Terug naar zoekresultaten

1.10.30 Inventaris van het archief van W. Geleynssen de Jongh [levensjaren 1594-1674], 1612-1648

Wollebrand Geleynssen de Jongh (1594-1647), VOC-dienaar, o.m. als directeur van diverse kantoren in Perzië en Voor-Indië. Bevat ambtelijke stukken.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.30
Inventaris van het archief van W. Geleynssen de Jongh [levensjaren 1594-1674], 1612-1648

Auteur

J. de Hullu

Versie

20-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1912 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Geleynssen de Jongh
Geleynssen de Jongh

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1612-1648

Archiefbloknummer

1162

Omvang

; 410 inventarisnummer(s) 3,27 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Geleynssen de Jongh, Wollebrand
, (1594-1674)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Wollebrand Geleynssen de Jongh (1594-1647), VOC-dienaar, o.m. als directeur van diverse kantoren in Perzië en Voor-Indië. Bevat ambtelijke stukken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Wollebrand Geleynssen de Jongh werd op 8 Januari 1594 te Alkmaar geboren. Volgens een plaatselijke overlevering, die aan Mevrouw Bosboom-Toussaint aanleiding gaf tot het schrijven van haar novelle "De Alkmaarsche Wees", zou hij in 1610 als knaap ontvlucht zijn uit het Burgerweeshuis aldaar, waarin hij sedert het overlijden zijner ouders werd verpleegd, en dienst hebben genomen bij de Oost-Indische Compagnie (C. P. Bruinvis, Beschrijving der schilderijen enz. in het Burgerweeshuis te Alkmaar 1870, blz. 26 vlg). In 1615 komt hij voor als assistent op het fort Nassau in Banda, waar hij den 21 Mei 1615, aangezien zijn "verband" of diensttijd was afgeloopen, weder voor twee jaar in denzelfden post werd gecontinueerd (Resolutie Gouverneur-Generaal en Raden van genoemden datum). Naderhand bevorderd tot den rang van koopman, wordt hij op 1 November 1618 "geordonneert opt comptoir Sebouwe (d. i. Saboegoe op Halmaheira) te leggen" (Monsterrol van dat comptoir over 1618 en volgende jaren) en blijft daar werkzaam tot 15 Juli 1621 (Monsterrol als voren). Op het laatst van 1621 keert hij met de retourvloot op het schip Naarden uit Batavia naar Nederland terug, en arriveert hier te lande omstreeks Juni 1622 (Brief van de Zeventien aan Gouverneur-Generaal en Raden van 8 September 1622). Den 20 Januari 1623 gaat hij met het schip Schoonhoven en in de hoedanigheid van opperkoopman andermaal naar Indië (Brief van hem aan Antonio van Diemen van 10 April 1629). Hij komt aan te Soeratte 1 October 1623 (Historische ende journaelsche aenteijckeningh van tgene Pieter van den Broecke op sijne reijsen voorghevallen is in Beghin ende Voortgang van de Vereenigde Neederlandtsche geoctroijeerde Oost Indische compagnie IIe deel), dient op het comptoir Barampoer en wordt aangesteld als opperhoofd van het comptoir Brootchia op 28 April 1624 (Historische ende journaelsche aenteijckeningh als voren). Den 12 December 1631 wordt hij door Jan van Hasell, directeur te Soeratte, van zijn beheer te Brootchia gedechargeerd met verlof om naar het Vaderland terug te keeren (Acte van genoemden datum). Hij repatrieert met de schepen 's-Gravenhage en Ter Veere en komt in Nederland aan in Mei 1633 (Uitloopboekje van 's Compagnie's schepen over 1603-1700 en Rekening van uitgaven door hem ten behoeve van het schip 's Gravenhage gedaan). Den 26 December 1634 gaat hij opnieuw naar Indië terug met het schip Amsterdam (Uitloopboekje en Order in zake zijn kommando over de schepen Amsterdam, Amboina enz. van 17 December 1634) als opperkoopman en komt te Batavia aan in Juni 1635 (Dagregister van het schip Amsterdam). Bij besluit van Gouverneur-Generaal en Raden van 23 Juni 1635 wordt hij in den Raad van Justitie te Batavia "geassumeerd" en op 7 November 1635 benoemd tot opperhoofd van het comptoir Martapoera op Borneo, welke bediening hij op 8 December 1635 aanvaardt en den 8 Augustus 1636 overdraagt aan zijn opvolger (Inventarissen van de goederen van genoemd comptoir overgedragen op genoemde datums). Den 25 Augustus 1636 door Gouverneur-Generaal en Raden aangesteld als secunde bij de directie van het comptoir Soeratte (Acte van aanstelling van genoemden datum), komt hij in 1637 voor als opperhoofd van het comptoir Agra en blijft als zoodanig in dienst tot op 31 Januari 1640, wanneer hij zijn ambt overdraagt aan zijn opvolger (Inventaris van de goederen van dat comptoir overgedragen op genoemden datum). Op 31 Maart 1640 door den directeur van Soeratte, Barend Pietersz, benoemd tot kommandeur van het schip De Pauw (Acte van aanstelling van genoemden datum) en te Batavia aangeland op 6 Juli 1640 (Resolutie van Gouverneur-Generaal en Raden van dien datum), wordt hij in Augustus 1640 door Gouverneur-Generaal en Raden benoemd tot directeur in Perzië (Resolutiën van alsvoren van 1 en 18 Augustus 1640). Hij aanvaardt die bediening den 20 April 1641 (Inventaris van de goederen van dat comptoir overgedragen op gemelden datum), en draagt haar over aan zijn opvolger op 28 Februari 1643 (Inventaris van als voren van genoemden datum). Den 15 Mei 1643 met het schip De Pauw van Gamron uitgezeild naar Batavia, wordt hij bij zijn aankomst te Goa den 19 Juni 1643 op bevel van den Portugeeschen onderkoning in arrest genomen en eerst op 17 December 1643 weder in vrijheid gesteld (Dagregister van genoemd schip). Vervolgens gaat hij op het schip Rijnsburg den 25 December 1643 naar Wingurla, waar hij van 26 December 1643 tot 20 Maart 1644 vertoeft, en zet op laatstgemelden dag met het schip Delfshaven koers naar Batavia, waar hij op 21 Mei 1644 arriveert (Dagregister van zijn reis met die beide schepen). Bij besluit van Gouverneur-Generaal en Raden van 21 Juli 1644 aangesteld als schout-bij-nacht van de oorlogsvloot, gaande onder het opperbevel van Joan Maetsuijcker naar Goa, vertrekt hij als zoodanig met de schepen Amboina, Nassau, Henriette Louise, Nieuw Rotterdam, Westfriesland, Bergen op Zoom, De Zwarte Arend en Delfshaven den 10 Augustus 1644 uit Batavia. Op 13 Mei 1645 arriveert hij met de schepen Delfshaven, Arnemuiden, De Pauw en De Zeemeeuw voor Gamron en aanvaardt den 27 Juni 1645 ten tweeden male het ambt van directeur in Perzië (Dagregister van het kasteel Batavia), als hoedanig hij fungeert tot 1 Mei 1647, op welken dag hij het overdraagt aan zijn opvolger (Inventaris van de goederen overgedragen op gemelden datum). Na zijn terugkomst te Batavia met het schip Delfshaven op 15 October 1647, wordt hij bij besluit van Gouverneur-Generaal en Raden van 26 November 1647 bevorderd tot den rang van Extraordinaris-Raad van Indië en hem het kommandeurschap opgedragen over de aanstaande retourvloot, waarop hij den 4 Januari 1648 met het schip De Walvisch voor goed uit Indië terugkeert (Dagregister van het kasteel Batavia) en in Augustus 1648 in het Vaderland aankomt (Uitloopboekje). Bij resolutie van de Zeventien van 28 September 1648 wordt hem tot erkentenis van zijn bewezen diensten "een som van zeshondert guldens tot een gouden kettingh" vereerd. De eerepenning, die eenmaal aan dezen keten heeft gehangen en thans op het Koninklijk kabinet van munten, penningen en gesneden steenen bewaard wordt, vertoont een afbeelding van De Walvisch als admiraalschip en van de retourvloot in haar geheel met bet omschrift: "Int vreedejaer belant Dees vloot door Wollebrant Van Oostindus rycke cust Int lieve vaderlant" (zie de afbeelding in D. F. Scheurleer, Onze mannen ter zee, I blz. 151). Hij vestigt zich in zijn geboortestad Alkmaar, leeft er op voornamen voet, bekleedt er in 1653, 1654, 1657, 1666, 1667 en 1668 het ambt van weesmeester en overlijdt, blijkens zijn grafschrift in de Groote kerk aldaar, op 28 Januari 1674 (C. P. Bruinvis, Beschrijving enz. blz. 42-46 en Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, II blz. 639).
Een portret van Geleynssen, geschilderd door Cesar van Everdingen, berust in het Burgerweeshuis te Alkmaar, een ander, insgelijks van de hand van dezen meester, in het stedelijk museum aldaar, dat ook een schilderij bezit van de retourvloot van 1648 (C. P. Bruinvis, a. w. blz. 25, 52, 53 en Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek t. a. p.).
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bij zijn testament van 18 December 1673 vermaakte hij onder andere aan het Burgerweeshuis en aan de Gereformeerde kerk en diaconie zijner geboortestad een jaarlijksche uitkeering (C. P. Bruinvis, a. w. blz. 45-51). Daaruit zal het wellicht te verklaren zijn, dat de door hem nagelaten papieren betreffende zijn Indische loopbaan ten slotte bewaard werden in een kist staande in den gang van de kosterij der Groote Kerk (Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek t. a. p.). Naderhand zijn zij op het gemeentearchief bewaard geworden totdat zij in Januari 1912, met machtiging van het Departement van Binnenlandsche Zaken, door het Algemeen Rijksarchief van het gemeentebestuur van Alkmaar in bruikleen zijn overgenomen. Zij zijn in den hierachter volgenden inventaris ingedeeld in even zooveel rubrieken als de ambten, achtereenvolgens door Geleynssen in dienst der Compagnie bekleed. Enkele stukken, waarvan de samenhang met zijn ambtelijke loopbaan in het geheel niet blijkt of van welke niet na te gaan is tot welke periode daarvan zij behooren, zijn vereenigd tot een rubriek varia.
De brieven, uit andere comptoiren dan waarop hij werkzaam is geweest aan derden gericht doch in afschrift of uittreksel aan hem toegezonden ter informatie, zijn onder de ingekomen brieven afzonderlijk beschreven. Daar echter niet meer met zekerheid kan worden vastgesteld door wien of van waar die copie- en extractbrieven aan Geleynssen zijn overgestuurd, zijn zij gerangschikt in de alphabetische volgorde van de namen van de comptoiren, waaruit en waaraan hun origineelen geschreven zijn.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Geleynssen de Jongh, nummer toegang 1.10.30, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Geleynssen de Jongh, 1.10.30, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen