Terug naar zoekresultaten

2.06.076.07 Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Producten en voorgangers, 1939-1950

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.076.07
Inventaris van het archief van het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Producten en voorgangers, 1939-1950

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1996 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijksbureau voor Pharmaceutische en Chemische Producten
Rijksbureau Pharmaceutische en Chem. Producten

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1939-1950

Archiefbloknummer

E20131

Omvang

438 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Producten Rijksbureau voor Chemische Producten Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen Rijksbureau voor Teerproducten Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën, Sectie Linoleum Tijdelijk Rijksbureau voor Chemische Producten Tijdelijk Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Ondanks de neutraliteit had de Eerste wereldoorlog in Nederland tot schaarste en distributieproblemen geleid. Hernieuwde oorlogsdreiging en de mogelijkheid van een terugkerende schaarste waren aanleiding voor de Distributiewet van 1939. Een (niet met name genoemd) gevolg van de wet was de oprichting van diverse Kernbureaus voor handel en nijverheid. Zonder een uitgebreid ambtelijk apparaat moesten zij voorbereidingen treffen om zonodig de schaarste binnen de sector zo doeltreffend mogelijk het hoofd te kunnen bieden. Bij het uitbreken van de Tweede wereldoorlog in september 1939, werden de Kernbureaus omgezet in, uiteindelijk twintig, Rijksbureaus met een doorlopend sterk groeiend ambtelijk apparaat.
Aan het hoofd van de Rijksbureaus stond vaak een topfiguur van een vooraanstaand bedrijf uit de industrietak, ondersteund door ambtenaren en vertegenwoordigers van de vakcentrales. Na inventarisatie van de importmogelijkheden, voorraden en behoeften, trachtte men met behulp van prijsvorming, fabricagevoorschriften en distributiebeschikkingen te komen tot een zo doeltreffend en rechtvaardig mogelijke verdeling en verspreiding van goederen onder (detail)handel en het publiek en van grondstoffen, productiemiddelen en verdere faciliteiten onder de fabrikanten en verwerkende industrieën. Het was de bedoeling dat hierbij geen enkel bedrijf boven andere bevoordeeld zou worden: de onderlinge concurrentiestrijd moest voor de duur der schaarste opgeschort worden. De vele regelingen werden meestal niet kenbaar gemaakt via de reguliere weg van publicatie in de staatscourant, maar door middel van circulaires.
In het zuiden van Nederland bestond in de periode september 1944 - mei 1945 vaak een Tijdelijk Rijksbureau voor de bevrijde gebieden, onder leiding van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Chemische nijverheid
Het oorlogsgeweld in mei 1940 veroorzaakte slechts geringe schade aan de chemische industrie. Veel grotere gevolgen had echter de weloverwogen inschakeling van deze industrie in de Duitse oorlogsvoering. De volgende maatregelen werden getroffen ( Economische en Sociale Kroniek der Oorlogsjaren 1940-1945, uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek, Utrecht, 1947, blz. 29 en 30. ) :
  1. ten dele wegvoering van voorraden belangrijke grondstoffen (pyriet, aceton, kopersulfaat, gomcopal, hars, terpentijn, enz.);
  2. gedwongen ruiltransacties voor grond-, hulpstoffen en eindprodukten (lijnolie tegen kunsthars; caseïne tegen kauritlijm; zwavelzuur 66Bé tegen zwavelzuur 54Bé; kopersulfaat tegen koperslakkenbloem);
  3. verplichte afvoer naar Duitsland van de gehele produktie (klauwenolie, hoogwaardig smeermiddel voor vliegtuigmotoren en torpedo's) of van het grootste deel van de produktie (benzol, basis-grondstof voor de organisch-aromatische chemie, voor 90 enz.;
  4. samenstelling van produkten aangepast aan de in Duitsland voorgeschrevene;
  5. gedwongen aanmaak van produkten voor civiele Duitse behoeften. Het betrof hier zogenaamde Verlagerungs-auftrag, waarvoor de grondstoffen in feite door Duitsland ter beschikking zouden worden gesteld, maar wat al te vaak niet plaats vond (bijv. buiten verhouding grote hoeveelheden essences, benodigd voor de produktie van chocolade en bonbons, werden verwerkt, maar later niet teruggeleverd);
  6. voorziening in de materiële behoeften van de Duitse Wehrmacht (carbid, acetyleen, verven, ethyleen, glycol, waterglas, enz.);
  7. verzorging leden der Duitse Wehrmacht: trichloorethyleen (reiniging soldatenkleding), schoensmeer, ledervet, machineolie, zeepartikelen, enz.
De mogelijkheid tot importeren was niet uitgesloten, maar via Duitsland, dat de prijzen dan weer aanpaste aan de aldaar geldende (sel de soude bijv. werd daardoor dubbel zo duur). In november 1940 werd contact gezocht met België voor de voorziening met chemische produkten. Compensatie-eisen betreffende levensmiddelen werkten hierbij zeer stagnerend, maar hieraan moest in maart 1941 toch voldaan worden, om stillegging van industrie-branches te voorkomen. Van meet af aan was de positie van sel de soude zeer moeilijk. De vele factoren, die bij de voorziening met dit zo belangrijke produkt een rol speelden (transportmoeilijkheden, clearingkwesties, syndicaatpolitiek, Duitse wensen, stijgende behoeften) maakten de situatie zeer ingewikkeld. Ruil met Frankrijk (soda tegen kolen) kon niet doorgaan door het uitgevaardigde kolenuitvoerverbod.
Voor het einde van 1940 was de positie van verschillende chemische produkten precair. Overal werd gezocht naar vervangingsmiddelen, regeneratie, nieuwe toepassingsmogelijkheden, nieuwe chemicaliën enz. Stagnatie in de aanvoer had soms stillegging van bedrijven, doven van ovens, enz, ten gevolge. Ieder keer werd het noodzaak bepaalde produkten stringenter te distribueren. Reservering van voorraden, o.a. van aceton, had plaats voor de dringend noodzakelijke geneesmiddelen, voordat de grondstoffenpositie al te precair werd en speciale grondstoffen van prima kwaliteit moesten voor bijzondere doeleinden worden gereserveerd (bijv. hoogwaardig bruinsteen voor gehoorapparaten). Het gebruik van chemicaliën nam overigens door omstandigheden sterk toe.
In de loop van 1941 werden de moeilijkheden vergroot door sterke rantsoenering van gas, elektriciteit en kolen en de transportbelemmeringen. Verder werd het emballagemateriaal zeer schaars en konden reparaties aan machines en apparatuur niet of zeer moeilijk worden uitgevoerd, terwijl de kwaliteit van de grondstoffen sterk achteruit liep. Bombardementen veroorzaakten enige malen stillegging van bedrijven, terwijl door brand voorraden werden verwoest.
In 1942 werd de toestand nog verscherpt. De voorziening met verschillende grondstoffen baarde zorg. Toen het gebruik van nicotine in de tuinbouw werd verboden, stelde men daarvoor blauwzuurgas en soortgelijke middelen in de plaats, die echter lichte beschadiging aan diverse jong planten veroorzaakten, wat funeste gevolgen had. Ook vroren door de strenge vorst begin 1942 diverse installaties stuk, terwijl onderdelen en nieuwe installaties niet te krijgen waren.
Door de zorgelijke voorziening met grond- en hulpstoffen werd de produktie noodgedwongen ingekrompen, soms zelfs stopgezet. De Duitsers vonden hierin aanleiding tot het doorvoeren van concentratieplannen. De reeds bestaande personeelschaarste (niet alleen van geschoolde, maar ook van ongeschoolde werkkrachten) werd verscherpt door de vordering van arbeiders voor Duitsland (Saukelaktion).
Onvoorziene export vond plaats na opheffing, met ingang van 1 december 1942, van vervoersverboden naar Duitsland (kosmetica, paprikazout, enz.). Nieuwe moeilijkheden doemden op, wat betreft de invoer, door de sluiting van Siciliaanse havens en de inbeslagneming en vorderingen in vreemde landen van goederen, die voor de export gereed lagen.
Telkens weer kwamen nieuwe produktieverboden, niet alleen door de slechte positie van de betreffende stoffen, maar ook door gebrek aan energie, nodig voor de produktie.
Er vond wel uitvoer plaats van alcohol- en vruchtensapvrije essences, wat oogluikend werd toegelaten om de dreigende sluiting van de bedrijven te voorkomen. De grote bombardementen op de Duitse industrie waren oorzaak, dat verschillende van haar branches de produktie voor belangrijk gedeelte gingen onderbrengen in de bezette landen, ook in Nederland. Nadat het transport met het buitenland geheel ontwricht was, kon van import geen sprake meer zijn, afgezonden partijen waren onvindbaar. Ten slotte werd de toestand verergerd door de spoorwegstaking en de oorlogshandelingen (verwoesting van fabrieken) in het zuiden van het land. In het overig gedeelte van Nederland stond op het einde van 1944 de produktie praktisch stil door gebrek aan energie en grondstoffen. Fabrieken werden door de Duitsers van hun machinerieën beroofd, andere werden ingericht als munitieopslagplaatsen.
De chemische sector ontplooide zich na 1945 kwalitatief en kwantitatief stormachtig. De technologische ontwikkelingen, de toegepaste research en de groei van een gemeenschappelijke markt boden ruimschoots kansen voor specialisatie van het assortiment. Zoals verwerking van gewonnen kool en zout, de spectaculaire ontwikkeling van de aardolie-industrie en de chemische industrie op aardoliebasis. In de organisch-chemische sector werd gewerkt aan synthetische rubbers, insecticiden en kunststoffen, op organische gebied de fabricage van soda en katalysatoren. Tevens werd de reeds voor de oorlog bestaande industrie van basiszuren en kunstmeststoffen verder uitgebouwd.
De produktie van de chemische nijverheid had in 1948 al die van 1938 overschreden. Dat was voor een groot deel te danken aan de Marshall-hulp, die voor de chemische industrie van groot belang was. Dankzij de Amerikaanse steun konden fabrieksinstallaties en -gebouwen vernieuwd en gemoderniseerd worden, waardoor de produktiecapaciteit belangrijk toenam. Het feit dat de Duitse chemische industrie in de jaren na de oorlog niet kon exporteren, betekende dat er tijdelijk een belangrijke concurrent was weggevallen en dat de extra produktie gemakkelijk kon worden afgezet. De exportcijfers stegen dan ook spectaculair.
Met het herstel van de multinationale markt en de grote toename van de produktie werd overheidsdirigisme overbodig.
Rijksbureau voor Chemische Produkten
Vanuit het Kernbureau Chemische Produkten (1938-1939) ontstond in september 1939, bij Ministerile Beschikking, het Rijksbureau voor Chemische Produkten ( Chemische Produktenbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 september 1939, no. 48575 N. (Stcrt 171B). Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1944 nr 1. ) , waarbij de door de directeur aan te wijzen chemische produkten distributiegoederen waren. Het werd gevestigd te 's-Gravenhage. Het werd opgericht om werkzaam te zijn op het gebied van regeling en controle van de produktie van chemische produkten en om toezicht te houden op de prijsvorming en prijsbeheersing. Als aanvulling op deze beschikking verscheen datzelfde jaar de Acetonbeschikking 1939 nr 1 ( Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1941 nr 1. ) .
De dagelijkse leiding stond onder een directeur en een Commissie van Bijstand. Men hield zich voornamelijk bezig met de voorbereiding op eventuele schaarste in geval van een gewapend conflict, waar Nederland al dan niet in betrokken zou worden. Toen het land inderdaad in de oorlog betrokken werd, moesten de distributiemaatregelingen in alle scherpte worden toegepast. Het Rijksbureau kwam onder leiding van een Directie en een Bestuur dat toezicht hield en werd ondergebracht onder Duitse supervisie.
Bij het Rijksbureau werden verschillende Secties ingericht:
Sectie Beenderen
( Beenderenbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 september 1939, zonder nummer (Stcrt 179). Ingetrokken bij Beschikking van de Secretaris Generaal van 21 september 1942, no. 37438 N.G. (Stcrt 183). ) Met beenderen werden bedoeld: beenderen, horens en hoeven.
Sectie Koolteer
( Koolteerbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 4 september 1939, no. 47818 N. (Stcrt 172A). Ingetrokken bij de Teerbeschikking 1940 nr 1. ) Met koolteer werd bedoeld: alle uit steenkolen bereide en bij watergasbereiding geproduceerde teer. Deze Sectie werd een jaar later vervangen door:
Sectie Teer
( Teerbeschikking 1940 nr 1, Beschikking van de Secretaris Generaal van 31 augustus 1940, no. 36017 N.G. (Stcrt 170). ) Met teer werd bedoeld: alle soorten teer, alle geheel of voor het grootste gedeelte uit teer bereide produkten, alsmede produkten waarvan teer kwantitatief het hoofdbestanddeel uitmaakt, en residuen van teer. De Sectie Teer werd in 1942 vervangen door het Rijksbureau voor Teerprodukten (zie 5.5).
Sectie Pyriet en Zwavelzuur
( Pyriet- en Zwavelzuurbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 september 1939, no. 47817 N. (Stcrt 171B). Ingetrokken bij Beschikking van de Secretaris Generaal van 21 september 1942, no. 37438 N.G. (Stcrt 183). ) Met pyriet werd bedoeld: ongeroosterde ijzerkies (pyriet), zwavel, zinkblende alsmede afgewerkte ijzeraarde (gasaarde). Met zwavelzuur werd bedoeld: zwavelzuur en zwaveligzuur.
Sectie Spiritus
( Spiritusbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 12 oktober 1939, no. 47681 N. (Stcrt 200). Bij Beschikking van de Secretaris Generaal van 1 november 1940, no. 50996 (Stcrt 214) is de Sectie Spiritus ondergebracht bij het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd. ) Met spiritus werd bedoeld: ethylalcohol, al dan niet gedenatureerd, moutwijn en soortgelijke produkten. Deze Sectie werd een jaar later ondergebracht bij het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd.
Sectie Zeep
( Zeepbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 4 september 1939, no. 49043 N. (Stcrt 173). Ingetrokken bij de Zeepbeschikking 1945 nr 1. ) Met zeep werd bedoeld: het produkt, verkregen door het verzepen van vetten of vetzuren, synthetische vetzuren of mersol, dat als karakteristiek bestanddeel de alkalizouten der hogere vetzuren bevat en al dan niet is uitgezouten, al dan niet is opgelost in een of meer oplosmiddelen, alsmede sulfonaten op basis van vetalcoholen, oliën, vetten of vetzuren, welke produkten een uitgesproken waswerking bezitten en al dan niet zijn opgelost in een of meer oplosmiddelen. Ook zeepvervangende was- en reinigingsmiddelen, waarmee werd bedoeld: alle produkten en stoffen, welke ter vervanging van zeep konden dienen en combinaties van zeepvervangende reinigingsmiddelen met zeep en bovendien grondstoffen voor zeep of zeepvervangende reinigingsmiddelen. Bij deze Sectie verschenen de volgende beschikkingen:
  • Zeepbeschikking 1945 nr 1; ( Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1948. )
  • Zeepdistributiebeschikking 1940 I (CDK);
  • Zeepdistributiebeschikking 1946 (CDK);
In januari 1944 werd de Sectie Linoleum van het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën administratief ondergebracht bij de Sectie Zeep (zie 5.6).
Sectie Verf- en Verfgrondstoffen
( Verf- en Verfgrondstoffenbeschikking, Beschikking van de Secretaris Generaal van 19 augustus 1940, no. 32424 N. (Stcrt 160). Ingetrokken bij de Verf- en Grondstoffenbeschikking 1945. ) Met verf werd bedoeld: alle soorten aangemaakte verven, verfdik in olie, lakverven, lakken, vernissen, stopverf, plamuur, verfafbijtmiddelen, siccatiefoplossingen, verfverdunningen (voor zover niet ressorterende onder andere rijksbureaus), drukinkten, welke niet verwerkt werden door schilders- en drukkersbedrijven en aanverwante bedrijven. Hiertoe werden niet geacht te behoren de in de textielindustrie gebruikte kleurstoffen. Ook verfgrondstoffen, waarmee werd bedoeld:
  1. alle soorten droge verfstoffen (pigmenten), benevens hun waterige pasta's. Hiertoe werden niet geacht te behoren de in de textielindustrie gebruikte kleurstoffen;
  2. alle soorten speciaal voor de verfindustrie vervaardigde cellulose-verbindingen, alsmede chloorrubber;
  3. phtaalzuuranhydride.
Bij deze Sectie verscheen de volgende Beschikking: Verf- en Verfgrondstoffenbeschikking 1945. Daarnaast verschenen bij het Rijksbureau voor Chemische Produkten de volgende Beschikkingen:
  1. Hars-, Gom- en Terpetijnbeschikking 1940 nr 1; ( Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1941 nr 1. )
  2. Chemische Kantoorbenodigdhedenbeschikking 1942 nr 1; ( Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1948. )
  3. Chemische Produktenbeschikking 1941 nr 1; ( Ingetrokken bij de Chemische Produktenbeschikking 1948. )
  4. Chemische Produktenbeschikking 1944 nr 1;
  5. Terpetijndistributiebeschikking 1943 nr 1.
In juli 1948 werd het Rijksbureau voor Chemische Produkten samengevoegd met het Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen tot het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten.
Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen
Vanuit het Kernbureau Pharmaceutische Produkten (1938-1939) ontstond in augustus 1939, bij Ministerile Beschikking, het Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen ( Geneesmiddelenbeschikking 1939 nr 1, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 28 augustus 1939, no. 46728 N. (Stcrt 168A). Rijksbureau opgeheven bij Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 24 juni 1948, no. 49679 (Stcrt 121), m.i.v. 1 juli 1948, waarbij de taken werden overgedragen aan het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten. ) , waarbij geneesmiddelen als distributiegoederen werden aangewezen. Het werd gevestigd in Amsterdam. Het Rijksbureau werd opgericht om de controle op en de regeling van koop, verkoop en het in voorraad houden van geneesmiddelen te verzekeren.
Langzamerhand verdween een groot aantal medicijnen geheel uit de handel. Voor enkele geneesmiddelen die zeer schaars werden, stelde het Rijksbureau in overleg met de medische inspectie van de Volksgezondheid een bijzondere indicatie in (d.w.z. dat aflevering ervan nog uitsluitend voor een bepaald ziektegeval mocht plaats hebben). Dit is geschied voor luminal, atropinesulphaat, papverine, joodkali, joodnatrium, en levertraan. Insuline is het enige geneesmiddel geweest, dat op bon werd verstrekt. Het bleef evenwel tot het eind van de oorlog beschikbaar, hoewel de situatie in april 1945 zeer verontrustend werd.
Het is mogelijk gebleken van 1942 af in bepaalde perioden regelmatig vitamine C en D aan schoolkinderen, aanstaande en jonge moeders en vitamine C aan sommige groepen van arbeiders uit te reiken.
Tot de distributiegoederen van dit Rijksbureau behoorden de artikelen, bedoeld in de bij de Geneesmiddelenbeschikking 1939 nr 1 ( Zie Stcrt 168A van 28 augustus 1939. ) horende tabellen A en B, ongeacht of deze artikelen al dan niet onder merknaam in de handel werden gebracht.
De volgende Beschikkingen verschenen bij het Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen:
  • Verbandmiddelenbeschikking 1939 nr 1
  • Tandrubberbeschikking 1941 nr 1
  • Beschikking kunsttanden en -kiezen 1943
  • Geneesmiddelenbeschikking 1947
  • Verbandmiddelenbeschikking 1947
Dit Rijksbureau werd in juni 1948 opgeheven en samengevoegd met het Rijksbureau voor Chemische Produkten tot het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten.
Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten
In juni 1948 ontstond uit een samenvoeging van het Rijksbureau voor Chemische Produkten en het Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten ( Instelling van het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 24 juni 1948, no. 49679 (Stcrt 121), m.i.v. 1 juli 1948. In 1950 samengevoegd met het Centraal Rijksbureau. ) (de samenwerking tussen de beide Rijksbureaus was al intensief). De volgende Beschikkingen waren bij dit Rijksbureau van kracht ( De Chemische Produktenbeschikking 1944 nr 1 verviel. ) :
  • Geneesmiddelenbeschikking 1947
  • Verbandmiddelenbeschikking 1947
  • Chemische Produktenbeschikking 1948
Bovendien (zoals deze Beschikkingen sindsdien zijn gewijzigd) werden de volgende Beschikkingen gewijzigd in dier voege, dat in artikel 1 de begripsomschrijving 'Rijksbureau' wordt gelezen 'het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten':
  • Verf- en Verfgrondstoffenbeschikking 1945
  • Chemische Kantoorbenodigdhedenbeschikking 1942
  • Zeepbeschikking 1945 nr 1
  • Zeepdistributiebeschikking 1945
  • Verbandmiddelenbeschikking 1947
In juli 1949 werd het Rijksbureau voor Teerprodukten bij het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten gevoegd (zie 5.5).
In maart 1950 werd het Rijksbureau samengevoegd met het Centraal Rijksbureau.
Rijksbureau voor Teerprodukten
Aangezien de taken van de Sectie Teer van het Rijksbureau voor Chemische Produkten zich steeds verder uitbreiden, werd besloten deze Sectie om te zetten in een Rijksbureau. In januari 1942 werd, bij beschikking van de Secretaris Generaal, het Rijksbureau voor Teerprodukten opgericht ( Teerbeschikking 1940 nr 1, Beschikking van de Secretaris Generaal van 18 december 1942, no. 68273 N.G. (Stcrt 147). Rijksbureau opgeheven bij Ministeriële Beschikking, waarbij de taken overgedragen zijn aan het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten. ) , gevestigd te 's-Gravenhage.Het werd opgericht om werkzaam te zijn op het gebied van regeling en controle van teerprodukten en om toezicht te houden op de prijsvorming en prijsbeheersing. Onder teerprodukten verstond men dezelfde soorten teer, zoals genoemd in de Teerbeschikking 1940 nr 1, die van kracht bleef, maar nu met uitzondering van de teersoorten syntebuhars I en VII. Bovendien bleef van kracht de Beschikking Dakbedekking met Teerpapier 1941 nr 1 (ook AGWB). Het Rijksbureau voor Teerprodukten werd in juli 1949 opgeheven, bij Ministeriële Beschikking ( Opheffing Rijksbureau voor Teerprodukten, Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1949, no. 34402 HN (Stcrt 125). ) . De taken van het Rijksbureau werden overgebracht naar het Rijksbureau voor Chemische en Pharmaceutische Produkten.
Sectie Linoleum
In augustus 1940 werd het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën opgericht ( Beschikking Verwerkende Industrieën 1940 nr 1, Beschikking van de Secretaris Generaal van 5 augustus 1940, no. 37623 N. (Stcrt 150). Ingetrokken bij de Metalenbeschikking 1947. ) . Hierbij werden verschillende Secties ingericht, nl. de Sectie Grafische Industrie, de Sectie Keramische Industrie, de Sectie Openbare Nutsbedrijven, de Sectie Elektrotechnische Industrie en de Sectie Linoleum. Deze laatste Sectie ( Sectie Linoleum, ingesteld bij Beschikking van de Secretaris Generaal, op 21 oktober 1940, no. 49760 N.G. (Stcrt 205). Ingetrokken bij Ministeriële Beschikking in augustus 1946. ) was ingesteld voor ondernemingen, die zich als hoofd- en nevenbedrijf bezighielden met het vervaardigen of verhandelen van linoleum, viltzeil (bedrukt viltpapier) of vloerzeil, maar met uitzondering van detailhandelaren, waaronder mede werd begrepen behangers en stoffeerders. Deze Sectie Linoleum werd in januari 1944 administratief ondergebracht bij de Sectie Zeep van het Rijksbureau voor Chemische Produkten. Hier gingen zeker een jaar aan besprekingen aan vooraf, omdat men ook overwoog een nieuw Rijksbureau voor Zeep en linoleum op te richten. Mede door aandrang van Duitse zijde, bleven linoleum en zeep echter als Sectie bij het Rijksbureau voor Chemische Produkten.
Tijdelijke Rijksbureaus
Als gevolg van oorlogshandelingen werd de chemische en genees- en verbandmiddelen sector eind 1944 afgesneden van haar centrale bestuursorganen in het noorden en kwam onder het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid te staan. Zo werden het Tijdelijke Rijksbureau voor Chemische Produkten en het Tijdelijk Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen opgericht. Zij stonden onder leiding van tijdelijke directeuren, die totdat de centrale Rijksbureaus bevrijd waren, dezelfde volmachten hadden. De werkzaamheden waren door de aard van de beschikking identiek aan die van de moederbureaus in Den Haag. Toen na mei 1945 het gehele Nederlandse grondgebied bevrijd was, werden de bevoegdheden weer ingetrokken d.m.v. een verordening in het Publicatieblad van het Militair Gezag ( Publikatie Militair Gezag, 8 juni 1945, nr 124. ) .
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksbureau voor Pharmaceutische en Chemische Producten, nummer toegang 2.06.076.07, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksbureau Pharmaceutische en Chem. Producten, 2.06.076.07, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen