1 1403 September 24
Aelbrecht, hertog in Beyeren, geeft aan heer Hughe van Hienvliet toestemming om in de kerk en op het kerkhof te Rugghe in den lande van Voirne een klooster van Regulieren te stichten en schenkt hieraan tolvrijdom in Holland, belooft als patroon van de parochiekerk te Rugghe voortaan tot pastoor voor te dragen wien de prior hem aanwijzen zal, en geeft het altaar van Onze Lieve Vrouwe en de inkomsten van het kerkgebouw aldaar.
Gegeven inden Haghe opten vier ende twintichsten dach in September int jare ons heren dusent vierhondert ende drie.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 1 ). Met het zeer geschonden zegel van den oorkonder in groene was.
In dorso: "ij" en "Consensus Albertii Comitis Hollandiae de edificatione monasterii et ecclesia in Rug et privilegium de thelo_eo".
Gedrukt: Van Heussen en Van Rijn, "Oudheden van Zuid-Holland en Schieland", pag. 284.
Aanw. 1937 XIII, no. 1.
Afkomstig van het Rijksarchief te Utrecht.
(reg.no. 1)
2 1404 Maart 5
Johannes de Montfoerde, proost en aartsdiaken ten Dom te Trajectum, hecht zijn goedkeuring aan de stichting en begiftiging van het op te richten klooster van Reguliere kanunniken te Rugghe in de heerlijkheid van Voern door heer Hugo, heer van Heenvliet.
Datum anno domini millesimo quadrigentesimo quarto mensis Marcii die quinta.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 2 ). Met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was.
In dorso: "a" "j", "consentus archidicaoni..." (verder onleesbaar).
Gedrukt: Van Heussen, pag. 284.
Aanw. 1937 XIII, no. 2.
Afkomstig van het Rijksarchief te Utrecht.
(reg.no. 2)
3 1407 maart 9
Fredericus, bisschop van Trajectum, incorporeert op verzoek van hugo, heer van Heenvliet, ridder, en van Wilhelmus Jacobus' zoon, priester, de kapelanie welke laatstgenoemde in het huis van eerstgenoemde gesticht heeft, in het klooster van Reguliere kanunniken te Rugghe.
Datum anno domini millesimo CCCmo septimo mensis Marcii die nona.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 3 ). Met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was.
In dorso: "XI", "Unio beneficii domini Wilhelmi per dominum Episcopum".
Aanw. 1937 XIII, no. 3.
(reg.no. 3)
Afkomstig van het Rijksarchief te Utrecht.
4 1433 Juli 28
Martinus, bisschop van Magionum, vicaris-generaal in pontificalibus van Swederus, bisschop in Traiectum, verklaart dat hij op 27 Juli 1433 in het klooster der Reguliere kanunniken te Rug bij Brielae gewijd heeft het noordelijk deel van de kerk, voorts in het oostelijk deel van het Koor van de kerk een altaar van het H. Kruis, St. Maarten, S. Willibrordus en van S. Bernardus, abt, en 2 draagbare altaren, terwijl hij het zuidelijke deel van de ambitus tot kerkhof heeft gewijd en aflaten gegeven heeft.
Datum anno Domini M CCCCo tricesimo tertio mensis Julii die vicesima octava.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 4 ). Met zeer geschonden zegel in roode was van den vicaris-generaal in pontificalibus.
In dorso: "a nobis habetur in registro", "de consecratione altaris sancte crucis et duorum portatilium et de pluribus inedulgentiis".
Aanw. 1889 no.4dd.
Afkomstig uit de collectie Cheltenham.
(reg.no. 4)
11A 1531 April 5
Johannes Carondoletus, acrhiepiscopus, parnomitanus etc., commissaris-generaal van de Heilige expeditie tegen de Turken, verklaart dat Cornelius Cornelii, prior, zestien kanunniken en twintig lekebroeders van het klooster Rugge bij den Briel - allen met name genoemd - uit hun goederen een schenking hebben gedaan voor de heilige kruistocht tegen de Turken, die hem commissaris voldoende voorkomt, en verleent hun daarvoor de bijzondere aflaten die paus Clemens VII tot dit doel heeft ingesteld.
Datum sub sigillo Sancte Cruciate contra Turchos anno domini Millesimo quingentesimo XXXI mense Aprili die quinta.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 4 A). Met het zegel van de Heilige Kruistocht tegen de Turken in rode was.
In dorso: ...
(reg.no. 11A)
Hierin staan ook restanten over het jaar 1571 aangeteekend. Achterin het register worden eenige renten uit het huizen en andere inkomsten vermeld.
9 1521 November 9
Broeder Willem Evertszoon, prior der Regulieren te Rugh bij den Briel, oorkondt dat hij een leekebroeder, den brenger van dezen brief, machtigt tot het innen van de inkomsten en renten van den lande van Voorne, van Putten, Heenvliet en Abbenbrueck en er quitanties van te geven, recht te spreken en in alles den prior te vervangen.
Gedaen int jaer ons Heeren XVc een ende twintich den neghenden dach van Novembri.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 6 ). Met het zegel van den prior in groene was.
In dorso: "E E".
(reg.no. 9)
Zie Ooltgensplaat.
12 1545 Juni 2
Willem Heerman en Jan Gans, leenmannen van Voorne, oorkonden, dat Mathijs Janszoon, wonende in de oude Goote, erkent in pacht genomen te hebben van den prior en procurator der Regulieren tot Rugge met toestemming van het convent zestig en een halve gemeten en 8 roeden lands, gelegen in de nieuwe Goote.
Opten IIen Juny XVc vijffende veertich.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 7 ). Met zegel van Willem Heerman in roode was; het zegel van Jan Gans is verloren.
In dorso: "S".
(reg.no. 12)
Zie Stad aan't. Haringvliet.
5 1476 Februari 17
Marie, hertogin van Bourgognen etc., geeft in erfpacht aan haar nicht, vrouwe Anna van Bourgognen, vrouwe van Ravestain, de uitgorzen en aanwassen, genaamd de Galinthee en Oelkensplate, met de gorzen van den Bommel tot Grisoirde toe, strekkende vandaar noordwest tot den Oestmoer en tot den gronde, toebehoorende aan het Regulierenklooster van Rugghe, met het recht daar te doen moeren en bedijken, met de ambachtsheerlijkheid en de tienden.
Gegeven in onse stede van Ghendt opden XVIIen dach van februario int jaar ons Heren duysent vierhondert zesse ende tseventich.
Geïnsereerd in den brief d.d. 1481 September 17 (reg.no. 6).
Bij Van Heussen en Van Rijn, "Oudheden van Zuid-Holland en Schieland", pag. 330 wordt deze brief niet goed onderscheiden van den brief d.d. 1481 September 17 (reg.no. 6).
6 1481 September 17
Maximiliaen en Marie, hertogen van Oistenrijck etc., confirmeeren den hier geïnsereerden brief d.d. 1476 Februari 17 (reg.no. 5) en maken uitvoerige bepalingen over de rechten en verplichtingen van de vrouwe van Ravestain en haar erfgenamen als heeren en vrouwen van de door deze gorzen te vormen ambachtsheerlijkheid.
Gegeven in onsen huyse in den Haghe in Hollandt den XVIIen dach van Septembris int jaar ons Heren duysent IIIIc een ende tachtentich.
Geïnsereerd in den brief d.d. 1481 November 8 (reg.no. 7).
Bij de beschrijvingh van deze gorzen wordt ook het gors Vloyhil genoemd in tegenstelling tot den brief d.d. 1476 Februari 17 (reg.no. 5).
7 1481 November 8
Anne van Bourgognen, vrouwe van Ravestain, van Winendale, Duvelandt, van Somelsdijck etc., geeft, onder verwijzing naar den hier geïnsereerde brief d.d. 1481 September 17 (reg.no. 6) een zesde deel van de daarin genoemde gorzen en aanwassen in erfpacht aan Pieter Lanchals, raad en hofmester van den graaf van Holland.
Gegeven in ons casteel van Zoubourg in Zeellandt den VIIen dach van Novembri int jaar ons Heeren duysent vierehondert een ende tachtentich.
Afschrift op papier ( Inv. no. 8 ).
Deze katern en die beschreven als inv.nr. 11 zijn van een doorloopende pagineering voorzien en geliasseerd geweest. De genoemde gorzen grensden aan elkaar.
Afkomstig uit het archief van Oud-Bissch. Clerezij.
(reg.nos. 5-7)
10 1528 November 10
Jan Gerytsz., Claus Simonsz. en Bouwen Jorisz., gezworenen van den nieuwen lande van de Stadt, gelegen in Putten, oorkonden dat Pieter Maertensz. erkent gepacht te hebben van broeder Cornelis Cornelisz. van Kerkwerve, prior van de Regulieren te Rugge, 80 gemeten land gelegen binnen de nieuwe bedijking van de Stadt, voor een tijd van 14 jaar.
Gedaen in den jaer ons Heeren duysent vijffhondert acht ende twintich den thienden dach van Novembri.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 9 ). De zegels der gezworenen zijn verloren.
In dorso: "Z".
(reg.no. 10)
11 1529 Maart 18
Jan Geritszoon, Clus Simonzoon en Bouwen Joriszoon, gezworenen van den nieuwe lande van de Stad, gelegen in Putten, oorkonden dat Adriaen Janszoon erkent gepacht te hebben van Cornelis Corneliszoon van Kerkwerve, prior van het convent der Regulieren van Rugge buiten den Briele, 48 gemeten land, binnen de nieuwe bedijking van de stad gelegen.
Gedaen in den jaer ons Heren duysent vijffhondert neghen ende twintich den XVIII dach van Maerte.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 10 ). Met de zegels in groene was van de gezworenen; dat van den eerstgenoemden zeer geschonden.
In dorso: "H H".
(reg.no. 11)
12A 1554 Januari 23
Burgemeesters, schepenen en raden der stad Brielle geven een vidimus van de acte van 26 Maart (1545) (reg.no. 11C).
Den XXIIIen dach van January XVc vier ende vijfftich a ciconcitione.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 10 A). Met geschonden zegel der stad Brielle in groene was.
In dorso: "GG".
11C [1545] Maart 26
Pieter Janszn. Been, prior van het klooster Rugge, en A. van Bronchorst geven de Uuytslach van de stadt ter bedijking uit en Jacob Vranckezn. van Somersdijck, Arys Vranckezn., Jan Arys Salinck, Witte Janszn., Mathijs Pieterszn. en Doen Pieterszn. nemen de bedijking aan op bepaalde voorwaarden.
Upten XXVIen dach van Maerte naer ghemeen scrijven.
(reg.nos. 11C en 12A)
8 1501 Juli 27
Heer Florijs van tol, priester, pastoor van de oude parochie van Grisoorde, Jan Claes, burgemeester van den Briele, Adriaen Coninxz, schout van S. Adolfslant, en Willem Cornelisz. Witte als zegslieden geven, onder verwijzing naar een uitspraak d.d. 1465 September 1, een uitspraak in het geschil tusschen vrouw Anna van Bourgognen, douairière van Ravesteyn, met de heeren van Middelharnisse, als grondheeren van de gorzen, genaamd den Oestmoer, eenerzijds en de Regulieren van Rugghe als grondheeren van de gorzen van de Stadt en Gudscke anderzijds over de paalscheiding dier gorzen.
Opten zeven en twintichsten dach van julio in den jare ons Heer duysent vijfhondert ende eene.
Afschrift op papier ( Inv. no. 11 ).
Deze katern en die beschreven als inv.nr. 8 zijn van een doorloopende pagineering voorzien en geliasseerd geweest. De genoemde gorzen grensden aan elkaar.
Afkomstig uit het archief van Oud-Bissch. Clerezij.
(reg.no. 8)
11B 1542 Januari 3
"Jacob van Duvenvoorde en Jan Conincxszoon, leenmannen van de grafelijkheid van Holland, oorkonden dar Kathrijne Pietersdochter, weduwe Jacob van Montfoort, een vierendeel van "eene soete landts" in de ban van Urssem verkoopt en in eigendom overdraagt aan Anna Maertensdochter, weduwe van Willem de Milde, de kinderen en erfgenamen van mr. Ruysch Maertenszoon en het kind van Dirick Maertenszoon, haar overleden neven, zulks ter aflossing van een rentebrief ten bedrage van 27 Karolus guldens per jaar."
Upten derden dach in Januario anno XVc ende tweeënveertich nae 'tgemeen scrijven.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 11 A). Met de zegels der beide leenmannen in rode en groene was, geschonden.
In dorso: "Y" "van de lande tot Uersem".
(reg.no. 11B)
Misschien is dit land later aan het klooster gekomen.
Deze ambachtsheerlijkheid was gemeenschappelijk bezit van het klooster Rugge en Zeelhem buiten Diest (zie inleiding).
Overdracht door de rijksarchivaris van Noord-Holland (2013)
Afkomstig uit: archieven van Kerken, Kloosters en Staties berustend in het archiefdepot van het Bisdom van Haarlem, inv.nr. 689
13 1556 Augustus 24
Lenaert Jacopszoon, Ariaen Yemanszoon en Jan Willemszoon de Voocht, schepenen van Herckinge, oorkonden, dat Apolonie, weduwe van Leyn Willemszoon, erkent schuldig te zijn aan het klooster Rugge bij den Briel, als ambachtsheer van Herckinge, de som van 100 keyzersguldens en belooft jaarlijks 1 pond rente te betalen.
Gedaen int jaer XVc ende ses en vijfftich op den XXIB dach in Augusti.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 12 ). Met de zeer geschonden zegels in groene was der beide eerstgenoemde schepenen; dat van den laatsten is verloren.
In dorso: "T".
(reg.no. 13)
14 1558 Maart 24
Broeder Jan van Eyndoven, prior der Regulieren te Rugge bij den Brielle, mede als gemachtigde van de Carthuizers van Zeelum buiten Diest, als ambachtsheeren van Harkinge, oorkondt dat hij Willem Dierickz. tot schout en dijkgraaf in het bedijkte land van Harkinge aanstelt, met verwijzing naar een sententie d.d. 1543 October 4 van het Hof van Holland, waarin de rechten van hem als ambachtsheer worden beschreven.
Actum den XXIV Martii anno XVc acht ende vijftich stilo communi.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 13 ). Met rest van het zegel in groene was van den prior.
In dorso: "B B".
(reg.no. 14)
16 1560 Februari 28
Willem Heerman en Corstiaen Jacobsz., leenmannen van het land van Voirne, oorkonden dat Lenaert Jacobsz. op verzoek van broeder Jan van Eyndoven, prior van Rugge, mede vervangende het convent van Zeelhem buiten Diest, als ambachtsheeren van Herckinge, ten overstaan van Niclaes van Zandijck, baljuw van den Brielle en het land van Voirne, den eed heeft afgelegd als schout van Herckinge en dijkgraaf van Oud herckinge en Sint Elisabethspolder.
Den XXVIIIen dach van februario Ao XVIc tzestich a circoncisione.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 14 ). Met de geschonden zegels in groene was der beide leenmannen.
In dorso: "O O".
(reg.no. 16)
15 1559 November 7
"Willem Heerman en mr. Jacob Danckertsz., leenmannen van het land van Voirne, oorkonden dat Gillis Lenaertsz. de eed als dijkgraaf van "Clynckerlandt upte grondt van Herckinge" heeft afgelegd in handen van Barthoudt van Cranenbrouck, stedehouder van de baljuw van den Brielle en het land van Voirne, op verzoek van de prior van Rugge, mede vervangende het convent, en de prior van Zeelheim buiten Ditst als ambachtsheren van "Clynckerlandt upte grondt van Herckingh"."
Den VIIen dach van November XVc negen ende vijftich ...
Oorspronkelijk ( Inv. no. 15 ). Met de zegels in rode was der beide leenmannen.
In dorso: "Dyckgraefschap van Clinkerlandt".
(reg.no. 15)
7A 1486 September 7
"Heer Lenaert Claes zone, priester en "vice-cureys van der heelder porcie van Harckinghe" als biechtvader en Willem Pieters zoen, Jan Hughen zoen en Wisse Pietersz., schepenen in Harckinghe, oorkonden dat Willem Oem Mathijs zoen en Markijn Willem Oems, zijn vrouw, een wekelijkse mis en jaargetijden stichten voor hun zielsheil en dat van hun ouders, Mathijs Witten zone en Jacobmine Mathijs, Jan Witten zone en Cornelie Jans Wittens zone in de kerk van Harckinghen, zulks ter ere van God, van Maria en alle heiligen, meer in het bijzonder van St. Cornelis, kerkpatroon van Harckinghe, en van de apostel St. Jacobus "die meerre" onder bepaalde voorwaarden, de missen te lezen op het zuid-altaar; dat in geval van nalatigheid de missen en jaargetijden zullen komen aan het Regulierenklooster buiten den Briele met de huizen en de grond in Harckinghe die zij daarvoor verbinden, en dat van de drie oorkonden, hiervan opgemaakt, er één in het genoemde klooster zal komen te berusten."
Int jaer ons Heeren dusentvierhondert sessendetachtich den sevenden dach in september.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 16 ). Met de zegels van de oorkonders in groene was, licht geschonden.
In dorso o.m.: "Enen brief van een jaergetijde op Harkinge".
(reg.no. 7A)
17 1570 Juni 30
Adriaen Hendricxzn. en Bouwen Corneliszn., schepenen in het ambacht van Hekelinghen en Vrieslant, oorkonden dat Johan Francoys van Bodegom 10 gemeten 1 lijn en 69 roeden lands in de Nieuwe Uytslach van Putten verpacht heeft aan Arent Joestenzn. te Helinghen voor den tijd van 13 jaar.
Opten lesten Juny anno XVc tseventich.
Oorspronkelijk ( Inv. no. 17 ). Met de zegels in groene was der beide schepenen; het tweede geschonden.
In dorso: "FF", "Jan van Boedegem".
(reg.no. 17)
Van verband met het klooster Rugge blijkt niet.