353 bis. ) Voortaan werd de minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd tot de jaarlijkse uitgaven van de zomerpostzegels. De opbrengst van de toeslag werd verdeeld door de interdepartementale Commissie van Advies ( Miniteriële beschikking van 27 januari 1937, nr. 5. ) , bestaande uit vertegenwoordigers van de PTT, ministeries van Binnenlandse Zaken, van Sociale Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Deze commissie adviseerde ondermeer omtrent de voorstelling op de zegels, de tijd van verkrijgbaarstelling en de hoogte van de bijslag. ( Inv.nr. 54, correspondentie Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, december 1952. ) Ten gevolge van de oorlogsomstandigheden werden er van 1942 tot en met 1946 geen zomerpostzegels uitgegeven. Na deze periode volgde er een nieuw Koninklijk Besluit ( K.B. d.d. 20 april 1946, Staatsblad nr. G. 93. ) en pakte de interdepartementale commissie de draad weer op. Door een reorganisatie bij de ministeries, kwam de PTT onder het ministerie van Verkeer en Water te resulteren. Dit departement nam toen de plaats van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in.
Inmiddels was er reeds het Propaganda Comité, het Comité voor de Zomerpostzegels, dat naast de PTT het voorbereidende werd deed, de verkoop leidde en de contacten met de plaatselijke comités onderhield. De leden van dit Propaganda Comité werden jaarlijks door de voornoemde ministeries benoemd, doch kort voor 1952 werd dit comité, met als voorzitter Mr. W.F. Schokking, permanent verklaard.Daarnaast was er op initiatief van Nederlands Volksherstel ook een Raadgevend Bureau inzake de publiciteit en propaganda ten dienste van instellingen voor maatschappelijk werk (kortweg: Raadgevend Bureau) opgericht. Dit bureau verzorgde de eigenlijke propaganda voor de zomerpostzegels.
Reeds lang werd de behoefte gevoeld het Propaganda Comité op bredere basis te brengen, de samenstelling hiervan aan te passen aan de verschillende stromingen en denkwijzen in ons maatschappelijk bestel. ( Inv.nr. 54, correspondentie Ministerie van Verkeer en Water, 1952. ) Bovendien zou het comité (enige) invloed moeten hebben op de besteding van de verkregen gelden. Men vond namelijk dat de uit particuliere liefdadigheid verkregen gelden niet door de departementen beheerd noch toegewezen konden worden. Doch de PTT bleef op het standpunt staan dat de formele zeggenschap bij de regering moest blijven. ( Inv.nr. 54, correspondentie Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid, december 1952. ) Uiteindelijk werd na een jarenlange strijd ( Inv.nr. 222, 1960. ) een compromis bereikt, waarbij een particuliere stichting de gelden zou verdelen, ná de toestemming van de vier betrokken ministeries. In deze inmiddels op 14 juli 1953 opgerichte stichting 'Comité voor de Zomerpostzegels' hadden vertegenwoordigers van instellingen werkzaam op het terrein van maatschappelijk werk, volksgezondheid alsmede instellingen van cultureel belang, zitting. De tot dusverre betrokken ministeries hadden evenals de PTT het voorrecht zich door een adviseur in het stichtingsbestuur te mogen laten vertegenwoordigen. Ook het Ministerie van Maatschappelijk Werk verkreeg die mogelijkheid doch wenste daar geen gebruik van te maken. ( Inv.nr. 54, correspondentie Minister van Verkeer en Waterstaat, 28 juni 1953. ) Toch is er een koerswijziging te bespeuren. Het opgeheven Propaganda Comité was nog landelijk georiënteerd en derhalve werd er alleen aan landelijke organisaties subsidie verleend. Het Comité voor de Zomerpostzegels kwam met het voorstel om 25 pct. van de te besteden gelden aan provinciale projecten toe te kennen. De aanvraag zou dan via de Commissaris der Koningin moeten geschieden. ( Inv.nr. 54, correspondentie Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, 1952. ) Dit betekende dat het Koninklijk Besluit van 20 februari 1953 geen lang leven beschoren ( Inv.nr. 54, correspondentie Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 7 juli 1953. ) was en vervangen werd door het Koninklijk Besluit van 27 oktober 1953 ( 1953, Staatsblad 503. ) Meteen in haar bestaan werd het Comité voor de Zomerpostzegels met buitengewone activiteiten geconfronteerd. Na de watersnoodramp werden er namelijk in allerijl postzegels met bijslag in omloop gebracht, waarvan de opbrengst naar de slachtoffers van die ramp ging. De heer J. Eggink was persoonlijk bij het Nationaal Rampfonds betrokken. Op die manier werd ook de medewerking gevraagd van alle plaatselijke comités. Deze reageerden zeer enthousiast, met als gevolg dat de direct daaropvolgende verkoop van zomerpostzegels een terugslag te verwerken kreeg. ( Inv.nr. 218, 1953. ) Sterker nog, de verkoop van de zomerpostzegels werd bewust ondergeschikt gemaakt aan die van de waternoodramp-postzegels. Voor zowel de landelijke alsook de provinciale bestedingen gold ( Ministerieel Besluit d.d. 31 juli 1954 nr. 1 van de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Mnister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Minister van Maatschappelijk Werk, art. 2. ) daat de bestedingsbesluiten van de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels voor 1 september, van het daaropvolgende jaar, bij de betrokken ministeries ingeleverd moesten zijn. Het bestuur vond het uiteraard niet wenselijk om de bestedingsbesluiten ruim een jaar voor het beschikbaar stellen van de gelden te vervaardigen. Onder de nieuwe voorzitter Mr. H.W. Bloemers werd ten aanzien van de besteding van 1961 dan ook slechts een voorlopig besluit genomen. Daarna zijn die voorschriften veranderd, zodat vanaf de opbrengst van 1962 de bestedingsbesluiten steeds achteraf werden opgesteld. ( Inv.nr. 54, correspondentie Minister van Onderwijs en Wetenschappen, 1961-1963. ) Toch hielden de ministeries een machtspositie, doordat de bestedingsbesluiten aan hen ter goedkeuring voorgelegd moesten worden. Dit leverde uiteraard het risico op van een aanmerkelijke vertraging in de verdere afwikkeling ( Correspondentie Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, december 1952. ) , temeer daar bij het uitblijven van deze ministeriële goedkeuring de bestedingen opgeschort moesten worden. ( Inv.nr. 216, 1953. ) Vooral ook omdat van officiële inmenging in het gevoerde beleid nimmer sprake is geweest, werd de behoefte gevoeld een en ander te wijzigen. Bij Koninklijk Besluit van 16 december 1918 ( Staatsblad 751, art. 3. ) werden de opbrengsten rechtstreeks beschikbaar gesteld aan de 'Stichting Comité voor de Zomerpostzegels' zoals de stichting vanaf die tijd officieel genoemd werd. Al die tijd had de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels zelf zo goed als geen mensen in dienst. ( In 1957 echter blijken een stenotypiste en administratief hulp in dienst te zijn van het Comité voor de Zomerpostzegels, die gedurende een deel van het jaar aan Unicef werden uitgeleend, inv.nr. 78. ) De zaken lieten zij behartigen door het Raadgevend Bureau. Aanvankelijk waren zij de grootste opdrachtgever van dat bureau. Vanaf 1955 maakte ook de 'Stichting Nederlands Comité United Nations Childrens Fund' (kortweg: UNICEF) gebruik van de diensten van het Raadgevend Bureau en langzamerhand werd steeds meer aandacht aan laatstgenoemd opdrachtgever besteed ( De heer J. Eggink was regelmatig voor Unicef in het buitenland en werd dan door de heer M.H.E. Kam vervangen, zie o.a. inv.nr. 199, VG/MW. 18. ) , dit ten koste van de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels. ( De heer J. Eggink excuseert zich dat de afwikkeling der werkzamheden wat langer duurde en schreef: "Voor ons klein bureau bracht dit een culmilatie (dit volgens citaat) van werkzaamheden mee, daar ook de voorbereidingen voor de Unicef-actie juist in deze tijd moesten plaatsvinden", inv.nr. 218, 1966. )
Maar ook de zomerpostzegels vroegen om steeds meer aandacht. Zo werd er een nieuw systeem van 'overdracht gelden' uitgedokterd omdat men, ondanks een toenemend aantal toekenningen, een beter toezicht op de besteding van de toegezegde gelden wenste te houden. Vanaf 1983 hoorden de begunstigde instellingen het nieuwe over de subsidietoekenningen van een plaatselijk comité. Deze bracht dan de 'goede boodschap' over. Terwille van de publiciteit volgde er dan eventueel wel een symbolische overhandiging, doch de overhandiging van de cheques verdween. Het landelijk bureau verzorgde voortaan de financiële afwikkeling.
De extra aandacht waar dit systeem om vroeg, viel moeilijk te combineren met de Unicef-activiteiten, vooral omdat zij sinds enige jaren naast hun winteractie tevens een zomeractie hielden. Tenslotte werd er in 1983 besloten zelfstandig verder te gaan. Dat hield in dat men met eigen personeel, dat deels van het Raadgevend Bureau werd overgenomen, in een eigen pand, in het centraal gelegen Utrecht verder ging. Ook werd de administratie verbeterd, doordat voortaan de projecten nummers toegekend kregen, die op de correspondentie moesten worden vermeld. Tevens moesten de begunstigde instellingen sindsdien een subsidievoorwaardenformulier ondertekenen. Het duurde nog lang voordat de kinderziekten van dit nieuwe systeem waren weggewerkt. Dat gebeurde vooral na de komst van een nieuwe directeur in 1988.
In 1989 en 1990 veranderde er veel. Als eerste was de PTT vanaf 1989 geprivatiseerd, waardoor er een nieuwe relatie met hen ontstond. Daardoor werd het Koninklijk Besluit van 1968 ingetrokken. Vervolgens was dat onder andere weer aanleiding voor een statutenwijziging in 1990, waarin tevens de naam veranderde in 'Stichting Fonds Zomerpostzegels'. Ook werd het boekjaar gewijzigd en een nieuwe huisstijl ingevoerd. Ten slotte verkocht men het eigen pand en is men vanaf juni 1990 gevestigd in Bunnik, alwaar men de toekomst hoopvol tegemoet treedt.
Overzicht
  • Vanaf 1953 Comité voor de Zomerpostzegels
  • Vanaf 1963 Stichting Comité voor de Zomerpostzegels
  • Vanaf 1990 Stichting Fonds Zomerpostzegels
Datum Gebeurtenis
1953-1960 Mr. Willem Frederik Schokking
1960-1979 Mr. Hugo Willibrord Bloemers
1970-heden Mr. Otto Willem Arnold Baron van Verschuer
Datum Gebeurtenis
1953-1978 Jan Eggink
1978-1983 René Henri Latenstein van Voorst
1983-1987 Annie Hetty Westerveld-Slager
1988-1993 drs. Maritje Appel-de Waart
    • 75 pct. landelijke projecten
    • 25 pct. provinciale projecten
    • 40 pct. landelijke projecten
    • 40 pct. provinciale projecten
    • 20 pct. projecten in Overzeese Rijksdelen
    • 50 pct. provinciale projecten
    • 40 pct. landelijke projecten
    • 10 pct. projecten in Overzeese Rijksdelen
    • 50 pct. provinciale projecten
    • 45 pct. landelijke projecten
    • 5 pct. projecten in Overzeese Rijksdelen
Geschiedenis van het archiefbeheer
Vanaf het begin behartigde het Raadgevend Bureau de belangen van het Comité voor de Zomerpostzegels. Zoals reeds gememoreerd is, verzorgde het bureau vanaf 1955 ook de zaken voor Unicef. Dit raadgevend Bureau was gevestigd in Den Haag en is daar een tweetal keren van adres veranderd. Van de Stadhouderslaan 126, via de Molenstraat 15 kwamen zij uiteindelijk in de Bankastraat 128. Waarschijnlijk zijn de archieven tegelijkertijd meeverhuisd.
Op laatstgenoemd adres onderscheidde men in het dynamisch Zomerpostzegelarchief de afdelingen: 'Secretariaat' (codering S) en 'Aktie' (codering A). De laatstgenoemde afdeling bevond zich in de kleine voorkamer op de eerste etage van het kantoor. De beleidsmedewerker voor de Zomerpostzegels, de heer M.H.E. Kam, en de archivaris, mevrouw L.P. van Gigch, beheerden gezamenlijk deze afdeling. Het statische Zomerpostzegelarchief (docering B) was, evenals het Unicefarchief, op de zolderruimte geplaatst. ( Voor foto zie inv.nr. 74. ) Beide statische archieven stonden onder het beheer van de voornoemde archivaris, die ondermeer lijsten heeft opgesteld met overzichten was men in dat 'oudarchief' kon aantreffen. ( Inv.nr. 78. ) Toen de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels in 1983 besloot geen gebruik meer te maken van de diensten van het Raadgevend Bureau, vestigde men zich aan de Stadhouderslaan 29 in Utrecht. Het archief van de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels werd van de overige archieven gescheiden en naar de nieuwe locatie overgebracht. Daar begon men met een schone lei, met medewerkers in dienst van de stichting. Dezen plaatsen het archief in de grote kamer op de tweede verdieping, aan de achterzijde van het pand. De series stonden daar ongeveer bij elkaar, op chronologische volgorde op de stellingen. Men had geen archivaris in dienst, zoals bij het Raadgevend Bureau het geval was, maar meende dat vanwege de royale ruimte, er verder van selectie en vernietiging kon worden afgezien. Al gauw bleek de noodzaak het archief te (her)ordenen. Een eerste poging werd in 1985-1986 door iemand die via een stageproject van de Gemeentelijke Sociale Dienst Utrecht als archiefmedewerker werd aangesteld. ( Inv.nr. 83. ) Dit resulteerde in de inhoudsopgaven van de inventarisnummers 166-185, betreffende de realisatie van de Zomerpostzegelsacties 1966-1985. Ook werd toen het eerste jaarverslag over het boekjaar 1984-1985 vervaardigd. Vervolgens had men meer ruimte nodig voor de medewerkers en zo werd in 1988 het archief verplaatst van die grote kamer naar de douchecel op de tweede verdieping. Gezien de ondoorzichtigheid van het archief klopte men bij de Stichting Archiefverzorging aan. Derhalve is dit, in vijf jaar tijds, de tweede inventarisatie van het archief.
00
landelijke projecten
01
Groningen
02
Friesland
03
Drenthe
04
Overijssel
05
Gelderland
06
Utrecht
07
Noord-Holland
08
Zuid-Holland
09
Zeeland
10
Noord-Brabant
11
Limburg
12
Nederlandse Antillen
13
Flevoland
14
premieverkoop
15
Aruba
AB
Algemeen Bestuur
AV
Algemene Vergadering
DB
Dagelijks Bestuur
DKT
Dankkaart
GB
Goede Boodschap later ZB
HWS
Hetty Westerveld-Slager
INV.NR
Inventarisnummer
KJF
Koningin Juliana Fonds
LERC
L.E. Roest Crollius van Doorn
NCK
Nederlands Comité voor de Kinderpostzegels
NIB
Niet in behandeling (genomen)
PBF
Prins Bernhard Fonds
PBF
Prins Beatrix Fons
PHP
Pierson Heldring en Pierson n.v.
R.K.
Ruud Kamphuis
SVW
Subsidievoorwaardenformulier
TB
Toekenning bijdrage
TV/GWJ
Tijdelijke Voorziening, Gemeentelijke Werkgelegeheidsinitiatieven voor jongeren
VS
Voorschot
ZB
Zonnig Bericht (vanaf 1986)
ZZ
(Stichting Comité voor de) Zomerpostzegels
Afgewezen
afgewezen door de Algemene Vergadering
Gereserveerd
bedragen die mogelijkerwijze nog uitgegeven kunnen worden
Memo
memoriaalboek
Niet in behandeling
niet door de Algemene Vergadering behandeld
Vervallen
wel goedgekeurd doch niet (geheel) gerealiseerd
Wachtend
kan nog niet afgehandeld worden omdat nog niet alle stukken (rekeningen) binnen zijn
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In de jaren 1950 zijn door de uitvoerend secretaris J. Eggink overal in den lande plaatselijke comités van vrijwilligers opgericht. De benaming is in 1990 overigens gewijzigd in plaatselijke afdeling. Enerzijds vormen zij een onderdeel van de organisatie, want het Fonds heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor de plaatselijke afdelingen afgesloten, anderzijds beschikken de meeste afdelingen over een bankrekening en zijn zij daarom als zelfstandige archiefvormers te beschouwen, echter zonder rechtspersoonlijkheid. Drie opgeheven afdelingen hebben hun archieven bij het Fonds 'gedeponeerd' en daarom zijn deze archivalia opgenomen onder de benaming gedeponeerde archieven. Het Raadgevend Bureau was wel een zelfstandige stichting. Strikt genomen zijn de stukken onder inventarisnummers 75-80 daarom ten dele te beschouwen als ingekomen correspondentie van die stichting en ten dele als zelfstandig archief. Om praktische reden is het geheel als onderdeel van het hoofdarchief opgenomen.
Bij besluit van het Algemeen Bestuur van 25 mei 1992 is het doelgebied van het Fonds met ingang van 1 oktober 1992 beperkt tot 'ouderenprojecten'. Tegelijk daarmee is de advisering door de Commissarissen van de Koningin komen te vervallen, want over subsidies beneden de fl. 15.000,- beslist nu de directeur, terwijl de hogere geldbedragen zoals vanouds door het Algemeen Bestuur toegekend worden. Tevens is het onderscheid tussen landelijke en provinciale projecten in principe komen te vervallen. Logischerwijs is dus 1 oktober 1992 gekozen als einddatum voor het oudarchief van het Fonds Zomerpostzegels.
Selectie en vernietiging
Het uiteindelijke archief omvat na vernietiging van 43 zakken à 50 liter, zo'n 27,5 strekkende meter. Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat het bij die vernietiging niet alleen om archiefmateriaal ging, maar dat ook een deel van de oude voorraad vernietigd werd. Een restant van de oude voorraad zullen de directeur en het hoofd secretariaat van het Fonds Zomerpostzegels zelf nog bekijken, om te beoordelen wat daarmee dient te gebeuren.
Verantwoording van de bewerking
Aanvankelijk veronderstelden de medewerkers van de Stichting Archiefverzorging dat zo'n 30 strekkende meter archief gesaneerd moest worden. Op grond daarvan werd er eerst een magazijnlijst vervaardigd en vervolgens een werkplan opgesteld. Daarbij was ruimte om blaadje voor blaadje te bekijken, de nietjes te verwijderen en verkeerd geplaatste stukken te herordenen.
Halverwege het project bleek echter dat er sprake was van een verwarring omtrent het begrip 'archief'. Enerzijds rees de vraag: 'wat is archief?' Daarbij onderscheidde ondergetekende een archief, de verzamelde documentatie, een bibliotheek en de oude voorraad. Deze vierdeling werd later ook gehandhaafd. Anderzijds was het onduidelijk hoeveel strekkende meter archief exact gesaneerd moest worden. Zo bleek de inhoud van een complete kast niet op de magazijnlijst voor te komen. Bovendien werden ook de meeste recente stukken opgenomen in de vervaardigde inventaris. Door deze voorvallen kwam het totale aantal op zo'n 55 strekkende meter archief.
Om de klus binnen de gestelde termijn van drie maanden te kunnen klaren, werd de strategie gewijzigd. Alles werd op 'dossierniveau' bekeken en gerangschikt. Van het verwijderen van nietjes, het saneren van een aantal dossiers en herordenen van foutief geplaatste stukken werd verder afgezien. Van de niet opgeschoonde inventarisnummers vallen de nummers 166-192 het meeste op. Dit zijn stukken betreffende de realisatie van de Zomerpostzegelacties, waarin zeer divers materiaal bijeenvergaard is. Deels zijn dat affiches, raambiljetten, actiemateriaal en dankkaarten, die in de verzamelde documentatie thuisbehoren. Vervolgens zijn er offertes, bestellijsten en rekeningen die voor vernietiging vatbaar zijn. Tenslotte zit er ook materiaal in omtrent de presentatie en eerste verkoop van de Zomerpostzegels, welke voor blijvende bewaring in aanmerking komt.
De heer Wouda heeft in 1990 in een kort tijdsbestek het archief van het Fonds Zomerpostzegels geordend en een groot deel van de niet-relevante stukken vernietigd. Wegens tijdgebrek heeft hij geen kans gezien de archivalia op stukniveau te schonen en om te pakken volgens de kwaliteitsnormen van de Rijksarchiefdienst. De stukken, die merendeels eerst in ordners opgeborgen waren, zijn met behulp van plastic bundelbeugels in dezelfde eenheden als voorheen in dozen opgeborgen. Deze 1 tot 8 cm dikke pakken zijn in afzonderlijke dozen geplaatst zodat voor zijn inventaris gold dat inventarisnummer en doosnummer steeds identiek waren.
In die opzet is nu het een en ander veranderd. Door schonen, verwijderen van de bundelbeugels, ompakken in zuurvrije omslagen en berging in grotere dozen is het aantal strekkende meters teruggebracht tot tweederde van de eerdere omvang. Er zijn inventarisnummers vervallen, gesplitst en verenigd, èn er zijn vele nieuwe stukken onder eigen nummers tussengevoegd. Daarom zijn vanaf nr. 25 de inventarisnummers gewijzigd. De nieuwe nummers verwijzen niet naar dozen maar naar archivistische eenheden. In veruit de meeste gevallen betreft de eenheid een bundel van enkele tientallen of honderden stukken papier van A4 of folioformaat. Zo'n materiële eenheid heet volgens de regels der archivistiek een 'pak'. Omdat het zinloos is deze omschrijving steeds opnieuw te noemen is zij weggelaten. In afwijkende gevallen is de materiële omschrijving wel genoemd.
Ordening van het archief De indeling van het archiefschema is ontleend aan het schema voor bedrijfsarchieven, zoals dat door H.B.N.B. Adam is opgesteld. ( H.B.N.B. Adam, 'Een kader voor inventarisatie van bedrijfsarchieven', Nederlands Archievenblad (1984), blz. 11. ) Daarbij is wel gebruik gemaakt van een ander begrippenapparaat. Doordat de (bestaande) ordening praktijkgericht is opgebouwd, zijn er op het theoretische vlak een aantal tegenstrijdigheden. Zo kan men een brief van een ministerie over de voorzitter aantreffen bij de correspondentie met de voorzitter (inv.nr. 21), alsook bij de correspondentie met diverse ministeries (inv.nr. 54), maar tevens bij de algemene correspondentie met diverse instellingen (inv.nr. 69). Kortom, er zijn verschillende indelingscriteria naast elkaar gehanteerd, waarbij een overlap en een restcategorie voorkomen. Al deze onvolkomenheden zijn in de inventaris terug te vinden.
In ieder geval bestaat het archief uit een tweetal afdelingen: 'Stukken van algemene aard' en 'Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen'. In de eerste categorie worden aangetroffen de stukken van het Bestuur, de jaarverslagen en de correspondentie. In de laatste categorie vindt men stukken over de organisatie, de middelen en de functies van de instelling.
Onder de onderafdeling 'Organisatie' treft men de oprichtingsakte, de statuten en het huishoudelijk reglement aan. Ook zouden hier andere gegevens thuishoren die essentiële gegevens bevatten over de oprichting, het doel en de bestuurlijke organisatie van de stichting. Bij dat laatste kan men denken aan de uittreksels uit de registers van de Kamer van Koophandel, zoals men die thans onder inv.nr. 41 bij correspondentie met derden aantreft.
Bij de onderafdeling 'Middelen' zijn de stukken geplaatst betreffende de huisvesting en het personeel. Ook het Raadgevend Bureau en de provinciale en plaatselijke comités zijn bij deze onderafdeling ondergebracht, omdat zij ook een middel zijn om het doel van de stichting te realiseren. Ter wille van dat doel is er ook geld uitgezet of belegd, zoals bij inv.nr. 81 blijkt. Dat kapitaal moet als een duurzaam bedrijfsmiddel beschouwd worden.
Tenslotte is in de onderafdeling 'Functies' een schriftelijke neerslag te vinden van de dagelijkse activiteiten ter verwezenlijking van het doel van de stichting. On der de rubriek 'Verwerving van gelden' zijn de reeds gememoreerd inv.nrs. 166-192 die nog geschoond moeten worden. De rubriek 'Verdeling van gelden' is onderverdeeld naar de verschillende projecten die men onderscheid. Daarbij werden de projecten in de overzees Rijksdelen vanaf 1985 weer onderverdeeld in de 'Nederlandse Antillen' en 'Aruba'. Deze worden binnen hun rubriek wel gescheiden gepresenteerd. De rubriek 'Financiële verantwoording' is verre van compleet, omdat de financiële en personele administratie gescheiden is van het secretariaatsarchief en alleen dat laatstgenoemde archief is in deze inventaris opgenomen.
De gedeponeerde archieven zijn afkomstig van opgeheven plaatselijke comités. Vooral het comité uit Lichtenvoorde heeft een aardig archiefje achtergelaten, waarin ook zaken zitten die het Landelijk Comité zelf niet (meer) heeft. Die bescheiden zijn niet overgeheveld om het Zomerpostzegelarchief aan te vullen omdat dat ten koste zou gaan van de beeldvorming die van zo'n plaatselijk comité gevormd kan worden.
Tenslotte is er de verzamelde documentatie. Deze kan naar eigen inzichten aangevuld worden, men kan zelfs met nieuwe collecties beginnen.
In de oprichtingsakte d.d. 14 juli 1953 van de Stichting 'Comité voor de Zomerpostzegels' staat als doel omschreven: het bijeenbrengen en de verdeling van gelden ten behoeve van Nederlandse verenigingen, instellingen of organisaties, die op het terrein der volksgezondheid werkzaam zijn, een cultureel belang dienen of het maatschappelijk werk bevorderen. Toen werden het verwerven en verdelen van gelden dus als de hoofdactiviteiten van deze stichting genoemd. Het eigenlijke doel is in de gewijzigde statuten van 24 januari 1990 juister omschreven als 'het verlenen van financiële steun aan...'. Deze primaire taak van het Fonds Zomerpostzegels vindt zijn weerslag in het archief vooral in de dossiers van de begunstigde projecten.
De procedure van een subsidieaanvraag ging als volgt. Was het project van lokale of provinciale betekenis dan moest de aanvragende instelling zich wenden tot de Commissaris der Koningin in haar provincie. Waren alle aanvragen voor een bepaald jaar binnen, dan bracht de Commissaris advies uit aan de secretaris van het Comité, later de directeur van het Fonds. De adviezen van de onderscheiden Commissarissen werden doorgaans opgevolgd. Voor projecten in de Overzeese Rijksdelen die sinds 1968 ook gesubsidieerd werden, vond advisering plaats door de gouverneurs van Aruba, de Nederlandse Antillen en Suriname. Subsidieverzoeken voor landelijke projecten dienden rechtstreeks bij het Fonds ingediend te worden, waarna het Algemeen Bestuur over de toekenning besliste. Vanwege de verschillen in de totstandkoming van de toekenning zijn er van meet af aan verschillende series projectdossiers aangelegd. In 1982/1983 werd de administratie verbeterd, enerzijds door de invoering van subsidievoorwaardenformulieren, anderzijds door de toekenning van projectnummers aan de gehonoreerde projecten. Een nummer werd pas toegekend na het besluit tot subsidieverstrekking, dus bleven de niet gehonoreerde projectdossiers verstoken van zo'n nummer.
Een projectnummer bestond uit vier onderdelen, gescheiden door punten:
  1. een aanduiding voor het jaartal waarin de subsidieaanvraag is ingediend (t/m 1987 werden 3 cijfers gehanteerd, bv. 184=1984, daarna 2, bv. 9-=1990)
  2. een 2-cijferig getal voor het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft (lopende van 00 voor landelijk tot 15 voor Aruba; zie 'Geschiedenis van het archiefbeheer')
  3. een afkorting voor het soort subsidiegebied (oorspronkelijk: C=cultuur, MW=maatschappelijk werk, VG= volksgezondheid . In 1988 is cultuur gesplitst in de deelgebieden Ca=cultuur algemeen, Ck=Cultuur kerken, Cmo=cultuur molen, Cmu= cultuur musea en Co=cultuur orgels; MW werd W en VG werd V. Eind 1989 is het subsidiegebied volksgezondheid komen te vervallen. De afkortingen bleven in gebruik tot 1 oktober 1992)
  4. een volgnummer (de volgnummering was per subsidiegebied en startte jaarlijks opnieuw)
Het boekjaar liep van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar. Het boekjaar 1990 liep van 1 september 1989 tot en met 31 december 1990; sindsdien vallen de boekjaren samen met de kalenderjaren.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Fonds Zomerpostzegels, nummer toegang 2.19.165, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Fonds Zomerpostzegels, 2.19.165, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen