Terug naar zoekresultaten

2.08.94 Inventaris van het archief van de Rijksmunt, (1803) 1814-1909 (1926)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.08.94
Inventaris van het archief van de Rijksmunt, (1803) 1814-1909 (1926)

Auteur

Doc-Direkt

Versie

25-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2015 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijksmunt [periode 1814-1909]
Rijksmunt 1814-1909

Periodisering

archiefvorming: 1814-1909
oudste stuk - jongste stuk: 1803-1926

Archiefbloknummer

F31

Omvang

; 1829 inventarisnummer(s) 65,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Handgeschreven brieven en gedrukte documenten

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

College van Raden en Generaalmeesters van de Munt Inspecteur-Essayeur-Generaal van de Munt Commissie tot het werk der Hermunting bij 's Rijksmunt Commissie tot de behandeling van 's Rijksmateriaal Munt-College, , 1814-1850, , 1814-1850, , 1819-1839, , 1842-1850, , 1851-1901

Samenvatting van de inhoud van het archief

Deze inventaris bevat stukken die door de Rijksmunt zijn opgemaakt maar ook ingekomen stukken en is redelijk compleet te noemen. Er bevinden zich dossiers op het gebied van personeel, organisatie, financiën maar ook de uitvoering op het taakgebied van Rijksmunt, o.a. aankoop en verkoop van materialen voor het maken van munten en penningen, maar ook van de verschillende afdelingen binnen Rijksmunt zijn dossiers opgenomen. Eveneens zijn dossiers over de aanmunting voor Suriname, Nederlandsch-Indië en andere landen toegevoegd.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Oprichting Rijksmunt
Bij decreet van koning Lodewijk Napoleon van 17 september 1806 no. 18 werden de bestaande acht provinciale Munten opgeheven. In art. 1 werd vastgesteld dat er voor het gehele Koninkrijk maar één muntgebouw zou zijn. Die Koninklijke Munt zou gevestigd worden in Amsterdam, maar zolang de vestiging daar nog niet kon plaatsvinden, moest gezorgd worden : 'voor het gerief der Commercie en alle stagnatie in het munten van negotiepenningen geprevenieerd, over zulks te verklaren, dat, na ultimo december 1806, de Munt te utrecht geëtablisseerd, provisioneel de Koninglijke munte zal vervangen'. Hoewel in 1840 opnieuw pogingen werden ondernomen om de Munt naar Amsterdam te verhuizen, bleef de Munt definitief in Utrecht gevestigd.
College van Raden en Generaal meesters
In de Grondwet van 1814 werd in art. 119 bepaald dat het College van Raden en Generaalmeesters van de Munt opnieuw zou worden ingesteld. Bij Wet zouden voor dit college nadere instructie worden vastgesteld. De instructie voor het College werd bij Koninklijk Besluit van 11 juli 1814 no. 28 goedgekeurd. Hierin werd bepaald dat het College zou bestaan uit 3 leden, geassisteerd door een Inspecteur Essayeur-Generaal. In verband met de Munt te Brussel, werd het ledental van het College bij Wet van 19 mei 1819 no. 31 uitgebreid tot zes leden. De eerste vergadering van het College vond plaats op 15 augustus 1814. De werkzaamheden van het College van Raden en Generaalmeesters eindigden in 1851, bij de Muntwet van 1850 het beheer van 's Rijksmunt onder toezicht kwam van het Munt-College. De secretaris van het College bracht in de vergaderingen alle ingekomen brieven en rapporten ter tafel, schreef die in het notulenboek onder volgnummer in hun geheel af, met vermelding van de genomen besluiten. Na 1823 werden de ingekomen brieven nog slechts in het kort vermeld in tabelvorm, met verwijzing naar de stukken zelf, die in doorlopende nummering in portefeuilles werden geborgen. Stukken over eenzelfde onderwerp werden wel eens afzonderlijk bijeengehouden, maar dit kwam slechts sporadisch voor.
De Inspecteur Essayeur-Generaal, 1814-1850
Bij Koninklijk Besluit van 1814 werd aan het College van Raden en Generaalmeesters van de Munt toegevoegd de persoon van Inspecteur-Essayeur Generaal. Hij was geen lid van het College, maar had alleen een adviserende stem. Van de meeste bij het College ingekomen stukken werden hem afschriften toegezonden, meestal om raad en advies. Dit advies bracht hij echter hoogst zelden schriftelijk uit, maar deed dit vooral mondeling staande vergaderingen, zodat er weinig uitgegane stukken in het archief zijn te vinden. Het archief van de Inspecteur Essayeur-Generaal bestaat dan ook, wat de ingekomen stukken betreft, hoofdzakelijk uit afschriften, zonder dat de gegeven antwoorden er op aanwezig zijn. De Inspecteur Essayeur-Generaal werd gekend in alle zaken en vooral wat het technische gedeelte van de muntwerkzaamheden. Hierdoor ontstond naast het archief van de Raden en Generaalmeesters een ergelijkbaar archief van de Inspecteur Essayeur-Generaal. Het archief van de Inspecteur en Essayeur-Generaal was echter meer in onderdelen verdeeld en daardoor overzichtelijker. De eerste Inspecteur-Essayeur Generaal, mr. W.A.A. Poelman, ordende de ingekomen stukken zoveel mogelijk chronologisch, zoals ook het College van Raden en Generaalmeesters deed. Zijn opvolger dr. A. Vrolijk, maakte van de belangrijkste stukken dossiers en legde de verder onbelangrijke ingekomen brieven in chronologische volgorde. Aangezien er geen agenda's bestonden op de ingekomen brieven, leverde dit dossierstelsel aan de Inspecteur-Essayeur Generaal veel gemak. Aangezien niet altijd alle betreffende stukken in de dossiers zijn terecht gekomen, verdient het aanbeveling om naast de dossiers ook de ingekomen stukken te raadplegen. De Muntwet van 1850 voegde de Inspecteur-Essayeur Generaal toe als lid van het Munt-College, waardoor het voortbestaan van zijn archief kwam te vervallen.
De commissie tot het werk der hermunting bij 's Rijksmunt te Utrecht
Deze Commissie tot het werk der hermunting bij 's Rijksmunt te Utrecht werd ingesteld bij Koninklijk Besluit van 1 februari 1819 La R 2 no. 156 en herzien bij Koninklijk Besluit van 20 mei 1823 no. 86. De Commissie was rekening en verantwoording verschuldigd aan de Algemene Rekenkamer te 's-Gravenhage. De Commissielegde een eigen archief aan dat nu onderdeel uitmaakt van het Archief van 's Rijksmunt, 1814-1909.
De Commissie tot behandeling van 's Rijksmuntmateriaal, 1845-1851
Bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1845 no. 77 werd de Commissie tot behandeling van 's Rijksmuntmateriaal opgericht. Haar taak bestond uit het in ontvangst nemen van alle bestaande en oude muntmaterialen die voor hermunting in aanmerking kwamen, deze te laten vernietigen en versmelten en verder het weer in ontvangst nemen en zorgen voor de verzending van de nieuwe speciën. De Commissie startte haar werkzaamheden met de in gang van 1 april 1845 en werd opgeheven op 7 oktober 1851. De Commissie legde een eigen archief aan dat nu onderdeel uitmaakt van het Archief van 's Rijksmunt, 1814-1909.
Het Munt-College, 1851-1901
De Muntwet van 1 juni 1850 no. 25 bracht een reorganisatie van het Nederlandse muntwezen tot stand en droeg het beheer van de Munt op aan het Munt-College. In het Munt-College hadden drie leden zitting: de Inspecteur-Essayeur Generaal, de Waardijn en de secretaris. Deze samenstelling werd bestendigd tot 1901 toen het muntwezen wederom een grondige herziening onderging en het muntwezen overging in handen van het Rijk. Bij Koninklijk Besluit van 2 september 1850 no. 56 werden de werkzaamheden van het Munt-College vastgesteld. Uit dit besluit blijkt dat er aangaande de administratieve aangelegenheden geen grote veranderingen werden aangebracht. Het inboeken door de secretaris van de ingekomen stukken, met de antwoorden ernaast, ging als vanouds verder. De Inspectuer Essayeur-generaal, nu als lid van het Munt-College, beëindigde zijn afzonderlijk archief, aangezien hem geen afschriften van de brieven meer werden verstrekt. De waardijn kreeg het toezicht op de gebouwen en werktuigen, over de nieuwe muntspeciën en werd bewaarder van de stempelverzameling en het Munt- en Penningkabinet. Vanaf 1850 had het Munt-College ook het toezicht op de postzegel- (tot 1866) en poststempelfabricage. Van de poststempelfabriek, die in een afzonderlijk gedeelte van het muntgebouw was ondergebracht, werd een apart archief aangelegd.
Muntmeester en Controleur-Generaal, 1901-1909
De Wet van 28 mei 1901 no. 130, waarvan de invoering bij Koninklijk Besluit van 6 december 1901 no. 239 op 1 januari 1902 werd bepaald, wijzigde het beheer van 's Rijksmunt. Er kwam een einde aan de werkzaamheden van het Munt-College en de exploitatie van de Munt zou rechtstreeks door het Rijk geschieden. Het Munt-College werd opgeheven en de bedrijfsvoering over de muntfabricage kwam onder toezicht van de Muntmeester. De algemene controle op hetgeen de Muntfabriek aan specie ontving en afleverde en de gehalte-onderzoekingen enz. werden opgedragen aan een Controleur-Generaal. De beide functionarissen, die elkaar moesten aanvullen en controleren in hun werkzaamheden, vormden beide een eigen archief. Zij werkten echter vaak naast elkaar in plaats van met elkaar. Aangezien het Munt-College niet langer bestond, werden er niet langer notulen van vergaderingen gemaakt. De Muntmeester en de Controleur-Generaal hielden elk een agenda bij van de ingekomen en uitgegane stukken. Van veel stukken werden dossiers gevormd, hoewel dit meestal alleen de belangrijkste stukken betrof. De mondelinge besprekingen tussen de beide hoofden werden in de loop der tijd steeds minder in tal en uiteindelijk werden alle zaken schriftelijk afgehandeld. Met het overlijden van 's Rijksmuntmeester H.L.A. van den Wall Bake in 1908 kwam hieraan een einde.
De Wet van 1 juli 1909 Stbl. 253 bracht een radicale ommekeer teweeg in het beheer van 's Rijksmunt. Om de Munt goed te laten functioneren, kwam het bedrijf onder een eenhoofdig leiding te staan. Met ingang van 1 oktober 1909 werd de functie van Controleur-Generaal opgeheven en kwam het beheer en de controle onder toezicht van 's Rijksmuntmeester. De eerste persoon in deze functie was voormalig Controleur-Generaal dr. C. Hoitsema.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Einde van een tijdperk
Met de verandering in het beheer van 's Rijksmunt in 1909 ving een nieuw tijdperk aan, waarmee ook een andere administratie werd gevoerd. Dit was de reden dat het jaar 1809 als scheidingsjaar voor de beschrijving van het archief van 's Rijksmunt werd gekozen.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De belangrijkste bestanddelen zijn o.a.:
  • Vergaderstukken;
  • Indices;
  • Ingekomen en minuten van uitgegane stukken;
  • Registers;
  • Brievenboeken;
  • Instructies;
  • Processen-verbaal.
Selectie en vernietiging
Volgens afspraak is er niets uit het archief vernietigd.
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht.
Verantwoording van de bewerking
Het ministerie van Financiën heeft Doc-Direkt opdracht gegeven om het archief van de Rijksmunt materieel te bewerken en een nieuwe inventaris te maken welke voldoet aan de eisen van het Nationaal Archief. Ten behoeve van de overbrenging naar een archiefbewaarplaats dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • Foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Ordening van het archief
Deze inventaris is volgens afspraak overgenomen vanuit de 'oude' papieren inventaris en overgezet naar deze inventaris. Aan de ordening van de oude inventaris is niets aangepast. Deze ordening is primair op chronologie, maar hier en daar heeft men van deze ordening afgeweken, de reden hiervan is onduidelijk.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Op de belangrijkste chronologisch geordende series bestaan systematisch-alfabetische indices, verwijzende naar de onderwerpen van de stukken. Deze indices zijn door de administratie in de tijd zelf opgemaakt. Voor het effectief zoeken naar document zijn deze indices nog steeds bruikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksmunt [periode 1814-1909], nummer toegang 2.08.94, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksmunt 1814-1909, 2.08.94, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
2.08.41: Archief van het Ministerie van Financiën: Dossierarchief, (1814) 1831-1940 (1946), en dan met name rubriek 07.2 Muntwezen.

Archiefbestanddelen