Terug naar zoekresultaten

2.02.17 Inventaris van de archieven van de Buitengewone Algemene Rekenkamer te Londen, 1941-1946; de Accountant-Generaal van de Nederlandse Regering, 1942-1952; de Gouvernements-Accountantsdienst van Nederlands-Indië, 1941-1948

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.02.17
Inventaris van de archieven van de Buitengewone Algemene Rekenkamer te Londen, 1941-1946; de Accountant-Generaal van de Nederlandse Regering, 1942-1952; de Gouvernements-Accountantsdienst van Nederlands-Indië, 1941-1948

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

15-04-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Buitengewone Algemene Rekenkamer
Alg. Rekenkamer / Londen

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1941-1952

Archiefbloknummer

H28018

Omvang

; 269 inventarisnummer(s) 15,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Buitengewone Algemene Rekenkamer Accountant-Generaal der Nederlandse Regering Gouvernements-Accountantsdienst van Nederlands-Indië voor Amerika, 1941-1946, 1942-1952, 1941-1948

Samenvatting van de inhoud van het archief

Alle drie genoemde diensten waren belast met het toezicht op het beheer van de financiën in oorlogstijd van de Nederlandse overheid buiten Nederland. De Buitengewone Algemene Rekenkamer (1941-1946) controleerde het verblijf van de regering in Londen, de activiteiten in Suriname, de Nederlandse Antillen en Noord-Amerika. Deze dienst werd in september 1946 ontbonden, maar Ph. Keller bleef als Accountant-Generaal betrokken bij de financiële afwikkeling tot mei 1952. Tot de onderwerpen die in de dossiers aan de orde komen behoren behalve de ministeries en hun begrotingen veel materiaal over de koopvaardijvloot en de activiteiten van Nederlandse instanties in Noord-Amerika zoals de Netherlands Purchasing Commission.
De Gouvernements-accountantsdienst (1941-1948), gevestigd in New York, vervulde vanaf oktober 1941 een vergelijkbare taak als de BAK te Londen, maar dan met betrekking tot Nederlands-Indië.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Wettelijke grondslag
Bij koninklijk besluit van 28 juni 1940 S. A7, werd vastgesteld dat de functie van de Algemene Rekenkamer in Londen uitgeoefend zou worden door de minister van Financiën. In dit besluit werd bepaald, dat het financiële beheer der regering tijdens haar verblijf buiten het grondgebied in Europa zou worden vastgelegd in begrotingen. Ingevolge artikel 1 van dit KB werden onder begrotingen verstaan de Koninklijke besluiten, waarbij de begrotingen werden vastgesteld voor de uitgaven der regering en de middelen tot dekking daarvan gedurende haar verblijf buiten het grondgebied in Europa. De begroting van de uitgaven en die der middelen tot dekking werden volgens de artikelen 2 en 5 van het besluit A 7 verdeeld in hoofdstukken, die, voorzover mogelijk, werden gesplitst in 2 titels, en wel:
  1. Gewone dienst
  2. Kapitaaldienst
De inrichting der begroting geschiedde met inachtneming van de door de minister van Financiën te stellen voorschriften. Het ontwerp der begroting werd door de minister van Financiën opgesteld en aan de Raad van ministers ter beoordeling voorgelegd (artikelen 6 en 7). Ingevolge artikel 8 was de minister van Financiën belast met het toezicht op de uitgaven ten laste van 's Rijks kas, voorzover de nodige gelden daarvoor op de begroting waren toegestaan. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. )
De eerste begroting liep, zoals was vastgesteld in artikel 11 van het besluit, over de periode van 1 juli tot en met 31 december 1940. Aan de eerste begroting moest in verband met de bijzondere omstandigheden een gespecificeerde opgave van uitgaven worden toegevoegd, welke door de Generale Thesaurie ten laste der verschillende departementen waren gedaan gedurende de periode van 15 mei tot en met 30 juni 1940. Hetzelfde gold voor de ontvangsten, welke er gedurende die periode geweest waren. In het archief van de Buitengewone Rekenkamer is dan ook aangetroffen een verzamelstaat der uitgaven en middelen over dit tijdvak.
Ingevolge artikel 15 van genoemd besluit, dat blijkens artikel 29 kon worden aangehaald onder de titel van 'Comptabiliteitsbesluit', diende aan alle Departementen van Algemeen Bestuur en aan alle daaraan ondergeschikte administraties de boekhouding te worden ingericht en bijgehouden met inachtneming van de voorschriften, die terzake door of na overleg met de minister van Financiën zouden worden gegeven. Daarenboven werd aan het departement van Financiën nog een centrale boekhouding voor de dienst van 's Rijks schatkist ingericht en bijgehouden volgens voorschriften, door de minister van Financiën te geven. Deze afdeling fungeerde dus als Rekenkamer en stond onder leiding van de heer Rocke, een Engelse accountant van de firma Price Waterhouse & Co. Artikel 25 van het Comptabiliteitsbesluit bepaalde voorts, dat de taak en de werkzaamheden, die in Nederland door de Algemene Rekenkamer werden verricht, met inachtneming der buitengewone omstandigheden, voor zover zulks mogelijk en noodzakelijk was, uitgeoefend zouden worden door de minister van Financiën. Verschillende artikelen van de Comptabiliteitswet 1927, Staatsblad 259, betreffende de arbeid der Algemene Rekenkamer in Nederland werden daarbij van toepassing verklaard. In het Comptabiliteitsbesluit, Staatsblad A 7, waren zodoende in beknopte vorm vastgelegd algemene regelen, die de doelmatigheid en juistheid van het door de Nederlandse regering gevoerde financiële beheer gedurende haar verblijf buiten het grondgebied in Europa moest waarborgen.
Ingevolge de bepalingen van het Comptabiliteitsbesluit had de minister van Financiën dus het toezicht op het door de andere Departementen van Algemeen Bestuur gevoerde financiële beheer, terwijl hij tevens, voorzover hij daartoe in staat was, ten aanzien van dit beheer de functie van de Algemene Rekenkamer uitoefende. Op het financiële beheer, zoals dit gevoerd werd door het ministerie van Financiën, was dus geen toezicht, behalve voorzover de betrokken minister zichzelf controleerde.
Instelling
Toen duidelijk werd dat het verblijf der Nederlandse regering in Engeland waarschijnlijk langere tijd zou gaan duren, bevredigde de ondergeschoven positie van de Rekenkamer niet langer. In feite bleek dat er sprake was van een onzuivere constructie: in de controle op het financieel beheer der regering ontbrak het element der onafhankelijkheid. Ook bleek alras dat het kleine departement aan de controle weinig had gedaan: er was niet eens een aparte afdeling voor. Controle diende men, aldus mr. Steenberghe, minister van Financiën a.i., aan een van de regering onafhankelijk orgaan toe te vertrouwen: een uit drie personen bestaande Buitengewone Algemene Rekenkamer, gepresideerd door iemand die door de ministers als hun gelijke zou worden beschouwd. Steenberghe dacht hierbij aan mr. van Rhijn. Van Rhijn was pas minister geworden aan de vooravond van de Duitse invasie, louter om Steenberghe, die als minister van Economische Zaken een wel heel zware taak had, te ontlasten. Economische Zaken was toen gesplitst en aan van Rhijn, tevoren secretaris-generaal van Economische Zaken, was de portefeuille van Landbouw en Visserij toebedeeld. Met de landbouw behoefde hij zich in Londen niet bezig te houden en de zorg voor de enkele tientallen vissersschepen die overgekomen waren naar Engeland, had niet veel om het lijf.
De Buitengewone Algemene Rekenkamer werd, aldus per 1 mei 1941 bij koninklijk besluit van 1 mei 1941, Staatsblad B 39 ingesteld en met ingang van diezelfde datum nam van Rhijn ontslag als minister en werd hij voorzitter van die Rekenkamer. ( Dr. L. de Jong, dl. 9 1e helft. ) In het instellingsbesluit stond vermeld dat het wenselijk was voor de duur van de destijds geldende buitengewone omstandigheden een van de regering onafhankelijk orgaan in te stellen, dat belast was met het toezicht op het beheer van 's Rijks financiën. Bij dit besluit werd tevens artikel 25 van het Comptabiliteitsbesluit vervangen door een nieuw artikel 25, terwijl werden ingevoegd de artikelen 25 a t/m 25m. Daarin werden op uitvoerige wijze de samenstelling, taak en werkwijze van de Buitengewone Algemene Rekenkamer vastgelegd. Inmiddels werden bij koninklijk besluit van 31 juli 1941, Staatsblad B 67, de regelingen van het financiële beheer der regering en het te houden toezicht daarop, zoals deze waren vastgelegd bij de Kb's A 7 en B 39, vervangen door een nieuwe regeling. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. ) In artikel 11 van dit nieuwe besluit, hetwelk ingevolge artikel 29 kon worden aangehaald onder de titel van "Comptabiliteitsbesluit 1941", is voor het eerst wettelijk vastgelegd, dat de begrotingen van uitgaven en die der middelen tot dekking van deze uitgaven opgemaakt dienden te worden voor opeenvolgende tijdperken van een half jaar. Het begrotingsjaar liep van 1 januari tot en met 30 juni en van 1 juli tot en met 31 december. De Comptabiliteitswet 1941 is na 31 juli van dat jaar de wettelijke basis geweest van het door de Nederlandse regering in Engeland gevoerde financiële beheer en was dit tevens ingevolge de artikelen 25 t/m 25 voor de samenstelling en de taak der Buitengewone Algemene Rekenkamer. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. )
Organisatie en personeel
De organisatie van de Buitengewone Rekenkamer omvatte enerzijds de samenstelling en anderzijds het personeel van de Kamer. De Kamer bestond, zoals reeds eerder vermeld, uit een voorzitter en zonodig uit ten hoogste twee leden. Aanvankelijk bestond de Kamer alleen uit een voorzitter, doch men trachtte al spoedig zo veel mogelijk het in Nederland gehanteerde model te volgen. De Kamer in Nederland werkte ook als een college. Het bleek evenwel uiterst moeilijk, de geschikte personen voor deze arbeid te vinden. Uiteraard werd voorkeur gegeven aan Nederlanders, maar de keus was zeer beperkt en personen die als leidend accountant zouden kunnen optreden, ontbraken geheel. Ook Engels personeel was moeilijk te vinden, doordat velen voor militaire dienst waren opgeroepen en bovendien de Engelse administratieve oorlogsmaatregelen een grote vraag naar controlerend personeel hadden geschapen. Het gebrek aan kennis van de Nederlandse taal en van de hier te lande bestaande inzichten en verhoudingen, een factor, die bij een eventuele kritiek op de gedane Rijksuitgaven van veel belang is, maakte het moeilijk Engels personeel in dienst te nemen. Toch diende hiertoe te worden overgegaan, wilde men de werkzaamheid van de Buitengewone Algemene Rekenkamer mogelijk maken. Er werd dan ook Engels personeel aangesteld, ondanks de bezwaren, die dit met zich meebracht. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. ) Engels werd de werktaal van de Rekenkamer en men sprak van de Netherlands Financial Control Board. Naast enkele Engelse accountants die werden aangetrokken, liet Van Rhijn op aanraden van Van Steenberghe uit de Verenigde Staten een bij uitstek ervaren kracht overkomen: de heer Ph. Keller, die in de jaren'30 in Den Haag een leidende functie had gehad bij de Accountantsdienst van het departement van Economische Zaken en zich nadien in New York had gevestigd. Keller gaf nauwkeurig aan hoe de accountants van de Rekenkamer het best tewerk konden gaan. ( Dr. L. de Jong, dl. 9 1 helft. ) Bij die gelegenheid richtte hij voor het departement van Financiën het boekhoudkundige en administratieve beheer der rijksuitgaven opnieuw in. Toen hij naar Amerika terugkeerde, had Van Rhijn met Keller de afspraak gemaakt dat deze als 'controlerend accountant-generaal van de Nederlandse regering te New York' de Nederlandse overheidsuitgaven op het westelijk halfrond zou controleren. ( Dr. L. de Jong, dl. 9 1e helft. ) De structuur van de BAR was betrekkelijk eenvoudig. Eén sectie belast met algemene zaken, uit wier midden B. Rosenberg optrad als secretaris. Voorts bestonden er vijf gespecialiseerde secties, bestaande uit een accountant-sectieleider en enkele controlerende ambtenaren, die voor hun werkzaamheden waren ondergebracht bij het ministerie waarvoor zij verantwoordelijk waren. Het betrof een sectie voor Oorlog en Marine o.l.v. N. Cram Ridge, een voor Buitenlandse Zaken en Koloniën onder H.E. Farley en een sectie Thesaurie voor alle andere ministeries en daaronder ressorterende instellingen met E. Bartholomew als hoofd, later opgevolgd door de Nederlander J. Kuipers. Aanvankelijk bestond er ook een sectie Handel- en Scheepvaartcommissie, doch deze werd m.i.v. januari 1942 opgeheven nadat het toezicht door het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart was overgenomen. Het aantal personeelsleden van de Rekenkamer in Londen bleef beperkt tot ten hoogste 27, maar dit beperkte aantal vertegenwoordigde niet de gehele mankracht waarover zij voor haar werkzaamheden kon beschikken. ( Gedenkboek Rekenkamer. ) Het personeel werd dus oorspronkelijk ingedeeld in 5, later in 4 secties. Deze indeling geschiedde naar de arbeid van de Departementen van Algemeen Bestuur en uiteraard wisselde de omvang der secties naar gelang de hoeveelheid arbeid die viel te verrichten. In december 1941 werd laatstgenoemde sectie opgeheven, omdat in over-eenstemming met de Buitengewone Algemene Rekenkamer de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart besloten had, dat m.i.v. 1 januari 1942 de omvangrijke controle op het financieel beleid van de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie zou worden gevoerd door de accountantsfirma Waterhouse & Co en genoemd departement. De Buitengewone Algemene Rekenkamer zou dan in het vervolg kennis nemen van de rapporten van deze controle-instanties. De secties der Buitengewone Algemene Rekenkamer werkten niet op het centrale punt, zijnde het bureau van de voorzitter, maar ter plaatse van de controle. ( Verslagen BAR 1941 t/m dec. 1944. ) Teneinde te voorkomen dat elke sectie teveel op zichzelf zou gaan werken, organiseerde de voorzitter wekelijks bijeenkomsten met de hoofdaccountant en de sectieleiders om een algemene lijn vast te stellen en te behouden. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. )
Overzicht personeel
Datum Gebeurtenis
1 mei 1941 - 24 juli 1945 mr.dr. A.A. van Rhijn,
25 juli 1945 - 14 sep. 1946 Ph. Keller (accountant-generaal)
Datum Gebeurtenis
1942 - 1945 B. Rosenberg
  • Sectie OORLOG EN MARINE
  • N. Cram Ridge, sectieleider
  • R.H. Levinson, accountant
  • A.C. Hellegers, accountant
  • W. Kemeling, accountant
  • H.W. Mc Grath, accountant
  • B.H. Dawson, accountant
  • Miss N. Macleod, secretaresse administratie
  • H.E. Farley, sectieleider
  • D.J. Eyssen, accountant
  • S. Klein, accountant
  • M. van Voolen, accountant
  • N. Aronson, accountant
  • Miss J.M. Millington, secretaresse administratie
  • J.H. Mesritz, accountant
  • (omvattende alle andere departementen en
  • daaronder ressorterende instellingen)
  • E. Bartholomew, sectieleider
  • J. Kuipers, sectieleider
  • Th.J. de Jong, accountant
  • T. Millard, accountant
  • E.C. Deal, accountant
  • E.G. Arnold, accountant
  • dr. J.S. Hartog, accountant
  • E.G. Hoefer, accountant
  • de heer Tengbergen, assistent accountant
  • Mej. Koeslag
  • de heer Reymers, chef de bureau
  • Mej. Meerman, typiste en telefoniste
  • Mevr. Rosenfeld
  • drs. H.C. Kruidenier, accountant
  • drs L.F. Jansen, controlerend accountant-generaal Nederlands-Indië
  • S. Frankfort, controlerend accountant-generaal Nederlands-Indië
  • drs. S. Aldewereld, waarnemend accountant
  • P.A. Kanters, 1e assistent
  • Mevr. D. Weiniger-Haagens boekhoudkundig ambtenaar
  • 5 typistes
Organisatorische samenstelling van de Buitengewone Algemene Rekenkamer
  1. voorzitter en zijn bureau: 1 hoofdaccountant, 1 assistent, 3 typisten;
  2. sectie Oorlog en Marine: 1 sectieleider, 6 controlerende ambtenaren, 1 typiste;
  3. sectie Buitenlandse Zaken en Koloniën: 1 sectieleider, 2 controlerende ambtenaren;
  4. sectie Thesaurie (omvattende alle andere departementen en daaronder ressorterende instellingen): 1 sectieleider, 2 controlerende ambtenaren, 1 typiste, 1 jongste bediende;
  5. sectie Netherlands Shipping & Trading Committee Ltd: 2 sectieleiders, 4 controlerende ambtenaren, 1 typiste, 1 jongste bediende.
  1. voorzitter en zijn bureau: 1 assistent, de heer B. Rosenberg 2 typisten
  2. sectie Oorlog en Marine: 1 sectieleider, de heer N. Cram Ridge, 6 controlerende ambtenaren en 1 typiste
  3. sectie Buitenlandse Zaken en Koloniën: 1 sectieleider, de heer H.E. Farley en 2 controlerende ambtenaren
  4. sectie Thesaurie (omvattende alle andere departementen): 1 sectieleider, de heer E. Bartholomew, 3 controlerende ambtenaren
  1. voorzitter en zijn bureau: chef interne dienst, de heer B. Rosenberg, 2 administratieve krachten
  2. sectie Oorlog en Marine: sectieleider, de heer N. Cram Ridge, 7 controlerende ambtenaren, 2 administratieve krachten
  3. sectie Buitenlandse Zaken, Nederlands-Indische financiën, Scheepvaartfonds, Voedsel Inkoop Bureau: sectieleider, de heer H.E. Farley, 3 controlerende ambtenaren, 1 administratieve kracht
  4. sectie Thesaurie (omvattende alle andere departementen): sectieleider, de heer E. Bartholomew, 5 controlerende ambtenaren, 1 administratieve kracht
Taakuitvoering
Voor de taak van de Buitengewone Algemene Rekenkamer werd als richtsnoer genomen die der Algemene Rekenkamer in Nederland, zoals deze werd uitgeoefend krachtens de Comptabiliteitswet 1927, Staatsblad no. 259. De belangrijkste onderdelen van deze taak waren:
  1. de verevening
  2. de adviezen
  3. de controle op Rijkseigendommen
ad 1. Artikel 25 van de Comptabiliteitswet regelt de verevening. Krachtens dit artikel heeft de Kamer hierbij te onderzoeken:
  • of de uitgaaf valt binnen de omschrijving van het begrotingsartikel, waarop zij is aangewezen; voorts of zij behoort tot het begrotingshalfjaar ten laste waarvan zij wordt gebracht en of het begrotingsartikel toereikend is
  • of de schuldvordering niet was verjaard>
  • of de overgelegde bewijsstukken naar waarheid zijn opgemaakt en voldoende zijn om het verkregen recht van de schuldeiser te staven
  • of in het algemeen geen wet, Koninklijk besluit of ander wettelijk voorschrift de verevening in de weg staat.
ad 2. Het geven van adviezen
  • de BAR is verplicht aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur alle voorstellen en mededelingen te doen, die volgens haar oordeel kunnen leiden tot vermindering der rijksuitgaven, tot vermeerdering der rijksontvangsten en tot verbetering of vereenvoudiging van 's Rijks geldelijk beheer
  • zij is voorts gehouden aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur alle opmerkingen en bedenkingen mede te delen, die zij, met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven, in het belang van 's Rijks schatkist nuttig achten
  • zij is bevoegd, omtrent het in het eerste en tweede lid vermelde aan de minister van Financiën zodanige mededelingen te doen als zij in 's Rijks belang nodig oordeelt en naar aanleiding van die mededelingen moet deze nader overleg plegen. ( Verslagen BAR 1941 t/m dec. 1944. )
ad 3. het toezicht op de rijkseigendommen.
Artikel 25 draagt de Kamer op, zoveel mogelijk na te gaan of de rijkseigendommen voldoende produktief zijn en of de daarop betrekking hebbende voorschriften worden nageleefd. Van de uitslag moet melding worden gemaakt in het verslag. De Kamer heeft bij deze rijkseigendommen onderscheid gemaakt tussen 3 categorieën, nl. de meubelen en artikelen in gebruik in de bureaus der Nederlandse regering; artikelen als auto's, die daarbuiten in niet-militair gebruik zijn; artikelen in militair gebruik.
De oorlogsomstandigheden hadden met zich meegebracht, dat in de Verenigde Staten en in Canada een belangrijk aantal Nederlandse overheidsorganen arbeid verrichtte, waarbij toezicht op de financiële administratie vereist werd. De ambassade in Washington was het financiële knooppunt voor de geldvoorziening van de vertegenwoordiging in het buitenland. Dit toezicht diende eveneens te worden uitgeoefend door de Buitengewone Algemene Rekenkamer. Daar is vooreerst het Gezantschap te Washington. Voorts zijn er twee militaire organen werkzaam. Het Nederlands Registratiebureau te New York, belast met de werving van militairen, terwijl hun oefening in het Nederlands Legioen in Canada plaats vindt. In verband met de maatregelen van de regering om reeds thans (1941) voedsel aan te kopen voor het ogenblik dat Nederland bevrijd zal zijn, is in New York het Voedselinkoop Bureau werkzaam (o.l.v. C. van Stolk), onder toezicht van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Onder dezelfde minister ressorteerde de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie te New York. De belangen van pers en propaganda werden behartigd door het Nederlands Informatie Bureau. De onkosten van dit Bureau worden voor de helft door Nederlands-Indië en voor de helft door de Nederlandse regering te Londen gedragen. Tenslotte moet nog genoemd worden de Netherland Purchasing Committee. Deze commissie regelt in de Verenigde Staten de militaire aanschaffingen voor Nederlands-Indië en de Nederlandse regering. ( Verslagen BAR 1941 t/m dec. 1944. ) De grote aandacht die de BAR in zijn werkzaamheden gaf aan het opsporen van mogelijkheden tot bezuiniging op de overheidsuitgaven impliceerde niet dat zij haar controle op de rechtmatigheid van de uitgaven verwaarloosde. De halfjaarlijkse verslagen die de Rekenkamer tot eind 1944 uitbracht, toonden dat dit deel van de taak zeer ernstig werd genomen. ( Gedenkboek Rekenkamer. ) Naast signalering van kleine onrechtmatigheden in de boekhouding, meningsverschillen met ministers over de rechtmatigheid van bepaalde, doorgaans kleinere uitgaven, bleek uit de verslagen ook, dat de Rekenkamer bezorgd was over de slechte registratie van de rijkseigendommen en van aangegane verplichtingen. Dit laatste betrof zowel het beheer van de vloot, die de regering in juni 1942 in eigendom had gevorderd als de registratie van leveranties van goederen en diensten onder de Amerikaanse Leen- en Pachtwet van juni 1941, die met name aan de strijdkrachten ten goede kwamen. Toch kon de Rekenkamer haar taak niet ten volle uitvoeren, m.n. het ontbreken van specialistische kennis speelde haar daarbij parten. In enkele gevallen kon de Rekenkamer bij toeval over een deskundige beschikken, maar in het algemeen waren de omstandigheden er niet naar dat grondig onderzoek mogelijk was. Dit was echter niet de enige beperking die de Rekenkamer zich moest opleggen. In feite was de taak te omvangrijk voor het weinige personeel, dat zij tot haar beschikking had. Toen in 1942 de controle op de Nederlandsch-Indische uitgaven en die van Suriname en de Nederlandse Antillen eveneens aan de BAR werd toevertrouwd, kwam men opnieuw voor de beslissing te staan hoe deze controle ter hand te nemen. Aangezien de meeste Nederlands-Indische instanties die gecontroleerd moesten worden zich in de Verenigde Staten bevonden en L.F. Jansen voor de Gouvernements Accountantsdienst de administratie controleerde, kon de Rekenkamer volstaan met een zgn. supercontrole door het kantoor van Keller. Voor de controle van de financiën van Suriname en de Nederlandse Antillen benoemde Van Rhijn vaste ambtenaren ter plaatse. Buiten het controlebereik van de BAR bleef de financiële geste van de Nederlandse en Nederlands-Indische organen in Australië. ( Gedenkboek Rekenkamer. )
Opheffing
De Buitengewone Algemene Rekenkamer is gedurende de gehele periode van het verblijf der Nederlandse regering in Engeland en ook nog ruim een jaar, nadat deze in Nederland was teruggekeerd, blijven bestaan. Zij heeft omtrent haar werkzaamheden verslag uitgebracht tot en met 31 december 1944. Haar voorzitter, die nog voor de bevrijding van het noorden van Nederland naar het vaste land was overgestoken, heeft na afloop van de oorlog, toen hij inmiddels reeds werkzaam was als secretaris-generaal van het departement van Sociale Zaken, een bespreking gevoerd met de heer Th. Sanders, de voorzitter van de Algemene Rekenkamer in Nederland, teneinde te overleggen op welke wijze de Buitengewone Algemene Rekenkamer het spoedigst haar werkzaamheden zou kunnen beëindigen en hoe de Algemene Rekenkamer in Nederland de verantwoordelijkheid voor de controle buiten het Rijk in Europa zou kunnen overnemen. Daar het ongewenst was plotseling in te grijpen in de wijze, waarop tot dusver de BAR bovengenoemde controle had uitgeoefend en er dus gestreefd moest worden naar een geleidelijke overgang der werkzaamheden van dit college te Londen naar die der Algemene Rekenkamer in Nederland, bleef het personeel voorlopig belast met de taak, welke het tevoren had verricht, waarbij echter tevens het doel, deze werkzaamheden naar Nederland over te brengen, niet uit het oog werd verloren. Er kon evenwel wegens gebrek aan personeel bij de Algemene Rekenkamer niet aan worden gedacht de dagelijkse leiding van het personeel der Buitengewone Algemene Rekenkamer van Den Haag uit te regelen. Aan de heer Van Rhijn, die door de volledige bevrijding van Nederland beschikbaar was gekomen voor de vervulling van taken, welke niet te verenigen waren met die van voorzitter en controlerend orgaan, dat onafhankelijk van de regering behoort te zijn, was inmiddels bij KB van 24 juli 1945, no. 29, eervol ontslag verleend uit zijn ambt van voorzitter der Buitengewone Algemene Rekenkamer. In overleg met de heer Van Rhijn werd de heer Ph. Keller aangezocht om in samenwerking met de hoofdambtenaren van de Algemene Rekenkamer te Den Haag de dagelijkse leiding op zich te nemen van de Buitengewone Algemene Rekenkamer te Londen en de werkzaamheden van dit college geleidelijk over te brengen naar de Algemene Rekenkamer in Nederland. De heer Keller verklaarde zich bereid tot mei 1946 deze werkzaamheden te verrichten. Na mei 1946 heeft de Algemene Rekenkamer de opdracht aan de heer Keller slechts gehandhaafd, voor zoveel die met het oog op de afwikkeling van de werkzaamheden der B.A.R. nodig was. Van september 1945 tot september 1946 fungeerde de heer Ph. Keller als Algemeen Gemachtigde van de Algemene Rekenkamer te Londen.
Nadat regelingen over de afronding van de werkzaamheden en de afvloeiing en overname van het Londens personeel waren getroffen, stelde het College van de Algemene Rekenkamer op 8 oktober 1945 aan de minister van Binnenlandse Zaken voor over te gaan tot opheffing van de B.A.R. Om overigens onduidelijke redenen duurde het tot september 1946 voordat dat gebeurde: bij KB van 14 september 1946, Stbl. G 268, werd met ingang van dezelfde datum de B.A.R. te Londen opgeheven. ( Enquête-commissie Regeringsbeleid. ) Geleidelijk was het personeel van de B.A.R. ontslagen of overgaagn in dienst van het bureau van de heer Ph. Keller. Vanaf juli 1946 was het in Londen aanwezige personeel niet meer beschikbaar voor afrondende werkzaamheden. Hoewel de administratie van de B.A.R. per 1 november 1946 formeel werden beëindigd werden tot juli 1947 de laatste nog resterende werkzaamheden verricht door de Auditor-General of the Netherlands Gouvernment Londen Office, zoals het bureau van de heer Keller officieel werd genoemd. Daarmee kwam een einde aan het bestaan van één van de vele tijdelijke Londense overheidsdiensten, die in het leven waren geroepen om het goed functioneren van het Nederlandse overheidsapparaat in ballingschap te waarborgen.
De rol van de heer Keller
Bij het uitbreken van de oorlog bevond de heer Keller zich in het westelijk halfrond, alwaar hij als particulier accountant deskundige bijstand verleende aan talrijke bedrijven en in verband daarmede arbeid verrichtte in Curaçao, Cuba, Zuid-Amerika, Noord-Amerika en Canada. In oktober 1940 vestigde hij een accountantskantoor te New York. Behalve de controle van en bijstand aan particuliere bedrijven (waaronder een scheepvaart maatschappij en een erts- en papierbedrijf) werd aan hem als public accountant de controle opgedragen van het Voedselbureau te New York, de Netherlands Purchasing Commission te New York, terwijl hij ook arbeid verrichtte voor de Commissie Rechtsherstel in Curaçao, voor de Ambassade Washington en het Deviezen Instituut.
In mei 1941 ontving de heer Keller een telegrafische uitnodiging om lid te worden van de Buitengewone Algemene Rekenkamer, hetgeen hij van de hand wees, omdat hij na overleg met verschillende autoriteiten in Amerika van mening was, dat zijn arbeid aldaar niet kon worden gemist. Hij verklaarde zich echter bereid om voor het verstrekken van de nodige adviezen naar Engeland over te komen. Aan het eind van zijn Londens bezoek, eind 1941, werd hem door de regering gevraagd of hij bereid was zijn particuliere clinten in het westelijk halfrond op te geven en uitsluitend arbeid ten behoeve van de regering te verrichten. De heer Keller meende, dat hij als Nederlander verplicht was aan die uitnodiging gevolg te moeten geven. Hij verklaarde zich derhalve bereid deze arbeid op zich te nemen. Daartoe maakte hij zich geheel los van het accountantskantoor H.J. Vooren te Curaçao, waaraan hij tot dan toe was verbonden en richtte een eigen kantoor op, zonder tot de regering in ambtelijk verband te staan. Teneinde de heer Keller bij de vele reizen die hij zou moeten ondernemen, de nodige faciliteiten te kunnen waarborgen, verder als introductie bij buitenlandse autoriteiten en tenslotte ter ondersteuning van zijn gezag bij zijn arbeid tegenover de te controleren organen, werd na gepleegd interdepartementaal overleg besloten hem bij koninklijk besluit van 22 januari 1942, no. 6, de persoonlijke titel van Accountant-Generaal der Nederlandse Regering te verlenen. Tevens werd hij door de heer van Rhijn benoemd tot algemeen gemachtigde van de Bijzondere Algemene Rekenkamer te Londen voor haar controle-arbeid ten behoeve van Nederland in Amerika. Keller kwam daarvoor niet in dienst van de BAR, maar verleende zijn diensten op declaratiebasis. Deze benoeming werd op 22 mei 1943 ingetrokken. Vervolgens werd de heer Keller op dezelfde datum opnieuw benoemd tot controlerend accountant-generaal per 1 juni 1943. Het Koninklijk besluit, waarbij de heer Keller werd benoemd, was tot nu toe gecontrasigneerd door de minister van Financiën, in verband met de veronderstelling, dat de heer Keller en zijn bureau in het bijzonder voor deze minister werkzaam zouden zijn. De ontwikkeling is evenwel van dien aard geweest, dat dit slechts zeer betrekkelijk het geval was. Dit heeft mede tot gevolg gehad, dat een nieuw Koninklijk besluit werd bevorderd, te contrasigneren door de minister van Algemene Zaken a.i., Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Koloniën, zijnde de departementen, waarmede de heer Keller bemoeienis had.
Na het aanvaarden van de uitnodiging der Kamer en het verkrijgen van de opdrachten, die door de departementen werden gegeven, was het terrein van de werkzaamheden van de heer Keller afgezien van enkele incidentele opdrachten, als volgt verdeeld:
  1. te Londen: controle op het beheer van de Nederlandse regering aldaar gedurende de oorlog (Londense begrotingen tot en met 1945);
  2. in de rest van het buitenland: controle op de voortzetting van het zogenaamde Londense beheer (militaire- en aankoopapparaten, scheepvaart);
  3. Nederland: controle op de voortzetting en de liquidatie van dit beheer (scheepvaart, ladingen, etc. in afwikkeling van de Londense rijksboekhouding).
Op deze wijze heeft de heer Keller gedurende 4 jaren in West-Indië, Amerika, Canada en Londen een taak vervuld, waardoor hij als geen ander een diepgaand inzicht heeft verkregen in het buitenlandse financiële beleid van de regering tijdens de oorlog. Reeds voor de bevrijding stelde de heer Keller zijn titel en taak ter beschikking van de regering en keerde naar Europa terug om een particuliere functie in Engeland te aanvaarden en om zijn werkzaamheden aan de daarvoor in aanmerking komende instanties in Nederland over te dragen. Daarop volgde de uitnodiging van de inmiddels ingestelde Centrale Accountantsdienst en de Kamer aan hem om zijn taak onder de titel van Accountant-Generaal voort te zetten ter verdere afwikkeling van het financieel beheer te Londen. ( Zie brief Algemene Rekenkamer d.d. 16 dec. 1946. ) De heer Keller vestigde zijn kantoor toen in Den Haag. Tevens stemde de Kamer ermee in, dat door het kantoor van de heer Keller tot nader order opdrachten tot bijstand en controle van andere rijksorganen werden uitgevoerd en zegde zij toe, dat de heer Keller in dat geval automatisch beschikte over een opdracht tot controle van hetzelfde orgaan namens de Algemene Rekenkamer. De genoemde overeenkomst tussen de Centrale Accountantsdienst, de Algemene Rekenkamer en de heer Keller gold voor een periode welke beëindigd zou worden per 1 juli 1949. Aangezien de afwikkeling van allerlei zaken duidelijk meer tijd in beslag bleek te nemen, werd de heer Keller uiteindelijk op voordracht van de minister van Financiën met ingang van 1 januari 1952 eervol ontslagen van zijn werkzaamheden als Accountant-Generaal. In mei 1952 beëindigde hij feitelijk zijn werkzaamheden.
Samenvattend kan worden gesteld dat Ph. Keller op 1 februari 1942 begint als:
  1. Auditor-General of the Royal Netherlands Government (1 feb. 1942 - 15 juni 1945). Per 15 juni 1945, in verband met het vertrek van Keller naar Londen en Den Haag, wordt het bureau van Keller omgezet in:
  2. Auditing Bureau attached to the Plenipotentiary of the Minister of Shipping and Fisheries (15 juni 1945 - 30 april 1946). Het bureau was toegevoegd aan de Missie Steenberghe. Bij opheffing van deze missie werd het bureau weer overgenomen door Ph. Keller onder de naam:
  3. Auditor-General of the Netherlands Government, New York Office (1 mei 1946 - eind 1951). Het hoofdkantoor van Keller was in de periode 1942-1945 gevestigd te New York, terwijl het kantoor te New York sedert medio 1945 slechts van een bijkantoor was. Dr J.S. Hartog was hoofd van het bureau sedert het vertrek van Keller in 1945 naar Den Haag, alwaar hij zich vestigde als:
  4. Accountant-Generaal der Nederlandse Regering, 's-Gravenhage (november (?) 1945-april 1952). Enige tijd later nam hij het kantoor van de B.A.R. te Londen over en vestigde daar het:
  5. Accountant-Generaal der Nederlandse Regering, kantoor Londen (mei 1946-juli 1947).
De archiefbescheiden van de onder a-c genoemde kantoren bevinden zich in de inventarisnummers 149-198. De stukken van de bureaus, vermeld onder d en e bevinden zich met elkaar vermengd in de inventarisnummers 1-148. De stukken afkomstig van het kantoor te 's-Gravenhage, zijn te herkennen aan de brief- en rapportnummers, waaraan een N voorafgaat.
Huisvesting
Het kantoor van de voorzitter van de Buitengewone Algemene Rekenkamer was eerst ondergebracht in Stratton House en later in Arlington House. De belangrijkste sectie, Thesaurie, die alle departementen omvatte behalve die van Oorlog, van Marine, van Buitenlandse Zaken en van Koloniën, hield kantoor in hetzelfde gebouw waar het ministerie van Financiën gevestigd was, nl. Pinners Hall.
Gouvernements accountantsdienst
Deze dienst is feitelijk een dienst van de Nederlands-Indische Regering. In oktober 1941 ( Gouvernementsbesluit van 8 oktober 1941 nr. 1z. ) opgericht bij besluit van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië als: Gouvernements-Accountantsdienst, kantoor New York (okt. 1941-aug. 1942), werd de dienst in augustus 1942 door de Minister van Koloniën, waarnemende het bestuur van Nederlands-Indië, omgezet ( Besluit van 24 augustus 1942 no. 2/RvB/A.7.1. ) in de: Gouvernements-Accountantsdienst van Nederlandsch-Indië voor Amerika (aug. 1942-c. 1947), welke naam als gevolg van de gewijzigde grondwet werd veranderd in: Gouvernements-Accountantsdienst van Indonesië voor Amerika (c.1947-31 dec. 1948). Op 31 december 1948 werd de dienst opgeheven, waarna de accountant S. Frankfort te New York in 1949 de laatste controles en rapporten voltooide. De accountants drs L.F. Jansen en S. Frankfort waren achtereenvolgens hoofd van dienst, onder de titel van Accountant-Generaal van Nederlandsch-Indië. Deze titel werd in 1946 door de directeur van Financiën te Batavia aan S. Frankfort ontnomen. De Engelse naam van de dienst luidde: Audit Office of the Netherlands Indies for America.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Wat de geschiedenis van de archieven betreft was weinig informatie te achterhalen. Uit bijgeleverde correspondentie door de afdeling Post- en Archiefzaken van de Algemene Rekenkamer bleek dat op 20 februari 1947 32 kisten archief verscheept zijn vanuit Londen. Gezien het eindjaar 1952 van het archief zijn dit niet alle bescheiden geweest. Eveneens is onduidelijk hoe de archiefbescheiden van de Gouvernements Accountantsdienst, opgemaakt en ontvangen in New York, in dit archief verzeild zijn geraakt. Voor wat het archief van de Accountant-Generaal van de Nederlandse Regering betreft kan worden aangenomen dat de heer Ph. Keller dat heeft meegenomen naar Londen toen hij werd belast met de afwikkeling van het Londen beheer van de Buitengewone Algemene Rekenkamer.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Voor de selectie is gebruik gemaakt van de 'Opruimingslijst der Algemene Rekenkamer' uit de vorige eeuw en van de 'concept-Vernietigingslijst' uit de jaren zeventig. Voor de aanvang van de selectie bestond de totale lengte van het archief uit 75 meter. Tijdens de bewerking is dit gesplitst in 8,5 meter te bewaren en 66,5 te vernietigen bescheiden.
De te vernietigen bescheiden zullen ter vernietiging worden overgedragen aan Lignac & Levison te Apeldoorn.
Verantwoording van de bewerking
De begin- en eindcesuur van het archief zijn bepaald door het eerste en laatste stuk, respectievelijk 1941 en 1952. Deze cesuren zijn gekozen omdat binnen deze periode de BAR haar taken heeft vervuld. Daarom zijn de bescheiden opgemaakt en ontvangen door de heer. Rocke, belast met de overdracht van de taken van het departement van Financiën naar de BAR, bij het archief gelaten. De bewerking vond plaats conform de afspraken van het Archiefbewerkingsplan.
Tijdens de inventarisatie zijn de file-index en de working-paper nummers, zoals geschetst in de 'Geschiedenis van de archieven', behorend tot hetzelfde onderwerp binnen één inventarisnummer geplaatst. Om toch de oorspronkelijke bestanddelen te kunnen onderkennen zijn ze binnen de inventarisnummer verpakt in witte omslagen. De agenda's hebben hun functie als zoekinstrument verloren: er is geen relatie tussen de daarin vermelde brieven en de huidige vindplaats van deze stukken.
De gedeponeerde archieven van het Bureau Accountant-Generaal van de Nederlandse Regering en de Gouvernements-Accountantsdienst zijn apart van de BAR geïnventariseerd en achter in de inventaris opgenomen. Het classificatieschema is geografisch ingedeeld, waarbij de plaats van handeling of ten aanzien van welke plaats een handeling werd verricht, garant stond voor de ordening van de bescheiden. De geografisch aandui- dingen zijn ten opzichte van elkaar gealfabetiseerd. De schema's van de gedeponeerde archieven zijn omwille van de eenvoud ingedeeld in; aangelegenheden die zich in en buiten de Verenigde Staten hebben afgespeeld. Na de bewerking door de Centrale Archief Selectiedienst is het archief geretourneerd aan de Algemene Rekenkamer, alwaar het zal worden over- gedragen aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Ordening van het archief
De ordening van het archief was grotendeels op onderwerp. Ook werden bescheiden tot series, meestal correspondentie, geordend. Elk jaar werd het archief, als bij een financiële administratie afgesloten. Aan het begin van het nieuwe jaar kreeg elke map (onderwerp) een 'file-index' of een 'working-paper' nummer. Na de oorlog is door de huidige Algemene Rekenkamer een inventarisatie gehouden van de aanwezige archiefbescheiden. Dit heeft geresulteerd in een plaatsingslijst.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Buitengewone Algemene Rekenkamer, nummer toegang 2.02.17, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Alg. Rekenkamer / Londen, 2.02.17, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Geraadpleegde literatuur
  • Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden , 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1939 - 1952
  • Van Stockum's Centraal Naam- en Zaakregister op de Nederlandse Wetgeving 1813 - 1 juli 1955 , Den Haag: N.V. uitgeverij Van Stockum & Zoon, 1956
  • Enquête-commissie Regeringsbeleid 1940 - 1945. Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek deel 3 a en 3 b , Den Haag: Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, 1949
  • Jong, dr. L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog , deel 9 eerste en tweede helft, Den Haag: M. Nijhoff, 1979
  • Van "Camere van der Rekeninghen" tot Algemene Rekenkamer zes eeuwen Rekenkamer. Gedenkboek bij het 175-jarig bestaan van de Algemene Rekenkamer , samenstelling en redactie: P.J. Margry, E.C. van Heukelom, A.J.R.M. Linders, Den Haag: SDU, 1989
  • Verslag van de Buitengewone Algemene Rekenkamer over de periode 1 juli 1941-31 december 1944 , Uitgave van de Koninklijke Nederlandsche Regeering (Bibliotheek Algemene Rekenkamer)

Archiefbestanddelen