Terug naar zoekresultaten

2.19.034 Inventaris van de archieven van het Prins Bernhard Fonds, Prins Bernhard Spitfire Fonds, Prins Bernhard Fonds in Nederland, Prins Bernhardfonds Suriname, 1940-1979 (1990)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.034
Inventaris van de archieven van het Prins Bernhard Fonds, Prins Bernhard Spitfire Fonds, Prins Bernhard Fonds in Nederland, Prins Bernhardfonds Suriname, 1940-1979 (1990)

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

20-05-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2005 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Prins Bernhard Fonds [periode 1940-1979]
Prins Bernhard Fonds 1940-1979

Periodisering

archiefvorming: 1940-1979
oudste stuk - jongste stuk: 1940-1990

Archiefbloknummer

I20200

Omvang

; 754 inventarisnummer(s) 25,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Prins Bernhard Spitfirefonds Prins Bernhard Fonds in Nederland Prins Bernhard Fonds Suriname, 1940-1946, 1955-1970

Samenvatting van de inhoud van het archief


Het archief van het Prins Bernhard Spitfirefonds bevat jaarverslagen, correspondentie, krantenknipsels en een kist met boekhoudkundige
Het archief van het Prins Bernhard Fonds Suriname bevat o.a. jaarverslagen, bestuursvergaderingen, een agenda op de briefwisseling van de algemeen secretaris, stukken over inzamelingsacties, subsidieaanvragen van verenigingen en de briefwisseling met A. Hanneman, penningmeester van het fonds.
In het archief van het Prins Bernhard Fonds Nederland bevinden zich stukken over de eigen organisatie en het algemeen en dagelijks bestuur, correspondentie met prins Berhnard en andere leden van het Koninklijk Huis, met de provinciale en grootstedelijke Anjerfondsen en met de zusterfondsen in het buitenland. Verder zijn er financiële stukken, correspondentie met allerhande stichtingen en fondsen, subsidiedossiers, informatie betreffende prijsuitreikingen, geldinzamelingen en vele bijzondere acties. Met name de subsidiedossiers bevatten een schat aan gegevens over projecten, activiteiten en instellingen van zowel professionele aard als op het gebied van amateurbeoefening.
Er zijn tevens een aantal gedeponeerde archieven.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Het Prins Bernhard Spitfirefonds
Prins Bernhard heeft zijn naam gegeven aan drie fondsen die in dit verzamelarchief zijn samengebracht: het Prins Bernhard Spitfirefonds, het Prins Bernhard Fonds Suriname en het Prins Bernhard Fonds Nederland. Het oorspronkelijke Prins Bernhard Fonds, ook wel Spitfirefonds genoemd, is een particuliere organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Londen werd opgericht om geld in te zamelen voor de aankoop van oorlogsmaterieel. De officiële oprichtingsdatum van het fonds is 10 augustus 1940.
De doelstelling luidde: "Door middel van collectes onder de vrije Nederlanders over de gehele wereld geld bijeen te brengen om een bijdrage te leveren aan de oorlogsinspanningen van Geallieerden".
De organisatie van het fonds was in handen van het bedrijfsleven. Volgens de statuten was het fonds gevestigd op Curaçao, maar het secretariaat werd in Londen waargenomen door werknemers van Shell en de zeer belangrijke contacten met Nederlands-Indië verliepen via de Nederlandsche Handels-Maatschappij. De dagelijkse leiding berustte bij een Commissie van financieel beheer. Prins Bernhard verbond zijn naam aan het fonds en aanvaardde het regentschap. De gelden werden ingezameld door plaatselijke comités in Nederlandse kolonies over de hele wereld. Vooral de overzeese gebiedsdelen in Oost en West droegen in eerste instantie veel bij tot de bloei van het fonds. Gedurende de oorlog werd ongeveer 20 miljoen gulden bijeengebracht. Meer dan de helft hiervan is overgemaakt aan de Nederlandse regering voor de financiering van bommenwerpers, motortorpedoboten, de torpedojager Jan van Galen en een Dakota hospitaalvliegtuig. De rest van het geld werd aan de Britse regering overhandigd als bijdragen in de aanschaf van Spitfirejagers en ander oorlogsmaterieel.
De anjer
Het symbool van de witte anjer stamt af van een actie uit de beginjaren van de oorlog. In bezet gebied werd de verjaardag van prins Bernhard op 29 juni 1940 aangegrepen voor een massaal huldeblijk aan het uitgeweken koningshuis. Bij verschillende monumenten werden witte anjers neergelegd. Door een witte anjer in het knoopsgat te dragen, getuigde men van zijn afkeer van het nationaal-socialisme en betoonde men zijn aanhankelijkheid aan het koningshuis. De eerste Anjerdag was daarmee een feit. Ter gelegenheid van de verjaardag van prins Bernhard een jaar later, werden in Nederlands-Indië anjers verkocht, waarvan de opbrengst bestemd was voor de aankoop van een Spitfire.
Na beëindiging van de oorlog werd het Spitfirefonds geliquideerd. Het batig saldo werd besteed aan een nieuw fonds ter ondersteuning van de cultuur in Nederland.
Het Prins Bernhard Fonds in Nederland
In 1946 werd een nieuw Prins Bernhard Fonds opgericht. In dit fonds gingen verschillende verenigingen samen, waaronder de Stichting Nationaal Instituut en de Prins Bernhard Vereniging. Men stelde zich ten doel "bij te dragen tot de bevordering van de geestelijke weerbaarheid door middel van culturele zelfwerkzaamheid".
Het fonds kreeg een groot algemeen bestuur met vertegenwoordigers van alle levensbeschouwelijke en politieke geledingen van de Nederlandse samenleving. Prins Bernhard werd opnieuw regent van het in feite heropgerichte fonds. Het Prins Bernhard Fonds verrichtte zelf geen werkzaamheden, maar verleende financiële steun aan personen of organisaties, mits deze geen uitgesproken politiek of religieus karakter hadden.
Anjerfondsen
Om de aanvragen voor subsidies met een plaatselijk karakter te beoordelen, werden in 1947 dochterfondsen gesticht. Elke provincie en de drie grote steden kregen een eigen Anjerfonds.
De commissarissen der koningin werden benoemd tot voorzitter van de provinciale Anjerfondsen.
De twaalf fondsen in de provincies en drie grootstedelijke fondsen deden op lokaal of regionaal gebied hetzelfde als het Prins Bernhard Fonds landelijk, namelijk financiële bijdragen geven aan culturele initiatieven. De Anjerfondsen bewogen zich echter vooral op het terrein van de volkscultuur en de amateuristische cultuurbeoefening.
Inzameling van gelden
Het Prins Bernhard Fonds wilde als particuliere instelling de benodigde financiële middelen werven onder de bevolking. De jaarlijkse collectes op Anjerdag, de verjaardag van de prins, vormden lange tijd de belangrijkste bron van inkomsten. De dubbeltjes en kwartjes die door de plaatselijke Anjercomités bijeen werden gebracht vloeiden naar het Provinciale Anjerfonds. Dit maakte weer een gedeelte naar het landelijk fonds over. De Anjerfondsen waren niet alleen opgericht om betere contacten met het plaatselijke en regionale culturele leven te onderhouden, maar vooral ook om de organisatie van de jaarlijkse Anjeractie te verbeteren.
Het Prins Bernhard Fonds richtte zich ook tot het bedrijfsleven en de vakbonden met plannen voor steunacties. Daarnaast trachtte het fonds een aandeel te verwerven in de opbrengsten van loterijen, voetbalpools en totalisators. Er werd op tal van manieren getracht geld bijeen te brengen, zoals door het houden van benefietvoorstellingen en galapremières, de verkoop van speldjes en kunstartikelen en het organiseren van acties in samenwerking met bedrijven. Ook werden er bijvoorbeeld toespraken uitgegeven of reproducties van portretten van leden van het Koninklijk Huis verkocht, waarbij de opbrengst bestemd werd voor het fonds.
Subsidies, prijzen en opdrachten
Uit de verkregen gelden subsidieerde men weer talloze verenigingen, kunstenaars, tentoonstellingen, studiereizen, voorstellingen, publicaties op wetenschappelijk gebied en vormingswerkactiviteiten. Vanaf 1960 ondersteunde het landelijk fonds ook projecten binnen de monumentenzorg en het natuurbehoud. Vlak na de oorlog bleef het aantal subsidieverzoeken beperkt tot jaarlijks enkele tientallen. Zestig jaar later komen er per jaar ruim 7.500 aanvragen bij het Prins Bernhard Cultuurfonds binnen. In totaal is daarvoor 18 miljoen euro beschikbaar.
Door de samenwerking met de in 1955 opgerichte Fondation Européenne de la Culture, waarvan prins Bernhard voorzitter was, verbreedde het Prins Bernhard Fonds zijn doelstelling. Het fonds was nauw betrokken bij het instellen van de Erasmusprijs.
Het Prins Bernhard Fonds startte in 1950 met de uitreiking van een eigen culturele onderscheiding, de Zilveren Anjer, voor personen die zich belangeloos voor de Nederlandse cultuur inzetten. In 1955 werd de Martinus Nijhoff Prijs ingesteld voor vertalingen van letterkundige werken en in 1964 de David Röell Prijs voor beeldende kunst. Daarnaast werden een Kunstprijs voor de Sport en een Televisieprijs in het leven geroepen, die echter geen van beide lang bleven bestaan.
De denkbeelden waarmee het Prins Bernhard Fonds zijn culturele activiteiten onderbouwde, waren nauw verwant aan de cultuursociologie die na de oorlog sterk in opkomst was. Het fonds verstrekte in de jaren vijftig een aantal opdrachten voor sociologisch onderzoek naar de positie van kunstenaars, de cultuurspreiding, de verhouding tussen overheid en particulier initiatief en andere aspecten van het Nederlandse culturele leven. De rapporten werden gepubliceerd in de reeks "Mededelingen van het Prins Bernhard Fonds".
Cultuurfonds
Tussen 1960 en 1975 onderging het Prins Bernhard Fonds sterke veranderingen. In 1960 verwierf het fonds een vast aandeel in de opbrengst van de voetbaltoto, hetgeen naast de Anjeropbrengsten en incidentele opbrengsten van wervingsacties, leidde tot een vaste inkomstenbron die het fonds minder afhankelijk maakte van de publieke vrijgevigheid. Daarna wist het fonds ook nog een aandeel te verwerven in de sinds 1970 door de Algemene Loterij Nederland georganiseerde Giroloterij en de in 1974 geïntroduceerde Lotto. De geldstroom vanuit de Anjerfondsen werd omgedraaid, voortaan ondersteunde het landelijk fonds de Anjerfondsen in belangrijke mate.
Het Prins Bernhard Fonds bereikte een positie als gevestigd cultuurfonds. De sterke groei had ingrijpende interne gevolgen. Het beleid werd meer pragmatisch, zakelijker en professioneler.
De band met de Anjerfondsen werd na 1970 hechter door de invoering van een centrale administratie en de coördinatie van het plaatselijke subsidiebeleid.
Terwijl het algemeen bestuur langzaam aan invloed inboette, nam de betekenis van het dagelijks bestuur vanaf de jaren zestig toe. De toegenomen rol van het dagelijks bestuur werd in 1971 bekrachtigd door een statutenwijziging, waarin aan dit college een grotere handelingsvrijheid werd gegeven bij het verlenen van subsidies. Om de vergrijzing onder de bestuursleden een halt toe te roepen werd de maximale zittingsduur naar tien jaar gebracht.
Het fonds trachtte aansluiting te vinden bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Het zocht naar middelen om de publiciteit te verbeteren en begon aan het einde van de jaren zestig mede hierom zelf culturele experimenten te ondersteunen. Naast het geven van subsidies naar aanleiding van een aanvraag, ging men bepaalde projecten zelf sturen en integraal financieren. De behoefte aan vernieuwing kwam ook tot uitdrukking bij de keuze van kandidaten voor de Zilveren Anjer en de David Röell Prijs.
Door overheidsbezuinigingen nam de druk van subsidieaanvragen op het fonds toe. Het subsidiebudget steeg, maar het fonds weigerde automatisch in te vallen voor de terugtredende overheid. Het beleid kenmerkte zich juist door de behoefte grotere handelingsvrijheid te krijgen. Het budget werd in 1975 voor bijna de helft in beslag genomen door bijdragen aan musea en historische monumenten. Na 1980 zou men deze tendens keren door de aandacht weer meer te richten op de levende cultuur. Onder meer door het oprichten van opdrachtenfondsen.
Schenkingen en Fondsen op Naam
Het Prins Bernhard Fonds bereikte in 1963 dat aan het fonds gedane schenkingen voortaan geheel waren vrijgesteld van schenkingsrecht. Legaten en erfstellingen zijn sinds de Successiewet 1956 al onderworpen aan een verlaagd vast belastingtarief. Naast de gewone inkomsten door schenkingen, beheert het Prins Bernhard Fonds verschillende nalatenschappen en fondsen die bestemd zijn voor een cultureel initiatief en waaruit specifieke uitkeringen worden verricht. Deze (later geheten) Fondsen op Naam, ontstaan uit een bijzondere en doelgerichte schenking door een individu of groep personen.
De naam en de doelstelling van een Fonds op Naam wordt door stichter bepaald. Deze kan zowel algemeen als specifiek geformuleerd worden, zolang de doelstelling maar aansluit bij die van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Cultuur in brede zin
In de periode 1940 tot 1980 ontwikkelde het Prins Bernhard Fonds zich van een fonds voor de aankoop van oorlogsmaterieel via een fonds voor geestelijke weerbaarheid tot een van de belangrijkste particuliere cultuurfondsen in Nederland. Het fonds hanteert daarbij een definitie van cultuur in zeer brede zin. Ging het in de eerste decennia van het bestaan vooral om bevordering van de zelfwerkzaamheid, later ontplooide het Prins Bernhard Fonds zelf initiatieven in de vorm van opdrachten en het initiëren van projecten. Het landelijke subsidiebeleid is vanaf de tweede helft van de jaren zeventig vooral gericht op cultuurconservering, onderzoeksprojecten voor natuurbehoud en steun aan professionele kunstenaars, musici en filmers. Daaronder zijn een aantal subsidies van nationaal belang. In tegenstelling tot de ontwikkeling van het landelijk fonds is het beleid van de Anjerfondsen dan nog steeds gericht op de zelfwerkzaamheid en de amateuristische cultuurbeoefening.
Voor meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en ontwikkeling van het Spitfirefonds, het Prins Bernhard Fonds en de zusterfondsen wordt verwezen naar de jubileumuitgave: "Tot stand gekomen met steun van ...: vijftig jaar Prins Bernhard Fonds, 1940-1990", die ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het fonds in 1990 uitgegeven werd.
Het Prins Bernhard Fonds Indonesië
Het Prins Bernhard Fonds te Batavia en het Spitfire Fonds werden in het begin van de Tweede Wereldoorlog opgericht. Allebei de fondsen gaven steun aan de oorlogvoering in Europa. In 1940 werden beide fondsen daarom samengevoegd onder de naam Verenigde Prins Bernhard en Spitfire Fondsen. Toen de oorlog in de Pacific uitbrak werd het "8 December Fonds" opgericht. Dit fonds steunde de oorlog in het Oosten. Het wegvallen van de bijdragen uit Nederlands-Indië betekende een gevoelig verlies voor het Prins Bernhard Spitfirefonds in Nederland dat eerder meer dan 90 % van zijn inkomsten uit dit gebied ontving. Met het binnentrekken van de Japanse troepen in Batavia in maart 1942, kwam definitief een einde aan de activiteiten van de Verenigde Prins Bernhard en Spitfire Fondsen in Nederlands-Indië.
Na de oorlog werd het Prins Bernhard Fonds in Indonesië opnieuw opgericht. Dit fonds had de status van dochterfonds of afdeling van het fonds in Nederland en werd 1952 alweer opgeheven.
In 1954 heeft het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de archieven van het Prins Bernhard Fonds Indonesië en het Spitfire Fonds in Indonesië. De weduwe van de journalist A.L. Hoorn heeft een verklaring over de archieven afgelegd. Haar man was destijds werkzaam bij het persbureau Aneta in Batavia. Bij hem thuis, op het adres van Heutzboulevard no. 9 in Batavia, werden de archieven van deze fondsen gedurende de Japanse bezetting bewaard. In 1954 is er over de archieven gecorrespondeerd tussen het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam en drs. J. Henrick Mulder, algemeen secretaris van het fonds. De heer Mulder heeft contact opgenomen met de heer N. Hoekstra, oud-bestuurslid van het PBF Indonesië. Hoekstra bericht dat na de overgave van Japan er niets van de archieven is teruggevonden. Men neemt aan dat de archieven omstreeks 1942 verloren zijn gegaan.
In het archief van het Nederlandse fonds (inventarisnummer 10) bevind zich een beperkt aantal archiefstukken over het Prins Bernhard Fonds, afdeling Indonesie, en betrekking hebbende op de jaren 1948 1950.
Het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen
Het initiatief tot de oprichting van een Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen is gekomen van het toenmalige hoofd van de regeringsvoorlichtingsdienst op Curaçao, dr. H. Hermans. Er bestond al een actief Comité tot Bevordering van de Wetenschap. Toen Hermans in het voorjaar van 1953 tijdens een bezoek aan Nederland in contact kwam met het Prins Bernhard Fonds, besloot hij op voortvarende wijze voornoemd Comité naar het Nederlandse voorbeeld verder uit te bouwen. De officiële oprichting van het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen vond plaats op 7 augustus 1953 tijdens een kort zakenbezoek dat de prins aan de eilanden bracht.
Het zusterfonds in de Nederlandse Antillen ontwikkelde zich in grote zelfstandigheid. Die zelfstandigheid werd in 1962 benadrukt, doordat de bevoegdheden van de regent op verzoek van dit fonds waren overgedragen aan de gouverneur van de Antillen. Het subsidiebeleid onttrok zich echter goeddeels aan de waarneming van het bureau in Nederland en in de Antillen kwam er nauwelijks eigen fondsenwerving op gang. Het Nederlandse fonds steunde daarom aanvankelijk alleen op directe wijze een aantal individuele projecten op het gebied van de cultuur en het natuurbehoud op de Nederlandse Antillen. In 1985 werd deze directe steun vanuit Nederland aan specifieke projecten omgezet in een jaarlijkse algemene subsidie. Hiermee hoopte het de vicieuze cirkel te doorbreken waarbij geringe subsidieverlening en geringe fondsenwerving elkaar versterken. Jaarlijks worden nog steeds uit de Nederlandse gelden subsidies verstrekt op het gebied van literatuur, muziek, toneel, jeugd- en buurtwerk en natuurbehoud.
Het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen (inmiddels Nederlandse Antillen en Aruba) bestaat nog steeds.
Het Prins Bernhard Fonds Suriname
In 1955 brachten koningin Juliana en prins Bernhard een statiebezoek aan Suriname.
Bij deze gelegenheid werd door prins Bernhard op 2 november 1955 het Prins Bernhard Fonds Suriname opgericht. Bij het onafhankelijk worden van Suriname op 25 november 1975, werd het fonds opgeheven. Dit fonds had dezelfde doelstellingen, te weten het ondersteunen van culturele initiatieven, als de zusterfondsen in Nederland en in de Nederlandse Antillen, met wie het nauw zou samenwerken. Volgens de statuten streefde het bestuur van het fonds naar:
  • bevordering van de wetenschappelijke, kunstzinnige en andere culturele zelfwerkzaamheid van de tot het Koninkrijk der Nederlanden behorende volksgroepen in Suriname;
  • het uitdragen van de Nederlandse cultuur in Suriname en in de omliggende gebieden; en
  • de wetenschappelijke, kunstzinnige en andere culturele prestaties van Suriname een zo wijd mogelijke bekendheid geven, zowel binnen het Koninkrijk als daarbuiten.
Het fonds zou zelf in zijn inkomsten voorzien door giften, zoals bijvoorbeeld via de Anjeracties. In Suriname werden deze districtsgewijs georganiseerd.
Het Prins Bernhard Fonds Suriname subsidieerde uitgaven op wetenschappelijk en cultureel gebied en steunde activiteiten van uitvoerende kunstenaars. Periodiek schreef het prijsvragen uit op het gebied van poëzie en proza teneinde de eigen Surinaamse letterkunde te stimuleren. Ook streefde het fonds naar voordrachten van Surinamers voor uitreiking van de Zilveren Anjer.
Het Surinaamse fonds stond onder leiding van prins Bernhard, die als regent optrad. De regent kon zich laten vertegenwoordigen door de gouverneur van Suriname. De leiding berustte bij een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur bestond uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en enkele leden. Doordat de eerst benoemde secretaris, dr. C. Nagtegaal, tevens directeur van het Kabinet van de Gouverneur was, ging zijn functie, ofschoon hij op persoonlijke titel was benoemd, op zijn ambtsopvolger over.
Het bestuur van de stichting legde jaarlijks rekening en verantwoording af van het gevoerde beheer aan de regent. Dit gebeurde, totdat in 1969 de activiteiten nagenoeg werden gestaakt en het fonds een slapende stichting werd. Bij het onafhankelijk worden van Suriname op 25 november 1975, werd het Prins Bernhard Fonds Suriname opgeheven. De overgebleven gelden gingen ingevolge de statuten naar een culturele stichting in Suriname.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van het Prins Bernhard Spitfirefonds vangt aan in 1940, het jaar van de oprichting, en eindigt in 1946 toen het oorlogsfonds werd omgezet in een cultuurfonds.
Het archief van het Prins Bernhard Fonds in Nederland vangt aan in 1946, ook het jaar van de oprichting, en loopt tot 1980. Omstreeks dat jaar verhuist het fonds naar een pand aan de Herengracht te Amsterdam en zijn er een aantal administratieve wijzigingen doorgevoerd. De subsidiedossiers bestaan uit verzameldossiers per aanvrager en gaan tot circa 1983. De kaartenbakken, vormende de toegang op de subsidiedossiers, zijn bijgehouden tot circa 1990.
Het betreft het bestuurs- en beleidsarchief van het landelijke Prins Bernhard Fonds. De archieven van de Anjerfondsen zijn of zullen in een aantal gevallen na inventarisatie (worden) overgedragen aan de rijksarchieven in de betreffende provincies.
Het archief van het Prins Bernhard Fonds Suriname vangt aan in 1955 (het jaar van oprichting) en loopt tot en met 1970. Formeel is dit fonds opgeheven in november 1975, bij de onafhankelijkheidsverklaring van Suriname.
Van het Prins Bernhard Fonds Indonesië is het archief verloren gegaan. Het archief van het zusterfonds in de Nederlandse Antillen zal te zijner tijd worden overgedragen aan het Nationaal Archief aldaar.
In 1979 en in 1988 zijn de archieven van het Prins Bernhard Fonds en enkele daaraan gerelateerde fondsen, overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (nu: Nationaal Archief). Van deze bestanden zijn door het Rijksarchief plaatsingslijsten gemaakt.
Het betreft in deze:
  • archief Spitfirefonds 1940-1946, kaartenbakken, omvang 1 m¹ [oud nr. toegang 2.19.034.02]
  • archief Prins Bernhard Fonds en enkele daaraan gerelateerde fondsen 1946-1960 en 1960-1975 (1980), omvang 35,8 m¹ [oud nr. toegang 2.19.034.01]
  • archief Prins Bernhard Fonds Suriname 1955-1970, omvang 0,3 m¹ [oud nr. toegang 2.10.27.05]
In de akten van schenking bij de overdracht is toentertijd bepaald dat voor raadpleging van stukken jonger dan 50 jaar, toestemming van de voorzitter van het Prins Bernhard Fonds is vereist.
In 2003 werd vanuit het Prins Bernhard Cultuurfonds (tot 1999 Prins Bernhard Fonds) besloten tot een vervolgtraject. Gebleken was dat er bij de overdracht van de oudere archiefblokken van het Nederlandse fonds stukken zijn achtergebleven, die thuishoren in de archiefblokken 1946-1960 en 1960-1975. Het Prins Bernhard Cultuurfonds was bereid op zijn kosten deze stukken te inventariseren en over te dragen aan het Nationaal Archief, zodat voornoemde archiefblokken gecompleteerd kunnen worden. Het laatste archiefblok werd uitgebreid met de bewaarstukken tot 1980.
Het archief van het Prins Bernhard Fonds Suriname werd in 1975 met het archief van het Kabinet van de Gouverneur naar Nederland getransporteerd en overgedragen aan het Rijksarchief in 's-Gravenhage.
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De verzamelinventaris omvat de archieven van het Prins Bernhard Spitfirefonds, het Prins Bernhard Fonds in Nederland en het Prins Bernhard Fonds Suriname.
De omvang van het laatste aanvullende archiefblok Prins Bernhard Fonds 1946-1979 (1990) bedraagt 2,8 strekkende meters planklengte aan algemene dossiers, 21 meter aan subsidiedossiers en 1 meter kaartenbakdoosjes.
Kerntaak van het fonds in Nederland is het verlenen van financiële steun aan personen en organisaties die werkzaam zijn op het gebied van of zich bezig houden met de cultuur en het natuurbehoud in Nederland. De subsidiedossiers bevatten een schat aan gegevens over projecten, activiteiten en instellingen van zowel professionele aard als op het gebied van amateurbeoefening. Het fonds richt zich daarbij met name op initiatieven buiten de overheidssfeer. Het betreft verzameldossiers per aanvragende instelling of persoon.
Selectie en vernietiging
De in 1979 en 1988 overgedragen archiefblokken van het Prins Bernhard Fonds zijn toentertijd in beperkte mate opgeschoond en er zijn plaatsingslijsten vervaardigd. De vernietiging betrof voornamelijk bescheiden van boekhoudkundige aard.
Bij de inventarisatie is het aanvullende archiefblok geschoond. Tijdens de selectie op vernietiging is rekening gehouden met de wettelijke bewaartermijnen en met cultuurhistorische waarden.
Verantwoording van de bewerking
In 2003 werd besloten een verzamelinventaris te vervaardigen.
Bij het integreren van de plaatsingslijsten en de aanvullende inventaris is de oorspronkelijke nummering gehandhaafd.
In 1981 is het archief van het Prins Bernhard Fonds Suriname geinventariseerd door drs. J.A.A. Bervoets.
Vanuit het Prins Bernhard Cultuurfonds is besloten de bestaande plaatsingslijsten resp. inventarissen samen te brengen in een verzamelinventaris. De archieven van het Spitfirefonds en het Surinaamse Fonds zijn hierin als afzonderlijk archieven opgenomen.
De archieven van het Prins Bernhard Spitfirefonds en het Prins Bernhard Fonds Suriname zijn omgenummerd teneinde binnen de verzamelinventaris één doorlopende nummering te verkrijgen. In bijlage a. zijn concordansen van oude naar nieuwe nummers opgenomen.
De twee plaatsingslijsten en de aanvullende inventaris van het archief van het Prins Bernhard Fonds zijn samengevoegd tot één lijst. Er heeft bij deze samenvoeging geen inhoudelijke integratie van de archiefblokken plaatsgevonden, waardoor in een aantal gevallen onderwerpsmappen elkaar overlappen.
Het vervaardigen van plaatsingslijsten is niet hetzelfde als het vervaardigen van klassieke inventaris-beschrijvingen. De beschrijvingen van de eerste vijfhonderd inventarisnummers zijn vaak kort en bondig. Soms is enkel het onderwerp genoemd. Over het geheel genomen zal de toegang tot de archieven door middel van de inventaris in ruime mate voldoen.
De term "stukken betreffende" aan het begin van de omschrijvingen, is weggelaten. De jaartallen verwijzen naar de looptijd van de in de mappen aan te treffen stukken (het oudste en het jongste stuk). Het nummer voor de omschrijving verwijst naar de vindplaats van de omslag of map in de archiefdozen. Voor het laatste aanvullende archiefblok geldt, dat de uiterlijke vorm van de aangetroffen beschrijvingseenheden altijd een omslag is. Van dit onderdeel zijn alle archiefbescheiden geborgen in zuurvrije dossiermappen en verpakt in dozen van zuurvrij karton. De subsidiedossiers zijn geborgen in zuurvrije vouwmappen, met vermelding van het subsidienummer, de naam van de aanvrager en het inventarisnummer.
Ordening van het archief
De archiefbestanddelen van het eerste archiefblok zijn genummerd 1 t/m 217. Het vervolgblok bevat de inventarisnummers 218 t/m 418. Deze nummering is inclusief de subsidiedossiers behorende tot de betreffende blokken. Het laatste aanvullende archiefblok begint te nummeren vanaf inventarisnummer 501. De onderwerpsmappen betreffen de inventarisnummers 1 t/m 597, de subsidiedossiers en het kaartsysteem zijn op doosniveau genummerd van 601 t/m 781.
Het archief is geordend naar onderwerp volgens de rubriekindeling, zoals deze in grote lijnen sinds begin jaren negentig binnen de organisatie wordt gehanteerd. Binnen de inventarishoofdstukken zijn de archiefbeschrijvingen chronologisch geordend. Daar waar sprake is van een logisch verband tussen meerdere beschrijvingen of van series is het principe van de chronologie doorbroken.
De subsidiedossiers zijn alfabetisch op naam van de aanvrager toegankelijk via het oorspronkelijke papieren kaartenbaksysteem. De fiches in de kaartenbakken verwijzen naar een subsidienummer. Dit kaartenbaksysteem is opgenomen in de inventaris onder rubriekcode 3.1.1. Toegangen op de subsidiedossiers.
De subsidiedossiers zijn op nummer geordend en verdeeld in drie archiefblokken. Ze zijn ook in drie keren overgebracht, waarbij telkens lagere nummers achterbleven die op dat moment nog actueel waren. Daardoor overlappen de nummerseries elkaar.
De subsidiedossiers van het blok 1947-1959 lopen tot aanvraagnummer 1609. Het subsidieblok 1960-1975 loopt vanaf nummer 1610, maar bevat ook lagere nummers vanaf 379. Het derde subsidieblok 1976-1983 loopt vanaf subsidienummer 3176, en bevat lagere nummers vanaf 362. De correspondentie in de subsidiedossiers loopt in incidentele gevallen door tot circa 1986.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Prins Bernhard Fonds [periode 1940-1979], nummer toegang 2.19.034, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Prins Bernhard Fonds 1940-1979, 2.19.034, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

a. Concordans archief Prins Bernhard Spitfirefonds
Oorspronkelijk inv.nr. Nieuw inv.nr.
1 782
2 783
3 784
4 785
5 786
6 787
7 788
8 789
9 790
10 791
11 792
12 793
13 794
b. Concordans archief Prins Bernhard Fonds Suriname
Oorspronkelijk inv.nr. Nieuw inv.nr.
1 795
2 796
3 797
4 798
5 799
6 800
7 801
8 802
9 803
10 804
11 805
12 806
13 807
14 808
15 809
16 810
17 811
18 812
19 813
20 814
21 815
22 816
23 817
24 818
Oorspronkelijk inv.nr.Nieuw inv.nr.Oorspronkelijk inv.nr.Nieuw inv.nr.

Archiefbestanddelen