Terug naar zoekresultaten

2.05.80 Inventaris van het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Londens archief) en daarmee samenhangende archieven, (1936) 1940-1945 (1958)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.80
Inventaris van het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Londens archief) en daarmee samenhangende archieven, (1936) 1940-1945 (1958)

Auteur

CAS 533

Versie

04-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2004 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen (Londens Archief)
BuZa / Londens archief

Periodisering

archiefvorming: 1940-1945
oudste stuk - jongste stuk: 1936-1958

Archiefbloknummer

Z27018

Omvang

6443 inventarisnummer(s) 100,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in heten in het
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen Codedienst te Londen Regeringsvoorlichtingsdienst te Londen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bestaat uit het Geheim- of Kabinetsarchief, Gewoon- of Groot archief en het archief van de Regeringsvoorlichtingsdienst te Londen. Het bevat o.a. de politieke rapportage van Nederlandse gezanten en consuls in het buitenland. Verder dossiers betreffende de diplomatieke betrekkingen, oorlogvoering, internationale na-oorlogse samenwerking, verdragen, consulaire en handelszaken, pers en propaganda, en stukken betreffende individuele personen en bedrijven.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De meidagen in 1940
Terwijl het Nederlandse leger in een ongelijke strijd was verwikkeld met de Duitse invallers, besloot de ministerraad op 10 mei de ministers van Buitenlandse Zaken, E.N. van Kleffens en van Koloniën, C.J.I.M. Welter, op te dragen persoonlijk militaire hulp te vragen aan de Engelse regering. Van Kleffens en Welter arriveerden op 10 mei per watervliegtuig in Londen. De dagen daarna spraken zij met premier W.S. Churchill en Lord Halifax over de vraag of Engeland militaire hulp wilde verlenen. Daarnaast vroegen zij of de Nederlandse regering, voor zolang als het nodig zou zijn, het centrum van haar werkzaamheden in Londen zou mogen inrichten. Verder kwamen praktische onderwerpen als de opvang van de ontkomen strijdkrachten aan de orde, het lot van de vele Nederlandse schepen overal ter wereld en het goud van De Nederlandsche Bank. Gezien het grote belang van de olievoorziening van de Britse strijdkrachten, werd ook direct afgesproken dat een contingent Britse troepen zou worden ingezet ter bescherming van Curaçao.
Op de dertiende mei arriveerde de prinselijke familie, alsmede de koningin. De dagen erna volgden de overige leden van het kabinet, diverse gezanten (Nederlandse vertegenwoordigers in het buitenland) en enkele ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder jhr. Van Vredenburch, de sous-chef van de afdeling Diplomatieke Zaken. Vanaf 14 mei oefende de Nederlandse regering haar werkzaamheden dus uit vanuit de hoofdstad van haar bondgenoot.
Niemand binnen de Nederlandse regering was zich waarschijnlijk in de meidagen van 1940 ervan bewust dat het vertrek naar Londen het begin van een vijfjarige ballingschap was. Het overkwam hen. Er was niets voorbereid. In de eerste maanden was improvisatie nodig bij de opbouw van een provisorisch regeringsapparaat. Hoe tijdelijk het verblijf in Londen zou zijn was afhankelijk van de duur van de oorlog. Het tempo van de Duitse Blitzkrieg was in mei-juni onvoorstelbaar hoog: zes weken na het begin besloot de Franse regering het hoofd in de schoot te leggen. Hoe lang zou Groot-Brittannië het nog kunnen volhouden? De groep die geloofde dat Churchill en zijn regering Hitler-Duitsland zouden weerstaan was niet groot. De zomer van 1940 gonsde van geheime vredesinitiatieven en defaitisme. De Battle of Britain en het uitblijven van een Duitse invasie op de Britse eilanden veroorzaakten een geleidelijke mentale omslag en voedden de overtuiging dat Duitsland niet onoverwinnelijk was. Amerikaanse steun aan de Britse zaak door de levering van destroyers versterkte die mentaliteit. Aan het einde van een lange tunnel gloorde weer licht.
Het contact van Van Kleffens met de media
Op de avond van 10 mei legde Van Kleffens voor de BBC-radio uit dat Nederland als geallieerde bondgenoot moest worden beschouwd. De neutrale houding van Nederland voorafgaand aan de oorlog en de geringe geografische afmetingen van Nederland dreigden het belang van en de waardering voor Nederland in Britse ogen te verminderen. Dit was een van de redenen voor de snelle publicatie (in de vroege herfst van 1940) van Van Kleffens' boek 'The Rape of the Netherlands'. Hij besefte zeer wel de macht van de publieke opinie. Zo had hij zich reeds in maart 1940 verzekerd van de bijstand van A. Pelt, hoofd van de Regerings Voorlichtingsdienst. Hij was na de Duitse inval overeenkomstig zijn toezegging van maart 1940 aan Van Kleffens naar Londen gekomen om de publiciteit voor de Nederlandse regering te verzorgen. Pelt had als hoofd van de voorlichtingsdienst van de Volkenbond veel ervaringopgedaan. Pelt had bij zijn bezoek aan Parijs Van den Broek, correspondent van De Telegraaf in de Franse hoofdstad, gemachtigd om radio-uitzendingen in het Nederlands te gaan verzorgen ( Inv.nr. 2259 (Groot Archief Londen DZ/Pers A7) ) .
Bovendien zond Van Kleffens gedurende de gehele oorlog diverse open brieven en artikelen naar kranten. Zo reageerde hij op een artikel in The Times in de zomer van 1940 over de regering Pétain. Het artikel betrof de vraag of de wapenstilstand, die de regering Pétain met Duitsland had gesloten, betrekking had op het gehele Franse imperium of, volgens het Nederlandse precedent, alleen op Europees Frankrijk. Van Kleffens schreef The Times een brief, die de krant integraal publiceerde, waarin hij duidelijk uiteenzette, dat de Nederlandse regering geenszins een wapenstilstand had gesloten, maar dat slechts de militaire opperbevelhebber in Nederland de wapens had neergelegd.
Een ander voorbeeld is Van Kleffens' brief, die in The Times verscheen op 25 maart 1943. Deze was getiteld 'Great and Small Nations'. De reden voor deze brief was een artikel over de overheersende invloed, die het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten (VS), Rusland en mogelijk China na afloop van de oorlog zouden moeten krijgen.
Deze publicaties hadden misschien wel enig effect op de publieke opinie, maar konden het feit niet maskeren dat de Nederlandse invloed kleiner was dan Van Kleffens graag zou zien.
De positie van Nederland als geallieerd bondgenoot
Nauwelijks bekomen van de vestiging in Londen zag Buitenlandse Zaken zich - met Koloniën - geplaatst voor het probleem van de Japanse dreiging in het Verre Oosten. Gedurende het eerste halfjaar van 1941 vonden ten aanzien van de Pacific-regio stafbesprekingen plaats met het oog op samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk, Nederlands-Indië, Australië en Nieuw-Zeeland, waaraan ook Amerikaanse waarnemers deelnamen. Tijdens deze staf-besprekingen werd men het uiteindelijk eens over een gezamenlijke waarschuwing aan het adres van Japan, maar door de Japanse aanval op Pearl Harbour is het zover niet meer gekomen.
Op grond van een unanieme beslissing van de Indische en Nederlandse regering werd in de nacht van 8 op 9 december 1941 de oorlog verklaard aan Japan. Vanaf dat ogenblik streefde Nederland naar een gelijkwaardige invloed op de militaire besluitvorming, maar daar kwam in de praktijk niet zoveel van terecht. Formeel kreeg Nederland daarna ook zitting in de Combined Chiefs of Staff (CCOS) in Washington, maar de invloed bleef beperkt. Die verminderde nog meer na de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942, hoewel Nederland wel zitting bleef houden. Nederland werd ook lid van de Pacific War Council in Washington, maar speelde ook daarin een ondergeschikte rol. Het verlies van Nederlands-Indië en de afhankelijkheid van de VS en Engeland om de kolonie terug te winnen, ondermijnde de positie van Nederland.
In 1941 veranderde het strijdtoneel grondig en daarmee ook de positie van Nederland als geallieerde bondgenoot. Rusland veranderde van een vriend van Duitsland in een bondgenoot van de geallieerden, toen het in juni 1941 door Duitsland werd binnengevallen. In december van datzelfde jaar veranderden de VS van een (min of meer) neutrale toeschouwer in een bondgenoot.
Van Britse zijde werd aangedrongen op het aanknopen van diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en de Sowjetunie. Samen met Portugal en Zwitserland had Nederland na 1917 in tegenstelling tot de andere Europese mogendheden geweigerd de Sowjetunie te erkennen. Na enige interne verdeeldheid, besloot de regering diplomatieke betrekkingen aan te gaan met Rusland. Op 10 juli werd de formele overeenkomst hierover in Londen getekend.
Ook de betrekkingen met China werden op een hoger niveau gebracht. Het gezantschap werd verheven tot ambassade. A.H.J. Lovink, secretaris-generaal van het Ministerie voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk, werd benoemd tot ambassadeur in Chungking. In 1943 polste de Apostolisch Gedelegeerde in Londen de Nederlandse regering over herstel van de betrekkingen met de Heilige Stoel. Van Kleffens slaagde erin een tegenstrevende koningin Wilhelmina over te halen. Eind oktober 1944 werd ook het gezantschap in Brussel omgezet in een ambassade en in april 1945 gebeurde hetzelfde in Parijs. Geleidelijk werden in de daarop-volgende jaren andere gezant-schappen ook omgezet in ambassades.
Beleidsmatig onderging het departement na meer dan een eeuw afzijdigheidpolitiek de transformatie naar directe betrokkenheid bij internationaal overleg, die een ander instelling en attitude noodzakelijk maakten. Onder leiding van Van Kleffens en secretaris-generaal Van Bylandt werden belangrijke stappen in die richting gezet. Van Bylandt was sinds 1923 in diplomatieke dienst (Van Bylandt zou naar Peking vertrekken, maar kreeg van Van Kleffens te horen dat hij in Londen moest blijven om de leiding van het departement op zich te nemen). De neerslag van de rol die Buitenlandse Zaken en Van Kleffens in dit internationale décor hebben gespeeld, is terug te vinden in het Londens Archief. In de tweede paragraaf stellen we de vraag aan de orde of met de bovengenoemde transformatie ook grote wijzigingen in organisatie en takenpakket gepaard gingen.
Organisatie en taken
'In a Parliamentary debate in the House of Commons on June 22nd, in connection with the Foreign Service Bill, Wing-Commander James stated: "Time has shown that, possibly with one exception, our Foreign Service is the best in the world. The only possible exception would perhaps be the Dutch, who appear to be most remarkably efficient and have a wonderful Foreign Service in all its branches" ( The Times, 23 juni 1943, Groot Archief EZ/CHZ C20a ) .' Van die efficiency van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals die in 1943 door James werd ervaren, viel in de vroege zomer van 1940 in Londen niet veel te bespeuren. Toen duidelijk was geworden, dat de Nederlandse regering te Londen zou blijven (toestemming van Lord Halifax per brief van 21 mei 1940 ( DBPN, C1, 32, no. 36 ) ), begon Van Kleffens met het inrichten van zijn departement. Grote steun daarbij was vanzelfsprekend het gezantschap, dat onder de bezielende leiding van gezant jhr. Michiels van Verduynen direct vanaf 10 mei al als een soort Bureau voor Buitenlandse Zaken had gefungeerd ( A.E. Kersten: Buitenlandse Zaken in Ballingschap. Groei en verandering van een ministerie 1940-1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 25 ) . Door bemiddeling van Koninklijke Shell slaagde men erin ten behoeve van de Nederlandse regering een viertal etages van Stratton House aan Piccadilly te huren. Men betrok Stratton House op 29 mei ( Inv.nr. 1600 (GA AS 1) ) .
Van Kleffens werd geconfronteerd met de vraag hoe hij deze organisatie kon bemensen. In mei en juni 1940 was hij voornamelijk hiermee bezig. Administratieve krachten werden onder andere gevonden met behulp van Shell en Unilever. Het personeel van de gezantschappen in België, Luxemburg, Duitsland en Italië kwam in de loop van de zomer van 1940 ook beschikbaar en daaruit maakte hij een keuze om de sleutelposten op het tijdelijke ministerie te bezetten. Hij koos daarbij vooral voor jonge, getalenteerde medewerkers. Ondanks een langzame groei telde het totale personeelsbestand aan het einde van de oorlog niet meer dan veertig ambtenaren. Buitenlandse Zaken bleef dus de kleine gemeenschap, die onder directe aansturing van de minister en secretaris-generaal werkte.
De in Den Haag bestaande organisatie van het departement werd in Londen zoveel mogelijk gehandhaafd, maar vanwege personeelsgebrek werden enkele afdelingen samengevoegd. Na een paar kleine praktische correcties bestond het ministerie in september 1940 uit acht afdelingen ( A.E. Kersten: Buitenlandse Zaken in Ballingschap. Groei en verandering van een ministerie 1940-1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 29 ) . Ook in 1945 werden enkele wijzigingen in de organisatiestructuur van BZ doorgevoerd.
Alvorens nader in te gaan op de verschillende afdelingen en hun werkzaamheden, volgt hier een toelichting op de algemene taken van het ministerie in ballingschap. Anders dan de continuïteit in de organisatorische structuur suggereert, was er sprake van een belangrijke verschuiving in het takenpakket. Nederland kon als klein land onvoldoende weerstand bieden aan de Duitse inval en de Japanse dreiging. Het was hierdoor wel gedwongen actief toenadering te zoeken tot en overleg te voeren met de andere geallieerde landen.
De verschuiving in de taken manifesteerde zich echter ook op andere terreinen. De zorg voor Nederlanders vroeg een grote inspanning van Buitenlandse Zaken. Nederlandse vluchte-lingen, gestrand in neutrale landen als Zwitserland, Spanje en Portugal of Vichy-Frankrijk en Engelandvaarders maakten gebruik van de diensten van consulaten en gezantschappen. Ook bij de hulpverlening aan Nederlands krijgsgevangenen en landgenoten in concentratiekampen speelde Buitenlandse Zaken een vitale rol. Bij veel van deze activiteiten was het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet de eerstverantwoordelijke, maar was zijn inzet wel van beslissende betekenis om resultaat te kunnen boeken.
In het algemeen was er dus sprake van een verbreding van het takenpakket van Buitenlandse Zaken. Dit gold zeker ook voor de voorbereiding van de naoorlogse wereldorde. De discussie daarover kwam al in 1940 op gang. In eerste instantie ging het over de behandeling van Duitsland en de (gedwongen) opgave van de neutraliteit. Gaandeweg werd het scala van onderwerpen breder. Bij deze ideeënvorming speelde zowel het publieke debat als de standpuntbepaling in regeringskringen een rol. Nadat de neutraliteit eenmaal was opgegeven, koos de Nederlandse regering bewust voor directe betrokkenheid bij internationaal overleg. Ondanks deze gewijzigde opstelling valt op dat organisatie van het Departement van Buitenlandse Zaken nauwelijks werd gewijzigd ( B. van der Zwan e.a.: Het Londens Archief. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2003) 26 ) . In onderstaand overzicht worden de afdelingen van het ministerie opgesomd, die tussen 1940-1945 bestonden.
Afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen:
1. Kabinet van de minister en Directie van het Protocol.
  • Het Kabinet behandelde vanouds zaken betreffende het personeel van vreemde gezantschappen en van benoeming, ontslag en verlof van personeel van de Nederlandse gezantschappen en buitengewone missies. Het voerde het decoratiebeleid uit en regelde audiëntieaanvragen. Het Kabinet van de minister was ook verantwoordelijk voor het Geheim Archief en de Codedienst. In Londen kwamen daar de vluchtelingenzaken, de Rode Kruis-aangelegenheden (RK) en de oorlogssteunfondsen nog bij. Van Lidth de Jeude was voorzitter van het London Committee of the Netherlands Red Cross Society en Regeringscommissaris voor de vluchtelingen. Hij benoemde baron Van Harinxma thoe Slooten als zijn vertegenwoordiger voor Frankrijk, Spanje en Portugal. Baron Van Harinxma thoe Slooten was tot mei 1940 werkzaam als gezant te Brussel.
  • Vanaf 1943, toen de beleidsverantwoordelijkheid overging van Buitenlandse naar Binnenlandse Zaken, werden de vluchtelingendossiers behandeld door het Algemeen Secretariaat (AS/VL).
  • De RK-aangelegenheden vielen ook onder het kabinet van de minister, maar deze werden in 1945 ondergebracht in een afzonderlijk Bureau Hulpverlening (BH).
  • De Directie Protocol regelde o.a. de correspondentie tussen de koningin en buitenlandse staatshoofden, de kwesties van geloofs- en terugroepingsbrieven van gezanten, de bekrachtiging, bekendmaking en bewaring van verdragen en andere protocollaire zaken.
2. Diplomatieke en Juridische Zaken (DZ en JZ).
  • Vanwege personeelsgebrek waren deze afdelingen samengevoegd, maar in juli 1941 werd het 'Bureau Juridische Zaken' weer omgevormd tot een zelfstandige afdeling.
  • DZ was belast met de zorg voor de politieke betrekkingen en de politieke rapportage. Ook voorlichting aan de posten over het Nederlandse politieke beleid behoorde tot haar taak. Veelomvattend werden in Londen de werkzaamheden met betrekking tot de bescherming van de Nederlandse belangen in vijandelijk of bezet gebied. Vanaf mei 1943 vonden onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk plaats over een Civil Affairs Agreement, die te zijner tijd de verhoudingen met de geallieerde strijdkrachten in bevrijd Nederland moest regelen. In het Verre Oosten kwam in datzelfde jaar samenwerking tot stand met de VS in het Office of Strategic Services ten aanzien van de psychologische oorlogvoering in Nederlands-Indië.
  • JZ had een uitgebreid takenpakket. Evenals voor de oorlog behoorden tot haar competentie de internationaalrechtelijke vraagstukken, het verdragrecht, maar ook de rechten en plichten van Nederlanders in het buitenland. In die periode kan daarbij onder meer gedacht worden aan nationaliteitskwesties, ondersteuning van burgers, belastingen en onderzoeken naar politieke betrouwbaarheid. Daarnaast werd de afdeling gekend in de internationaal juridische zijde van vraagstukken als rekrutering van Nederlandse dienstplichtigen in het buitenland. Voor zover daar nog sprake van was behandelde men ook aangelegenheden die te maken hadden met de Volkenbond.
3. Consulaire- en Handelszaken (CHZ).
  • Een van de speerpunten in de activiteiten van deze afdeling in Londen vormden de koopvaardij en de zorg voor de Nederlandse schepelingen. Daarnaast namen de materiële en personele aangelegenheden van de consulaire vertegenwoordigingen veel tijd in beslag. De vertegenwoordigingen kregen in het voorjaar van 1941 een nieuwe gedetailleerde instructie van Van Bylandt. Hierin werd gesteld dat over de economische behoeften van Nederlands-Indië nauwgezet moest worden gerapporteerd. Daarnaast kregen de posten in neutraal Europa begin 1942 instructie om ook te rapporteren over internationale kartels en handelstransacties en de wijze waarop Duitsland omging met bezittingen in bezet gebied. De voornaamste taak van de afdeling CHZ was te voorkomen dat Duitsland zou beschikken over Nederlandse eigendommen buiten bezet gebied. Dit was geregeld door middel van Koninklijk Besluit A 1 (vanwege het ontbreken van Staten-Generaal en Raad van State werd besloten algemene regelingen te gieten in de vorm van een 'oneigenlijk' koninklijk besluit, voorzien van een jaarletter, voor 1940 de A, KB A 1 was dus het eerste besluit van 1940)
  • Daarnaast zag CHZ toe op de uitvoering van Koninklijk Besluit A 6. Dit besluit beoogde het rechtsverkeer in bezet gebied afhankelijk te maken van toestemming van de regering in Londen. De regering had de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van deze regeling gedelegeerd aan de Commissie Rechtsverkeer in Oorlogstijd, de Corvo.
  • Bij KB van 28 augustus 1942 werd de Missie voor Economische, Financiële en Scheepvaart-aangelegenheden van het Koninkrijk ingesteld. De Missie Steenberghe voerde haar werkzaamheden uit in Washington. Zij had tot taak contacten te leggen met de Amerikaanse regering over naoorlogse economische aangelegenheden. Daarnaast hield zij zich bezig met de KB A 1 problematiek, hetgeen tot competentiegeschillen met de ambassade te Washington leidde. De missie hield tevens toezicht op het Nederlandse Scheepvaartcomité te New York, de tegenhanger van de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie te Londen.
  • Verder hield de afdeling zich bezig met het opstellen van een ontwerp-monetair verdrag tussen Nederland en België. Hieruit zou later de Benelux voortkomen. Ook bij de internationale Voedselconferentie in de VS in 1943 was CHZ betrokken (Hot Springs).
4. Regerings Persdienst (RPD), vanaf 1942 Regerings Voorlichtingsdienst (RVD).
  • Tot mei 1942 stond de RPD onder politieke verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken. Toen werd het Ministerie voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk ingesteld. Dit departement stond onder leiding van minister-president Gerbrandy. Hij werd politiek verantwoordelijke voor de RVD, terwijl Buitenlandse Zaken verantwoordelijk bleef voor de administratie van de afdeling. Onder de RPD/RVD ressorteerde ook het Nederlands Informatie Bureau in New York. Dit was op verzoek van Loudon speciaal opgericht om de publiciteit over Nederland en Nederlands-Indië in de VS te bevorderen.
5. Radio Luisterdienst, onderdeel van de RVD.
  • Taak van de luisterdienst was het opvangen van de radio-uitzendingen vanuit bezet Nederland. De teksten werden vervolgens gestencild en verspreid ( L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 9 (Den Haag 1979) 62 )
6. Radio Oranje, eveneens onderdeel van de RVD.
  • Radio Oranje, ingesteld op zondag 29 juli 1940, verzorgde de uitzendingen naar bezet gebied ( L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 9 (Den Haag 1979) 80 )
7. Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit.
  • De samenvoeging van AS en Comptabiliteit bleek in de praktijk onwerkbaar en heeft slechts tot juli 1941 geduurd. Toen werd de in Den Haag al bestaande (vooroorlogse) situatie hersteld en werd AS weer toegevoegd aan de Afdeling Archief en Expeditie.
  • Een van de belangrijke taken van AS werd in 1943 de vluchtelingenzorg. Binnen het ministerie was niet langer het Kabinet maar AS verantwoordelijk voor de dossiers. Eind 1943 werd besloten de zaken met betrekking tot de vluchtelingen toe te vertrouwen aan dr. Huender. AS/VL heette vanaf begin 1944 Uitgewekenen Zaken. Er werd een apart archief gevormd. In juni 1944 ging het beleid van deze afdeling over van Buitenlandse Zaken naar het Ministerie van Algemene Zaken. Comptabiliteit behandelde de financiële aangelegenheden van het Londense departement, de posten en de RVD.
8. Archief, Secretarie en Expeditie.
  • Postverwerking, koerierszendingen en de afgifte van diplomatieke paspoorten waren de taken van deze afdeling. Daarbij kwam de zorg voor alle huishoudelijke zaken van het ministerie. Voor de koerierszendingen werd gebruik gemaakt van Britse koeriers. De stukken werden aangeboden via gezant Michiels. Door de oorlogsomstandigheden verliep de koerierszending traag. Post voor de VS werd verzonden via Lissabon.
Bureau Na-oorlogse vraagstukken
Los van deze afdeling bestonden nog het Bureau Na-oorlogse Vraagstukken (BNOV) en de Codedienst. Al in de loop van 1941 was in Londen internationaal overleg op gang gekomen over de naoorlogse hulp aan en de wederopbouw van bevrijd Europa. Nederland wilde dat dit overleg niet zozeer in het teken zou staan van de strijd tegen Duitsland, maar eerder uit zou gaan van gemeenschappelijke belangen van Europa. Van Kleffens was voorstander van een verzoeningspolitiek ten aanzien van Duitsland. Hij wilde mogelijke nieuwe agressie van Duitsland in de toekomst beteugelen door het land te betrekken bij internationale besprekingen. Nederland richtte zich daarbij vooral op veiligheidsvraagstukken en de economische samenwerking.
Voor de bestudering van deze vraagstukken werd op het departement begin 1942 het BNOV opgericht. Dit bureau hield zich onder andere bezig met 'de bestudering van en documentatie voor aangelegenheden en vraagstukken van belang voor den wapenstilstand, de vredesonderhandelingen en den wederopbouw op politiek, economisch, financieel en ander gebied, voor zoover de internationale betrekkingen betreffende'. Toen het overleg over naoorlogse regelingen in internationaal verband intensiveerde, werd de afdeling steeds belangrijker voor de beleidsvorming binnen BZ. Op intergeallieerd niveau vond o.a. overleg plaats binnen het Leith-Ross Committee, de Commission for the Investigation of War Crimes en het Comité Interallié pour l'Étude de l'Armistice.
Binnen de Nederlandse regering hield een tweetal onderraden van de Ministerraad zich met naoorlogse vraagstukken bezig, namelijk de Ministeriële Commissie Terugkeer en de Ministeriële Commissie voor Coördinatie van de Oorlogvoering. In de loop van 1943 werd de Studiecommissie voor Reconstructieproblemen, de studiegroep Rijkens, ingesteld. Doel was 'De bestudering van onderwerpen die nu en in de toekomst van belang zijn voor het Koninkrijk der Nederlanden, meer in het bijzonder op sociaal, politiek, cultureel, economisch en financieel gebied'. Prins Bernhard had zich bereid verklaard het erevoorzitterschap te aanvaarden. Verschillende subcommissies rapporteerden aan het werkcomité onder leiding van voorzitter P. Rijkens. De rapportage werd na goedkeuring toegezonden aan de ministers.
De Codedienst
De Codedienst stond onder leiding van drs. J.R.F.M. van der Schrieck. Deze reserve-officier was tijdens de mobilisatie door de Generale Staf gedetacheerd bij Buitenlandse Zaken en kreeg als opdracht de cijfercode te herzien, die werd gebruikt in het telegramverkeer. Hij was er in mei 1940 in geslaagd Engeland te bereiken met het codemateriaal van Buitenlandse Zaken en Koloniën ( L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 9 (Den Haag 1979) 7 ) . De dienst werd in Londen opgezet als algemene codedienst die ook voor de andere departementen werkte. Alleen de Marine had haar eigen codedienst. Naast Van der Schrieck werd jhr. H.A. Teixeira de Mattos aangesteld bij de Codedienst, later gevolgd door mr. B.J. Slingenberg, ir. G.C. Stuyt en voor de administratie mej. F.J. Witteveen.
Selectie en uitbreiding personeelsbestand
Door het steeds frequenter wordende overleg in internationaal verband nam de druk op de medewerkers van Buitenlandse Zaken toe. Van Bylandt uitte in maart 1943 ( Inv.nr. 1600 (Memo aan Van Kleffens van 1.3.43, GA AS1) ) zijn zorg over de personele gevolgen voor de organisatie van het ministerie, wanneer de vrede een feit zou zijn. Een wijziging van de diplomatieke en consulaire reglementen zou, om het personeelsgebrek op te vangen, noodzakelijk zijn. Van Kleffens ging akkoord. In de zomer van 1943 kwamen Van Pallandt en Van Troostenburg de Bruyn met een acceptabel voorstel. Zij wilden één commissie belasten met de selectie van kandidaten voor de diplomatieke en consulaire dienst. Bovendien wilden zij de kandidaten alleen testen op geschiktheid en niet op kennis. In september werden bij KB de nieuwe reglementen vastgesteld (Stbl. 1943 D34 en D35). De regeling zou van kracht blijven tot één jaar na terugkeer in Nederland en gaf Van Kleffens vrijwel onbeperkte mogelijkheden. De commissie had namelijk slechts een adviserende rol. Zodoende had hij de vrijheid dit advies naast zich neer te leggen.
Van Kleffens is zeer zorgvuldig met deze bevoegdheid omgegaan. Hij was terughoudend in benoemingen en promoties en liet de kwaliteit altijd voorgaan, ondanks tekorten in personeel. Dit blijkt ook uit het aantal benoemingen, tot augustus 1945 zeven voor de diplomatieke en vier voor de consulaire dienst. Hoeveel kandidaten zich in totaal hebben aangemeld is niet helemaal duidelijk. Tot eind 1944 waren het er een kleine honderdvijftig.
Het benoemen van één selectiecommissie voor de diplomatieke en consulaire dienst leek een opmaat voor de nieuwe organisatievorm van het departement, waarover men tegen het einde van de oorlog begon na te denken. Nederland was een van de laatste staten met een gescheiden diplomatieke en consulaire dienst. Op 22 mei 1944 diende Van Troostenburg de Bruyn een reorganisatievoorstel in. Dit bleef bijna een jaar lang op de plank liggen tot Van Kleffens in het voorjaar van 1945 de reorganisatie ter hand nam.
Reorganisatie van de dienst
Van DZ en CHZ werden de personeelszaken afgescheiden. Deze werden ondergebracht in de Directie van de Buitenlandse Dienst (DBD). Met ingang van 1 juli 1945 werd DBD opgericht, die zich bezighield met zaken betreffende het personeel 'in de buitendienst', t.w. de diplomatieke en consulaire ambtenaren, de kanseliersdienst en de tolkendienst. De directie werd geleid door Van Troostenburg de Bruyn en baron Van Pallandt, geassisteerd door mr. Hallo.
Het overgebleven gedeelte van DZ ging op in de Directie Politieke Zaken (DPZ). DPZ behield grotendeels de oorspronkelijke taken van DZ maar kreeg als aanvullende taak het bijhouden van de politieke dossiers van BNOV. CHZ werd in 1945 vervangen door de Directie Economische Zaken (DEZ). DEZ nam alle taken van CHZ over en ging zich daarnaast evenals DPZ bezighouden met de politieke dossiers van BNOV.
Per 5 juli 1945 werd de Directie Administratieve Zaken (DAZ) ingesteld. De directie nam alle werkzaamheden van Juridische Zaken over met uitzondering van die op gebied van prijsrecht, oorlogsbuit, oorlogsmisdadigers, afschaffing van de exterritorialiteit in China en herkrijging van schepen en legal agreements ( A.E. Kersten: Buitenlandse Zaken in Ballingschap (Alphen aan den Rijn 1981) 71 ) . DAZ moest erop toezien dat Nederlandse wetten in het buitenland werden uitgevoerd. De directie werd tijdelijk geleid door ir. Sevenster, de oud- consul-generaal te Parijs. Tijdens de oorlog droeg hij vanuit Vichy de zorg voor de Nederlanders in Frankrijk. Bureau Hulpverlening evenals Uitgewekenen Zaken gingen tegen het einde van de oorlog op in DAZ.
Met ingang van 9 juli 1945 werd de afdeling Kabinet van de minister opgeheven. De taken van deze afdeling gingen over naar de Directie Kabinet en Protocol, die onder tijdelijke leiding van baron Gevers stond. Binnen deze directie bleef een beperkt kabinet van de minister bestaan, dat zich bezighield met audiëntieaanvragen, het secretariaat van de minister en de behandeling van ministerraadszaken (alleen die zaken die geen verband hielden met buitenlands beleid). Tot de hoofdtaak van de nieuwe directie behoorde de accreditering van diplomaten, de erkenning en toelating van consuls en alle overige zaken met betrekking tot de vertegenwoordigingen van vreemde mogendheden in Nederland. Ook het decoratiebeleid behoorde tot haar taak.
Op 27 juli 1945 werd BNOV opgeheven. De taken van dit bureau werden verdeeld over DPZ, DEZ en de nieuwe Directie Duitsland (DD), met dr. Huender aan het hoofd.
Beleidsambtenaren Ministerie van Buitenlandse Zaken in ballingschap te Londen, 1940-1945
De secretaris-generaal was 'waarnemend'; secretaris-generaal bleef immers jhr. mr. A.M. Snouck Hurgronje in Den Haag; datzelfde gold voor de chefs van de afdelingen; dit voorvoegsel 'waarnemend' wordt hieronder niet expliciet aangegeven.
Het dossier GrA AS B5 bevat een groot aantal persoonsdossiers op naam, van administratieve medewerkers.
Administratieve medewerkers
Bergsma, dr. T.P. 1944-1945
de Beus, dr. J.G., chef Bureau Na-oorlogse Vraagstukken, officieel tot 1 februari 1943, maar feitelijk tot oktober 1942, toen hij secretaris werd van minister-president Gerbrandy; bureau BNOV werd opgericht in februari/maart 1942 (exacte datum niet bekend); De Beus was afkomstig van het gezantschap Berlijn, aanvankelijk gedetacheerd bij Financiën en vanaf oktober 1941 medewerker Consulaire- en Handelszaken geweest, tevens belast met naoorlogse vraagstukken.
Boetzelaer van Oosterhout, mr. C.G.W.H. baron van, chef Diplomatieke en Juridische Zaken; arriveerde eind mei 1940 vanuit de Verenigde Staten in Londen (was aanvankelijk benoemd tot gezant in Turkije); keerde in augustus 1940 naar Washington terug in verband met de ziekte van gezant Loudon.
Boissevain, G.W., medewerker Diplomatieke Zaken gedurende 1942 en 1943.
Bokhorst, prof. M., hoofd Radio Oranje, opgevolgd door Lebon.
Bos, H., departement Londen, enkele maanden in 1945.
Bosch van Drakenstein, jhr. H.P.J., chef Kabinet; op 20 mei vanuit Berlijn in Zwitserland aangekomen en begin juni in Londen gearriveerd; vertrok begin september 1940 naar Canada, toegevoegd aan de missie Sas (opleiding en recrutering Nederlandse dienstplichtigen) (vervolgens korte tijd te Madrid en Pretoria, waarna hij in 1942 vertrok naar Jeruzalem).
Van Bylandt, graaf mr. W.F.L., secretaris-generaal van 1940-1945; arriveerde op 13 mei 1940 in Londen vanuit Florence, waar hij verbleef op doorreis naar zijn nieuwe standplaats als gezant in China.
Collot d'Escury, baron M.W.H., medewerker Diplomatieke Zaken gedurende 1942 en 1943.
Craandijk, F.W., 1944.
Dozy, ir. C.M., 1941-1943.
Flaes, dr. R., medewerker Bureau Na-oorlogse Vraagstukken, vanaf oktober 1942 chef tot mei 1943; was tot december 1941 tijdelijk zaakgelastigde in Peking en vanaf mei 1943 in Lissabon.
Gevers, baron mr. W.J.G., chef Kabinet en Protocol als opvolger van Van Weede, 1944-1945; bleef in augustus 1945 te Londen achter als chef Bureau Londen voor de afwikkeling van de zaken van het departement.
Sadi de Gorter, medewerker Franse afdeling RVD, 1943-1944.
Groningen, R.J. van, chef Algemeen Secretariaat en Archief van 1940-1944; kanselier van het gezantschap in Brussel en er eind mei in geslaagd vanuit Frankrijk Engeland te bereiken; werd bijgestaan door jkvr. C.M.L. baronesse van Boetzelaer voor het Geheim Archief en L.G.N.M. Ravesloot voor het Gewoon Archief en de expeditie, die eind 1942 werd opgevolgd door J. Tjaardstra. Van Groningen hernam eind 1944 zijn functie in Brussel;
Haersolte, baron van C.W.A., medewerker Diplomatieke Zaken gedurende 1941 en 1942.
Hallo mr. H.S., 1945.
Houten, J.A. van, hoofd nieuwsafdeling RVD, 1940-1944; hoofd Ned. perscensuur Militair Gezag en SHAEF, 1944.
Huender, dr. W., chef Kabinet Secretaris-Generaal vanaf najaar 1942, voormalig consul-generaal te Manila; vanaf mei 1943 volgde hij Flaes op als hoofd Bureau Na-oorlogse Vraagstukken; chef Directie Duitsland 1945.
Jongh, E.S.E. de, 1943-1944.
Karnebeek, J.D. van, medewerker Consulaire- en Handelszaken.
Kruytbosch, L., 1943
Lebon, J.W., chef Radio Oranje; penningmeester van de VARA en in mei ontkomen uit Nederland evenals zijn assistent L. de Jong.
Luden, G.P., 1944-1945.
Luns, mr. J.M.A.H., 1943-1944.
Man, D.J.F. de, sous-chef RVD, 1940-1945; hij was vanaf 19 mei 1940 in Londen.
Marchant d'Ansembourg, F.R.W.H.M.J. graaf de, 1944.
Middelburg, D.G.E., medewerker Consulaire- en Handelszaken.
Montijn, W.P., chef Comptabiliteit; consul-generaal uit Berlijn; werd geassisteerd door A.C. Borger; benoeming Montijn geen succes. Toen in augustus de overmakingen binnen het sterlingblok en aan Madrid, Lissabon en Tanger niet meer via Washington maar weer via Londen liepen en het bovendien de bedoeling was vanaf september alle betalingen weer via Londen te doen, verloor Montijn het overzicht; werd in september 1940 vervangen door Visser.
Neuerburg, mr. R.M., 1944-1945; voordien werkzaam bij de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie te Londen, 1941-1944.
Pallandt, F.C.A. baron van, chef Diplomatieke Zaken vanaf 1 juni 1943.
Pelt, A., chef Regerings Persdienst, later Regerings Voorlichtingsdienst; o.a. geassisteerd door D.J.F. de Man. In maart 1940 had Van Kleffens zich ook reeds verzekerd van de bijstand van A. Pelt, die in geval van oorlog de zorg voor de publiciteitsdienst op zich zou nemen.
Reuchlin, O., medewerker Diplomatieke Zaken, vanaf eind 1942 tot 10 mei 1943 chef.
Rijckevorsel, jhr. mr. L.E.M. van, medewerker CHZ; overgekomen uit Vichy-Frankrijk in augustus 1940.
Sevenster, dr. ir. .A., 1944-1945.
Slingenberg, mr. B.J., medewerker Regerings Codedienst, 1940-1943.
Sluijser, M., chef Radio Luisterdienst; journalist.
Star Busmann, mr. E., chef Juridische Zaken, waarnemer voor Van Bylandt, 1941-1945; vanaf 16 juli 1941 een zelfstandige afdeling, los van Diplomatieke Zaken; Star Busmann was tot dat ogenblik gezantschapsraad in Pretoria.
Teixeira de Mattos, jhr. H.A., medewerker Regerings Codedienst, 1940-1943.
Teppema, hoofd Bureau Hulpverlening; dit bureau gaat per 13 februari 1945 op in BNOV.
Troostenburg de Bruyn, mr. A.F.H. van, chef Consulaire- en Handelszaken; afkomstig van gezantschap Berlijn.
Visser, M., chef Comptabiliteit; afkomstig van consulaat-generaal Lissabon; in september 1940 opvolger van Montijn; kreeg naast Borger tevens beschikking over Wurfbain.
Voogd, N.A.J. de, 1942.
Voorst tot Voorst, mr. S.G.M. baron van, 1940-1944; sous-chef Juridische Zaken; benoemd per 16 september 1940 (was secretaris van het gezantschap in Brussel en had in de zomer van 1940 in Frankrijk reeds nauw met Van Vredenburch samengewerkt in de vluchtelingenzaken; opvolger van Van Voorst als assistent van Van Harinxma werd Van Karnebeek).
Vredenburch, jhr. mr. H.F.L.K. van, chef Diplomatieke en Juridische Zaken; opvolger Van Boetzelaer per 3 september 1940; was in de meidagen van 1940 met regering naar Londen gereisd; in de zomer van 1940 werkzaam in Frankrijk, Spanje en Portugal als gedelegeerde van de Regeringscommissaris voor de Vluchtelingen; droeg die functie over aan mr. B.P. baron van Harinxma thoe Slooten, de gezant in Brussel, die samen met de Belgische regering die stad in mei verlaten had; in juli 1941 werd Juridische Zaken afgesplitst.
Weede, jhr. mr. M.W. van, chef Kabinet en Protocol; was gezantschapssecretaris te Rome en werd door Van Kleffens op 9 september 1940 te Londen benoemd als opvolger van Bosch.
Wurfbain, mr. dr. A.L., medewerker Comptabiliteit.
Diplomatieke vertegenwoordigingen
Diplomatieke vertegenwoordigingen (in Bogota/Quito, Lima, Santiago en Sofia was geen vertegenwoordiging op het niveau van gezantschap, maar werd Nederland vertegenwoordigd door een zaakgelastigde).
Na het verbreken van de diplomatieke betrekkingen met Duitsland en later met Japan zorgde Zweden in België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Japan, Luxemburg, Oostenrijk voor de behartiging van de Nederlandse belangen en Zwitserland in China.
Argentinië, Ascension;
zie Buenos Aires
Argentinië, Buenos Aires;
accr. La Paz/Ascension/Montevideo; P.E. Teppema (gezant, 1932-1944), J.G.L. van Dorp (gezantschapssecretaris, 3 mei 1941-1944, tijdelijk zaakgelastigde, 1944-1945); C.J.H. Daubanton (handelsraad, 1938-1 mei 1941), A.J.D. Steenstra Toussaint (gezantschapssecretaris, 12 januari 1943-1944), F.R.W.H.M.J. graaf de Marchant d'Ansembourg (gezantschapsraad, 1944).
Australië, Canberra;
F.C. baron van Aerssen Beyeren van Voshol (gezant, 16 april 1942-1947); op 28 november 1941 kwam het besluit tot oprichting van gezantschappen met Australië tot stand; omdat Australië geen agrément (goedkeuring tot benoeming) voor consul-generaal Elink Schuurman wilde verlenen werd baron Van Aerssen benoemd; hij overhandigde zijn geloofsbrieven aan de G.G. op 16 april 1942; de gezant verrichtte zijn werkzaamheden grotendeels te Melbourne; medewerkers: F.W. Craandijk (gezantschapsraad, 3 maart 1943-1943), jhr. mr. W.E. van Panhuys (gezantschapsraad, 1944-1945), W.P. Montijn (gezantschapsraad, 1944-1946), mr. T.F. Valck Lucassen (gezantschapssecretaris, 1944); W.H. de Roos, tolk uit Tokio, was werkzaam bij de Raad voor Japanse Zaken te Melbourne.
België, Brussel;
accr. Luxemburg, ballingschap Londen; mr. B.P. baron van Harinxma thoe Slooten (gezant 1938-1944, ambassadeur, 26 oktober 1944-1956), jhr. mr. M.W. van Weede (tijdelijk zaakgelastigde, 25 juni 1941-1943); Van Harinxma vertrok in mei 1940 met de Belgische regering uit Brussel via diverse plaatsen in Frankrijk naar Spanje/Portugal (eind juni in San Sebastian); keerde in september 1944 met de Belgische regering terug naar Brussel en bood op 22 november zijn nieuwe geloofsbrieven aan als ambassadeur; gedurende zijn verblijf in Lissabon als gedelegeerde van de regeringscommissaris voor de vluchtelingen trad Van Weede op als TZ bij de Belgische regering in ballingschap in Londen; medewerkers: mr. S.G.M. baron van Voorst tot Voorst (gezantschapssecretaris), 1944-1946.
Boekarest, accr. Belgrado;
L.G. van Hoorn (gezant, 1937-10 februari 1941), C.M. Dozy (zaakgelastigde, 1944-1946); voorjaar 1941 vertrok de Nederlandse gezant uit Boekarest.
Bolivia, La Paz;
zie Buenos Aires
Brazilië, Rio de Janeiro;
W.A.A.M. Daniëls (gezant 1939-1944); bijgestaan door gezantschapssecretaris H.M. van der Wijck (1940-2 juni 1943).
Bulgarije, Sofia;
L.M. de Brauw (zaakgelastigde, 1938-9 maart 1941); in maart 1941 verbrak de Bulgaarse regering de betrekkingen met Nederland.
Canada, Ottawa;
F.E.H. Groenman (gezant, 1939-20 juni 1943), J.D. van Karnebeek (gezantschapssecretaris, 25 november 1942-19 april 1943, tijdelijk zaakgelastigde 19 april tot 8 juli 1943), G.W. Boissevain (tijdelijk zaakgelastigde, 1943-1944), jhr. J.W.M. Snouck Hurgronje (gezant, 1944-1947); medewerker mr. H.S. Hallo (1943-1945).
Chili, Santiago;
H.G. von Oven (tijdelijk zaakgelastigde, tevens consul-generaal, 1935-1948).
China, Peking;
zie ook Chungking; dr. R. Flaes (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-8 december 1941); omdat de nieuw benoemde gezant Van Bylandt na mei 1940 was benoemd tot waarnemend secretaris-generaal in Londen was het gezantschap Peking vanaf mei 1940 vacant, Flaes trad op als TZ; medewerkers: tolk T.H.J. de Josselin de Jong, tolk A.E. Abell
China, Chungking;
zie ook Peking; C. baron van Breugel Douglas (gezant, 24 december 1941-1943), A.H.J. Lovink (ambassadeur, 11 februari 1943-1947); medewerkers: H. Bos (gezantschapssecretaris, 1940-22 november 1942), F.R.W.H.M.J. de Marchant d'Ansembourg (gezantschapssecretaris, vanaf 1 januari 1943 gezantschapsraad, 1942-1943), J. van den Berg (gezantschapsraad/tolk, 1942-1945), R.H. van Gulik (gezantschapssecretaris/tolk, 15 maart 1943-1946), mr. T.F. Valck Lucassen (ambassadesecretaris, 1944-1946); bij de benoeming van de nieuwe gezant in december 1941 werd het gezantschap overgeplaatst naar Chungking, de tijdelijke regeringszetel van Tjiang K'ai-sjek; in december 1942 werd het gezantschap tot ambassade verheven; koningin Wilhelmina had geëist dat dit gelijktijdig zou gebeuren met de benoeming van de vertegenwoordiger in de Sowjetunie tot ambassadeur.
Colombia, Bogota;
accr. Quito; G.M. Bijvanck (tijdelijk zaakgelastigde, 1938-1946), mr. C.H.H. Schuller tot Peursum (gezant, 1946-1949); in de zomer van 1945 besloot Van Kleffens tot verheffing van de vertegenwoordiging in Colombia/Ecuador tot gezantschap; vanwege de benoeming van de gezant in Madrid tot gezant in Bogota kon dit pas begin 1946 ingaan.
Cuba, Havana;
zie Washington
Denemarken, Kopenhagen;
H.W.G.M. ridder Huyssen van Kattendijke (gezant, 1937-1940); na de Duitse inval kreeg de gezant opdracht zich uit Denemarken terug te trekken; hij besloot terug te keren naar bezet Nederland.
Duitsland, Berlijn;
jhr. mr. H.M. van Haersma de With (gezant, 1938-1940); de oorlogsverklaring maakte op 10 mei 1940 een einde aan de diplomatieke betrekkingen.
Ecuador, Quito;
zie Bogota
Egypte, Cairo;
mr. A.W.C. baron Bentinck van Schoonheten (zaakgelastigde na het vertrek van Van Bylandt, 1940-22 mei 1945); W.J.D. Philipse (gezantschapssecretaris, 1943-1946).
Estland, Tallinn;
zie Riga
Finland, Helsinki;
zie Stockholm; C.W.A. baron van Haersolte (gezantschapssecretaris/tijdelijk zaakgelastigde, 1939-28 juni 1941); op 5 juli 1941 vertrok Van Haersolte uit Helsinki.
Frankrijk, Parijs/Vichy/ballingschap Londen/Algiers, Parijs;
te Parijs/Vichy: jhr. dr. J. Loudon, (gezant, 1919-1940, oud minister van Buitenlandse Zaken); te Londen: mr. E. Star Busmann (vertegenwoordiger bij het Comité National Français, 4 mei 1942-1943),
te Algiers: F. Gerth van Wijk, (vertegenwoordiger bij het CFLN 1943-23 januari 1945 (zie Tanger);
te Parijs: jhr. mr. H.M. van Haersma de With ( ambassadeur, KB 19 april 1945, 17 mei 1945-10 september 1945), G.W. Boissevain (TZ, 1945-1946); het gezantschap verliet Parijs samen met de regering op 9 juni 1940 en volgde naar Vichy, waar de Franse regering de diplomatieke betrekkingen verbrak op 5 september 1940; de consulaten werden op 22 november opgeheven en op aanraden van de Franse Vichy-regering vervangen door Offices Néerlandais, in naam onder leiding van de bij de Franse regering geaccrediteerde directeur-generaal J.H. Sauveur, maar in de praktijk geleid door consul-generaal Sevenster. Sevenster was al vanaf mei belast met de zorg voor de vele vluchtelingen en was voorzitter van de Association de Secours aux Réfugiés Néerlandais, overigens met behoud van zijn diplomatieke voorrechten. Onder Duitse druk moesten de Offices de kantoren van de vroegere consulaten in december 1941 ontruimen en alle consulaire taken overdragen aan de Zweedse consulaten. Op 15 september 1942 namen administratiekantoren onder Franse ambtenaren de vluchtelingenzorg over en werd ook de Zweedse belangenbehartiging in Frankrijk beëindigd. Na de Duitse bezetting van Vichy-Frankrijk werd Sevenster met enkele van zijn medewerkers, waaronder J. Kolkman, gearresteerd. Kolkman heeft zijn gevangenschap niet overleefd, Sevenster verbleef van 9 december 1942 tot 8 juni 1944 in gevangenschap in Evaux-les-Bains. Voor de belangenbehartiging in Parijs werd een Niederländische Betreuungsstelle opgericht onder leiding van de dan in Nederland verblijvende consul-generaal dr. F.A. van Woerden (die hiervoor toestemming van het departement in Londen had gekregen, maar officieel op non-actief stond). Van Woerdens bevoegdheden waren in overleg met de Duitsers vastgesteld. De medewerkers behoefden geen opdrachten tegen hun geweten uit te voeren, maar mochten ook niets tegen Duitse belangen ondernemen. Nadat de regering de voorlopige Franse regering op 28 juli 1944 erkend had, besloot Van Kleffens Loudon niet in zijn functie te herstellen (zie Kerstens) en vestigde de gezant uit Tanger zich in Parijs; medewerkers: jhr. mr. P.J. Eekhout (ambassadesecretaris, 1944-1947), A.C.L. Tiebackx (ambassadesecretaris, 1944-?), Sadi de Gorter (informatie attaché, 1944-?).
Griekenland, Athene;
vanaf 22 april 1941 Cairo, daarna ballingschap Londen, daarna weer Cairo; C. baron van Breugel Douglas (gezant, 1937-1941), jhr. mr. H.M. van Haersma de With (gezant bij de Tsjechische regering in ballingschap, tevens geaccrediteerd bij de Griekse regering, 11 maart 1943-1944), L.P.J. de Decker (gezant, 1944-1947); toen de Griekse regering zich in 1943 tijdelijk in Cairo vestigde, trad mr. A.W.C. baron Bentinck van Schoonheeten vanaf 13 augustus 1943 op als tijdelijk zaakwaarnemer aldaar.
Groot-Brittannië, Londen;
jhr. mr. E.F.M.J. Michiels van Verduynen (gezant 1939-1942, ambassadeur vanaf 8 mei 1942-1952); vanwege de goede verstandhouding tussen Van Kleffens en Michiels bleven, na vestiging van de Nederlandse regering in Londen, competentiegeschillen uit; vanwege de betrokkenheid van Michiels bij beslissingen werd in december 1941 besloten hem te benoemen tot minister zonder portefeuille, die automatisch Van Kleffens bij diens afwezigheid zou vervangen; Michiels had derhalve van 1 januari 1942 tot 16 mei 1945 zitting in het kabinet; medewerkers: jhr. mr. P.D.E. Teixeira de Mattos (gezantschapsraad, 1937-1942, gevolmachtigd minister 1 juni 1942-1945), jhr. A.P.C. van Karnebeek (gezantschapssecretaris, vanaf 1942 ambassadesecretaris, 1939-1952), mr. J.M.A.H. Luns (ambassadesecretaris, 1944-1949), dr. J.H. Zeeman (ambassadesecretaris, 1944-1945), F.B. 's Jacob (handelsattaché, 1918-5 juli 1941), jhr. H.A. Teixeira de Mattos (gezantschapsattaché, 1939-1941 en ambassadeattaché 1943-1948 ), marine-attaché A. de Booy (1936-5 maart 1943), assistent marine-attaché, vanaf 5 maart 1943 marine-attaché C. Moolenburgh (1940-1945).
Guatemale, Guatemala-stad;
zie Mexico
Hongarije, Boedapest;
G.W. baron de Vos van Steenwijk (gezant, april-juli 1940), F.W. Craandijk (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-8 april 1941); in april 1941 verbrak de Nederlandse regering de betrekkingen met Hongarije.
Irak, Bagdad;
zie Ankara
Iran, Teheran;
F.C. baron van Aerssen Beyeren van Voshol (gezant, 1940-10 maart 1942), L.M. de Brauw (tijdelijk zaakgelastigde, 28 februari 1942-1946).
Italië, Rome;
dr. J.B. Hubrecht (gezant, 1936-1940); D.G.E. Middelburg (vertegenwoordiger voor Nederland, achtereenvolgens gevestigd te Bari, Napels en Rome, 1944); Italië verbrak op 10 juni 1940 de betrekkingen met Nederland; gezant Hubrecht werd op disponibiliteit gesteld; pas op 11 december 1941 liet Nederland Italië weten zich met dat land in staat van oorlog te beschouwen.
Japan, Tokio;
generaal majoor b.d. J.C. Pabst (gezant, 1923-8 december 1941); na mei 1940 voldeed Pabst niet meer (ook eerder overigens waren er al klachten over zijn functioneren), maar kon niet vervangen worden omdat de Japanse regering geen agrément wilde verlenen voor een nieuwe gezant; hij werd bijgestaan door gezantschapssecretaris, vanaf 1 juli 1941 gezantschapsraad O. Reuchlin (1939-8 december 1941), handelssecretaris W.H. de Roos (1939-8 december 1941), secretaris vanaf mei 1941, tolk R.H. van Gulik (1939-8 december 1941); de oorlogsverklaring aan Japan van 8 december 1941 maakte een einde aan de diplomatieke betrekkingen.
Joegoslavië, Belgrado;
zie Boekarest, ballingschap Londen, F.W. Craandijk (tijdelijk zaakgelastigde, 1938-juli 1940), F.R.W.H.M.J. graaf de Marchant d'Ansembourg (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-1941), ir. C.M. Dozy (attaché), daarna te Londen jhr. mr. J.D. van Karnebeek (tijdelijk zaakgelastigde, 12 september 1941-12 november 1942), dr. R. Flaes (tijdelijk zaakgelastigde, 1942-15 mei 1943), L.P.J. de Decker (gezant, 1943-1946, standplaats Londen 1943-1944, standplaats Athene, 1944-1946); toen de Zuid-Slavische regering zich tijdelijk te Cairo vestigde, trad mr. A.W.C. baron Bentinck van Schoonheeten vanaf 26 oktober 1943 op als TZ aldaar.
Letland, Riga/Tallinn/Vilnius;
L.P.J. de Decker (tijdelijk zaakgelastigde, 1937-1940); na de annexatie van Letland, Estland en Litouwen door de Sowjetunie werden de betrekkingen in augustus 1940 verbroken.
Litouwen, Vilnius;
zie Riga
Luxemburg, Luxemburg;
zie Brussel
Marokko, Tanger;
F. Gerth van Wijk (gezant, 1936-1945); na de bezetting en de overname van het bestuur van de Internationale Zone door Spanje in november 1940 ondervond Gerth van Wijk veel moeilijkheden tot de Brits-Amerikaanse landing in november 1942; in Londen had de regering aarzelend contact onderhouden met het Comité National Français van De Gaulle; in september 1943 werd Gerth van Wijk naast zijn gezantschap in Tanger tevens benoemd tot vertegenwoordiger bij het in juni door De Gaulle en Giraud opgerichte Comité Français de Libération Nationale te Algiers; toen dit comité op 28 juli 1944 door Nederland erkend werd als voorlopige Franse regering, kon Gerth van Wijk De Gaulle naar Parijs volgen; hij overleed op 23 januari 1945.
Marokko: Algiers;
zie Tanger voor wat betreft de vertegenwoordiging bij het CFLN.
Mexico, Mexico-stad;
accr. Guatemala-stad; mr. A. Methöfer (tijdelijk zaakgelastigde, 1938-22 oktober 1940), jhr. J.W.M. Snouck Hurgronje (tijdelijk zaakgelastigde, p.t. gezant, 1940-1943), prof. dr. J.C. Kielstra (gezant, 25 januari 1944-1948); medewerkers: M.J. van Schreven (recrutering, 1941), T.F. Valck Lucassen (gezantschapsattaché, 3 april-8 oktober 1942), C.H. Zondag (gezantschapsattaché, 4 februari 1943-1945); in de zomer van 1945 besloot Van Kleffens een zelfstandig gezantschap in Guatemala te vestigen; de gezant werd tevens geaccrediteerd in Costa Rica, El Salvador, Honduras, Nicaragua en Panama (vanaf begin 1946 gerealiseerd).
Noorwegen, Oslo;
ballingschap Londen; mr. dr. G.A. Scheltus (gezant, op disponibiliteit gesteld in verband met de bezetting van Noorwegen, tijdelijk verblijvend te Stockholm); te Londen: jhr. A.P.C. van Karnebeek (tijdelijk zaakgelastigde, september 1940-1943), jhr. mr. H.M. van Haersma de With (tijdelijk zaakgelastigde, 1943-1944), G.P. Luden (gezant, 4 december 1944-1948).
Oostenrijk, Wenen;
na de Anschluss in maart 1938 was een einde gekomen aan de betrekkingen met een zelfstandig Oostenrijk.
Peru, Lima;
G. van Haersma de With (zaakgelastigde, tevens consul-generaal, 1936-2 juni 1943), H.M. van der Wijck (tijdelijk zaakgelastigde, 2 juni 1943-1945); bijgestaan door F.R.W.H.M.J. graaf de Marchant d'Ansembourg, 1944-1945.
Polen, Warschau;
in ballingschap Londen; mr. J.J.B. Bosch ridder van Rosenthal (gezant, afwezig sinds oktober 1939), jhr. mr. P.D.E. Teixeira de Mattos (tijdelijk zaakgelastigde, september 1940-1945); na de Duits-Russische bezetting van Polen waren de betrekkingen met Polen de jure blijven bestaan, maar gezant Bosch van Rosenthal was vanaf oktober 1939 niet meer in Warschau en werd in maart 1940, zonder officiële beëindiging van zijn missie in Warschau, benoemd tot gezant in Bern.
Portugal, Lissabon;
mr. J.G. Sillem (gezant 1937-1 april 1941); mr. F.C.A. baron van Pallandt (gezantschapsraad, 1940-april 1941, tijdelijk zaakgelastigde, 1 april 1941-26 mei 1943), dr. R. Flaes (gezantschapsraad en tijdelijk zaakgelastigde, 27 mei 1943-1945); gezant Sillem bleek totaal ongeschikt voor de grote verantwoordelijkheden die na mei 1940 op zijn schouders terechtkwamen; vanuit Lissabon en Madrid werd immers de zorg voor vluchtelingen en Engelandvaarders uit Frankrijk, Portugal, Spanje en Zwitserland geregeld; na een onderzoek door Van Pallandt verzocht Van Kleffens hem begin 1941 om disponibiliteit (op non-actief stelling) aan te vragen; per 1 april werd de leiding van het gezantschap overgedragen aan Van Pallandt; Van Pallandt en ook zijn opvolger Flaes werden niet tot gezant benoemd, omdat de Portugese regering vanwege zijn neutraliteit geen nieuwe gezant van een regering in ballingschap wilde toelaten; tussen Van Pallandt en Van Harinxma thoe Slooten (gedelegeerde van de Regeringscommissaris voor de vluchtelingenzaken) deden zich wrijvingen voor over de competentie in deze zaken. Dit was deels een gevolg van de gebrekkige organisatie vanuit Londen; dat werd opgelost toen vanaf 1 april 1943 de zorg voor de vluchtelingen onder de competentie kwam van de minister van Binnenlandse Zaken en Van Harinxma thoe Slooten naar Londen vertrok; medewerkers: jhr. G.C.D. Hooft Graafland (gezantschapsattaché, 1940-1941), J.G.L. van Dorp (gezantschapssecretaris, 1941), mr. J.M.A.H. Luns (gezantschapsattaché, 28 april 1941-1943), M.W.H. baron Collot d'Escury (tijdelijk ambtenaar, 1943-1945), B.C.F. van den Berkhof van Kockengen (gezantschapsattaché, 1940-1945), belast met persvoorlichting.
Saudi-Arabië,
Djeddah; dr. H.H. Dingemans (zaakgelastigde, 1939-1941), Abdoel Kadir (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-2 april 1941), D. van der Meulen (zaakgelastigde, 2 april 1941-1944, gezant 1944-1945); omdat zaakgelastigde Dingemans in mei 1940 in Nederland verbleef, werd zijn voorganger Van der Meulen opnieuw benoemd tot zaakgelastigde; bijgestaan door waarnemend secretaris/drogman (tolk) M.M. Soerianatadjoemena (1937-10 oktober 1942), Raden T. Soeriawinata, waarnemend gezantschapssecretaris (?-1943).
Sowjetunie, Moskou;
(eerst Kuybishev), C. baron van Breugel Douglas (ambassadeur, 1943-1946); op 10 juli 1942 werd besloten op gezantsniveau diplomatieke betrekkingen aan te gaan; eind 1942 werden deze op ambassadeursniveau gebracht, met de benoeming van Van Breugel Douglas tot ambassadeur; medewerkers: L. Kruytbosch (1943-1947), jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein (gevolmachtigd minister, 1944-1947).
Spanje, Madrid;
mr. C.H.H. Schuller tot Peursum (gezant, 1939-1945); medewerkers: jhr. mr. W.E. van Panhuys (gezantschapssecretaris,1939-1940, gezantschapsraad, 1 januari 1941-1944), jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein (gezantschapsraad, 1941), J.D. van Karnebeek (gezantschapssecretaris, februari-april 1941); formeel was ook de gezant uit Brussel B.P. baron van Harinxma thoe Slooten, als gezantschapsraad bij het gezantschap Madrid geaccrediteerd; hij oefende als gedelegeerde van de regeringscommissaris voor de vluchtelingen zijn werkzaamheden evenwel hoofdzakelijk in Lissabon uit; hoewel Duitsland sterke druk uitoefende op Spanje de gezantschappen van de bezette landen te sluiten, slaagde Schuller erin, in tegenstelling tot de Belgische, Poolse, Joegoslavische en Griekse gezant, om het gezantschap voor sluiting te behoeden. Dit had als nadeel dat hij te behoedzaam moest manoeuvreren in de problematiek rond de vluchtelingenzorg. Ondanks zijn verdiensten op politiek/diplomatiek terrein, werd Schuller vanwege Van Kleffens verregaande ontevredenheid over het functioneren van het gezantschap tijdens de oorlog (financieel wanbeheer en onvoldoende hulp aan Nederlandse vluchtelingen) na 1945 overgeplaatst naar een post die in minder aanzien stond.
Thailand, Bangkok;
C.S. Lechner (gezant, tevens consul-generaal, 28 februari 1937-26 maart 1940), A.J.D. Steenstra Toussaint (gezantschapssecretaris, vanaf maart 1940 tijdelijk zaakgelastigde, 1939-januari 1942); in verband met een reis van Lechner naar Nederland stond het gezantschap vanaf maart 1940 onder leiding van Steenstra Toussaint; dit duurde voort, omdat Lechner het bezette gebied niet kon verlaten, tot de Nederlandse regering op 10 februari 1942 de betrekkingen verbrak, omdat men zich in staat van oorlog met Thailand beschouwde na de Thaise oorlogsverklaring aan het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Tsjechoslowakije, Praag;
ballingschap Londen; jhr. mr. M.W. van Weede (tijdelijk zaakgelastigde, 25 maart 1941-3 maart 1943), H.M. van Haersma de With (gezant, 4 maart 1943-1945); op verzoek van de Tsjechische regering waren in maart 1939 de diplomatieke betrekkingen beëindigd; toen de Tsjechische regering na 1940 ook in ballingschap naar Londen kwam accrediteerde de Nederlandse regering Van Weede als tijdelijk zaakgelastigde.
Turkije, Ankara, accr. Bagdad;
dr. P.C. Visser (gezant, 1938-1944), W.A.A.M. Daniëls (gezant 1945-1951); medewerker: D.J.E. graaf de Hochepied (handelssecretaris, 1925-1934 te Izmir, 1934-1944 te Ankara, handelsraad 1944-1948 te Ankara).
Uruguay, Montevideo;
zie Buenos Aires
Vaticaan, Vaticaanstad;
jhr. mr. M.W. van Weede; ondanks krachtige tegenstand van koningin Wilhelmina (zelfs het stellen van de kabinetskwestie was nodig) slaagde Van Kleffens erin haar te overtuigen van de noodzaak van hervestiging van een gezantschap (opgeheven in 1926) bij de Heilige Stoel; in juli 1943 gaf de koningin haar verzet op en in september stemde het Vaticaan in; vanwege de bezetting van Rome kon gezant Van Weede zijn geloofsbrieven pas aanbieden op 16 augustus 1944.
Venezuela, Caracas;
M.J. van Schreven (tijdelijk zaakgelastigde, 1939-oktober 1940), mr. A. Methöfer (gezant, 29 oktober 1940-1945).
Verenigde Staten, Washington;
accr. Havana, jhr. A. Loudon (gezant, 1937-1942, ambassadeur 7 mei 1942-1947); omdat Loudon in juni 1941 last kreeg van trombose werd hij vanaf augustus bij gestaan door gezantschapsraad, vanaf 7 mei 1942 gevolmachtigd minister en vanaf 17 maart 1943 gezant mr. C.G.W.H. baron van Boetzelaer tot Oosterhout (1940-1946), die de dagelijkse leiding van het gezantschap met Loudon deelde; in 1942 werd het gezantschap verheven tot ambassade, op 7 mei overhandigde Loudon zijn geloofsbrieven als ambassadeur aan president Roosevelt; als adviseur voor de ambassade en voor de diverse missies trad M.H.E. Moerel op (1943-1947); M.J. van Schreven was van 1943-1946 politiek adviseur voor Nederland, België en Luxemburg bij het US Office of War Information.
medewerkers:
  • G.W. Boissevain (ambassaderaad, 24 mei 1943-1943),
  • dr. H.N. Boon (gezantschapssecretaris, vanaf 8 mei 1942 ambassadesecretaris, 1940-1946) (persoverzichten en politieke rapportage),
  • C.J.H. Daubanton (handelsraad, vanaf 8 mei 1942 ambassaderaad, 1 mei 1941-1944) (economische aangelegenheden),
  • mr. H.S. Hallo (handelssecretaris, 23 september 1941-1944),
  • jhr. G.C.D. Hooft Graafland (attaché, 1941-1945),
  • dr. H.R. van Houten (gezantschapssecretaris, vanaf 23 april 1942 gezantschapsraad en vanaf 8 mei 1942 ambassaderaad, 1940-1945) (voorlichting),
  • B. Kleyn Molekamp (handelsraad vanaf 23 april 1942 gevolmachtigd minister, 1937-1944),
  • dr. K.E. van der Mandele (handelssecretaris, 1944-1946),
  • J.E. Meyer Ranneft (marineattaché, 1938-1947),
  • Raden mr. M.M. Soerianatadjoemena (ambassadesecretaris, 15 november 1942-1945),
  • L.A.H. Peters (landbouwattaché, die bij gebrek aan bilaterale landbouwzaken de afdeling comptabiliteit onder zich kreeg, die hij voortreffelijk leidde, 1937-1946),
  • dr. A.H. Philipse (ambassadesecretaris, van 1946 handelsraad, 1942-1952),
  • mr. W.C. graaf van Rechteren Limpurg (gezantschapsraad, vanaf 8 mei 1942 ambassaderaad, 1937-11 mei 1943) (ondersteuning Loudon en van Van Boetzelaer),
  • O. Reuchlin (ambassaderaad, 23 juni 1943-1950),
  • H. Riemens (handelssecretaris, 1940-1943),
  • B.J. Slingenberg (souschef Regerings Codedienst, 1943-1945),
  • mr. T.F. Valck Lucassen (gezantschapsattaché 1940-maart 1942, 20 oktober 1942-1943) (leiding kanselarij en secretaris ambassadeur),
  • N.A.J. de Voogd (1942-1943),
  • jhr. mr. H.F.L.K. van Vredenburch (ambassaderaad, 6 november 1942-1945),
  • KNIL-kolonel F.G.L. Weyerman (militair attaché belast met de Indische militaire zaken, 1940-1944).
Nadeel van de organisatie zoals die bij Buitenlandse Zaken tot 1945 bestond, was voor Washington dat geen administratiepersoneel deel uitmaakte van de Buitenlandse Dienst, zodat de diplomaten zich noodgedwongen naast hun diplomatieke werkzaamheden met de vele praktische zaken bezig moesten houden (reisbureau en dergelijke). Loudon onderschreef eind 1944 dan ook volkomen de stelling van Van Vredenburch dat de ambassade 'hard op weg was het leger van Nicaragua te worden, dat zooals gij zult weten uit meer generaals dan uit soldaten bestaat' ( A.E. Kersten: Buitenlandse Zaken in Ballingschap (Alphen aan den Rijn 1981) 240 ) . In de loop van de oorlog werden in Washington enkele missies met speciale opdracht gevestigd, namelijk de Economische en Financiële Missie onder leiding van de in november 1941 afgetreden minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart Steenberghe, de Scheepvaartmissie, de Netherlands Purchasing Commission onder leiding van ir. J. van den Broek en het Voedselaankoopbureau onder leiding van C. van Stolk, regeringscommissaris voor de Voedselvoorziening. Daarnaast waren er in New York, Chicago, San Francisco en Los Angeles speciale bureaus voor de recrutering van Nederlandse dienstplichtigen.
Zuid-Afrika, Pretoria;
jhr. W.F. van Lennep (gezant, 1937-1944); medewerkers: jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein (gezantschapsraad, 16 juni 1941-1 april 1942), mr. E. Star Busmann (gezantschapssecretaris, 1938-1941), P.J. Eekhout (vice-consul, vanaf 11 maart 1943 gezantschapssecretaris, 1942-1943), C.W.A. baron van Haersolte (gezantschapssecretaris, 1942-1945), dr. K.E. van der Mandele (gezantschapssecretaris, 11 maart 1943-1944), J.M. Donker (handelsattaché, 1940-1949).
Zweden, Stockholm;
accr. Helsinki, mr. J.E.H. baron van Nagell (gezant, 1934-1 mei 1941), mr. dr. G.A. Scheltus (gezantschapsraad van 1 mei 1941 tijdelijk zaakgelastigde, 1941-3 maart 1943); L.P.J. de Decker (gezantschapsraad vanaf 3 maart 1943 tijdelijk zaakgelastigde, 1941-7 juni 1943), mr. W.C. graaf van Rechteren Limpurg (gezant, 8 juni 1943-1945); medewerker jhr. mr. H.T.A.M. van Rijckevorsel (gezantschapsattaché vanaf 21 september 1942 gezantschapssecretaris, 1940-1945).
Zwitserland, Bern;
mr. J.J.B. Bosch ridder van Rosenthal (gezant, 1940-1951) (zie ook Warschau); aan het gezantschap in Bern, dat een zware taak kreeg bij de opvang van Nederlandse vluchtelingen, waren verder verbonden mr. J.M.A.H. Luns (gezantschapsattaché, 1939-17 april 1941), mr. R.B. baron van Lynden (gezantschapsattaché, later secretaris, 1940-1945), J.B. Braaksma (informatie attaché, 1940-1948), jhr. L. Quarles van Ufford (gezantschapsattaché, 25 februari 1943-1946), M.J. Rosenberg Polak (gezantschapsattaché), 1944 en militair attaché majoor A.G. van Tricht (1939-1945), die een cruciale rol speelde bij het vinden van transportmogelijkheden voor vluchtelingen richting Spanje en Portugal.
Beroeps Consulaire Posten
Naast de consulaire taken, die beschreven stonden in de Consulaire Handleiding, voor het laatst geheel herzien in 1926, kregen de consuls er een aantal nieuwe taken bij, veroorzaakt door de oorlogsomstandigheden, zoals recrutering, dat wil zeggen oproeping, keuring en dergelijke, inning tijdelijk verplichte inkomstenbelasting, uitbetaling pensioenen, verlening van onderstand aan vluchtelingen enz.
Voor mei 1940 was in Berlijn, Brussel, Londen en Parijs alleen een bezoldigd consul-generaal werkzaam. Met uitzondering van Londen waren deze consuls-generaal tevens hoofd van de handelsafdeling van het gezantschap. Hiermee was de trend gezet dat het gezantschap verantwoordelijk was voor de economische rapportage. Dit resulteerde in de opheffing van een aantal consulaire vertegenwoordigingen.
Zelfstandige Beroeps Consulaire Posten
Dublin;
I.R.A.W. Weenink (consul-generaal, 1931-1946).
Jeruzalem;
jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein (consul-generaal, 22 april 1942-1943).
Simla, formele standplaats Calcutta;
A. Merens (consul-generaal, 1938-1945); Merens volgde het Brits-Indische gouvernement ook naar de zomerresidentie Delhi; hij werd bijgestaan door consul L.M. de Brauw (1 juni 1941-23 februari 1942).
Wellington;
M.F. Vigeveno (waarnemend consul, vanaf 1 januari 1942 consul 1937-1945); hoewel consul-generaal Elink Schuurman in Sydney eind 1941 voorstelde om net als in Australië in Nieuw-Zeeland een gezantschap te vestigen, wilde Van Kleffens niet verder gaan dan vestiging van een zelfstandig consulair ressort.
Niet zelfstandige Beroeps Consulaire Posten
Chicago;
J.I. Noest (consul-generaal, 1940-1944); vanaf 1941 een beroepspost.
Hongkong;
D.G.E. Middelburg (waarnemend consul-generaal, 1939-januari 1942).
Kaapstad;
G.R.G. van Swinderen (gezantschapssecretaris, belast met de leiding van het consulaat te Kaapstad, 1938-1944).
Kobe;
J.B.D. Pennink (consul-generaal, 1938-8 december 1941); bijgestaan door consul (tolk) N.A.J. de Voogd (1938-8 december 1941).
Lissabon;
G.L. van der Maesen de Sombreff (consul-generaal, 15 mei 1941-1947); vanaf 1941 werd in Lissabon een bezoldigd consulaat-generaal gevestigd in verband met de zorg voor vluchtelingen en Engelandvaarders.
Londen;
T.H. de Meester (consul-generaal, 1927-1949); de Londense consul-generaal kreeg er na mei 1940 een bijzondere taak bij, de fiscale zorg voor het gehele regeringspersoneel en voor de leden van de strijdkrachten en de koopvaardij.
Madrid;
vanaf 1943 een bezoldigd consul-generaal.
Manila;
dr. W. Huender (consul-generaal, 1938-februari 1942).
Montreal; G.P. Luden (consul-generaal, 1937-1944); D.G.E. Middelburg (consul-generaal, 1944-1945).
New Orleans;
J.A. Schuurman (consul-generaal, 15 juni 1942-1944); van 1942 tot 1944 was dit een beroepspost onder leiding van Schuurman, die de consulaire ressorten in het zuiden van de Verenigde Staten moest herzien.
New York;
J.A. Schuurman (consul-generaal, 1939-5 juni 1942), T. Elink Schuurman (consul-generaal, 10 juni 1942-1945); medewerkers: M.J. van Schreven (recrutering, 1940, 1942), dr. H. Riemens (financieel attaché, 1943-1946), N.A.J. de Voogd (1943-1945); directeur van het Netherlands Information Bureau te New York was dr. N.A.C. Slotemaker de Bruïne.
San Francisco;
W.P. Montijn (consul-generaal, 1940-18 juni 1943); F.W. Craandijk, belast met de leiding van het consulaat-generaal, 1944-1946.
Shanghai;
G.W. Boissevain (consul-generaal, 1935-1942); bijgestaan door tolk J. van den Berg.
Singapore;
H.M.J. Fein (consul-generaal, 1938-februari 1942); bijgestaan door consul J.M. Viruly (1937-februari 1942), vice-consul J.H. Cramwinckel (1938-februari 1942).
Sydney;
T. Elink Schuurman (consul-generaal, 1935-1942), J.B.D. Pennink (consul-generaal, 16 november 1942-1946); omdat er tot 1942 geen gezantschap in Australië gevestigd was, had Elink Schuurman een zeer belangrijke taak; medewerker: dr. K.E. van der Mandele (1938-1943).
Diplomatieke vertegenwoordigers van vreemde mogendheden
(Voor een uitgebreid overzicht, zie RGP's nrs. 157, 160, 172, 188, 203 en 235.)
De meeste vertegenwoordigers zijn in 1940 de Nederlandse regering niet van Den Haag naar Londen gevolgd; de vertegenwoordigers, die wel te Londen verbleven, zijn aangegeven met een *.
Argentinië C. Breddia (gezant, 1938-1940)
R.J. Siri* (tijdelijk zaakgelastigde (14 mei 1941-1945)
Australië S.M. Bruce* (gezant, 1942-1945)
België L.C. Nemry* (gezant, 1939-1944)
Bolivia J. Peñaranda* (zaakgelastigde, 6 mei 1943-1945)
Brazilië P. de Maraes Barres (gezant, 1935-1940)
J. de Sousa Leao* (tijdelijk zaakgelastigde, 12 december 1940-1944)
Bulgarije N.I. Momtchiloff* (gezant, 1938-3 maart 1941, betrekkingen verbroken)
Canada Jean Desy* (gezant, 1939-1940)
Pierre Dupuy* (tijdelijk zaakgelastigde, 1 november 1940-6 april 1943)
G.P. Vanier* (gezant, 1942-1944, wegens ziekte arriveerde hij pas op 6 april 1943 in Londen)
Chili A. Coddou (zaakgelastigde, 1939-1940)
Leon Subercaseaux Errazuriz* (zaakgelastigde 11 september 1941-1945)
China Wunsz King* (gezant, 1933-15 februari1943, afwezig van 14 mei 1940 tot 7 juli 1941, ambassadeur 15 februari 1943-1945)
Colombia Dr. Jaime Jaramillo-Arango* (gezant, 1939-1945)
Cuba G. Sotolongo y Sainz (tijdelijk zaakgelastigde, 1939-1940)
G. de Blanck* (gezant, 16 december 1942-1945)
Dominicaanse M.H. Urena* (gezant, 1940-30 juni 1942)
Republiek R. Pérez-Alfonsera* (tijdelijk zaakgelastigde, 30 juni 1942-19 mei 1943, gezant 20 mei 1943-1945)
Duitsland Graf J. von Zech-Burkersroda (gezant, 1928-1940)
Ecuador A. Puig Arosemena* (zaakgelastigde, 23 januari 1942-1945)
Egypte N. Khalil Bey (zaakgelastigde, 1936-1940)
Hussein Mohammed Said* (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-1945)
Estland K. Tofer (gezant, 1937-1940)
Finland H. Valvanne (gezant, 1939-1940)
Frankrijk B.E.R. baron d'Arnauld de Vitrolles* (gezant, 1931-september 1940)
Frankrijk (Comité National Français) R. Offroy* (vertegenwoordiger, 4 mei 1942-1943)
Griekenland C. Diamantopoulos (gezant, 1938-1940)
D. Capsalis* (gezant, 10 februari 1943-1944)
Hongarije B. Szent-Istvány (gezant, 1939-1940)
Iran N. Arasthed (gezant, 1939-1940)
Italië P. dei Marchesi Diana (gezant, 1938-1940)
Japan I. Ishii (gezant, 1939-1940)
Joegoslavië zie Zuid-Slavië
Letland E. Kreewinsch (gezant, 1939-1940)
Liberia O. baron de Bogaerde (gezant, 1936-1940)
Litouwen B.K. Balutis (gezant, 1935-1940)
Luxemburg A. Collart (zaakgelastigde, 1933-1940)
Mexico P. Villa Michel (gezant, 1937-1940)
G. Luders de Negri* (tijdelijk zaakgelastigde, 3 december 1941-1943)
Noorwegen S. Bentzon* (gezant, 1939-1945)
Panama F. Villalaz (gezant (1939-1940)
Peru E. de Althaus* (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-10 juni 1942)
E. Letts* (tijdelijk zaakgelastigde, 10 juni 1942-28 juni 1943, zaakgelastigde, 28 juni 1943-1945))
Polen Dr. W. Babinski* (gezant, 1931-1944)
Portugal F. dos Santos Taveres (gezant, 1928-1940)
Roemenië N. Dianu (gezant, 1939-1940)
Sowjetunie A.Y. Bogomolov* (ambassadeur, 12 januari 1943-1944); de diplomatieke betrekkingen werden op 10 juli 1942 hersteld; Bogomolov werd begin 1943 benoemd, maar heeft geen geloofsbrieven overhandigd
Valkov (ambassadeur, 1945-)
Spanje G. Vidal y Saura (gezant, 1939-1940)
Tsjechoslowakije Dr. K. Erban* (tijdelijk zaakgelastigde, 25 maart 1941-1944)
Turkije Y.K. Karaosmanoghe (gezant, 1940)
Uruguay C.M. Gurméndez (gezant, 1938-1940)
A. Prats* (tijdelijk zaakgelastigde, 27 augustus 1942-1945)
Vaticaanstad Mgr. Paolo Giobbe (internuntius, 1935-1940)
Venezuela J.R. Montilla (gezant, 1940)
A. Carnevali* (gezant, 15 mei 1942-1944)
Verenigde Staten G.A. Gordon (gezant, 1937-1940)
R.E. Schoenfeld* (tijdelijk zaakgelastigde, 15 augustus-16 november 1940 en 12-27 maart 1941)
T.C. Achilles* (tijdelijk zaakgelastigde, 16 november 1940-12 maart 1941)
A.J. Drexel Biddle* (gezant, 27 maart 1941-8 mei 1942, ambassadeur, 8 mei 1942-1944)
Hornbeck (ambassadeur, 1945)
Verenigd Koninkrijk sir Nevile Bland (gezant, 1938-8 mei 1942, ambassadeur, 8 mei 1942-1948); pas op 2 september 1942 was hij in staat zijn geloofsbrieven als ambassadeur aan koningin Wilhelmina te overhandigen
Zuid-Afrika H.D. van Broekhuizen* (gezant, 1933-1 mei 1941)
J.K. Uys* (tijdelijk zaakgelastigde, 6 juni-22 november 1940 en 1 mei-13 augustus 1941)
C. Bain Marais* (gezant, 13 augustus 1941-14 augustus 1942)
C.H. Taljaard* (tijdelijk zaakgelastigde, 14 augustus 1942-23 februari 1943)
D. Reitz* (gezant, 24 februari 1943-1945)
Zuid-Slavië (= Joegoslavie) D. Kassidolatz (gezant, 1938-1940)
I. Franges* (tijdelijk zaakgelastigde, 1940-29 april 1942)
D. Protic* (tijdelijk zaakgelastigde, 29 april 1942-1945)
Zweden E.A.M. Sjöborg* (gezant, 1937-1944)
Zwitserland A. de Pury (doyen) (gezant, 1922-1940, biedt pas in 1945 zijn terugroepingsbrieven aan)
Geschiedenis van het archiefbeheer
In mei 1940 nam de voormalige directeur van de kanselarij van het gezantschap in Brussel, R.J. van Groningen de opbouw van het archief in Londen op zich. In die eerste hectische weken was er vanzelfsprekend geen tijd voor schriftelijke verslaglegging. Dossiers uit mei 1940 zijn dan ook zeldzaam. Van Groningen besloot uit te gaan van de bij de posten gebruikelijke archiefordening volgens het dossiersysteem (op het departement borg men voorde oorlog de stukken op op numerieke volgorde of op onderwerpnummer). De indeling volgde, zeker in de latere jaren, de organisatie van het departement. Nadeel was dat een reorganisatie van het departement ook een wijziging in de archiefindeling ten gevolge had. Het sterkst kwam dit tot uitdrukking bij de reorganisatie van 1945. Toen ontstond een enigszins chaotische toestand, met name in het Gewone of Groot Archief.
Ook de oprichting van het Bureau Na-oorlogse Vraagstukken in het voorjaar van 1942 en de opheffing ervan in de zomer van 1945 had veel consequenties voor het archief. BNOV vormde vanaf 1942 een eigen archief met een eigen agenda, waarin dossiers van andere afdelingen opgingen. Hierdoor is het mogelijk dat stukken uit 1941 worden aangetroffen in dossiers van een bureau, dat pas in 1942 werd opgericht. In 1945 werden de BNOV-dossiers verdeeld over de nieuw gevormde afdelingen.
Er hebben na de oorlog diverse aanpassingen plaatsgevonden in de inventaris van het archief. Dit heeft ertoe geleid dat het niet meer mogelijk is de situatie van begin 1945 te herstellen. De huidige inventaris is dan ook gebaseerd op de indeling van de zomer van 1945.
Het archief bestaat uit drie hoofdgedeelten, t.w. Geheim Archief of Kabinetsarchief (een term die gebruikt werd tot 1 januari 1943), Gewoon of Groot Archief, waaronder ook gerekend werden DBD en Comptabiliteit en het archief van de Regerings Voorlichtingsdienst.
In de jaren vijftig en zestig werd onder leiding van mej. Ruys een inventarisatie van het archief uitgevoerd. In 1966 kwam de inventaris tot stand, die tot 2001 in gebruik is gebleven. Deze bestaat uit twee gedeelten, t.w. Geheim Archief, waartoe ook de politieke rapportage behoort, en Gewoon of Groot Archief, zonder DBD en Comptabiliteit. Van Comptabiliteit bestaat een plaatsingslijst, evenals van de RVD. Van DBD werd geen inventaris teruggevonden. Dit is overigens voor veel onderzoekers geen onoverkomelijk probleem omdat het archief vrijwel alleen bestaat uit de dossierseries 'personeel' en 'posten' (beide in alfabetische volgorde gerangschikt).
Geheim Archief (GA) of, tot 1 januari 1943, Kabinetsarchief (KA)
Het merendeel van de dossiers uit het Geheim Archief is afkomstig van de afdeling Diplomatieke Zaken (DZ), enkele van Juridische Zaken (JZ) en enkele van de afdeling Consulaire- en Handelszaken (CHZ). Van een klein aantal dossiers van het Algemeen Secretariaat (AS) werd een geheime behandeling eveneens wenselijk geacht. Daarnaast is er nog de serie brandkastdossiers (BK). Dit waren de zeer geheime stukken die dagelijks in de brandkast opgeborgen werden. In de loop van de tijd werden hiervan vijf inventarissen gemaakt ( Zie hiervoor de inv.nrs. 4776 - 4788 ) . Uit een aantekening van Van Groningen van 29 december 1942 blijkt de werkwijze met betrekking tot het Geheim Archief. In de agenda van het Geheim Archief werden alle stukken van DZ, dus ook de niet geheime, de stukken van het Kabinet van de minister (behalve die over evacuaties en inlichtingen) en voorts de geheime stukken van de afdelingen JZ, CHZ, AS, Comptabiliteit en BNOV ingeschreven. Van Groningen's aantekening was een reactie op een aantekening van 28 december 1942 van dr. Huender ( GA AS1, zie inv.nr. 1600 ) over de DZ stukken, die alle, geheim of niet, werden opgeborgen in het Geheim Archief. Voordeel was dat er slechts één archief DZ was en slechts één agenda. Nadeel was dat ook gewone stukken als geheim moesten worden beschouwd en dat de behandeling daarvan een extra belasting vormde voor de medewerkers van het Geheim Archief.
Vanwege deze nadelen werd besloten per 1 januari 1943 de aanduiding Kabinetsarchief te wijzigen in Geheim Archief en in het Geheim Archief slechts die zaken onder te brengen, waarvan:
  1. inzage door derden, dus ook door geallieerden, onwenselijk werd geacht;
  2. kennisneming een te grote belasting zou vormen voor het veelal jongere personeel (bijvoorbeeld personeelszaken of berichten uit Nederland).
Voortaan werden alleen deze stukken ingeschreven in de geheime agenda. Alle andere, dus ook de niet-geheime van het Kabinet van de minister, werden ingeschreven in de gewone agenda.
Deze nieuwe opzet blijkt uit de beide laatste inventarissen van het Geheim Archief, die nu ook nadrukkelijk de indeling van het ministerie volgen . (Zie 'Geschiedenis van het archiefbeheer' voor deze indeling.)
Onderdeel van het Geheim Archief was de politieke rapportage. De rapporten waren opgeborgen in een aparte serie, met een eigen inventaris, naar werelddeel en vervolgens in alfabetische volgorde naar standplaats van de Nederlandse vertegenwoordiger, in chronologische volgorde. In de inventaris Ruys van 1966 was deze ordening verder uitgesplitst in onderwerpen. Omdat in een aantal gevallen de vlag de lading niet geheel en al bleek te dekken, heb ik deze uitsplitsing tenietgedaan en de oorspronkelijke ordening van 1945 gevolgd, chronologisch naar werelddeel en standplaats.
De reorganisatie uit 1945 heeft, behalve voor wat betreft de persoonsdossiers, die overgegaan zijn naar het archief DBD, de enkele comptabiliteitsdossiers, die opgegaan zijn in het comptabiliteitsarchief en de RVD-dossiers, die bij het RVD archiefgedeelte zijn gevoegd, geen gevolgen gehad voor het Geheim Archief. Met uitzondering van deze dossiers heeft de hierna volgende inventaris de indeling van die van 1945 en dus ook van 1966 behouden.
Het Geheim Archief of Kabinetsarchief had een eigen agenda, een kaartsysteem, een kaartsysteem op de brandkastdossiers en sinds 1942 een accusatie-systeem. In de accusatie-boeken werd alle ingekomen post van de Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in alfabetische volgorde genoteerd. Telegrammen werden, voordat ze ter verzending doorgezonden werden aan de codekamer, door jkvr. Van Boetzelaer voorzien van een nummer en ingeschreven in een controleboekje voor de codekamer.
Zoals hiervoor al werd uiteengezet werden de geheime stukken van alle afdelingen en alle stukken van DZ en Protocol tot 1 januari 1943 in de geheime agenda ingeschreven en na die datum nog slechts de geheime. De geheime agenda begon op 29 mei 1940 met no. 1001, aanvankelijk zonder vermelding van de behandelende afdeling of het dossiernummer. Vanaf november 1940 werden deze gegevens wel vermeld. Telegrammen werden met rode inkt genoteerd. Een uitgaande brief kreeg hetzelfde nummer als het agendanummer van de inkomende brief waarop deze het antwoord was.
Gewoon of Groot Archief
Als gevolg van de reorganisatie van 1945 is het Groot Archief grondig veranderd. Zoals uit de coderingen blijkt zijn met name de dossiers van het Bureau Na-oorlogse Vraagstukken door het gehele archief verspreid geraakt ( Dientengevolge zijn bijvoorbeeld de stukken met betrekking tot de rapportage van de diverse subgroepen van ) ( de studiegroep Rijkens verspreid geraakt door het gehele Groot Archief, t.w. over de dossiers PZ/BNOV D13 ) ( en H1, DD/BNOV B16, B17II, C3 en C4, EZ/BNOV A12 en A13, AZ/BNOV F3 en EZ/CHZ C20a. ) . De toegangen op het Groot Archief bestaan uit een aantal kaartsystemen (op naam, CHZ en decoraties) en de agenda's ( Zie hiervoor de inv.nrs. 4798 - 4818 ) De agenda 1941, nrs. 1-6602 is door waterschade vrijwel onbruikbaar. De waarde van de agenda's van het groot archief is zeer beperkt vanwege de vele reorganisaties, die op de ordening van het archief hun sporen hebben achtergelaten. In de serie AS A44 dossiers bevinden zich agenda's BNOV 1943-1945. (Voor nadere bijzonderheden over het Groot Archief; zie onder 'Geschiedenis van het archiefbeheer'.)
Archief Directie Buitenlandse Dienst (DBD)
Verder is het archief van de Directie Buitenlandse Dienst in deze inventaris opgenomen. Dit bevat de dossiers betreffende alle zaken van de Nederlandse diplomatieke dienst, dus ook de postendossiers en de vroegere CHZ-dossiers betreffende consulair personeel. Het archief bestaat uit een klein aantal algemene beleidsdossiers, een aantal dossiers betreffende werving en selectie en voorts, in alfabetische volgorde dossiers betreffende de posten en persoonsdossiers van diplomaten en consuls.
Archief Comptabiliteit
Van het archief van de afdeling Comptabiliteit bestaat een uit 1966 daterende plaatsingslijst. Door vernietiging is het archief, dat oorspronkelijk uit ongeveer 260 dozen bestond, nu tot 193 dozen teruggebracht. Op dit bestand is een toegang in de vorm van een kaartsysteem. Vanzelfsprekend is dit niet meer betrouwbaar in verband met de vernietiging.
Archief Regerings Persdienst / Regeringsvoorlichtingsdienst
Er bestaat een plaatsingslijst van het archief van de RVD. Daarom is dit archief niet meegenomen in de inventarisatie Ruys en verkeert het nog vrijwel in de staat waarin het in 1945 is opgezonden naar Den Haag. Juist daarom wordt het weinig geraadpleegd, wat als een gemis kan worden beschouwd, omdat het een aantal waardevolle dossiers bevat. Reden om het nu alsnog te bewerken.
Indeling oude Inventaris
De hoofdindeling van de laatste inventaris ziet er als volgt uit:
  • A. Nederlandse Overzeese Gebieden
    1. Nederlands-Indië
    2. Suriname en Curaçao
  • B. Oorlogvoering
    1. Nederland - Duitsland
    2. Duitsland
    3. Duitsland en andere landen
    4. Italië
    5. Aanhoudingen, interneringen, terechtstellingen
  • C. Hof
    1. H.M. de Koningin
    2. H.K.H. Prinses Juliana
    3. Z.K.H. Prins Bernhard
  • D. Samenwerking geallieerden in oorlogvoering en daarna
  • E. Nederlandse Regering
    1. Regering
    2. Diplomatieke ambtenaren
    3. Kwesties met België inzake scheepvaart
  • F. Wapenleveranties en bewapening
  • G. Diversen
    1. Zie JZ
    2. Politiek diverse landen
  • H. Oorlog met Japan
  • K. Naoorlogse verhoudingen
  • N. Diplomatieke betrekkingen Nederland met en vertegenwoordiging Nederland bij diverse regeringen
  • O. Betrekkingen, vertegenwoordigingen, oorlogsverklaringen andere landen dan Nederland onderling
  • P. Diplomatieke vertegenwoordiging
    1. Verheffing gezantschap tot ambassade
    2. Benoeming tijdelijk zaakgelastigde tot gezant
    3. Hervormingen buitenlandse dienst
  • R. Erkenningen van regeringen door Nederland en andere landen en diplomatieke betrekkingen
  • Politieke rapportage
  • volgens nummering 1 - 76
  • G. I. Onderzoek betrouwbaarheid
  • X Geheime Zwarte Lijst
  • F. Financiële Zaken
  • H. Handelszaken
  • L. Luchtvaartzaken
  • N. Berichtgeving betreffende bezet Nederland
  • O - 9. Bijzondere gevallen in verband met KB A 1, KB A 6 en KB C 18
  • P. Petroleum
  • Sch. Scheepvaart
  • volgens nummering 1 - 18
  • volgens nummering 1 - 14
  • volgens nummering 2 - 11
  • I. Nederlands-Indië en Verre Oosten
  • II. Suriname
  • IIB. Bases in de Pacific, Nederlands-Indië en andere aangelegenheden
  • III. Curaçao
  • IV. Politieke berichten en rapporten
  • V.
  • VI. Contact met Nederland
  • VII. Diverse personen
  • VIII. Centrale Inlichtingen Dienst (CID)
  • IX. Rapporten diverse personen over Nederland
  • X. Zuivering overheids- en semi-overheidsorganen
  • volgens nummering 1 - 7
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In wezen bestaat het Londens Archief uit vijf gedeelten, t.w. Geheim Archief, Groot Archief, Archief Directie Buitenlandse Dienst, Archief Comptabiliteit en Archief Regerings Voorlichtingsdienst.
Verantwoording van de bewerking
In de periode van 1952 tot 1966 inventariseerde mej. L.J. Ruys voor de eerste maal het 'Londens Archief'. Bij de aanvang daarvan zag zij zich bij de indeling van het archief voor de moeilijkheid geplaatst dat het archief tijdens de oorlog de nodige malen anders was ingericht. Toen een reconstructie van het archief ondanks de aanwezigheid van een aantal eigentijdse inventarissen onmogelijk bleek, nam zij de laatste in juni-augustus 1945 gemaakte inventaris als uitgangspunt. Daarbij bleven de archieven van de Directie Buitenlandse Dienst, de afdeling Comptabiliteit en de Regerings Voorlichtingsdienst buiten beschouwing, omdat deze al door summiere plaatsingslijsten toegankelijk waren gemaakt.
Herinventarisatie
In 1992 begon mevr. H. de Muij-Fleurke aan een herinventarisatie van dit archief. Bij de aanvang probeerde zij het archief alsnog te reconstrueren. Toen dit niet lukte werd besloten, dat de oude orde van de inventaris van mej. Ruys zoveel mogelijk gehandhaafd zou blijven. Bij de herinventarisatie was het de bedoeling om het archief op een meer gedetailleerde manier toegankelijk te maken. Op het moment dat zij in 2001 dit werk vanwege een verandering van werkkring beëindigde, had zij het gehele Geheim Archief en het grootste deel van het Gewoon Archief op circa 4500 kaarten beschreven. Tussentijds had zij verschillende dossiers verplaatst en enkele naar andere archieven teruggebracht. Het besluit van mej. Ruys om de politieke rapporten, die oorspronkelijk per post op chronologische volgorde waren geordend, naar onderwerp te herordenen, werd bij de nieuwe inventarisatie ongedaan gemaakt. Vast stond dat in de serie rapporten een onderverdeling op meerdere onderwerpen mogelijk was, hetgeen de raadpleegbaarheid zou bemoeilijken. Derhalve werd besloten de chronologie te herstellen. Voor de herinventarisatie van de archieven van de Directie Buitenlandse Dienst, de afdeling Comptabiliteit en de Regerings Voorlichtingsdienst ontbrak het mevr. De Muij-Fleurke aan tijd.
Bewerking 2001
In 2001 besloot het Ministerie van Buitenlandse Zaken het archief onder dezelfde voorwaarden als deze destijds met mevr. De Muij-Fleurke waren overeengekomen, verder door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) te Winschoten te laten bewerken. Feitelijk ging het daarbij om de voltooiing van de tweede inventarisatie van dit archief, zij het dat deze meer archieven zou omvatten dan de inventaris uit 1966. Er werd namelijk afgesproken dat naast het Geheim Archief en het Gewoon Archief ook de door plaatsingslijsten ontsloten archieven van de Directie Buitenlandse Dienst en de afdeling Comptabiliteit en de Regerings Voorlichtingsdienst deel van deze bewerking zouden uitmaken.
Later werd hier om praktische redenen nog een uit Washington overgekomen serie ingekomen en uitgegane telegrammen aan toegevoegd, vermoedelijk het archief van de Codedienst, die nauwe betrekkingen met Buitenlandse Zaken onderhield. Doordat niet geheel duidelijk was waartoe deze laatste collectie oorspronkelijk behoorde, werd besloten dit archiefdeel onder de gedeponeerde archieven op te nemen.
Dit is ook het geval met het archief van de Regerings Voorlichtingsdienst, maar om een andere reden: deze dienst ressorteerde ten tijde van de periode in Londen onder het Ministerie voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk.
Nieuwe inventaris
In overleg met het Nationaal Archief is besloten om alle oorspronkelijke toegangen van het Geheim en Gewoon Archief en van het archief van Comptabiliteit, alsmede inventarissen van mej. Ruys en mevr. De Muij-Fleurke in de nieuwe inventaris op te nemen. In een aantal gevallen zijn er daarnaast eigentijdse toegangen bewaard op onderdelen van de twee eerstgenoemde archieven. Deze zijn bij de desbetreffende rubriek geplaatst.
Toevoeging Persoonlijke collecties
Behalve de genoemde archieven werden ook drie persoonlijke collecties, die raakvlakken hebben met de periode van de Nederlandse regering te Londen, aan de inventaris van het 'Londens Archief' toegevoegd. Het betreft de collecties van jhr. E.F.M.J. Michiels van Verduynen (buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, vanaf 1 januari 1942 minister zonder portefeuille in welke hoedanigheid hij tijdens afwezigheid Van Kleffens verving en vanaf mei 1942 buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur te Londen, 1940-1945), W.F.L. graaf van Bylandt (loco secretaris-generaal van het ministerie te Londen, 1940-1945) en jhr. A. Loudon (ambassadeur te Washington, 1940-1945). Deze collecties zijn als werkarchieven in de inventaris opgenomen.
Juist omdat naast de bronnenuitgaven ( Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland, 1919-1945 (Periode C 1940-1945), bewerkt ) ( door A.F. Manning, A.E. Kersten, M. van Faassen. Uitgegeven in de Rijks Geschiedkundige Publicatiën door ) ( het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, dl. I-VI (mei 1940-juni 1943), ('s-Gravenhage, 1976, 1977, ) ( 1980, 1984, 1987, 1996). In 2004 zullen de delen VII en VIII verschijnen. ) ook in andere publicaties naar dit archief is verwezen ( Zie de literatuurlijst. ) , zijn indices op persoonsnamen respectievelijk op namen van organisaties en instellingen aan de inventaris toegevoegd.
Index en Concordantie
De eerste index werd verder uitgebreid met namen van Engelandvaarders, vluchtelingen, geïnterneerden, gijzelaars, joodse burgers, krijgsgevangenen en gerepatrieerden, waarvan naamlijsten in de dossiers werden aangetroffen. Verder is een concordantie van de oude naar de nieuwe inventarisnummers gemaakt. Tevens zijn de door mevr. De Muij-Fleurke gemaakte naamlijsten van beleidsambtenaren van het ministerie in ballingschap en van medewerkers van diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland gedurende de oorlogsperiode als bijlagen opgenomen.
Bewerking CAS
Bij de bewerking door de CAS werd aanvankelijk de bij de herinventarisatie van de jaren negentig gehanteerde indeling van het archief aangehouden. In overleg tussen de CAS, het ministerie en het Nationaal Archief werd besloten om de subrubrieken op een archivistisch meer verantwoorde wijze van algemeen naar bijzonder onder te verdelen. De volgorde van de hoofdrubrieken bleef gehandhaafd en binnen de rubrieken werden de beschrijvingen overwegend chronologisch geordend. Voor de indeling van het archief van de afdeling Comptabiliteit, waaruit in 1968 en in 1985 veel is vernietigd, werd de plaatsingslijst gebruikt en werd op grond van de lettercodering een nadere onderverdeling aangebracht. De indeling van het archief van de Codedienst leverde vanwege zijn weinig ingewikkelde structuur geen moeilijkheden op. Bij de bewerking van het archief van de Regerings Voorlichtingsdienst werd van de globale plaatsingslijst met een onderverdeling van stukken naar lettercodering uitgegaan. Deze is ook in de huidige inventaris terug te vinden. Dit was het meest bewerkelijke van de drie archieven, omdat de stukken feitelijk nog allen moesten worden beschreven. In het algemeen geldt dat tijdens de bewerking van deze archieven namen van rubrieken werden aangepast of toegekend, terwijl - waar nodig - subrubrieken soms van plaats werden omgewisseld.
Bij de eerste inventarisatie van deze archieven werd op zeer bescheiden schaal uit dit archief vernietigd. Tijdens de herinventarisatie werd besloten zelfs de zeer summiere notitie- of parafenbriefjes te bewaren. Aangezien de archieven werden gevormd gedurende bijzondere omstandigheden, namelijk ten tijde van de periode van de ballingschap van de Nederlandse regering te Londen, mocht hier conform de inmiddels door het Nationaal Archief opgestelde normen niets meer uit worden vernietigd. Na de inventarisatie door de CAS is een Londens Archief met de daarmee samenhangende archieven, met een omvang van 100 meter overgebleven.
Bijzonderheden ten aanzien van inventarisonderdelen
Geheim Archief
Uit een aantekening van mej. Bruseker uit 1966 blijkt dat zich in dossier JZ/GI 3B2 een incomplete serie rapporten van de zogenaamde commissie Wilkens bevindt. Wilkens was een Nederlander, die na afloop van de oorlog vrijwillig een betrouwbaarheidsonderzoek heeft verricht onder de Nederlanders in Noorwegen. Volgens de aantekening zou de complete serie zich bij het NA of het NIOD bevinden. Deze kon daar evenwel niet worden getraceerd.
Uit een memo van 28 maart 1989 van T. van Zeeland, medewerker APA/ST, blijkt dat zich een tweetal dossiers met betrekking tot rapportage van ambassadeur Van Breugel Douglas ten onrechte in het Geheim Archief bevond. Deze dossiers zijn te bestemder plekke ingevoegd in het archief ambassade Moskou, 1943-1955.
Tijdens de herinventarisatiewerkzaamheden, die vanaf 1992 plaatsvonden werd dossier Geheim Archief CI 12 verwijderd en ingevoegd in het archief gezantschap/ambassade Londen, 1937-1945, onder inventarisnummer 1180a. Het dossier bevatte slechts één stuk, een volmacht, getekend door koningin Wilhelmina, bestemd voor gezant Michiels van Verduynen, waarbij de koningin de gezant machtigt voor haar bestemde stukken af te geven aan F. van 't Sant. Het stuk dateert van 18 juni 1940, derhalve uit de periode dat het gezantschap nogal eens bijsprong bij de werkzaamheden van het departement. Het is dan ook vermoedelijk per abuis in de departementale dossiers terechtgekomen.
In 1993 werd een aantal documenten, afkomstig uit dossier DZ/BI 1 overgedragen aan de Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht. Het betrof hier een aanvulling op een overdracht uit 1947 van de zogenaamde Von Sponeck-documenten. Deze documenten werden aangetroffen in een neergestort Duits vliegtuig in de meidagen van 1940. Zij werden indertijd bestudeerd door majoor Olifiers van de Inlichtingendienst en door hem, ter veiligstelling, overhandigd aan de Amerikaanse gezant. Deze heeft ze bij zijn vertrek uit Nederland meegenomen naar de Verenigde Staten, waar ze uiteindelijk zijn overhandigd aan de Nederlandse gezant.
Gewoon of Groot Archief Afgezien van het DBD-archief, dat hieronder apart wordt behandeld, bestond het Groot Archief in 1945 uit de navolgende gedeelten, zoals die bij de herinventarisatie van de jaren vijftig/zestig door mej. Ruys werden aangetroffen:
  1. Diplomatieke Zaken (DZ). (Hoewel er in de zomer van 1945 geen DZ meer bestond, is dit een aantal dossiers die men niet in de nieuwe indeling heeft kunnen onderbrengen. Het zijn dossiers over joodse kwesties, pers- en propaganda, verdragen en 'diversen'.)
  2. Politieke Zaken (PZ). (Dit archiefgedeelte betreft de politieke BNOV-dossiers, die geen betrekking hadden op Duitsland.)
  3. Directie Duitsland (DD). (Hieronder waren de dossiers gerangschikt eveneens voornamelijk afkomstig van BNOV, die betrekking hadden op Duitsland.)
  4. Economische Zaken (EZ). (De dossiers van EZ waren deels afkomstig van BNOV, deels van CHZ. Sommige onderwerpen uit het oude CHZ archief werden verdeeld over zowel EZ als AZ. Dat geldt o.a. voor dossiers over de Scheepvaart Commissie (SC) en eveneens voor dossiers van Financiële Zaken, Handelszaken en Scheepvaartzaken (F, H en Sch).)
  5. Algemene Zaken (AZ). (De Directie Algemene Zaken heeft gezorgd voor de grootste reorganisatie-chaos in de archiefordening. Deze directie kreeg dossiers ter behandeling van de afdelingen BNOV, CHZ, JZ en Kabinet. Kern voor AZ waren de JZ-dossiers, daarbij gevoegd werden dossiers inlichtingen, scheepvaart, zeelieden, PTT en de onvermijdelijke 'diversen'. Bovendien gingen de archiefjes van de bureaus UZ (Uitgewekenen Zaken), BH (Bureau Hulpverlening) en BB (Belangen Behartiging) op in het AZ-archiefgedeelte. Blijk van het feit dat de reorganisatie niet geheel in het archief kon worden doorgevoerd, is dat er ook apart een aantal RK (Rode Kruis) dossiers vermeld staan, hoewel deze dossiers opgegaan zouden moeten zijn in het archiefje BH.)
  6. Kabinet. (Naast dossiers over de kerntaken van de nieuwe directie Protocol, vindt men hier ook de dossiers over het Terugkeer Departement en Corps Diplomatique naar Den Haag en de dossiers betreffende het nog tot november 1945 in Londen functionerende Bureau Londen. Van augustus tot 1 november 1945 handelde dit bureau de nog lopende zaken in Londen af. Het Bureau bestond in eerste instantie uit tien personen, onder leiding van baron Gevers. Na verloop van tijd liep het aantal medewerkers terug.)
  7. Algemene Secretarie. (Onder AS vielen dossiers personeelszaken, kanselarij-behoeften, post- en archiefzaken, koerierszendingen, diplomatieke paspoorten, legalisaties etc.)
Mej. Ruys trof een aantal dossiers aan, die zij omschreef als 'Commissie Archief van het Comité Interallié pour l'Étude de l'Armistice'. In de inventaris was dit archief beschreven na PZ/BNOV. Bij nader inzien blijkt het hier niet te gaan om een commissie-archief, maar om vergaderstukken van de beide beleidsmedewerkers van Buitenlandse Zaken (Star Busmann en Flaes/Huender), die deel uitmaakten van deze commissie. Aan de kleur van de omslagen en de handschriften van de titels van de dossiers is te zien wie de dossiers vormde, Star Busmann of Huender. Daarnaast ontving het departement ook een eigen serie documenten. Ook deze BNOV-dossiers zijn te herkennen. Op de stukken werd aangetekend in welk BNOV-dossier zij moesten worden ingevoegd, gevolgd door een volgnummer, bijv. B11-26. Bij de reorganisatie van het archief zijn vermoedelijk de BNOV-stukken en de persoonlijke vergaderstukken dooreengeraakt. Dit heeft tot gevolg dat zowel in een aantal BNOV-dossiers als in het 'Commissie Archief' stukken voorkomen, hetzij met een BNOV-agendanummer, hetzij met opschrift 'Huender' of 'Star Busmann'. Stukken zijn vaak in meervoud aanwezig. Besloten werd zoveel mogelijk dubbelen te verwijderen, maar in elk geval de vergaderstukken met aantekeningen te bewaren. De stukken werden op de juiste plaats in het archief ingevoegd, te weten in de serie BNOV-dossiers B10 t/m B13. In de huidige inventaris zijn deze stukken te vinden onder de nummers 2512-2528. Een oude inventaris uit 1945, DD oud BNOV vermeldt nl. 3 dossiers met betrekking tot de wapenstilstandsvoorwaarden:
  • B10. Wapenstilstandsvoorwaarden Duitschland. Algemeen en correspondentie met andere departementen.
  • B11. Wapenstilstandsvoorwaarden Duitschland. Werkzaamheden Comité de l'Armistice. Politiek en Militair.
  • B12. Wapenstilstandsvoorwaarden Duitschland. Economisch en Financieel.
  • Een oude inventaris AZ oud BNOV vermeldt:
  • B13. Repatriëring, verdeeld over een achttal dossiers, waarvan B 13 I. het Comité de l'Armistice betreft.
  • Naar onderwerp werden de stukken bij deze dossiers ingevoegd. Om het voor een onderzoeker overzichtelijk te houden bevinden de documenten zich op nummervolgorde in een losse omslag in het dossier.
  • In dossier B10.I bevinden zich twee lijsten, respectievelijk met de nummers 1-441 en 428-550, waarop de documenten omschreven worden.
  • Het dossier PZ/BNOV A8 bevat de documenten over de totstandkoming van het comité.
In 1958 werd tijdens de inventarisatie besloten een aantal rapporten van de studiegroep Rijkens te zenden naar het Ministerie van Algemene Zaken, omdat deze rapporten in eerste aanleg gericht waren aan de minister van Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk. De betreffende rapporten werden in de oorlogsjaren evenwel niet alleen aan minister-president Gerbrandy, maar tevens aan de andere leden van het kabinet gezonden. Drs. Jongbloed van het Algemeen Rijksarchief heeft daarom in 1994 de rapporten teruggezonden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij werden ingevoegd in de dossiers PZ/BNOV D13 en EZ/BNOV A13. Het dossier PZ/BNOV L25 bevatte het Ontwerp van Wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het handvest der Verenigde Naties. Dit stuk behoort niet in het Londens Archief, maar in het departementaal archief 1945-1954, waar het zich ook reeds bleek te bevinden in dossier code 999.10 VN map 10. Dossier L25 derhalve vernietigd. Het dossier EZ/BNOV B14a bleek abusievelijk gerangschikt onder EZ. Het dossier betreft opgaven van Unilever over zijn eigendommen in verschillende Europese landen. Deze opgaven vormen de bijlage bij een brief van Unilever van 4 september 1944, die zich in dossier DD/BNOV B 14 I bevindt. Ik heb dossier B 14a derhalve ingevoegd in dit dossier. Oorzaak van de invoeging onder EZ was dat daar ook sprake was van schadeclaims van Unilever, maar nu voor wat betreft het Verre Oosten. Tijdens de herinventarisatie na 1992 werd in het gedeelte EZ/CHZ in een tweetal dozen een aantal dossiers aangetroffen, dat niet in de inventaris Ruys beschreven staat. Uit een oude inventaris van het voorjaar 1945 blijkt dat deze dossiers indertijd waren ingevoegd in het DBD archief. Dit is onjuist, omdat de dossiers betrekking hebben op landbouwattachés, handelswaarnemers e.d., personen derhalve die geen deel uitmaakten van de diplomatieke dienst van het ministerie. Besloten is daarom deze dossiers in te voegen in het EZ/CHZ gedeelte, evenals de dossiers met hetzelfde onderwerp uit het DBD archief. De dossiers EZ/CHZ EM36 en EM43 werden samengevoegd in EM36. Het dossier EM43 was kennelijk bedoeld voor de telegrammenserie Steenberghe/Van Mook (zoals aangegeven op het dossieromslag). Na de eerste twee telegrammen blijken ook andere Nindicom-telegrammen, die thuishoorden in EM36, te zijn ingevoegd (blijkens het handschrift op de stukken was één persoon verantwoordelijk voor deze foutieve invoeging). Uit het dossier EZ/CHZ L47 betreffende de Lucht Transport Dienst werden de documenten uit augustus 1945 betreffende het Army Transport Command verwijderd naar dossier L64, waarin zich de voorstukken van juli 1945 bevinden.
Archief Directie Buitenlandse Dienst
Uit het archief werden twee dossiers verwijderd en ingevoegd in het Groot Archief EZ/CHZ. Het betreft twee dossiers inzake handelsbeschermingsofficieren (nautische adviseurs), t.w. dossier 'Nautische adviseurs' (C8) en dossier 'Handelsbeschermingsofficieren en vernietiging zeeverkeerscode' (C18B). Deze HBO's waren niet in dienst van Buitenlandse Zaken, maar van het Ministerie van Marine. De dossiers zijn gevoegd bij het dossier 'rapportage HBO's' (C18a)
Het dossier betreffende de post Reykjavik is leeg. Het bevat de aantekening 'stukken bij hr. E.S.' Wellicht wordt daarmee Elink Schuurman bedoeld, eerste chef DBD.
In een memo van 25 februari 1957 (departementaal archief, code 153.11) meldt mej. Ruys, dat er een inventaris DBD en een kaartsysteem zouden zijn gereedgekomen. Deze konden niet meer worden getraceerd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen (Londens Archief), nummer toegang 2.05.80, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, BuZa / Londens archief, 2.05.80, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
In Den Haag was het Departement van Buitenlandse Zaken min of meer blijven bestaan tot juni 1942. De werkzaamheden bestonden in de eerste oorlogsjaren vrijwel alleen uit de behartiging van de belangen van Nederlanders in België en bezet Frankrijk via de Zweedse gezantschappen. Bij besluit van de Rijkscommissaris van 11 juni 1942 werd het ministerie 'met terugwerkende kracht' opgeheven (vermoedelijk werd met de opheffingsdatum bedoeld de datum van het ontslag van de SG, 29 juli 1941). Desondanks werkte men na juni kennelijk nog enkele maanden door, getuige de agenda. De inschrijving van de laatste brief dateert van 4 november 1942. Dit archief wordt het Eerste Haagse Archief genoemd.
Na de bevrijding duurde het nog tot augustus 1945 tot het Departement van Buitenlandse Zaken uit Londen overkwam naar Den Haag. Wel werd al vanaf mei 1945 de opdracht gegeven aan de in Den Haag aanwezige ambtenaren om hun werkzaamheden te hervatten. De neerslag hiervan is terug te vinden in een archief dat het Tweede Haagse Archief wordt genoemd. Voor het jaar 1945 bestaat na mei geen strikte scheiding tussen het Londens Archief, het departementale archief en het Tweede Haags Archief. Hoewel de dossiers in het Tweede Haags Archief in veel gevallen de spiegeldossiers van het Londens Archief zijn, is voor een volledig overzicht raadpleging van de drie archieven noodzakelijk.
In het depot van het ministerie bevindt zich ook een chronologische serie ingekomen en uitgegane telegrammen, 1940-1945. Deze serie is vrijwel compleet en omvat alle telegrammen die door tussenkomst van de Codedienst zijn verzonden, dus ook die van andere departementen. Het is niet geheel duidelijk van welk archief deze telegrammen een onderdeel zijn. Zij werden na de oorlog vanuit Washington naar Den Haag opgestuurd. Het lijkt aannemelijk dat het hier archief van de Codedienst betreft, omdat op een deel van de uitgaande telegrammen aantekeningen in verband met de vercijfering aanwezig zijn.
Verder bestaat er verwantschap tussen het Londens Archief en de archieven van andere departementen die in Londen hebben gefunctioneerd, zoals het Ministerie van Oorlog en Marine, Koloniën en van Financiën en Handel. Bovendien hebben verschillende hoofdrolspelers een persoonlijk archief bijgehouden in Londen, zoals Van Kleffens en graaf Van Bylandt. Deze persoonlijke archieven, alsmede de bovengenoemde archieven zijn inmiddels te raadplegen bij het Nationaal Archief (voor zover er geen openbaarheidbeperkende maatregelen op van toepassing zijn).
Vanzelfsprekend is het zaak naast het Londens Archief ook de postenarchieven te raadplegen. De beleidsdossiers van de gezantschappen/ambassades Londen en Washington geven informatie over vrijwel alle zaken, waarvan ook sprake is in het departementsarchief. De archieven van Bern, Madrid en Lissabon en van diverse consulaten in Frankrijk geven veel informatie over de vluchtelingenproblematiek. Het gezantschapsarchief Stockholm bevat naast informatie over vluchtelingen (ook veel te vinden in het archief van het consulaat-generaal in Stockholm) ook een groot aantal dossiers over de behartiging van de Nederlandse belangen in de bezette gebieden in Europa door Zweedse gezanten en consuls. Over de naoorlogse afhandeling van de zaken die betrekking hebben op de oorlog, is veel te vinden in de archieven van de militaire missies Berlijn, Wenen en Tokio, maar ook in het departementsarchief 1945-1954, code 3 (juridische zaken) en code 9 (politieke zaken).

Bijlagen

Archiefbestanddelen