Terug naar zoekresultaten

1.04.20 Inventaris van het archief van de Nederlandse Factorij te Canton, 1742-1826

Bevat de archieven van de Commercieraad (resoluties, briefwisseling, dagregisters en rekeningen), van de Secretarie van de Brede Raad (notariële stukken) alsmede particuliere correspondentie van de supercarga's als vertegenwoordigers van vreemde handelscompagnieën.

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.04.20
Inventaris van het archief van de Nederlandse Factorij te Canton, 1742-1826

Auteur

J.L. Parani

Versie

20-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1972 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nederlandse Factorij in Canton
Factorij Canton

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1742-1826

Archiefbloknummer

169

Omvang

; 393 inventarisnummer(s) 9,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlandse factorij te Canton

Samenvatting van de inhoud van het archief

Bevat de archieven van de Commercieraad (resoluties, briefwisseling, dagregisters en rekeningen), van de Secretarie van de Brede Raad (notariële stukken) alsmede particuliere correspondentie van de supercarga's als vertegenwoordigers van vreemde handelscompagnieën.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. De handel met China voor 1734.
Met China werd sinds de vroegste reizen van de Nederlanders naar het Oosten reeds handel gedreven. In 1624 kregen de Nederlanders toestemming om op Formosa een handelsfort te vestigen. De Chinese zeerovers vielen de Nederlanders in Formosa lastig, zodat de handel na 1635 erg achteruit ging. Desondanks bleef men in Formosa handel drijven. Na 1650 werden enkele gezanten naar het hof van de keizer te Peking gestuurd om vergunning te krijgen voor uitbreiding van de handel met China. Deze bereikten evenwel heel weinig resultaat. De Nederlanders mochten alleen met een enkel schip per jaar in Hoksiu handel drijven. Behalve deze rechtstreekse handel op China werd er echter veel handel gedreven via Batavia, waarheen de Chinese kooplieden hun goederen brachten en waar deze door de V.O.C. werden ingekocht. Omstreeks het begin van de 18e eeuw wensten de Heeren XVII meer winst te behalen uit de theehandel. De Gouverneur-Generaal van Batavia kreeg opdracht een veel lagere prijs te betalen dan voorheen. Als gevolg van deze veranderingen kwamen er sinds 1722 geen Chinezen meer handel drijven in Batavia. Deze Chinese waren kwamen nu in handen van andere Europese handelscompagnieën die in de loop van de 18e eeuw de V.O.C. zwaar beconcurreerden. De Bataviase regering voelde er niet veel voor om schepen naar China te sturen ondanks dringende verzoeken van de Heeren XVII. Zo kwam men in Nederland op de gedachte om zelf schepen te sturen naar China. De kamer Amsterdam stuurde in 1728 het schip "Coxhorn" rechtstreeks naar China. De "Coxhorn" kwam omstreeks augustus 1729 in China aan en ging in de baai van Macao voor anker. Als handelsbevoegden, ook genoemd supercarga's, waren vertrokken Joan de Jong, Willem Sweerts en Cornelis Obreen. Terug in Nederland brachten de handelswaren van de "Coxhorn" erg veel winsten op. Er werden zes rechtstreekse vaarten ondernomen naar China, totdat in verband met de hoge kosten van deze lange vaarten de Bataviase regering bij het besluit van 11 maart 1734 van de Heeren XVII belast werd het toezicht op de handel met China over te nemen.
2. Het toezicht vanuit Batavia.
In 1735 zond de Bataviase regering bij wijze van proef twee schepen naar China. De supercarga's werden ook belast om de mogelijkheden te onderzoeken in Canton een permanent comptoir in te richten. Hiervan kwam de eerste jaren niets, omdat de toestemming van de keizer van China uitbleef. De Nederlanders mochten alleen te Canton blijven tijdens het handelsseizoen gedurende de maanden september tot en met februari. Er werd besloten dat van de retourschepen het grootste schip naar patria gezonden zou worden, waarop één der supercarga's meeging om aan de Heeren XVII verslag te doen van het handelsbedrijf; het andere schip zou met de overige supercarga's naar Batavia terugkeren. De retourvaart mocht alleen te Batavia en Kaap de Goede Hoop aanleggen behoudens bijzondere gevallen. In 1744 werd de handel uitgebreid door deze te verbinden met Suratte. Speciaal aangewezen supercarga's werden van China naar Suratte gestuurd.
In de eerste jaren verliep de handel onder toezicht van Batavia naar de verwachtingen van de Heeren XVII. In 1749 kon er te Canton een vast comptoir worden ingericht en sinds 1750 bleef er steeds een supercarga aldaar. Deze supercarga verbleef te Macao en kwam tijdens het handelsseizoen pas naar Canton.
Het verkrijgen van toestemmingen van de te Canton residerende groot-manderijn was moeilijk geweest, maar de Nederlanders kregen veel hulp van enige Cantonese kooplieden met wie ze al bekend waren door de handel te Batavia. Zo voltrok de stichting van de factorij zich voornamelijk op grond van de adviezen van deze Cantonese kooplieden.
3. De factorij te Canton.
Canton is de hoofdstad van de provincie Quantung en is één van de belangrijkste handelshavens geweest in China. De Cantonezen dreven handel tot ver buiten de grenzen van China. Voor "de Chinezenmoord" (1740) te Batavia kwamen hun jonken met handelswaren geregeld te Batavia. Nadien kwamen ze in veel mindere getale naar Batavia, ook omdat de handel met de Nederlanders in Canton zelf zo goed ging. Doordat er al handelsverhoudingen tussen de Cantonezen en de Nederlanders bestonden, werden de supercarga's van het Amsterdamse schip "Coxhorn" in 1729 goed ontvangen te Canton en kregen ze veel hulp van enkele Cantonese kooplieden. Van een zekere Sjonqua gelukte het hun het achterste gedeelte van diens woning te huren om aldaar een comptoir te bouwen. De koopman Tan Honqua verleende hun huisvesting en met een andere, genaamd Ghinqua, gaf hij hun veel raad, hoe de Groot Mandarijn, ook genaamd Hoppo, onderkoning te Canton, benaderd moest worden. Bij hun vertrek naar patria op de eerste zondag van januari 1750, moest de factorij opgebroken worden. In 1762 kregen de Nederlanders toestemming om een heel complex als factorij op te richten. Het gebouwencomplex diende èn als logement van het personeel der factorij èn als magazijn van goederen.
Vanaf 1734 stond de handel en de huishouding van de factorij onder toezicht van Batavia. In het begin bracht de handel be- vredigende winsten op, maar omstreeks 1755 waren de Heeren XVII van mening dat de handel op Chinese waren niet meer voldoende winsten maakte. Op 14 oktober 1755 werd er een " Chinasche Commissie" ingesteld, die verbetering moest brengen in de handel op Chinese waren. De Bataviase regering werd ervan beschuldigd dat zij geen goede leiding en toezicht hield op de financiën en administratie van het handelsbedrijf in Canton. In 1756 ontving de Bataviase regering de last om de huishouding te Canton te doen opbreken en geen andere schepen meer naar China te sturen. Dit besluit van de Heeren XVII werd niet geheel uitgevoerd, want de factorij werd niet opgeheven. De "Chinasche Commissie" bestond uit drie Amsterdamse bewindhebbers, de Companiesadvocaat en later nog een beëedigde hoofdparticipant als vijfde lid. De belangrijkste besluiten van die Commissie waren dat de directeur of opperhoofd van de factorij en verdere supercarga's, die tesamen een "Commercie Raad" vormden, het beleid van de handel in China in handen kregen. Daarnaast kon de factorij nog ander personeel houden zoals boekhouders, chirurgijns, een hofmeester en een comprador (zaakwaarnemer) en enkele lijf- en huisbedienden. De Commercie Raad had te zorgen voor de handel, rechtsspraak, de regeling van de burgerlijke stand en het passeren van de notariële akten. Voor de aanvaarding van de reis ontvingen de supercarga's en scheeps-overheden van de Heeren XVII een Algemene instructie, volgens welke zij zich gedurende de expeditie moesten houden. Bovendien kregen zowel de scheepsoverheden als de supercarga's bijzondere instructies, de zgn. "Particuliere-instructies". Het bestuur van de schepen en scheepsvolk berustte bij de schipper. Verder moest de vaart naar China Batavia aandoen, vooral vanwege het vervoer van te Batavia benodigde militairen en zeevarenden. De Commercie Raad en de Scheeps Raad vormden samen de Breeden Raad, die diende ter vaststelling van belangrijke zaken bij het vervoer van goederen, maatregelingen buiten het vaarplan etc. Deze veranderingen brachten slechts tijdelijk vooruitgang, want het bleek dat de handel toch achteruit ging, totdat in 1822 de factorij in een Consulaat werd omgezet. In 1840 werd het Consulaat opgeheven.
4. De vervanging van de factorij door een consulaat.
De achteruitgang van de Nederlandse handel in China had verschillende oorzaken. De voornaamste waren wel de vermeerderde concurrentie van andere Europese handelscompagniëen en de politieke veranderingen in Nederland. In Canton was het wel bekend dat naast de Nederlanders ook de Engelsen kwamen handel drijven, daarnaast waren de Portugezen gevestigd op het eiland Macao tegenover Canton. Later kwamen ook de Fransen, Zweden en Denen. De politieke situatie en de veranderingen van bestuursinstellingen in Nederland ca. 1800 verzwakte de overzeese handel. In deze periode was de factorij meer aan haar lot overgelaten. De zaken werden voortgezet door de supercarga .J.H. Bletterman, heelmeester die in de handel was overgegaan. Hij werd meestal bijgestaan door Bernardus Zeeman, die als secretaris en boekhouder functioneerde. De handel ging erg achteruit en de factorij had teveel schulden. In de jaren 1794 - 1796 werd er een poging gedaan om de handel te bevorderen door weer gezantschappen te sturen naar het keizerlijke hof te Peking. Dit werd eigenlijk gedaan om niet achter te blijven bij de activiteiten van de Engelsen die in 1791 al een gezant hadden gestuurd. Bevredigende resultaten leverden deze gezantschappen niet op. De schulden stapelden zich op en de hele financiering van de factorij liep vast. Zo moest de Bataviase regering een handje helpen. Omdat de Bataviase regering in het begin van de 19e eeuw in moeilijkheden verkeerde, gelastte de Gouverneur-Generaal van Batavia dat er aanzienlijke bezuinigingen moesten plaats vinden. In 1809 werd er besloten om tot een per- soneelsinkrimping van de factorij over te gaan.
Bij de wet van 1817 werd de handel in China voor rekening van de staat overgenomen. Haar toen de factorij vernield werd tijdens een brand in 1822 moest het herstel verricht v/orden op kosten van de Bataviase regering. Eindelijk werd met het Koninklijke Besluit van 21 augustus 1822 no. 84, de factorij opgeheven en in een Consulaat omgezet. Als eerste consul kwam te staanJ.H. Bletterman de voor- noemde supercarga die de factorij had proberen voort te zetten ondanks de moeilijke financiële conditie. Hij werd bijgestaan door Bernardus Zeeman, als zijn acjunct.
Supercarga's aanwezig in de Nederlandse factorij te Canton die in de archieven voorkomen gedurende de jaren 1742 tot 1822.
Datum Gebeurtenis
Jaar
Supercarga's
1742 Opperhoofd: C. de Marre.Als andere leden kwamen voor: D. Brouwer, J. Akersloot.
1743-1745 Opperhoofd: J. Archer.Als andere leden kwamen voor: J. Akersloot, A. van Reverhorst, W. van Maneil.
1746-1747 Opperhoofd: J. Akersloot.Als andere leden kwamen voor: A. van Revershorst, F. Gostlin.
Datum Gebeurtenis
1747 Opperhoofd: G. Cluisenaar.Als andere leden kwamen voor: A. Loofs, F. Gostlin, F. van Kniphuysen.
1748 Opperhoofd: J. Akersloot.Als andere leden kwamen voor: F. Gostlin, A. van Reverhorst, C. Godin.
1749 Opperhoofd: A. Loofs.Als andere leden kwamen voor: R. Toussain, F.C. Roemer, J. Oldenzeel, E.L. Temminck, J. Hallebeek.
1750 Opperhoofd: G. Robert.Als andere leden kwamen voor: R. Toussain, F.C. Roemer, J. Oldenzeel, E.L. Temminck, J. Hallebeek.
1751 Opperhoofd: A. Loofs.Als andere leden kwamen voor: R. Toussain, D. Armenault jr., F.C. Roemer, J. Oldenzeel, E.L. Temminck, M. Bordels, P.J. Bangeman jr.
1752-1753 Opperhoofd: R. Blok.Als andere leden kwamen voor: A. Loofs, R. Toussain, E. de Wendt, D. Armenault jr., M. Bordels, P.J. Bangeman jr.
1754-1757 Opperhoofd: E. de Wendt.Als andere leden kwamen voor: D. Armenault jr., M. Bordels, P.J. Bangeman, F.B. Brandt, D. Kien, F.W.H. van Blijdenbergh, G. Roberts, F. Tholozen.
1758 Opperhoofd: F.B. Brandt.Als andere leden kwamen voor: B. Karseboom, M.P. Bas, E.J. van Nieuwkerken.
1762-1766 Opperhoofd: M.W. Hulle.Als andere leden kwamen voor: J.B. Scharton, G.W. Meezebergh, J.W. Spliethoff, A.F. l'Heureux, J. Stuart, J.C. Steeger, J.J. Teschemacher, P.J. Texier, P. Kintsius, I. Guitard, J. van den Bergh, E. van Karnbeek, J. Karseboom Cornelisz., A.E. van Braam Houckgeest, P. Rocquette, H. Klinkert.
1769-1774 Opperhoofd: A.F. l'Heureux.Als andere leden kwamen voor: J.C. Steeger, A.E. van Braam Houckgeest, I. Guitard, J. van den Bergh, J.P. Carton, J. Karseboom Cornelisz., H. Klinkert, E. van Karnebeek, P. Kintsius, N.G. Hemmingson.
1776-1779 Opperhoofd: P. Kintsius.Als andere leden kwamen voor: J. van den Bergh, H. Klinkert, N.G. Hemmingson, J.P. Carton, S. Klinkert, B. Kuiper, E. van Karnebeek, L. Serrurier.
1780-1782 Opperhoofd: C. Heyligendorp.Als andere leden kwamen voor: P. Kintsius, E. van Karnebeek, J.P. Carton, S. Klinkert, L Serrurier, F. Benthem, J.J. Rhenius, N.G. Hemmingson.
1784-1785 Opperhoofd: P. Kintsius.Als andere leden kwamen voor: H. Klinkert, E. van Karnebeek, S. Klinkert, L. Serrurier, F. Benthem, J.J. Rhenius, A.A. Boers, F. Nebbens, J.J. Idemans, R.I. Dozy.
1786-1790 Opperhoofd: N.G. Hemmingson.Als andere leden kwamen voor: L. Serrurier, A.A. Boers, F. Benthem, R.I. Dozy, I. Nebbens, J.J. Idemans, J.H. Rabinel, E.L. Steyn, A. de Melander, B. Teerlink Nolthenius.
1791-1794 Opperhoofd: A.E. van Braam Houckgeest.Als andere leden kwamen voor: R.I. Dozy, F. Benthem, J.H. Rabinel, J.H. Bletterman, A. de Menander, E.L. Steyn, B. Teerlink, C.C. Bangeman.
1795-1802 Opperhoofd: R.I. Dozy.Als andere leden kwamen voor: J.H. Rabinel, J.H. Bletterman, E.L. Steyn, C.C. Bangeman, A. van Braam Houckgeest, B. Zeeman.
1803-1815 Opperhoofd: J.H. Rabinel.Als andere leden kwamen voor: J.H. Bletterman, A. van Braam Houckgeest, E.L. Steyn, C.C. Bangeman, B. Zeeman.
1815-1822 Als supercarga kwamen voor: J.H. Bletterman, B. Zeeman.
Supercarga's van de handel tussen China en Souratte
Datum Gebeurtenis
Jaar
Supercarga's
1744-1745 C.D. Tollen, N. van Pembroek.
1751-1752 R. Blok, E. de Wendt.
1755 Boonus.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van de factorij hebben geruime tijd berust in het 's-Landsarchief te Batavia. Veel stukken moesten echter ingebonden zijn in Canton vanaf 1795 zoals blijkt uit de daarbij ingevoegde lijsten. Sinds 1862-1865 werden de factorij-archieven van de bezittingen buiten de Oost-Indische Archipel vanuit Batavia naar Nederland overgebracht en, in bewaring gegeven in het Rijksarchief. Het grootste gedeelte werd afzonderlijk gehouden en an- dere gedeelten willekeurig verdeeld over de kamer archieven van de V.O.C. later werden deze stukken teruggebracht. In 1895 begon Mr. Heeres met een inventarisering van de archieven berustende bij de Kamer Zeeland, o.a. de archieven afkomstig van de factorij in Canton. Overeenkomstig het herkomstbeginsel werden in 1952 de archieven afkomstig van de factorij als een apart bestanddeel beschouwd. Mej. A.H.H. Thorbecke begon de inventarisatie van deze archieven, maar heeft deze niet kunnen voltooien. In 1956 voltooide J.J.G. Bolduan, O.I.-ambtenaar met verlof, de inventarisatie.
Bij deze inventarisatie werd de inventaris van J.J.G. Bolduan in grote trekken gevolgd, alleen werd de indeling grondig gewijzigd en werden hier en daar stukken uitgesplitst en/of uitvoeriger beschreven.
De verwerving van het archief
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Een gedeelte van het archief verkeert in slechte materiële staat. De betreffende stukken zijn in principe niet raadpleegbaar. In de inventaris is aangegeven, om welke stukken het hierbij gaat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlandse Factorij in Canton, nummer toegang 1.04.20, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Factorij Canton, 1.04.20, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties Broeze, F.J.A. Economisch en Sociaal Historisch Jaarboek , 34 (1971)., 'Het einde van de Nederlandse theehandel op China', in: , Dam, Pieter van Beschrijving van de Oostindische Compagnie , RGP 74, F.W. Stapel ed. ()
's-Gravenhage
1931 .
Hullu, J. de Bijdragen tot de Taal-, Land en Volkenkunde van Nederlandsch Indië , 73 (1917)., 'Over den Chinaschen handel der Oostindische Compagnie in de eerste 30 jaren van de XVIIde eeuw', Hullu, J. de Bijdragen tot de Taal-, Land en Volkenkunde van Nederlandsch Indië , 79 (1923)., 'De instelling van de Commissie voor den handel der Oostindische Compagnie op China in 1756', Kemp, P.H. van der De Economist , 1918., 'De geboorte van ons consulaat te Canton uit het verleden van Nederlandse handel op China', , Macleod, N. De Oostindische Compagnie als zeemogendheid in Azië , II, ()
Rijswijk
1927 .
, Nieuhof, J. Het gezantschap der Nederlandsch Oostindische Compagnie aan den grooten Tartarischen Cham , ()
Amsterdam
1693 .
Reizen van Nicolaus de Graaf , ed. J.C.M. Warnsinck , Werken uitgegeven door de Linschoten Vereniging, ().
's-Gravenhage
1930
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven , 1893, 1932. "Stichting der factorij van de O.I. Compagnie te Canton, Vigilius, Matty Tijdschrift voor Geschiedenis , 48 (1933).

Bijlagen

Archiefbestanddelen