Terug naar zoekresultaten

3.12.02.01 Inventaris van het archief van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1826-1955 (1957)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.12.02.01
Inventaris van het archief van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1826-1955 (1957)

Auteur

P.F.T.M. Wouters, W.E. Meiboom

Versie

02-12-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage
Koninklijk Conservatorium 's-Gravenhage tot 1955

Periodisering

archiefvorming: 1826-1955
oudste stuk - jongste stuk: 1826-1957

Archiefbloknummer

3459

Omvang

; 583 inventarisnummer(s) 18,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Koninklijk Conservatorium bevat de algemene stukken van de organisatie; vergader- en beleidsstukken, de financiële administratie en personeelsadministratie met sollicitaties, benoemingen en registers met personalia van onderwijzers. Het grootste deel van het archief heeft echter betrekking op de leerlingen van het conservatorium: correspondentie met leerlingen, beoordelingen van toelatingsexamens, registers en staten van inschrijvingen, inschrijfformulieren, rapporten, de administratie van eindexamenresultaten en lijsten van gespeelde werken. Daarnaast zijn in het archief programma's van uitvoeringen en jubilea te vinden en stukken betreffende de aanschaf van muziekinstrumenten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis
Het Koninklijk Conservatorium voor Muziek werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 7 april 1826 nr. 125 ( Zie inv.nr. 17. ) . Artikel 1 bevatte de bepaling: "Er zal in de stad 's-Gravenhage eene Muziek- en zangschool worden opgerigt." De minister van Binnenlandse Zaken stelde krachtens art. 2 van dit K.B. bij besluit van 25 april 1826 nr. 130 ( Zie inv.nr. 17. ) een Commissie van Toezicht in. De nog jeugdige musicus J.H. Lübeck werd als eerste belast met het directeurschap. Daarvoor was hij sinds 1823 als orkestdirecteur te Amsterdam werkzaam geweest. Op 6 december 1826 ( Zie inv.nr. 67. ) werd het reglement goedgekeurd en op 1 januari 1827 begon de school met vijftig leerlingen. De niet-betalende leerlingen werden door de directeur gekozen uit kinderen van wees- en armenhuizen en uit minvermogende gezinnen. Voorwaarde voor toelating was dat zij zich voor de gehele cursus aan de school verbonden en van de uitoefening van de muziek hun beroep zouden maken. Dilettanten konden tegen betaling de lessen volgen. De geringe middelen van de school maakten het onmogelijk geschikte onderwijzers te vinden. Door een engagement bij het orkest der Franse Opera aan de onderwijzers aan te bieden werd dit probleem opgelost. Dit was mogelijk door het feit dat de gemeente 's-Gravenhage beide instellingen ondersteunde. Haar bemoeiing met de Franse Opera werd in 1828 gestopt. Om deze bron van inkomsten te vervangen kregen de onderwijzers een plaats in de door koning Willem I gestichte Koninklijke Hofkapel ( D.J. Balfoort, De geschiedenis van de Koninklijke Hofkapel 1820-1842, 's-Gravenhage 1943, getypt. Vindplaats: Gemeentemuseum 's-Gravenhage. ) . Deze overgang was vooral te danken aan de hofmaarschalk J.W. baron Huijssen van Kattendijke, die de Hofkapel onder zijn toezicht had en tevens lid was van de Commissie van Toezicht. De directeur van het conservatorium werd hierdoor tevens kapelmeester. Aan deze inkomsten kwam een einde in 1842, nadat koning Willem II reeds in 1841 besloten had tot opheffing van de Hofkapel. Om het wegvallen van deze betrekking te compenseren kregen de leden tot 1850 nog een uitkering van de koning en de stad 's-Gravenhage ( Zie inv.nrs. 207 en 209. ) . Vanaf 1841 waren er contacten met de maatschappij tot bevordering van de Toonkunst over de oprichting van een orgelklasse op de muziekschool. In 1853 werd W.F.G. Nicolaï belast met de leiding van de orgelklasse. Deze kreeg aan het begin van de kerkvoogden van de Nederlands Hervormde Kerk de beschikking over het orgel in de Grote Kerk te 's-Gravenhage. In het najaar kreeg Nicolaï zelf de beschikking over een pedaalinstrument ( Zie inv.nr. 552. ) . Twee jaar later kon door een éénmalige subsidieverhoging van vierduizend gulden een Bätz-orgel worden aangeschaft, afkomstig uit de nalatenschap van koning Willem II. In de vergadering van 10 februari 1865 werd medegedeeld dat de directeur J.H. Lübeck de zevende van die maand was overleden. Na deze bekendmaking deed de Commissie van Toezicht op 20 februari 1865 een voordracht voor een nieuwe directeur. Ondanks het feit dat zij met vier stemmen de voorkeur uitspraken voor J.J.H. Verhulst, orkestdirecteur te Amsterdam, boven W.F.G. Nicolaï, leraar aan het conservatorium, beschikte Thorbecke als minister van Binnenlandse Zaken afwijkend. Dit had tot gevolg dat vier leden van de Commissie van Toezicht hun ontslag vroegen om daarmee hun ongenoegen te laten blijken Bij deze benoeming zal mede een rol hebben gespeeld, dat Thorbecke Nicolaï persoonlijk kende, aangezien laatstgenoemde muziekles gaf aan zijn kinderen ( Zie inv.nr. 80. ) . In ditzelfde jaar werd een nieuw reglement opgesteld door de opnieuw aangevulde commissie. Inmiddels had Nicolaï niet die invloed gekregen die hij zich gewenst had. Zo werd hij in 1874 niet gekend in een reglementswijziging die de Commissie van Toezicht aan de minister voorlegde en die werd aangenomen. In 1875 waren de geschilpunten van Nicolaï met voornoemde commissie dermate groot dat hij ertoe overging om een vertrouwelijk schrijven te richten aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij hoopte hierdoor alsnog zijn mislukte voorstellen tot wijziging in het beleid gestalte te geven ( Zie inv.nr. 80. ) .
Tijdens het directeurschap van W.F.G. Nicolaï breidde de school zich behoorlijk uit. Waren er in 1865 nog 208 leerlingen met 15 leraren, in 1893 was dit aantal al gestegen tot over de 300 met 22 leraren. Eind april 1896 overleed Nicolaï.
Mr. H.A. Viotta volgde Nicolaï op. Hij onderscheidde zich op velerlei terrein. Als vurig aanhanger van Wagner nam hij het initiatief tot de oprichting van een gelijknamige vereniging. Zo werd ook, mede door zijn toedoen, in 1900 de naam van Koninklijke muziek- en zangschool verandert in Koninklijk Conservatorium voor Muziek ( Zie inv.nr. 21 en Koninklijk Besluit van 10 mei 1900 nr. 11. ) . Vier jaar later richtte hij het Residentie-orkest op. Dit had tot gevolg dat vele onderwijzers van het conservatorium, evenals destijds bij de Hofkapel, een nevenfunctie kregen in het orkest. Hierdoor kwam het onderwijs op het conservatorium in het gedrang. Dientengevolge ging de Commissie van Toezicht er in 1906 toe over om zich in een brochure tegen de negatieve uitlatingen over deze gang van zaken in de pers te verdedigen ( Zie inv.nr. 59. ) . Dit had echter niet het gewenste resultaat. De stroom van kritiek hield aan en bereikte een hoogtepunt toen in het parlement naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf zelfs vragen werden gesteld ( Zie J. Kasander, 150 jaar Koninklijk Conservatorium, blz. 51. ) .
In 1919 nam H.A. Viotta, mede onder druk van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, op zeventig-jarige leeftijd ontslag als directeur.
Nadat het probleem over de hoogte van de salariëring was opgelost kon dr. J. Wagenaar tot directeur worden aangesteld. Hij begon met de instelling van een examenklas, om vervolgens de hele examenregeling van 1865 te veranderen. Hij zette zich tevens in voor een verbetering van de salariëring en de pensioenen van de onderwijzers.
In 1926 werd het 100-jarig bestaan van de school opgeluisterd met een groot feestconcert. Tien jaren later onderging het conservatorium een bestuurlijke wijziging doordat het officieel een rijksinstelling werd en de onderwijzers rijksambtenaren werden.
In 1937 ging J. Wagenaar op 75-jarige leeftijd met pensioen. Hij werd opgevolgd door Sem Dresden. Diens ideaal was om een muziekschool aan het conservatorium te verbinden om zo de leerlingen van jongs af aan te kunnen begeleiden. Dresden's loopbaan werd echter door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onderbroken. Op 22 november 1940 werd hij, evenals de docenten David Meijer, Lothar Wallerstein en Rosa Spier, vanwege zijn Joodse afkomst uit zijn functie ontheven. Per 1 maart 1941 werd dit omgezet in een ontslag. Dr. Walther Boer werd tot waarnemend directeur benoemd, maar op 1 september 1941 werd, met voorbijgaan aan de Commissie van Toezicht, ir. H.H. Badings tot directeur benoemd. De naam Koninklijk Conservatorium voor Muziek werd tijdens de oorlog veranderd in Rijksconservatorium.Het bestuur van de school kwam in handen van de directeur. De school ressorteerde onder het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, dat bepaalde dat aan Joodse leerlingen het verder bijwonen van de lessen moest worden ontzegd. Voor de Joodse leerlingen die in de laatste twee studiejaren zaten, werd een uitzondering gemaakt. Zij zouden echter vanaf dat moment in aparte klassen de lessen voor het examen moeten volgen. Publicatie van de examenresultaten werd eveneens verboden.
Tussen 1941 en 1944 zijn er door oorlogsomstandigheden tal van wijzigingen in de lesroosters en van leraren geweest. Badings wist echter gedaan te krijgen dat de studie aan het conservatorium als arbeidsdienstplicht beschouwd werd, zodat geen leerlingen naar Duitsland moesten. Dolle dinsdag (5 september 1944) ontwrichtte het openbare leven in Nederland totaal. Hieraan ontkwam ook het conservatorium niet. Veel leraren en leerlingen konden de school niet meer bereiken. De directeur vertoefde vanaf 5 september 1944 in Emmen en Groningen en is sindsdien niet meer op vergaderingen van de Commissie van Toezicht verschenen. Door gebrek aan brandstof kwam het onderwijs al snel tot stilstand al hebben enkele leraren nog wel thuis lessen gegeven.
Tien dagen na de bevrijding kon de Commissie van Toezicht na vier en half jaar afwezigheid Sem Dresden weer als directeur van het conservatorium begroeten. Een van de dingen waarvoor hij zich na de oorlog veel moeite heeft getroost is het conservatorium een nieuw studie-orgel te verschaffen. Na veel overleg werd besloten het orgel te bestellen bij de orgelbouwer Victor Gonzalez te Parijs. Er moesten heel wat financiële en organisatorische moeilijkheden worden opgelost voordat het op 20 oktober 1950 feestelijk kon worden ingewijd.
Inmiddels was in afwijking van de voordracht van de Commissie van Toezicht prof. H. Andriessen in 1949 benoemd tot directeur van het conservatorium. Bij zijn installatie als directeur beloofde hij alles te zullen doen wat in zijn vermogen lag om de instelling tot nog groter bloei te brengen. "Niets schrikt mij hiervan af", zei hij, "ook niet de slechte behuizing die zelfs slecht is te noemen voor een dorpsschool."
Dit was niet teveel gezegd, aangezien de directeur zelf een aantal uren zijn kamer moest afstaan opdat ook daar les gegeven kon worden. Wel werd bereikt dat in 1957, aan het einde van het directeurschap van H. Andriessen de plaats werd bepaald waar het conservatorium moest komen. Tenslotte zij vermeld dat het conservatorium in 1951 haar 125-jarig bestaan vierde met een feestconcert.
Gebouw
( Zie C. Versteeg, C. Postmaa, "ten behoeve der opterigten school", 's-Gravenhage 1980. Zie ook inv.nr. 569. ) Artikel 5 van het oprichtingsbesluit vermeldde dat het stedelijk bestuur van 's-Gravenhage aanbood "om ten behoeve der op terigten school te verschaffen een lokaal gelijk ook eene jaarlijksche somme van Duizend twee honderd Guldens (ƒ 1200) ter voorziening in de verdere behoeften der school" ( Zie inv.nr. 17. ) .
Het "gewesen huis van Nederburgh", een patriciërshuis op de hoek van wat destijds heette het Hoge Westeinde en de Vleersteegh werd als eerste onderkomen voor de muziekschool gebruikt.
Dit duurde tot de zomer van 1840 toen zij naar het gebouw van de Teeken- en Bouwacademie aan de Prinsessegracht verhuisde. Eén en ander onder protest van de Commissie van Toezicht, omdat er geen woning voor de directeur aanwezig was en het gebouw niet ingericht was op de praktische eisen van het muziek- en zangonderwijs. Met name de orkestklasse had het moeilijk, want voor de repetities was niet voldoende ruimte. Aan deze situatie kwam pas een einde in 1882 toen de school het gebouw aan de Korte Beestenmarkt nr. 9 kon betrekken. Het bestond uit 13 leslokalen en een concertzaaltje.
Maar ook deze ruimte bleek op den duur onvoldoende. Dit probeerde men op te lossen door middel van uitbreidingen naar belendende panden. In het jaarverslag van 1906 verschijnen de eerste klachten over de beperkte ruimte. In 1912 werd zelfs een verzoek gedaan om de destijds leegstaande Koninklijke Schouwburg te mogen huren.
Het zou tot 1937 duren voor men positieve geluiden over eventuele nieuwbouw kon horen. Het terrein lag aan het Alexanderveld waar ook het nieuwe stadhuis zou worden gebouwd. De Tweede Wereldoorlog verhinderde deze plannen.
Na de oorlog begon men weer voorzichtig plannen te maken. Programma's van eisen werden opgesteld en gewijzigd. Mogelijke bouwterreinen werden besproken, zoals het plan Dudok waar het conservatorium in de buurt van het Gemeentemeuseum werd geprojecteerd. In 1957 werd de Juliana van Stolberglaan als plaats voor het conservatorium bepaald. Het zou echter tot 1976 duren voor de eerste paal werd geslagen en tot 1980 voor dat men het gebouw kon betrekken.
Organisatie en bestuur
In artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 7 april 1826 nr. 125 ( Zie inv.nr. 17. ) betreffende de oprichting van de Koninklijke muziek- en zangschool staat in art. 2 het volgende vermeld: "Dezelve school staan onder toezigt van eene commissie zamengesteld uit vijf leden door onzen Minister van Binnenlandse Zaken te benoemen. De burgemeester van 's-Gravenhage is van regtswege lid dier commissie."
Bij ministerieel besluit van 25 april 1826 nr. 130 werd zoals hiervoor vermeld een Commissie van Toezicht benoemd. Deze commissie benoemde uit haar midden een voorzitter, een thesaurier/penningmeester en een secretaris. De penningmeester was verantwoordelijk voor de financiën van de school en het beheer van de fondsen, terwijl de secretaris belast was met de administratie, het maken van de notulen en het beheer van het archief. De taak van de commissie bestond uit het toezicht houden op de school. In de praktijk was dit zo verstrekkend dat men beter van het besturen van de muziekschool kon spreken. Zij was jaarlijks verantwoording schuldig aan de minister van Binnenlandse Zaken (vanaf 1918 aan de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) over de financiën van de school en het beheer van de fondsen. Bovendien stelde de commissie een jaarverslag op voor deze zelfde minister. Zij stelde voordrachten op voor de benoeming van de directeur en de vaste onderwijzers van de school. (Hulponderwijzers werden door de commissie zelf benoemd).
De commissie stelde reglementen op en legde deze aan de minister voor ter goedkeuring. De beslissingen over de vrijstelling of de vermindering van schoolgelden kwam ook haar toe. Bovendien adviseerde zij bij de toekenning van beurzen. Het geheel van taken bracht veel werk met zich mee. Daar de leden van de commissie hun taak onbezoldigd naast andere betrekkingen vervulden kwamen de werkzaamheden voor de commissie wel eens in het gedrang. Al in 1835 ( Zie inv.nr. 1. ) probeerde men hiervoor een oplossing te vinden door het aantal leden te vergroten. Maar ook de school breidde zich uit. Een andere oplossing werd gezocht in het delegeren van de leerlingen-administratie aan de directeur. Dit laatste blijkt uit het reglement van 1874 en uit het archief ( Zie inv.nrs. 295-330. ) daar sinds die tijd leerlingenboeken werden bijgehouden. Dit ontlastte de commissie wel maar de vele schrijfwerkzaamheden werden ook de directeur te veel, dit hoewel er soms nog wel een schrijver werd ingehuurd om bijvoorbeeld de getuigschriften te schrijven. In 1905 werd uiteindelijk een administrateur aangesteld die zowel de commissie als de directeur werk uit handen zou nemen ( Zie inv.nrs. 49. ) . Hij werd belast met de administratie van de leerlingen en de inning van de schoolgelden. In de periode 1924-1938 was hij tevens lid van de Commissie van Toezicht en kreeg hij steeds meer een uitvoerende taak bij het beheer van de financiën van het conservatorium. Dit ging zo ver dat de administrateur in 1936, toen het conservatorium rijksinstelling werd, de hele financiële boekhouding van de school overnam. De penningmeester en de Commissie van Toezicht hielden de eindverantwoordelijkheid voor hun rekening en tevens het beheer van de fondsen. Ook de directeur wist meer invloed op de besluitvorming te verkrijgen. Na 1919 verviel de verslaggeving aan de commissie. De nieuwe directeur J. Wagenaar nam nu aan de hele vergadering deel ( Zie inv.nr. 4. ) dat wil zeggen niet alleen aan dat deel, waarbij de commissie de aanwezigheid van de directeur gewenst achtte. Hij kon zo zijn plannen rechtstreeks aan de commissie voorleggen en toelichten. Hij kreeg hierdoor een actief aandeel in de besluitvorming van de commissie. Bovendien werd in 1924 J. Oudemans, zoals gezegd, administrateur van het conservatorium, secretaris van de Commissie van Toezicht. Deze situatie, die tot 1938 duurde, heeft er mede voor gezorgd dat invloed van de directeur nog verder werd vergroot. In 1941, na de aanstelling van ir. H.H. Badings als directeur, kreeg de commissie een brief van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming waarin werd meegedeeld dat zij het bestuur moesten overdragen aan de nieuwe directeur ( Zie inv.nr. 24. ) . Dit besluit wist de commissie nog zo te veranderen dat zij het beheer van de fondsen en de beslissing over de vrijstelling of vermindering van schoolgeld onder zich hield. En "dat wanneer de directeur in de uitoefening dezer bevoegdheden aan U (het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming) een voorstel doet, de commissie door hem in de gelegenheid wordt gesteld daarover prae-advies uit te brengen, en dit prae-advies U tezamen met het voorstel zal worden toegezonden." Deze situatie bleef ook na de oorlog bestaan en werd in 1957 definitief in een nieuw reglement vastgelegd ( Zie inv.nr. 75. ) .
De naam Commissie van Toezicht werd bij die gelegenheid veranderd in Commissie van Advies en Bijstand. De commissie hield het beheer over fondsen. Zij bracht jaarlijks verslag uit aan de minister. Zij stelden voordrachten op voor de benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. De directeur kreeg de algemene leiding van het onderwijs en het bestuur van de school.
Pensioenfonds
Voor het "Pensioenfonds voor de hoofdonderwijzers en onderwijzers der school mitsgaders voor hunne weduwen en weezen" was reeds in het eerste jaar na de oprichting van de school de grondslag gelegd. Het hiervoor door de commissie ontworpen reglement werd door de minister van Binnenlandse Zaken goedgekeurd bij diens beschikking van 3 april 1828 nr. 146 ( Zie inv.nr. 17. ) . In dezelfde vergadering van de commissie, waarin dit besluit werd meegedeeld, werd besloten "om onverwijld een som van ƒ 5000,- werkelijke schuld aan te koopen ten einde het ontwerp van gemeld Pensioenfonds aanvankelijk ten uitvoer te brengen." Het kapitaal werd nog verhoogd door een aantal jaren één kwart van de schoolgelden ten bate te laten komen van het pensioenfonds. Verder werd het kapitaal vergroot door getrokken rente en door te korten op de pensioenuitkeringen. De eerste poging om tot rijkspensionering te komen dateerde reeds van 1843. Een verzoek van de commissie aan de minister om de onderwijzers op te doen nemen in het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds werd echter afgewezen ( Zie inv.nr. 1. ) en wel op grond van het feit dat de salarissen niet geheel door het rijk werden betaald, maar voor een deel ook uit de schoolgelden en subsidies van gemeente en provincie werden gefinancierd. Pasna de Eerste Wereldoorlog werd aan deze wens tegemoetgekomen. Met ingang van 1 januari 1922 werden alle inkomsten van de school in 's rijks schatkist gestort. Daar stond een verhoging van de subsidie door het rijk tegenover. De aanspraak op rijkspensionering werd niet gehonoreerd voor pensioenen, die vóór die tijd waren toegekend en evenmin voor de diensttijd van vóór 1922. Op grond daarvan kregen diverse onderwijzers nog jarenlang een pensioenuitkering, die ten laste kwam van het pensioenfonds van het conservatorium. In 1936, toen het conservatorium een rijksinstelling werd, stelde de Algemene Rekenkamer voor om het fonds op te heffen. De Tweede Kamer besliste dat het voorlopig kon blijven bestaan maar dat er wel een wettelijke basis aan moest worden gegeven. Het overleg hierover werd onderbroken door de oorlog. Het zou nog tot 18 maart 1955 duren alvorens de "Wet Pensioenfonds Koninklijk Conservatorium", met daarin een regeling voor het voortbestaan van het fonds in het staatsblad kon worden gepubliceerd ( Zie inv.nr. 174. ) . Hierbij werd tevens bepaald dat de pensioenen aan de daartoe gerechtigde personen zouden worden uitgekeerd en dat na liquidatie van het fonds, het saldo een bestemming zou worden gegeven in verband met de bouw en de inrichting van een nieuw gebouw.
Prijzenfondsen
( Zie inv.nrs. 175-182. )
Nicolaïfonds
Het Nicolaïfonds werd op 15 oktober 1898 gesticht door een comité bestaande uit mr. J.G. Patijn, mr. F.A.H. van Weckherlin en dr. J. de Jong. Het beheer van dit fonds werd opgedragen aan de Commissie van Toezicht. Uit de renten van een door voornoemde personen bijeengebracht kapitaal zou ieder jaar de Nicolaïprijs worden uitgereikt aan de leerling, bij voorkeur uit de compositieklasse, die door buitengewone aanleg werd gekenmerkt.
Fock-medaille
In 1904 had mr. C. Fock, ter gelegenheid van de herdenking van zijn vijfentwintig jarig voorzitterschap van de Commissie van Toezicht aan C.A. Lion Cachet de opdracht gegeven een medaille te ontwerpen, welke hij wilde bestemmen voor uitreiking aan begaafde leerlingen van de school. De medaille kan in zilver en in brons uitgereikt worden. Op de medaille werd als inscriptie de naam van de leerling(e) en de datum waarop de medaille werd uitgereikt gegraveerd. De beslissing over de toekenning van de medaille was in handen van de Commissie van Toezicht. De Commissie van Toezicht liet de stempels voor het slaan van de medaille bewaren bij de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen. Overeengekomen werd dat de commissie op elk gewenst ogenblik afslagen van de stempels kon laten maken of de stempels kon terugvorderen. Dit terugvorderen is kennelijk geschied, aangezien in 1946 de Nederlandsche Fabriek voor Gouden en Zilveren Werken, na een bestelling van een aantal afslagen door de Commissie van Toezicht, meedeelde dat de stempels niet meer in haar bezit waren, waarna bleek dat ze al enkele jaren bij de Rijksmunt berustten. Ondanks protesten van de fabriek, besloot de commissie toch de stempels bij de Rijksmunt te laten en in het vervolg daar de afslagen te bestellen.
Arnold Spoelfonds
In maart 1910 werd door Arnold Spoel een bedrag, dat hem naar aanleiding van zijn 25-jarig jubileum als leraar aan het conservatorium was aangeboden, onder beheer gesteld van de Commissie van Toezicht. Jaarlijks zou uit de rente hiervan zangmuziek worden aangekocht. De prijs zou worden uitgereikt, hetzij bij de jaarlijkse overgangsexamens hetzij bij de eindexamens, aan een talentvolle leerling die als zanger of als zangeres een bijzondere belofte inhield.
Cuyperfonds
In 1929 werd door J.M.I. Cuyper een legaat van vijftienduizend gulden aan het conservatorium nagelaten, van welk kapitaal zijn weduwe gedurende haar leven het vruchtgebruik had. Na haar overlijden in 1942 moest van de jaarlijkse rente ten bedrage van zeven à achthonderd gulden een piano van Nederlands fabrikaat worden gekocht, voor de leerling die het beste piano-examen aflegde.
Potgerprijs
Op 8 november 1947 berichtte het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de waarnemend directeur van het conservatorium, Eduard van Beinum dat door C.A. Potger, consul-generaal van Nederland op Ceylon een geldbedrag ter beschikking was gesteld. Dit bedrag, groot ƒ 100,- moest als prijs aan de mannelijke kandidaat toegekend worden die het beste examen had afgelegd voor piano. Jaarlijks stelde de heer Potger dit bedrag via het ministerie ter beschikking van de school, die zelf de kandidaat voor de prijs mocht aanwijzen.
Van Randwijck-fonds
Op 17 december 1948 meldde de waarnemend directeur, Everhard van Beijnum aan de heer Van Haeften, voorzitter van de Commissie van Toezicht, dat mr. dr. W.A. graaf van Randwijck hem benaderd had over een eventueel op te richten Van Randwijckfonds. Hiervoor zou Van Randwijck per testament ƒ 300.000 aan de Staat der Nederlanden nalaten, waaruit instrumenten voor het conservatorium zouden kunnen worden aangeschaft, studiebeurzen gegeven en andere uitgaven ten behoeve van de school zouden kunnen worden gedaan. Of dit fonds ook werkelijk is gesticht, is tot nu toe onbekend, maar onwaarschijnlijk.
Vernieuwingsfonds
( Zie inv.nrs. 183, 559. )
Tijdens de vergadering van de Commissie van Toezicht van 13 mei 1930 deelde de voorzitter mee dat hij van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een suggestie had gekregen om te komen tot een vernieuwingsfonds. Eén jaar daarvoor was het idee geopperd de batige saldi van de rekening van het conservatorium te storten in een apart fonds om zo alvast aan de kosten van het nieuwe gebouw bij te dragen. Door de crisis en de oorlog bleef het saldo van dit fonds beperkt. Het werd in 1953 geliquideerd, nadat het saldo besteed was aan de aanschaf van muziekinstrumenten.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Tot het jaar 1924 werd het archief beheerd door de secretaris van de Commissie van Toezicht. Door de reorganisatie in 1924 ging het beheer in dat jaar over op de secretaris-administrateur. In 1936 toen het conservatorium een rijksinstelling werd kreeg de administrateur het beheer, terwijl de boekhouder met de feitelijke verzorging werd belast. Deze situatie duurde nog voort in 1982.
De aanvang van het archief is te stellen op 1826, het jaar van de oprichting van de school door koning Willem I. Het hoofdbestanddeel van het archief vormde de series correspondentie. Daarnaast kunnen we de financiële administratie, het pensioenfonds en de leerlingenadministratie onderscheiden. Van 1826 tot 1880 werd op de ingekomen en minuten van uitgaande stukken een exhibitumnummer vermeld met verwijzing naar de desbetreffende notulen. Toen P.J. van de Kasteele in 1880 tot secretaris van de Commissie van Toezicht werd benoemd, is hij het geweest, die dit stelsel verlaten heeft. In plaats daarvan gaf hij alle ingekomen stukken een eenvoudige doorlopende nummering (1-715).
Ook dit systeem werd afgeschaft. Van 1904 tot 1943 zijn de ingekomen stukken in het geheel niet genummerd. Met de herinvoering van de brievenboeken in 1943 begon men ook de ingekomen stukken weer te nummeren. Van de Kasteele heeft ook de minuten van uitgaande stukken van een eenvoudige doorlopende nummering voorzien (1-1142). In 1926 begon men opnieuw te nummeren (1-434), welke procedure men in 1932 herhaalde (1-273). Te rekenen vanaf 1920 werd buiten de nummeringen allengs een rubriekenstelsel ingevoerd. Met het jaar 1935 werd een jaarlijkse nummering ingevoerd. Op 1 januari 1956 voerde de schooladministratie een fichedoorschrijfsysteem met een codering afgeleid van de basiscode V.N.G. in. Dit stelsel is nog steeds in gebruik.
De vorming van het archief werd voor een groot deel bepaald door de taak- en werkverdeling tussen de Commissie van Toezicht enerzijds en de directeur en administrateur anderzijds (zie organisatie en bestuur).
De geleidelijke verschuiving van de competenties van de Commissie van Toezicht naar de directeur (administrateur) is ook in het archief waar te nemen (zie inventarisnummers 50-58, 217-220). Dit heeft er toe geleid dat er een vermenging van de diverse archiefbestanddelen heeft plaatsgevonden. Dit bleek met name bij de correspondentie van de Commissie van Toezicht, directeur en administrateur. Hier was het niet mogelijk om deze geheel van elkaar te scheiden, daarom werd besloten om deze tot één serie correspondentie samen te voegen. Naast deze serie algemene correspondentie zijn in de tijd zelf nog drie kleine series gevormd, nl. de correspondentie van de directeur en de administrateur (inv.nrs. 54-58) en de correspondentie van de directeur met de leraren (inv.nrs. 189, 190) en met de leerlingen (inv.nrs. 217-220). Deze series zijn apart gehouden van de serie algemene correspondentie omdat hieruit de toenemende invloed van de directeur en de administrateur blijkt.
De vorming van de boekhouding valt in drie perioden te verdelen. De eerste periode loopt van het jaar 1826 tot en met 1929. In dit tijdvak maakte men gebruik van een kameralistische boekhouding.
In 1930 ging men over op een dubbele boekhouding. Dit stelsel heeft men gehandhaafd tot het jaar 1936, toen het conservatorium een rijksinstelling werd. Vanaf dat jaar is de boekhouding volgens de door het rijk voor overheidsorganen opgestelde regels ingericht.
In augustus 1979 werd het archief van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek op grond van art. 5 van de Archiefwet overgebracht naar het Rijksarchief in Zuid-Holland.
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Overzicht van vernietigde stukken uit het over de periode 1826-1955 lopende archief van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1900-1955.
Toestemming voor de vernietiging werd verleend door het ministerie van CRM; correspondentie Rijksarchief in Zuid-Holland 1982, E 422.
  • Kasstukken van de administrateur, 1906-1935. 22 dozen.
    De in deze stukken voorkomende posten zijn opgenomen in de kasboeken van de administrateur, die bewaard worden.
  • Aantekeningen van de penningmeester over de door hem opgenomen hoeveelheid geld, 1922-1935. 2 schriften.
    Al deze posten zijn opgenomen in de financiële verantwoording van de penningmeester, die bewaard wordt.
  • Mutatie-overzichten van obligaties, effecten etc., gedeponeerd bij de Rotterdamse bank, 1935-1938, 1950-1955. 2 dozen.
    Al de in deze stukken voorkomende financiële gegevens zijn opgenomen in de financiële administratie, die bewaard blijft.
  • Giro- en bankafschriften, 1950-1955. 1 doos.
  • Ontvangstbewijzen van schoolgeld. 1 doos.
    De ontvangen schoolgelden staan genoteerd in de financiële administratie, die bewaard blijft. 2 dozen.
  • Loonbelastingtabellen.
  • Ingekomen circulaires, 1938-1955, en verzoeken om inlichtingen van eenvoudige aard, 1938-1955. 2 dozen
    Deze circulaires betreffen met name de berekeningen van pensioen- en andere grondslagen van het personeel.
  • Verzoeken tot het sturen van prospecti en verzoeken om inlichtingen van eenvoudige aard, 1938-1955. 6 dozen.
  • Opgaven van de data van voorspelen, 1948-1955. 1 doos.
  • Berichten van verhindering, 1945-1955. 1 omslag.
  • Ingevulde inschrijfformulieren van leerlingen, 1910-1931. 4 dozen.
    De inschrijfregisters over deze periode zijn aanwezig.
  • Indelingen van de kaartjesverdeling bij uitvoeringen, 1900-1955. 3 dozen.
  • Drukproeven van de jaarboeken 1915-1920.
    De jaarboeken over deze periode zijn aanwezig. 1 doos.
  • Oningevulde formulieren. 1 doos.
  • Prospecti van instrumenten. 1 omslag.
  • Prospecti van concoursen in het buitenland, 1948-1955. 1 doos.
    Betreft de concoursen waaraan niet werd deelgenomen.
  • Kranten, 1950-1955. 1 pak.
Verantwoording van de bewerking
Het voorlopige einde van het archief werd in overleg met de leiding van de school op 1958 bepaald. De keuze voor deze caesuur berustte op de directeurswisseling tussen H. Andriessen en K. van Baaren. Administratief gezien bleek dit een zeer willekeurige en ongelukkige datum. De schooladministratie is immers op 1 januari 1956 begonnen met een fichedoorschrijfsysteem, met een codering afgeleid van de basiscode V.N.G. De inventarisatie werd om die reden afgesloten op 31 december 1955. De inventarisatie werd verricht als onderdeel van de opleiding tot middelbaar archiefambtenaar in de periode 1979-1980.
Ordening van het archief
Naast de series notulen en correspondentie zijn er van af de vroegste tijden enkele rubrieken gevormd. We onderscheiden de financiën van de school, het pensioenfonds en de leerlingenadministratie.
Buiten deze rubrieken om zijn er ook steeds, van zaken die men belangrijk achtte, dossiers gevormd. Voorbeelden hiervan zijn de aanschaf van het orgel en de plannen voor de nieuwbouw.
Het rubriekenstelsel, zoals dat in 1920 langzamerhand werd ingevoerd, heeft ongetwijfeld enige tijd gefunctioneerd. Het systeem verwaterde echter door te ver doorgevoerde differentiatie in de rubrieken. 0m die reden en omdat de oude orde door verhuizing en slordige berging in het verleden teloor was gegaan, is al het materiaal van na 1920 herordend en grotendeels in de correspondentie ingevoegd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, nummer toegang 3.12.02.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Koninklijk Conservatorium 's-Gravenhage tot 1955, 3.12.02.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Geraadpleegde bronnen D.J. Balfoort, De geschiedenis van de Koninklijke Hofkapel 1820-1842. 's-Gravenhage. E. Reeser, Een eeuw Nederlandse Muziek. Amsterdam 1950. S. Dresden, Het muziekleven in Nederland sinds 1880 . Amsterdam 1923. Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage 1826-1926 . Gedenkboek uitgegeven door de Commissie van Toezicht op den 25e maart 1926 ter gelegenheid van het honderjarig bestaan van het conservatorium. J. Kasander, 150 Jaar Koninklijk Conservatorium. Den Haag 1976. C. Versteeg, C. Postmaa, Ten behoeve der opterigten school, kroniek van een Koninklijke Muziekschool , z.p. 1980. (Fantasio), Een kijkje in het Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, Den Haag 1903.

1. Lijst van leden van de Commissie van Toezicht van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1826-1955
De gegevens zijn ontleend aan:
  1. Haeften, G.A., Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, 1826-1926, gedenkboek uitgegeven door de Commissie van Toezicht op 25 maart 1926 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan, Den Haag 1926 en de jaarverslagen, inv.nr. 49.
  2. (1955) betekent dat de betrokkene in ieder geval tot 1955 werkzaam is geweest.
Commiessielid Periode/Functie
Asser, M.C. 1879-1899 lid
Baud, mr. J.C. baron 1924-1948 lid
Beaufort, jhr. mr. B.Ph. de 1897-1898 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Beelaerts van Blokland, jhr. mr. C.H. 1884-1920 lid
Bilt, prof. ir. C.L. van der 1940-1942 wnd. burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Boellaard, D.J.H. 1828-1835 bibliothecaris
1835-1860 lid
1860-1862 voorzitter, daarna honorair lid
Bosch ridder van Rosenthal, mr. dr. L.H.N. 1930-1934 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Bosse, mr. P.P. van 1865-1879 voorzitter
Brauw, geb. Van Reenen, mevr. C.E. de 1919-1951 lid
Brienen van de Groote Lindt baron W.D.A.M. van 1855-1863 lid
Bruyn van Melis- en Mariekerke, mr. M.J.H. de 1938-1950 penningmeester
Bylandt, L.E. graaf van 1847-1865 lid
Copes van Cattenburch, L.C.R. 1826-1841 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Deventer, mr. C.Th. van 1910-1915 lid
Dibbetz, H. 1826-1828 secretaris
1829-1851 lid
Eland, J.C. 1917-1919 lid
Evers, P.C. 1881-1898 lid
Feith, jhr. mr. C. 1909-1918 lid
1933-1935 lid
Feith, jhr. mr. Rh. 1919-1933 ondervoorzitter
Ferrand, mr. P.S.P. 1827-1852 thesaurier
1853-1863 lid
Fock, mr. C. 1879-1910 voorzitter
Gevers Deynoot, jhr. mr. F.G.A. 1858-1882 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Haeften, mr. G.A. van 1908 secretaris
1909-1924 secretaris tevens penningmeester
1924-(1955) voorzitter
Hardenbroek van Lockhorst, R.A. baron van 1918-1934 lid
Harinxma Thoe Slooten, mr. J.S. baron van 1898-1904 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Hogendorp, mr. H. graaf van 1879-1913 penningmeester
1913-1924 voorzitter
Hooft, jhr. mr. G.L.H. 1826-1829 lid
1830-1860 voorzitter, daarna honorair lid
1843-1858 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Huyssen van Kattendijke, J.W. baron 1826-1847 lid, pres. van 1829-1830 daarna honorair lid
Huyssen van Kattendijke,W.J.C. ridder 1860-1861 lid
1862-1865 voorzitter
Karnebeek, jhr. mr. dr. H.A. van 1911-1918 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Kasteele, P.J. van de 1879-1881 lid
1881-1900 secretaris
Keekem, C. van 1954-(1955) secretaris
Knuyse de Mey, mr. W.P.C. 1863-1865 lid
Kool, A. 1881-1910 lid
1910-1913 voorzitter
Lagemans, mr. E.G. 1828-1881 secretaris
Lantsheer, mr. W.N. 1863-1865 lid
Limburg Stirum Noordwijk graaf W.A.W. van 1826-1855 lid
Lookeren Campagne, mr. L. van 1954 lid
Loon, jhr. E.H. van 1912-1917 lid
Loudon, dr. A. 1949-1954 lid
Monchy, mr. S.J.R. de 1934-1940 burgemeester van 's-Gravenhage
1945-1946 en als zodanig van rechtswege lid
Oudemans, J.J. 1924-1938 secretaris
1938-1940 lid
Patijn, mr. J.A.N. 1918-1930 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Patijn, mr. J.G. 1882-1887 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Ranitz, jhr. mr. C.J.A. de 1940-1949 lid
Reenen, jhr. mr. J.H. van 1900-1908 lid
Roest, mr. A.J. 1887-1898 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Rolandus Hagedoorn, mr. J.H. 1916-1933 lid
1933-1945 ondervoorzitter
Royer, ir. J.A. 1934 lid
Salis, C.P.A. baron de 1847-1852 lid
1852-1867 thesaurier, daarna honorair lid
Schim van der Loeff, mr. M.M. 1945-1950 secretaris
Schokking, mr. F.M.A. 1950-(1955) burgemeester van 's-Gravenhage als zodanig van rechtswege lid
Schulter tot Peursum, J.H. 1948-1950 2e penningmeester
1950-(1955) penningmeester
Schuurbeque Boeye, jhr. mr. J.F. 1867-1879 thesaurier
1879-1884 lid
Siberg, jhr. mr. P.G. 1826-1828 lid
Sickinghe, jhr. A.G. 1921-1937 lid
Sickinghe, jhr. ir. P.F.O.R. 1946-1951 lid
1951-1954 secretaris
1954-(1955) lid
Six, jhr. mr. W.C. 1935 lid
Snouck Hurgronje, jhr. mr. W.J. 1898-1912 lid
Stoppelaar Fzn., mr. A. de 1938-1944 secretaris
Sweerts de Landas Wyborgh, E.C. baron 1904-1911 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Verbroek, mr. J.D. 1921-1924 lid
1924-1938 penningmeester
Visser, mr. W.A.J. 1947-1950 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Vollenhoven, mr. H. 1851-1884 lid
Weckherlin, mr. F.A.H. van 1884-1920 lid
Wendelaar, mr. W.C. 1913-1919 penningmeester
Westra, prof. mr. dr. H. 1942-1945 burgemeester van 's-Gravenhage en als zodanig van rechtswege lid
Zuylen van Nijevelt, mr. J.A.H. baron van 1899-1918 lid
1900-1909 secretaris
2. Lijst van directeuren van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1826-1955
De gegevens zijn ontleend aan:
  1. Haeften, G.A., Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, 1826-1926, gedenkboek uitgegeven door de Commissie van Toezicht op 25 maart 1926 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan, Den Haag 1926 en de jaarverslagen, inv.nr. 49.
  2. (1955) betekent dat de betrokkene in ieder geval tot 1955 werkzaam is geweest.
Directeur Periode
Andriessen, H.F. 1949-1955
Badings, H.H. 1941-1945
Dresden, S. 1937-1941, 1945-1948
Lubeck, J.H. 1826-1865
Nicolaï, W.F.G. 1865-1896
Viotta, H.A. 1896-1919
Wagenaar, J. 1919-1937
3. Lijst van administrateurs van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, 1905-1955
De gegevens zijn ontleend aan:
  1. Haeften, G.A., Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, 1826-1926, gedenkboek uitgegeven door de Commissie van Toezicht op 25 maart 1926 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan, Den Haag 1926 en de jaarverslagen, inv.nr. 49.
  2. (1955) betekent dat de betrokkene in ieder geval tot 1955 werkzaam is geweest.
Administrateur Periode
Ackermann, A.J. 1905-1914
Binnendijk, D.B. van 1939-1940 waarnemend administrateur
1942-1953 administrateur
Ketjen, W.J. 1915-1921
Mourits, A. 1937-1942
Nijenhuis, J.G. 1914-1915
Oudemans, J.J. 1922-1937
Serlie, A. 1954-(1955)
4. Lijst van leraren van het Koninklijk Conservatorium
De gegevens zijn ontleend aan:
  1. Haeften, G.A., Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, 1826-1926, gedenkboek uitgegeven door de Commissie van Toezicht op 25 maart 1926 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan, Den Haag 1926 en de jaarverslagen, inv.nr. 49.
  2. (1955) betekent dat de betrokkene in ieder geval tot 1955 werkzaam is geweest.
Naam lera(a)r(es) Periode/Vakgebied
Admiraal, S. 1942-1944 repetitor der balletklasse
1944-(1955) piano
Ackermann, A.J. 1865-1905 orgel, theorie, piano
Alma, mej. H.E.J. 1930-1947 methodisch spreken en declamatie
Altmann, H. 1953-(1955) leider-regisseur van de operaklasse
Andriessen, H.F. 1949-(1955) directeur
Andriessen, W.Ch.N. 1910-1918 piano
Angenot, L.M.J. 1899-1938 viool
Antingh Vogel (Albert Vogel jr.) A.Th.L.C. 1948-(1955) declamatie
Arntzenius-George, mevr. Y. 1942-1945 balletdans en plastiek
Badings, H.H. 1941-1945 directeur
Baetens 1846-1848 viool
Baumans, mej. G. 1946-1949 rhythmische gymnastiek
Becher, A.J. 1839-1841 theorie
Becht, C.J. 1852-1864 klarinet
Beems, P. 1827-1840 viool
Beer, H.J. de 1931-1952 trompet
Berger, mej. W.M.V.J. den 1904-1921 methodisch spreken en declamatie
Bergsma-van Gorkom, mevr. J. 1909-1912 koorzang
Bernet Kempers, K.Ph. 1928-1948 muziekgeschiedenis
Best, A. 1904-1935 fluit
Beijnum, E. van 1917-1944 piano
1945-(1955) piano
Bik, J.D. 1946-1948 repetitor van de operaklasse
Boccard, mej. M.L. 1902-1930 Frans
Boer, C.L. Walther 1919-(1955) violoncel
Bogtman, L.A. (1955) solozang
Bol, mej. M.J.E. 1895-1928 solozang
Bolten, D.J.J. 1859-1867 trompet, bazuin
Bolten, D.M.H. 1867-1903 trompet
Botgorschek, F. 1850-1882 fluit
Bouman, A.J.A. 1896-1906 violoncel
Boyer, G. 1952-1953 leider, regisseur van de operaklasse
Bozzelli, zie mevr. M. de Moor-Braken-van Wering, mevr. J. van den 1947-(1955) clavecimbel
Brill, S. 1953-(1955) violoncel
Brockbernd, F.J. 1948-(1955) Gregoriaans en kerklatijn
Bruijn, mej. A.Th. de 1923-1928 solozang
Bruyn, P.J.A.M. de 1946-1948 Gregoriaans en kerklatijn
Bueren, E.M.E. van 1944 solozang
Burgers-Mokrisch, mevr. M.M. 1946-1949 repetitor
Buziau, J.B. 1861-1868 viool
Buziau, E.R. 1943-1945 viool
Bijlsma, A. sr. 1946 (1955) trombone en tuba
Calsteren, H.J. van 1946-(1955) altviool
Couperus, O. 1950-1952 regisseur der operaklasse
Dahmen, J.A. 1829-1853 hoorn
Dalen, H. van 1918-1953 piano
Dekker, J.D. 1929-1936 solozang
Demout, F. 1898-1904 fluit
Devert, J. 1943-1945 altviool
Dhont, zie mevr. J.C.A. Dresden
Does, C. van der 1838-1874 piano
Dresden, A.J. 1939-1942 repetitor van de opera-
1945-1952 klasse
Dresden, S. 1937-1941 directeur
1945-1948 directeur
Dresden-Dhont, mevr. J.C.A. 1937-1946 solozang
Durieux, W. 1906-1910 violoncel
Duuren, A.L. van (1955) begeleider balletklasse
Emmerik, D.P.W. van 1904-1919 hobo
Engels, A. 1932-(1955) orgel
Epenhuyzen, J. van 1939-1940 repetitor-accompagnateur voor de operaklasse
1941-1942 leider van de operaklasse
Ernst, J.E.H. van 1952-(1955) Engels
Fastré, J. 1830-1842 zang, elementair ondervijs
Faubel, Ph. 1831-1851 klarinet
Feltkamp, J.H. 1935-(1955) fluit
Folkersma, mej. C.J.A. 1928-(1955) Hoogduits
Frankfurther, mej. S. 1920-1927 Hoogduits
Gaillard, F.W. 1910-1919 violoncel
Gaskell, mevr. S. 1955 leidster balletklasse
Gaydou, mej. M. 1895-1934 Italiaans
Gaydou, mej . R. A. T. 1886-1891 Italiaans
Gelder, J. van 1827-1863 violoncel, bas
Georgi, zie mevr. Arntzenius-Geraedts, H.J.H. 1923-(1955) harmonieleer
Giese, J.F.G. 1857-1903 violoncel
Giltay, mej. E.J. 1945-1948 Engels
Goemans, J.J.C. 1918-1921 pianist-accompagnateur van de operaklasse
Gorkom, van, zie mevr. J. Bergsma-
Graue, B.A.E. 1832-1858 trompet, bazuin, contrabas, pauken
Groot jr., D.E. de 1826-1831 klarinet
Groot, C.W. de 1938-1945 piano
Hemmes, J. 1869-1893 hobo
Hendriks, W. 1904-1921 trompet, tuba, trombone
Hengeveld, G. 1944-(1955) piano
Henriquez de la Fuente, J.D. 1871-1901 fagot
Heuckeroth, mej. J.S. 1941-1945 harp
Heijde, mej. M.T. van der 1950-(1955) rhythmiek
Heijer, C. of K.A. 1921-1944 hoorn
Heymans, mej. M.W.C. 1929-1942 solozang
Heijst, C.J. van 1902-1921 fagot
Hoff, J.A.W. van 't 1939-1943 repetitor-accompagnateur voor de operaklasse
1943-1945 leraar van de operaklasse
Hoffmann, H.G.F. 1850-1904 viool
Hofmeester, H.W. 1904-1931 viool en trompet
Hoog, mej. C.M. 1912-1931 koorzang
Horstmanshoff, E. 1850-1869 hobo
Houweninge-Schoutens, mevr. A. van 1939-1942 rhythmische gymnastiek
Hove, J. van 1845-1885 koorzang
Huckriede, J.F. 1946-(1955) klarinet
Huigens, C. 1927-1933 Gregoriaans
Iersel-van der Voort, mevr. R.J.M. van 1955 assistente balletklasse
Isterdaël, Ch.Th.J.L. van 1903-1938 violoncel
Jochems-Zeijdel, mevr.G.
zie ook mej. G. Zeijdel 1955 begeleidster balletklasse
Juda, J. 1950-1952 viool
Kalff, J. 1945-1946 repetitor van de operaklasse
Klauw, dr. C.L. 1941-(1955) contrabas
Klijn, N. de 1952-(1955) viool
Kneifer, Th.Th. 1911-1938 contrabas
Koetsier, J. 1949-1950 orkestdirectie en orkestspel
Koumans, R.L. 1952-(1955) paedagogiek, psychologie en didaktiek solfège
Kraan, F. van der 1951-(1955) pauken en slaginstrumenten
Kriens, C.P.W. 1894-1925 klarinet
Laanen, Th. 1953-(1955) trompet
Lamond, F. 1918 hoge klavierspel
Lechleitner, C.J. 1829-1837 viool
Leent-Sieburgh, mevr. E.A. van 1947-(1955) Frans
Leeuwen Boomkamp, C. van 1938-(1955) cello
Limburg, A.H. 1948-1952 Engels
Ling, H.D. van 1884-1889 theorie
1889-1928 piano
Lopes Suasso, E. 1891-1895 Italiaans
Löwenstein, A. 1926-1928 operaklasse
Lübeck, F.W. 1838-1845 viool
Lubeck, J.H. 1826-1865 directeur
Lürsen, M.J. 1941-1952 solfège, harmonie en algemene muziekleer
Man, J.C. de 1953-(1955) piano
Meer, A.J.M. van der 1935-(1955) solfège
Meer, J.C.J. van der 1871-1911 contrabas
Meer, J.H. van der 1949-(1955) muziekgeschiedenis
Meester, Joh. de 1941-1945 leraar van de operaklasse
Mens, L.J. 1920-1944 hulppiano
Meijer, D. 1939-1941, fagot
1945-(1955) fagot
Meijer-Oerlemans, mevr. E.M.E. 1920-(1955) hulppiano
Michelin, mej. M.S.C. 1934-1947 Frans
Mokrisch, zie mevr. M.M. Burgers-
Moor-Bozzelli, mevr. M. de 1934-1935 Italiaans
Morard, mej. J.R. 1930-1934 Frans
Mulder-Roelofzen, mevr. A. 1895-1903 declamatie
Mulder, J.G. 1865-1904 viool
Nicolaï, W.F.G. 1853-1865 orgel, theorie, piano, orkest
1865-1896 directeur
Nobel, F. de 1942-1944 koorklasse, koordirectie en
koorrepertoire
Noordewier-Reddingius, mevr. A. 1923-1937 hogere solozang
Oberstadt, C.D. 1894-1937 piano
Odé, J. 1935-1936 harmonie
Oerlemans, zie mevr. E.M.E. Meijer-
Opstal, J. van 1944-1947 klarinet
Orobio de Castro, M. 1945-1953 violoncel
Orthel, L. 1941-(1955) piano
Otterloo, W. van 1950-(1955) orkestdirectie en leider der orkestklasse
Out, J. 1943-1945 leraar-repetitor van de orkestschool
Packet, A. 1895-1902 Frans
Pas, M.W. van der 1921-1928 pianist-accompagnateur van de de operaklasse
1942-(1955) piano
Pontier, H.C. 1885-1889 piano
Poons, I. 1921-1938 fagot
Preus, E. 1893-1920 hoorn
Quispel, E.W. 1948-(1955) repetitor van de operaklasse
Ramselaar, dr. A.C. 1944-1945 Gregoriaans en kerklatijn
Ravelli, W.A.F. 1943-(1955) solozang
Reddingius, zie mevr. A. Noordewier-
Reinhardt, C.H.C. 1827-1828 hoorn, trompet, bazuin
Renaud, W. 1898-1935 solfège
Renooy, B. 1944-(1955) harmonie
Rietbergen, J.P. 1939-1940 contrabas
Roelofzen, zie onder mevr. A. Mulder -
Roggen, mej. J. van 1935-1937 Italiaans
Röntgen, J. 1939-(1955) viool
Rook, K. de 1918-1923 violoncel
Royen, mej. M.A.H. van 1921-1930 methodisch spreken en declamatie
Rutters, mevr. A. 1903-1913 harp
Schendel, mej. C. van 1937-(1955) Italiaans
Schiefer, K.G. 1909-1949 slaginstrumenten
Schmidt, A.L. jr. 1902-1918 Hoogduits
Schmidt, E.A. 1827-1850 hobo, fluit
Schoutens, Zie mevr. A. van Houweninge-
Scholten, W. 1827-1850 violoncel, bas, fagot
Schütt, J.F.C. 1882-1898 fluit
Schuurman, F.H.E. 1945-1949 orkestdirectie en leider van de orkestklasse
Schweitzer, L.W. 1907-1945 trombone en tuba
Schijf, P.W. 1945-(1955) hoorn
Schijf-Verhoog, mevr. R.G. 1939-1940 repetitie-accompagnateur voor de operaklasse
Seiffert, A. 1864-1889 solozang, piano, solfège
Sicking, J.L.J.M. 1951-(1955) Gregoriaans en kerklatijn
(1955) muziekgeschiedenis
Sistermans, A.J.M. 1918-1926 operazang
Sluys, mej. C. van der (1955) solozang
Smink, A.A. 1944-(1955) hulppiano
Smits, mej. M.J.J.H.C. 1947-(1955) methodisch spreken en de-clamatie
Spier, mevr. R. 1913-1941 harp
1945-(1955) harp
Spoel, A. 1885 koorzang
1888-1929 solozang en solfège
Spoel, J.C. 1929-1940 solfège en harmonie
Spierings, J.A. 1941 fagot
Spoor, A.D. 1904-1929 vioolspel
Stanley, zie mevr. M. Wallerstein-
Starkenburg, J.J.C. 1947-1952 paedagogie, psychologie en didactiek
Stortenbeker, W. 1848-1861 viool
Stotijn, J.H. 1919-(1955) hobo
Stotijn, L.W. (1955) orkestklasse
Stroomenbergh, J.S. 1946-(1955) solozang
Textor, K.A. 1905-1934 piano
Timmerman, mej. I. 1939-1941 repetitie-accompagnateur voor de operaklasse
Timmerman, mej. I.J.M. 1928 pianist-accompagnateur voor de operaklasse
Tommasini 1841-1846 viool
Tuininga, J.E. 1953-(1955) paedagogie, psychologie en didactiek
Veelo, Chr. 1939-1940 repetitie-accompagnateur voor de operaklasse
Vegt, H.H. van der 1929-1949 viool
Velde, L.J. van de 1852-1893 hoorn
Verhallen, B.A. 1905-1935 harmonieleer
Verhey, A. 1941-1945 orkestklasse
Viotta, H.A. 1896-1919 directeur
Vlake, G.F. 1952-(1955) repetitor van de operaklasse
Volcke, G.F.Chr. 1826-1829 piano, theorie
Völlmar, H.F. 1889-1929 koorzang, later theorie, harmonie
Völmar, J.H. 1864-1894 klarinet
Voort, zie mevr. R. van Iersel-van der
Waart, J.N. van der 1941-1945 fagot
Wagener, G.F. 1865-1894 piano
Wagenaar, J. 1919-1937 directeur
Wagenaar, mej. J. 1929-(1955) harmonie
Wallerstein, L. 1939-1940 leider van de operaklasse
1946-1949 leider van de operaklasse
Wallerstein-Stanley, mevr. M. (1950) leidster van de operaklasse
Walther Boer, C.L., zie Boer, C.L. Walther
Weehuizen, J.W. 1918-1919 Hoogduits
Weerelt, mej. A.H.M. van 1929-1955 solozang
Weill, mej. 1901-1902 harp
Welter, F. 1946 klarinet
Wering, van, zie mevr. J. van den Braken-
Wind, mej. S. de 1902-1903 harp
Wirtz, C.L.W. 1861-1865 piano
1874-1917 piano
Wirtz, F.J.X. 1829-1859 zang, piano
Witt, A.H.F. 1925-1944 klarinet
Witt, H.A. de 1893-1903 hobo
Wolf, C. de 1931-1932 orgel
Yperen, R. van 1951-(1955) directie harmonie en fanfare
Zanten, mevr. C. van 1914-1915 operazang
Zeiler, J.C. 1851-1871 fagot, contrabas, pauken
Zeydel, mej. G. zie ook mevr. G. Jochems-Zeijdel 1947 repetitor van de balletklasse
Zurhaar, J.F. 1867-1890 trombone
Zwaan, J.A. de 1896-1931 orgel
5. Lijst van de leerlingen die diploma's behaald hebben aan het Koninklijk Conservatorium, 1865-1955.
Deze gegevens zijn ontleend aan de bijlage in het gedenkboek van G.A. van Haeften, Koninklijk Conservatorium voor Muziek te's-Gravenhage, 1826-1926. Den Haag 1926.
Voor de periode 1927-1955 zijn de gegevens overgenomen uit de jaarverslagen (inv.nr. 49). In de periode vóór 1865 werden de geslaagde leerlingen niet opgenomen in het jaarverslag, vandaar dat dat jaar als aanvangsdatum gekozen is. De namen van Joodse leerlingen die in 1941, 1942 onder een speciale regeling vielen en zonder publiciteit examen mochten doen zijn niet in deze lijst opgenomen. Het gaat om maximaal 3 leerlingen. In 1944 zijn geen eindexamens gedaan wegens de oorlogsomstandigheden.
Gebruikte afkortingen zijn:
  • sol. = solospel
  • ond. = onderwijskunde
  • m.o. = met onderscheiding
  • ork. = orkestspel
A en B en C.0, C 1 en C 2 duiden verschillende stadia van bekwaamheid aan: tot 1948 kon men diploma's A en B behalen, vanaf 1949 kon men de diploma's C.0 (geslaagd voor voorbereidende klasse) C 1 en C 2 behalen.
Onderscheidingen
  • F. = Fockmedaille
  • zilv. = zilveren prijspenning
  • Nic. = Nicolaiprijs
  • Sp. = Arnold Spoelprijs
Leerlingenlijst Conservatorium 1865-1955
Leerling Diploma
Aaken, G.K.G. van 1872, theorie, viool, fluit
Aandewiel, mej. J.M.S. 1917, piano ond.
Ackermann, A.J.L. 1884, viool
Adam, M. 1918, klarinet sol.
Adams, mej. A.M. 1897, solozang
Adelsbergen, mej. A. van 1928, piano ond.
Admiraal, mej. H.J.M. 1894, piano
Admiraal, S. 1940, piano ond. m.o.
- 1941, piano B m.o.
- 1943, orgel B
Adriaanse, mej. C. 1955, piano C 1
Agthoven, W.P. van 1865, viool
Ahsmann, mej. J.M.C. 1889, piano
Aken, mej. M.C. van 1905, piano ond. en sol.
Aken, mej. W.L. van 1914, violoncel ond.
- 1917, violoncel sol.
Alberts, mej. P. 1939, viool ork.
Alers, mej. M.C.J. 1910, piano ond.
Alkemade, mej. P.H.M. 1948, solozang A
Alma, D.R. 1946, fluit B
Alt, A. 1901, orgel
Alt, mej. E.G. 1927, piano ond. m.o.
Alter, mej. E. 1917, piano ond.
Amans, J.C. 1905, fluit, contrabas, pauken
Amelbergs, mej. J.C.A. 1911, piano ond.
Ament, mej. C.A.M. 1905, piano sol. F.
Amerom, J.J. van 1895, viool
Amersfoort, E.C. van 1931, viool ork. m.o.
- 1933, viool ond., sol. m.o.
Amiabel, mej. M.A. 1921, piano ond.
- 1924, piano sol.
Amorison, H. 1905, viool
- 1906, klarinet
Antwerpen, mej. J.M. van 1927, solozang ond.
- 1928, solozang sol. sp.
Andel, J.C. van den 1952, solozang C 1
- 1953, solozang C 2
Andreoli, mej. J.J. 1915, solozang sp.
Andreoli, F.X.C.J. 1897, solozang
Andriessen, mej. I.C. 1955, piano C 1
Appeldoorn, mej. C.A.A. 1906, piano sol.
Arends, mej. W.J.E. 1895, solozang
d'Arnaud Gerkens, mej. J.M. 1889, piano
Arts, C.J. 1913, viool ork.
- 1914, fluit, ork. en sol.
Artz-Pop, mevr. A.E.C. 1912, solozang ond. sp.
Asselen, J.J.K. 1940, viool ork.
- 1941, altviool ork.
Assen, mej. M.E.C. van 1912, piano ond.
Baan, mej. E. de 1917, solozang ond.
Baart, P. 1940, trombone ork.
Baaten, mej. G.M.C. van 1878, piano
Baaten, mej. A.G.C. van 1879, piano
Backer Overbeek, mej. H. 1900, piano
Bakker, H.A.A. 1887, viool
Bakker, mej. M.A. 1911, piano ond.
Bannet, L.J. 1950, trompet ork.
Banning, mevr. M, geb. Hordijk 1950, piano C 1
Barendrecht, W. 1948, schoolmuziek B
Barendrecht, mevr. D. Kloos- 1949, solozang C 1
- 1951, solozang C 2 m.o.
Barneveld, mej. J.B.E. van 1916, solozang ond.
Barth, mej. C.C. 1912, piano ond.
Bas, mej. J.A.M. de 1915, piano ond.
Batenburg, C.F. 1908, piano ond. orgel
Batenburg, mej. C.J. van 1913, violoncel ond.
- 1917, violoncel sol. m.o.
Batenburg, mej. M.J.H. van 1914, piano ond. m.o.
- 1916, piano sol. m.o.
Bauer, mej. E. 1947, piano A
Baumans, A.H.A. 1917, slaginstrumenten
Beaufre, mej. D.L.M. 1913, solozang ond. sp.
Becht, mej. H.S. 1891, piano
Becht, mej. L.W.C. 1874, piano en theorie
Beck, mej. B.D. 1916, piano ond.
Beek, H.S. van 1941, piano A
Beek, J.M. van der 1918, violoncel ond.
Beek, J.P.L. van der 1918, hoorn
Beek, W. van 1949, piano C 1 m.o.
- 1953, orgel C 2 m.o.
- 1955, piano C 2
Beek, mevr. W.S.F. van 1950, solozang C 1
Beekink, W. 1921, trompet ork. en sol. m.o.
Beekum, J.C. van 1945, klarinet ork.
Beer, B. de 1866, trombone
Beitsma, mej. H.J. 1940, piano ond.
- 1942, piano B
Bekker, J. 1884, viool
Bekker, mej. S. 1871, piano
Benckel, L.K. van 1913, viool ond.
Benendictus, mej. A. 1906, solozang
Benendictus, E. 1866, viool
Benedictus, S. 1872, viool, fluit
Benier, mej. C.W.L. 1922, piano ond.
Berendes, P. 1893, hobo
Berends, mej. L. 1943, piano A
Berg, mevr. A.Chr. Vonk-van der 1952, piano C 1
Berg, C. van den 1902, hoorn
Berg., H.C. van den 1927, orgel
Berg, I. van der 1954, viool ork.
Berg, J. van den 1952, solozang C 1
Berg, J. van den 1954, viool C 2
Berg, mej. J.C. van den 1914, solozang m.o.
Berg, mej. N. van den 1935, piano ond.
Berg. S. van den 1930, violoncel ork.
- 1934, violoncel ond.
- 1935, violoncel sol. m.o
Berg, W.M. van den 1932, contrabas ork.
Bergh, mej. J.C. van den 1913, solozang ond. Sp.
Bergh, mej. J.J. de 1903, piano
Bergh, mej. J.W.H.J. van den 1904, piano
Bergh, mej. W.A.H. van den 1924, piano ond.
Berghout, H.J. 1927, violoncel ond.
- 1929, violoncel sol.
Berghout, mej. S.R. 1928, harp ork. m.o.
- 1930, harp sol. m.o.
Bergsma, mej. A.E. 1899, solozang
Bergsma, mej. H.E. 1898, viool
Bergsma, mej. L.C. 1902, solozang
Berkel, L.C.M. van 1950, piano C 1
- 1954, schoolmuziek C 2
Berkhout, J.C. 1919, piano ond.
- 1925, orgel
Berlage, mej. G.W. 1929, viool sol.
Berman, P. 1951, piano C 1
- 1952, schoolmuziek C 2
- 1953, piano C 2
Bertus, mej. I. 1954, piano C 1
Besselaar, J.A. 1897, piano
Beszelsen, mej. S. 1916, piano sol.
Beugen, N. van 1906, violoncel
- 1908, piano, ond.
Beute, mej. M.J. 1925, piano ond. m.o.
- 1928, piano sol. m.o. F.
Beuzekamp, A.H. 1895, piano
Beyersbergen van Henegouwen, A.J.J. 1894, orgel
Biezeveld, mej. W.J. 1942, piano B
- 1940, piano ond.
Bignell, R.W. 1880, viool
Bik, J.D. 1946, piano B m.o.
Bikbergen, J.M. 1880, trombone, contrabas
Bing, A. 1905, hobo
Bing, H. 1916, slaginstrumenten
Blankenberg, mej. L.C. 1886, piano
Blankwaard, L. 1939, trompet ork.
Blankwaardt, mej. J.C. 1919, piano ond.
Blauw, mej. J.M. 1893, solozang
Bles, E.M. 1866, violoncel
Bleys, mej. A.J.P. 1940, fluit ork.
- 1941, fluit B
Blitz, J. 1912, klarinet ond.
Blok, mej. A. 1910, piano ond.
Blok, E. 1929, violoncel ork.
- 1931, violoncel ond.
- 1933, fluit ork.
- 1934, violoncel sol. m.o
Blok, L.J.Ch. 1953, piano C 1
Blokbergen, H.A.J. 1920, piano ond.
Blom, mej. H.H. 1933, piano sol.
Bloppoel, mej. E. van 1930, piano ond. m.o.
- 1933, piano sol. m.o.
Boas, mej. L.J.C. 1898, piano
Bobbe, J. 1894, viool
Bodaan, L. 1911, slaginstr.
Boekhorst-Kolkmeijer, mevr. A.E.H. te 1935, solozang ond.
Boekkooi, mej. J. 1928, piano ond.
Boele, mej. A.J. 1942, solozang A.
Boelens, mej. A.C.F.C. 1953, piano C 1
- 1955, piano C 2
Boerendonk, mej. E. 1955, viool C 2
Boerman, J. 1947, piano A
- 1951, piano C 2
Boeschoten, mej. A.C. van 1906, piano sol.
Bokkinga, H.N. 1954, Trombone ork.
Bol., mej. M.J.E. 1894, solozang
Bolland, H. 1950, fluit ork.
- 1952, fluit C 1
Bolle, J.M. 1882, piano
Bolsius, mej. E.L. 1943, piano B
Bommel, C. van 1943, piano A m.o.
- 1945, piano B m.o.
Bonte, J. 1934, klarinet ork.
Boon, mej. A.M. van der 1900, piano
Boor, mej. A.E. van der 1916, solozang ond.
- 1917, solozang Sp.
Boot, mej. E.J. 1898, solozang
Boreel, jkhr. S.A.D. 1916, piano ond.
Born, R.C. 1907, viool
Borst, mej. C.M.H. 1927, piano ond.
Borst, mej. M.C.A. 1946, piano A
Bos, mej. G.W.E. 1930, piano ond.
Bos, mevr. G.W.E. van Lummel 1935, piano sol
Bosch, mej. A.S.M. ten 1916, viool ond.
Bosmans, H.N. 1873, violoncel, trompet theorie
Bos Otten, zie mevr. H.F.A. Kooy
Bosveld, J.H. 1952, trompet
Boswinkel, H. 1953, piano C 1
Bouman, J.B.J. 1906, viool
Bouman, mej. L. 1932, piano ond.
Bouquenon, F.C. 1940, alt-viool
Bouquenon, V. 1939, cello ork.
- 1941, violoncel A m.o.
- 1946, violoncello B m.o.
Bouvce, mej. J.S. 1946, solozang A
Bousché, zie mevr. D.M. von Lützow
Bouvin, A.Q. 1912, piano sol.
Bouwmeester, P. 1932, slaginstrumenten ork. m.o.
Boxen, mej. W.A.J. 1908, piano sol.
Brands, mej. G.A. 1950, fluit ork
Branse, W.F. 1903, orgel
Brevet, mej. J. 1915, solozang ond. en sol.
Brey, mej. A.C. 1907, solozang
Briër, H.W. 1949, piano C 1
- 1952, piano C 2
Brink, B. van den 1955, fagot C.O.
Brinkman, C.H.J. 1942, piano A m.o.
Brinkman, C.J.H. 1943, piano B m.o.
Brinkman, J.H. 1906, hobo
Brinkman, Ph.T. 1912, violoncel ond.
Broeder, mej. L.J. den 1941, piano A.
Broeders, mej. M.C. 1936, harp ork. m.o.
Broek, P.W. 1889, viool
Broekhuyzen, J. 1940, fagot ork.
Broekhuyzen, J.A. 1932, altviool ork.
- 1933, viool ork.
Broek d'Obrenan, mej. S.R.J. van den 1905, piano sol. F.
Broer van Dijk, R. 1945, viool A m.o.
- 1916, viool B m.o.
Broek van Dijk, W.F. 1916, viool ond.
- 1918, viool sol., hobo sol.
Bromelow, mej. G.J. 1952, solozang C 1
Brouwer, H. de 1954, slaginstrumenten m.o.
Bruck, mej. R.W. 1880, piano
Bruckel, W.F. 1869, orgel, trompet, theorie
Brummeler, mej. J.S. ten 1919, viool ond.
Brummeler, me j. W.A.R. ten 1898, solozang
Brun, G. 1948, viool ork.
Brunik, J.P. 1918, hobo sol.
Brunt, mej. A.Ch. 1910, solozang
Bruyel, M. 1930, piano sol.
Bruyn, C.P. de 1947, schoolmuziek B
- 1947, koordirectie B
- 1954, fluit C 1
Bruyn, Th. J.B.A.C. de 1905, solozang
Bruyn, W.D. van der 1890, viool
Bruyn Kops, mej. C.W. die 1918, solozang ond.
Buck, F.J. 1912, piano sol. orgel
Bueno de Mesquito, mej. E. 1923, piano ond.
- 1926, piano sol.
Bueren, mej. E.M.E. van 1933, piano ond.
- 1937, solozang ond.
- 1938, piano sol.
- 1939, solozang sol. dip.
Buitenen, mej. P.M. van 1948, piano A
- 1949, piano C 2
Büller, mej. H.W.F. 1918, piano ond.
- 1922, piano sol.
Bülow, jkvr. R.M. 1950, solozang C 1
Bunge, E.A. 1953, schoolmuziek C 2 m.o.
Burbach, F.P. 1929, trompet ork.
Burbach, mej. M.J. 1930, piano ond.
- 1934, solozang ond.
Burg, G.W. van der 1899, contrabas, bazuin
Burg, H. van den 1924, viool ond.
- 1925, viool sol. m.o.
Burg, mej. H. van den 1906, solozang
Burg, J. van der 1894, viool
Burg, mej. J. van den 1918, viool ond.
- 1920, viool sol.
Burg, W. van den 1918, violoncel ond.
- 1920, violoncel sol. m.o. F
Burgdorffer, A.K. 1896, hobo
Burgdorffer, mej. N.W.A. 1915, solozang
Burger, mej. J. 1955, piano C 1
Burgh, mej. M.S. van der 1865, piano
Buriks, mej. B.Y. 1949, piano C 1
- 1951, piano C 2
Bus, J.C.W. 1951, klarinet ork.
Bussche, mej. M. van den 1947, piano A
Buurman, F.J.M. 1952, fagot ork.
Buurman, H.H. 1939, piano ond.
- 1942, violoncel A
- 1947, koordirectie B
Buurman, J.H. 1949, hoorn ork.
Buvry de Mauregnault, K.W.F. 1915, viool ond. m.o.
Buys, mej. D.H.M. 1884, piano
Buytendorp, H.J. 1916, tuba ork.
Buziau, Ch.L. 1885, piano, violoncel
Buziau, E.R. 1928, viool ond. en sol.
Buziau, mej. H.M. 1886, piano
Byleveld, mej. S.E. 1904, piano F.
Bylsma, A. 1936, trombone ork.
- 1953, violoncel, C 1 m.o.
Bijlsma, A.A. 1942, trombone
Bijlsma, A. jr. 1954, violoncel C 2 m.o.
Bijvoet, mej. P.H.W. 1955, fluit C. O.
Calsteren, H.J. van 1924, viool ond.
- 1925, alt-viool ork.
- 1926, viool sol.
Camerik, mej. W.M.L. 1943, piano A
- 1945, piano B
Capelle, F. van 1921, piano sol.
Capellen, mej. P.E. van 1900, piano
Caréot, mej. C.M.J. 1877, piano
Carbentus, mej. A. C. 1872, piano theorie
Catalani-Clarenbach, mevr. S.E. 1923, piano
Cate, mej. A.R. ten 1930, piano ond.
Cavanagh, B.L. 1936, trompet ork.
Charlouis, mej. D. 1915, piano ond.
- 1918, solozang ond.
Christiaan, F.C.M. 1920, viool ond.
Christiaanse, mej. L.E. 1953, piano, C 1
Chys-Smit, mevr. M.E. van den 1925, viool ond.
- 1927, viool sol.
Claessen, mej. A.J.T. 1907, solozang
Claessens, J.H. 1949, schoolmuziek C 2 m.o.
- 1949, koordirectie C 2
Claassens, Th.H.A. 1952, trompet ork.
Claus, mej. A.W. 1937, piano (ond)
- 1940, piano (sol)
- 1951, clavecymbel C 2
Clarenbach, zie mevr. S.E.- Catalani-
Clarenbach, mej. S.E. 1910, piano ond.
Clarijs, M.J. 1947, hoorn ork.
Cleeff, J.B.G. van 1919, piano ond.
Clement, A.J. 1901, viool
Clercq, mej. F. de 1934 solozang ond.
Clercq, mej. H.L. le - 1906, solozang
Clignett, mej. L.A. 1922, piano ond.
- 1924, piano sol. m.o.
Cocq, mej. R.S. de 1913, piano sol, Nic.
Coenen, C.W. 1867
Cohen, mej. G.C. 1952, violoncel ork.
Cohen, mej. M. 1910, viool ond.
- 1912, viool sol.
Coljée, J. 1948, koordirectie B
Coltof, mej. B. 1907, piano, ond.
Conrad, mej. C.A. 1894, solozang
Cordess, mej. D.C. 1926, piano ond.
Coronel, mej. B.M. 1904, solozang
Corporaal, W.E. 1883, klarinet, viool
Corven, mej. A.G. 1892, solozang
Corver, mej. H.M. 1887, solozang
Coster, J.H. 1887, viool
Couvreur, mej. C.A. 1925, solozang ond.
Couwenhoven, D. 1875, viool, fluit
Cramer, mej. J.F. 1951, piano C 1
Crahay, mej. L.C.M. 1925, piano ond.
Crena de Jong, mej. M.L. 1913, viool ond.
Cup, mej. J.A.M. 1899, solozang
Daalen Wetters, mej. M.C. van 1878, piano
Dado, J. 1874, viool, hobo, theorie
Dado, P.J. 1898, violoncel
Dalen, J.F. van 1943, violoncel ork.
Damen, J.H.S.B. 1914, viool ond.
- 1916, viool sol. F.
Damme, mej. J.C.G. 1950, piano C 1
Dankmeye r, A.M. 1931, piano ond.
- 1932, piano sol.
Davidson, M. 1906, viool
Dee, L.J.C. 1935, violoncel ork.
- 1937, violoncel ond. m.o.
- 1938, violoncel sol.
Deggeler, J.L. 1901, viool
Degenkolbe, mej. A.P.C. 1924, piano ond.
Deierkauf, F. 1905, violoncel
Deinse, R. van 1952, piano C 1 m.o.
- 1954, piano C 2 m.o.
Deirkauf, mej. A.S. 1912, viool ond.
- 1914, viool ork. en sol.
Deirkauf, mej. J. 1912, piano ond.
- 1916, harp ork.
Dekker, W.J. 1907, viool
Delbeek, mej. C.M.L.F.J. 1909, solozang
Delfgaauw, mej. C. 1903, viool
Delfgaauw, L. 1914, fagot ork. en sol.
Delfgaauw, P.J. 1915, violoncel ond. m.o.
- 1916, violoncel sol.
Delfgaauw, mej. W.L.K. 1910, viool ond.
Delft, M.M. van 1954, viool C 2 m.o.
Delgman, J.P. 1921, piano ond.
Demmenie, F.J.H. 1879, contrabas
Demmenie, mej. N. 1942, piano A
Derks,E.G. 1954, viool ork.
Dessauer, M. 1906, fagot
Deursen, H.P.C. van 1885, contrabas
Deurvorst, mej. L.W.E.J. 1924, piano ond.
- 1927, piano sol.
Deurvorst, mej. M.M.A. 1943 piano A
Deurvorst,. mej. N.E. 1943, fluit ork.
Dewald, mej. R.H. 1932, piano ond.
Dhont, me j. M.E. 1915, piano ond. m.o.
Dhont, mej. M.C. 1901, piano
Diebels, F.W. 1906, viool
Dietz, mej. G.J.A. 1934, piano ond.
Diggelen, mej. M. van 1909, solozang
Diggelen, mej. N.H.J. van 1885, piano
Disma, B. 1910, piano ond., fagot
Dissel, mej. J. 1921, solozang ond.
- 1922, solozang m.o., Sp.
Doeleman, mej. A.B. 1906, violoncel
Doeleman, mej. C.J.H. 1906, viool
Doeleman, mej. J.F. 1905, piano ond. en sol.
Doesburg, G.P. 1888, viool, bazuin
Doesburg, H. 1884, viool, fluit
Doeve, B.J. 1949, fluit ork.
Dompeling, mej. E.R. 1916, piano ond.
- 1919, piano sol.
Dona, mej. A.E. 1883, piano
Dongen, A. van 1929, hobo en althobo ork.
Donk, mej. M.L. 1886, piano
Dommele, J. van 1951, piano C 1
- 1952, orgel C 2 m.o.
Doorman, mej. A.A. 1937, violoncel ond.
Dorenbosch, mej. M. 1883, piano
Dorssen, J.L. van 1947 schoolmuziek B
- 1947, koordirectie B
Draayer, F. de 1947, solozang A
Drayer, mej. R.A. 1950, piano C 1 m.o.
- 1952, piano C 2
Dresden, A.J. 1939, piano ond.
- 1940, piano sol. m.o.
Driehuys, L.B. 1951, piano C 1 m.o.
- 1951, hobo ork. m.o.
- 1952, hobo C 2 m.o.
- 1952, hobo C 1 m.o.
- 1953, piano C 2 m.o.
Drimmelen, mej. C.E. van 1930, fluit ork.
Dumont, mej. A. 1901, solozang
Durieux, W. 1897, violoncel
Duuren, A.L. van 1948, piano, A.
- 1951, piano, C 2
- 1953, theorie C 2
- 1954, begeleiding (piano)
Duijm, mej. A.M. 1879, piano
Dijck, K.F.A.M. van 1951, klarinet ork. m.o.
Dijk, mej. L.H. van 1916, piano ond.
Dijkstra, U.J. 1952, fluit ork.
Dijkstra, mej. W.J. 1951, piano C 1
Dyserinck, mej. A.G. 1905, orgel F.
Eb, mej. E.A. van der 193 , piano ond.
Eb, mej. C.H. van der 1901, piano
Eb, mej. A.E. van der 193 , piano sol.
Ebbendorp, mej. M.A. van 1876, piano
Eck van der Sluys, mej. M.J.B. van - 1901, piano
Eck, mej. L.M. van 1910, piano ond.
- 1911, piano sol.
Eelkema, mej. A.F. 1943, piano A
- 1945, piano B
Eem, B. van der 1886, piano
Eerhard, mej. M.C. 1902, piano
Eichler, H.L. 1885, hoorn
Einthoven, mej. D.P. 1907, solozang
Ekke van der Pas, mevr. Th. 1953, solozang C 1
- 1955, zang C 2 m.o.
Eland, mej. A.W.M. 1906, piano ond. en sol.
Eldermans, mej. N.A. 1917, piano ond.
Elders, P.J. 1893, fagot
Eldik Thieme, mej. A. van 1936, viool ond.
Elkenbracht, me j. A.A.M. 1909, piano sol.
Elskamp, J. 1926, viool ond.
Elzen, A. van den 1954, klarinet ork.
Emmerik, mej. C.C. van 1914, piano ond. m.o.
- 1918, piano sol. F.
Emmerik, D. van 1903, hobo
Ende, J.L. van der 1902, orgel
Engelman, mej. M. C. 1914, piano ond.
Engels, J.W. 1917 slaginstrumenten
Engeltjes, mej. J.H. 1940, piano ond.
Erkelens, M.J. 1908, fluit
Ernsing, mej. M.C. 1914, piano ond.
Ernste, mej. E.E.G. 1912, piano ond.
- 1914, piano sol.
Erpecum, mej. J.C. van 1914, piano sol. m.o.
Enrich, E.J.M. 1949, piano C 1
Es, mej. F.H. van 1915, solozang m.o.
Essen, mej. B.E. von 1922, piano ond. m.o.
- 1924, piano sol. m.o.
Essen, W.J. van 1902, klarinet
Esser, E.I.K. 1953, hobo ork.
Esseveld, J. 1924, viool ond.
- 1929, viool sol.
- 1940, piano ond.
- 1945, solozang, A.
Est, mej. M.S. van der 1911, piano ond.
Esveld, mej. A.S. van 1905, viool
Ettinger, D.J.H. van 1931, viool ond.
- 1948, schoolmuziek B
Evers, F.H.I. 1953, piano C 1
- 1955, klarinet C. O.
Everts, mej. A.C. 1902, piano
Everts, jonker J.C.L. 1911, piano ond.
Eijkelhof, mej. A. 1948, piano A
Eykelhof, mej. CM. 1915, piano ond. m.o.
Eykelhof, P. 1923, viool ond.
Eyken, mej. N.H. van 1898, solozang
Eyl, J. 1913, viool ond.
- 1921, viool sol.
Eyl, mej. N. 1914, piano ond.
Eijnden, J.P. van den 1949, klarinet ork. m.o.
Faro, mej. A.S.C. 1892, piano
Faure, mej. M.Th. 1914, piano sol.
Feenstra, R. 1945, piano A
- 1947, piano B
Fehrenbach, A. 1916, klarinet sol.
- 1919, viool ond.
Feltkamp, J.H. 1913, fluit ork. en sol.
Feltzer, J.C.M. 1902, fluit
Flooren, A. 1881, hoorn
Fokkema, J. Y. 1951, hobo ork.
Fonteijn, A. 1953, piano C 1
- 1955, orgel C 2
Fonteyn, mej. L. 1933, piano ond.
Franken, mej. C.Ch. 1908, piano ond. en sol.
Fransen, mej. W. 1922, piano sol, m.o.
Franssen, mej. C.G. 1947, viool A
Franssen, mej. J. 1904, solozang
Fresco, B. 1914, viool ond.
Fresco, E. 1939, viool ond.
- 1940, viool sol. m.o.
Fresco, J.M. 1908, viool, sol. m.o.
Fresco, mej. R. 1914, piano ond.
Fromberg, mej. S.M. 1895, piano
Fuldauer, mej. L. 1909, solozang
Funnekotter, A. 1903, viool
Gaade, mej. J.B. 1910, solozang
Gaag, mej. A.C. van der 1917, harp ork.
Gadrino, mej. F. 1905, piano ond.
Gaillard, P.W. 1893, violoncel
Gaillard, P. 1879, fluit
Ganswijk, Chr. van 1911, violoncel ond.
Gebhardt, Ch. 1948, piano A
- 1950, piano C 2
Gebhardt, J. 1907, piano ond.
Gebhard-Seine, mevr. H. 1955, zang C 1
Geelen, mej. A.A. van 1931, piano ond.
Geest, G.P. van de 1954, violoncel ork.
Geirnaert, H. 1922, piano ond.
- 1924, viool ond.
- 1926, piano sol. m.o.
- 1927, viool sol.
Gelder, mej. K.A. van 1917, piano ond.
Gelder, mej. R. van 1925, piano ond.
Gelderen, A.F. van 1916, violoncel ond.
Gennep, mej. P. van 1910, piano ond.
Geraedts, J.F.M. 1949, fluit C 1
Geraets, mej. W.J.G. 1918, piano ond.
Gerlofsma, D. 1955, contrabas C. O.
Gerrits, mej. E.Th. 1911, piano ond.
Gesterkamp, J. 1898, viool
Gesterkamp, mej. S j. 1912, piano ond, solozang ond.
- 1915, solozang m.o.
Gevel, L. van de 1870, trompet contrabas
Giese, mej. A.M. 1884, piano
Gille, mej. D. 1943, piano A
Giltray, mej. F. 1947, viool A
- 1949-1950, viool C 2
Giltray, G.G.P. 1923, solozang ond.
Ginkel, mej. M.G. van 1895, piano
Ginneke, C.J. van 1955, klarinet C. O.
Glaser, mej. C.F.H. 1906, piano ond. en sol.
Gleuns, mej. J.C. 1906, piano ond.
- 1908, piano sol.
Glühoff, J.H. 1912, fluit sol.
Göbel, mej. M.E. 1936, viool ond. en sol. m.o.
Godefroy, J. 1880, orgel, piano
Godin, mej. L.C. 1925, piano ond.
- 1928, piano sol.
Goede, mej. W. de 1907, piano ond.
Goemans, J.J.Ch. 1910, piano ond.
- 1911, piano sol. F.
Goethals-van der Heyden, mevr. A.M. 1937, viool ond.
- 1938, viool sol.
Gondel, G.A.J. 1869, viool theorie
Gongrijp, mej. L.A.C. 1931, piano ond.
Gorkum, mej. A.L.M. van 1908, viool ond.
Gorter, mej. J.P. 1947, harp ork.
Götzsch, P.J. 1932, fagot ork.
Goudoever, mej. E. van 1945, piano A
Goudsmit, mej. S. 1896, solozang
Goverts, H. 1954, begeleiding piano
Goverts, J.A. 1950, piano C 1 m.o.
- 1953, piano C 2 m.o.
Graaf, mej. C.J. van der 1942, solozang A m.o.
- 1945, solozang B m.o.
Graaf, P.F. de 1919, viool ond.
- 1920, viool sol.
Graaf, W. 1905, viool
Graaff, mej. P.J. de 1916, solozang ond.
- 1917, solozang, piano ond.
Graag, M.J. de 1901, viool
Grabowsky-Kleijn, mevr. J. 1952, altviool ork.
Grand, mej. K.L. 1876, piano
Gravelotte, mej. E.C. 1914, solozang ond.
Gravelotte, J.R. 1894, piano
Greuningen, mej. J.A. van 1919, viool ond.
Greuningen, mej. M.C. van 1928, solozang ond.
Groen, J.S. de 1885, fagot
Groen, mej. S.M. 1935, piano ond.
Groeneveld-Hageman, mevr. G.W. 1949, piano C 2 m.o.
Groenman, G.A. 1948, trombone ork.
Groenheyde, mej. C. 1932, piano ond.
- 1934, piano sol.
Groos, mej. J.C. 1898, solozang
Groot, A.P. de 1952, piano C 1
- 1954, koordirectie C 2
- 1955, schoolmuziek C 2
Groot, mej. G. de 1929, piano ond.
Groot, H.H. de 1892, viool
Groot, J.A. 1933, trombone ork.
Groot, mej. T. de 1951, piano C 1
- 1953, piano C 2
Grays, mej. J.D. ; 1921, viool ond.
- 1923, viool sol.
Gugten, mej. P.H. van der 1911, piano ond. en sol.
Guit, G.J. 1927, piano ond.
Guldemond, H. 1952, contrabas ork.
- 1953, hoorn ork. m.o.
Guldenmond, mej. Th.W.M. 1946 , piano A
- 1948, piano B
Gulik, mej. G.M. van 1916, viool ond.
- 1919, viool sol.
Gijsberts, zie mevr. C.E. van der Wel
Haade, J.C. 1915, violoncel ond.
- 1919, violoncel sol. m.o.
Haagman, S. 1892, bazuin
Haagmans , mej. M. C. 1904, solozang
Haakman, H. 1953, viool C 1
Haan, mej. M. de 1918, solozang ond.
- 1921, piano sol. m.o.
Haanebeek, mej. C.J. 1877, piano theorie
Haas, mej. A.F. de 1888, piano
Haas, mej. B. de 1921 , piano ond..
- 1924, piano sol. m.o.
Haas, L.N.H. de 1905, piano ond. en sol.
Haasbroek, mej. G. 1923, piano ond.
Habraken, zie mevr. M.Th. Pols-Habraken
Hacher, W.F.H. 1920, viool ond.
Hack, H.L.W. 1897, viool
Haeften, mej. S.M.E. van 1921, piano ond.
- 1925, piano sol.
Haenen, mej. Th.M. 1952, solozang C 1
Haga, mej. J. 1910, piano ond.
Hageman, mej. G.W. 1946, piano A
Hageman, mevr. G.W. Groeneveld- 1949, piano C 2 m.o.
Hagemeijer, Ch.J. 1943, tuba ork. m.o.
Hagen, J.H. 1926, piano ond.
- 1928, piano sol.
Hagen, L.C. van 1939, piano ond.
- 1948, schoolmuziek B
Hakker, C. 1932, piano ond.
Hakkert, mej. H. 1940, viool ond. m.o.
Ham, mej. C.H. van 1929, piano ond.
- 1933, solozang, ond.
Ham, J.M. 1948, piano A
Hamming, mej. J.J.E. 1901, piano
Hanegraaff, J.C. 1952, koordirectie C 2
Hanekuyk, mej. P.J. 1909, piano sol.
Hanssen, L. 1953, piano C 1
Happel, mej. W.H. 1882, piano
Haring, F.J.H. 1898, orgel
Harst, mej. H. van der 1900, solozang
Hart, mej. M.J.T. 1907, piano sol.
Hartgring, P.E. 1910, viool ond.
Hartog, mej. M.V. 1899, piano
Hartogh, mej. R.C. den 1907, piano sol.
Hartogh Heys , me j. A.G.N.M. 1888, piano
Hartrop, J.A.H. van 1875, orgel, theorie contrabas, pauken
Hartsuiker, A. 1949, schoolmuziek C 2
- 1949, koordirectie C 2
Hartzfeld, mej. B. 1901, piano
Hascher, W.F. 1919, klarinet sol.
Hasselt, mej. E.A.J.G.L. van 1907, solozang
Haus, mej. E.C. 1884, piano
Haus, mej. C.J. 1898, piano
Hazebroek, A.C. 1886, hobo
Hecker, mej. J.E. 1893, piano
Heemskerck van Beest, jkvr. E.B. van 1911, piano sol.
Heemskerk, mej. M.A.M. 1934, solozang ond.
Heemskerk, P.C. 1902, violoncel
Heemskerk, mej. Th. 1900, solozang
Heesen, J.G.W. 1952, slaginstrumenten ork. m.o.
Heeswijk, mej. H.M. van 1952, schoolmuziek C 2
Heide, van der, zie mevr. M.C. Visser
Heiden, van der, zie mevr. M.J. Schoonheid
Heine, mej. C.H. 1914, piano ond.
Heinen, J.W. 1953, fagot ork.
Heinrici, mej. J.W. 1914, piano ond.
Hekkema, M.H. 1885, solozang
Hekker, mej. J.E. 1916, harp ork.
Hekker, mej. M.L. 1899, viool
Held, mej. J.A.G. van den 1920, solozang ond.
Helfrich, mej. C.J.A. 1918, solozang ond.
Hellemond, J. 1939, trombone ork.
Hellings, C.H. 1919, contrabas ork.
Hemerik, A. 1930, violoncel ork.
Hemmes, H. 1910, contrabas
Hempenius, W. 1867, orgel
Hendriks, mej. C. 1899, piano
Hendriks, mej. N.J.G. 1914, viool ond.
Hendriks, R.R.J. 1927, violoncel, ond.
- 1928, violoncel, sol.
Henkelman, A.G.A.M. 1891, klarinet
Henkelman, P.A.J.L. 1892, hobo
Hennig, mevr. L., zie Roodzant
Henriquez de la Fuente, mej. R. 1903, piano
Henriquez de la Fuente, S.J. 1879, piano, violoncel theorie
Herckenrath, mej. S.W. 1906, piano sol.
Hering, mej. H. 1911, piano ond.
Hertoghs-Lugteringe, mevr. E.J.C. 1953, piano C 2 m.o.
Herzberg, J. 1892, violoncel
Herzberg, P.H. 1887, viool
Herzog, H.C. 1931, orgel
Heusden, J. van 1925, piano ond.
- 1927, piano sol.
Heusden, P.S. van 1946, viool ork.
Heuvel, J. van den 1887, fluit
Heijde, mej. A. van de 1942, piano.A
Heijden, mej. A.H.C. van der 1943, piano B
Heyden, mej. A.M. van der 1936, viool ork.
Heyden, mej. G.A.J. van der 1940, viool ond.
Heyden, mevr. A.M. Goethals- van der 1937, viool ond.
- 1938, viool sol.
Heyer, mej. I.G. 1884, solozang
Heykoop, mej. J.H. 1929, piano ond.
Heyl, mej. J.G. 1911, solozang ond.
Heynes, mej. C.C. 1940, piano sol. en ond.
Heyst, C.J. van 1897, fagot
Hielkema, W. 1946, piano B m.o.
Hilgers, mej. L.M.W.G. 1918, piano ond.
Hille, mej. J.C. 1936, piano ond. m.o.
- 1937, piano sol. m.o.
Hoeffelman, mej. H.A. 1922, piano ond.
Hoefgen, J.J. 1892, hobo
Hoek, mej. J.A. van 1913, piano ond.
Hoek, mej. W.H. 1891, solozang
Hoek, W.A.P. van 1919, fluit
- 1921, viool ond.
- 1923, viool sol.
Hoeven, J.J.F. van der 1952, trompet ork.
Hoff, J.A.W. van 't 1937, piano ond.
Hofmeester, R. 1924, piano sol. m.o.
Hollander, mej. H.G.C. den 1902, piano
Hollander, mej. L.F.W. den 1901, piano
Holmgren, C. 1933, viool ork.
Hols, mej. A.M.L.H.M. 1917, piano ond.
Holswilder, J.H. 1887, altviool, hoorn
Holtman, H.G.M. 1948, piano A
- 1951, piano C 2 m.o.
Honsbeek, mej. E. 1949, piano C 1
- 1951, piano C 2
Hontelé, A.L.Ch. 1950, schoolmuziek C 2
Hooft, mej. H. 1916, piano ond.
- 1917 piano, sol.
Hoog, zie mevr. C. de Veen
Hoog, J.H. 1920, piano ond.
- 1922, piano sol. m.o.
Hoogduin, F.W. 1946, piano A
Hoogenboom, mej. C.C. 1889, viool
Hoogervorst, mej. G.W.M. 1911, piano ond.
Hoogerwerff, mej. J.J. 1938, viool sol.
Hoogeveen, N. 1908, piano sol.
Hoogewerff, mej. J.J. 1935, viool ond.
Hoogh, A.A. de 1914, piano ond.
- 1917, orgel
Hoop, mej. S.T.A. van der 1919, piano ond.
Hopman, me j. L.M. 1939, piano ond.
Horst, J.M.A. van der 1949, trompet ork.
Horst, mej. M.C. 1906, piano sol.
Hotz., mej. M.A.J.M. 1911, viool ond.
Houten, S. van den 1943, trombone, ork. m.o.
Houten, W.P. van den 1939, hoorn ork.
Houtkamp, mej. M.C. 1943, piano A m.o.
- 1945, piano B m.o.
Houtsma, mej. P.W. 1952, piano C 2
Houven, mevr. W.A. Winkler- van der 1949, piano C 1
Hove, A.J.C.W. van 1867
Hove, mej. M. D. van 1904, piano
Huber, mej. H.H.J. 1925, piano ond.
- 1930, piano sol.
Hubert, W. 1915, piano ond. m.o.
- 1917, orgel
Huckriede, J.F. 1942, violoncel A m.o.
Hülsmann, W.M. 1948, orgel B
- 1948, piano A
- 1952, schoolmuziek C 2
- 1952, koordirectie C 2
Hulst, J.C. van 1877, viool, fluit theorie
Hulst, mej. P. van 1882, piano
Humme, mej. B. J. 1889, solozang
Hus, mej. C.H.J. 1901, viool
Hus, mej. M.H.A. 1904, piano
Huussen, mej. A.E. 1931, viool ond.
- 1933, piano ond.
Huusen, mevr. A.E. Jense- 1936, viool sol.
Huygens, mej. M.G. 1919, piano ond.
Huyser, R. 1945, piano A m.o.
- 1946, piano B m.o.
Idzerda, mej. N. 1912, piano sol.
- 1916, solozang ond. en sol.
Ingenhousz, mej. M.F.A. 1911, piano sol.
Ingenhousz, mej. R.J.W. 1921, piano ond.
Ingram, J.F. 1912, viool ond.
- 1913, viool sol.
Iongh-van der Schaaf mevr. I. de 1955, zang C 2
Isbrücker, C. 1879 hoorn, viool
Iserief, mej. M. 1904, piano F.
Jacobs, J.M.J. 1888, fagot, piano
Jacobs, mej. M.E.Ch.B. 1910, viool ond. en sol.
Jager, A. 1931, piano sol.
Jager, A.J. de 1901, violoncel
Jalink, J.H. 1914, piano sol. m.o.
Jalink, W. 1916, piano ond.
Janitschek, L. 1945, altviool ork.
Jansen, mej. A.H. 1919, piano ond.
Jansen, mej. H.A. 1938, piano ond.
- 1939, piano sol.
Janssen van Raay, mej. A.E. 1930, violoncel ond.
Jaring, mej. J. 1952, piano C 2
Jarings, zie mevr. J. Nooteboom-
Jarings, mej. J. 1954, solozang C 1 m.o.
Jas, mej. E.B. 1953, piano C 1
Jas, mej. M.A.Th. 1955, violoncel C 1
Jelgersma, M. 1925, orgel
- 1927, piano ond.
Jeltes, mej. A.W. 1896, solozang
Jens, mej. E.H. 1948, piano A
- 1949, piano C 2
- 1952, solozang C 1
Jense-Huussen, mevr. A.E. 1936, viool sol.
Jensma-Johanknegt, mevr. E.Ch. 1952, piano C 1
Johanknegt, mevr. E.Ch. Jensma- 1952, piano C 1
Jong, mej. A. de 1954, piano C 1
Jong, mej. A.C. de 1898, viool
Jong, A.H. de 1931, violoncel, ork. m.o.
Jong, A.N. de 1913, orgel
- 1915, piano ond.
Jong, mej. C.A. de 1940, piano ond.
- 1946, schoolmuziek B
Jong, mej. E.C.W. de 1912, solozang
Jong, mej. J.S. de 1892, solozang
Jong, S.A.G. de 1947, piano A
- 1949, schoolmuziek C 2, koordirectie C 2
- 1949, piano C 2
- 1951, begeleiden C 2
Jongbloed, mej. S.M.B. 1907, piano ond. en sol.
Jongh, mej. A.J. de 1912, viool sol.
Jonkheer, mej. A.R. 1921, piano ond.
Jonker, P. 1896, piano
Joosten, mej. L.H.J. 1913, piano sol. F.
Joosting, mej. S.G. 1925, piano ond.
- 1928, piano sol.
Jouai, mej. C.W.J.A. 1925 piano ond.
Judels, J.L. 1866, hoorn
Jungerius, mej. G. 1936, piano ond.
Kames, F.J. 1912, hoorn ond.
Kampfraath, mej. E. 1918, piano ond.
Kappel, mej. A.M. 1895, solozang
Kappelle, me j. H.W. 1915, piano ond.
Kapteyn, J. 1905, piano ond.
Kapteyn, J.H. 1900, orgel
Katwijk, P. van 1904, piano
Katz, mej. C.J. 1943, viool ork.
Keemink, mej. S. 1938, viool ond.
Kelder, A.G. 1887, klarinet
Kemmers, mej. B.W.M. 1918, piano ond.
Kemmers, mej. H.M. 1933, viool ork.
Kerper, W.F. 1901, piano, solozang Nic.
Kerrebijn, M.A.H. 1902, piano Nic.
Kersbergen, J.W. 1876, theorie piano, orgel, hobo
Kethel, J. 1882, orgel
Ketjen, mej. E.W. 1908, solozang
Keulemans, mej. C. 1954, viool C 1
Keulemans, mej. M. 1918, piano ond.
- 1920, piano sol.
Keuzenkamp, mej. J.H. 1911, piano ond.
Keyser, A.J.G. 1932, piano ond.
Keyzer, mej. F.G.J.C. 1911, solozang ond.
Keyzer, mej. G.J. 1921, piano ond.
- 1923, piano sol. m.o.
Kiehl, mej. L.Ch.S. 1870, solozang
Kiehl, L.W. 1938, fluit ork.
Kingma, P.G. 1952, hobo ork.
Kipp, P.J. 1916, klarinet sol.
Kippel, mej. J.W. 1906, piano ond.
Kippel, L.J. 1909, violoncel sol.
Klaauw, J.G.M. van der 1931, contrabas ork.
Klauw, P.A.M. van der 1916, contrabas ork.
Klein, H. 1947, viool ork.
Kleine, G.C. 1902, orgel
Klerk, J. de 1946, hobo, Engelse hoorn ork.
Kleijberg, mej. G.M.B. 1947, piano A
Kleijn, mej. J. 1949, viool C 1
Kleijn, mevr. J. Grabowsky- 1952, altviool ork.
Kloos, mej. E. 1897, solozang
Kloos-Barendregt, mevr. D. 1949, solozang C 1
- 1951, solozang C 2
Klööte, mej. C.J. 1914, piano ond.
Kloppenburg, mej. G.C. 1892, solozang
Klumper, mej. J.P.G. 1916, piano ond.
Knaapen, S.J. 1876, theorie, viool, hobo, orgel
Knage, mej. M.C.S. 1938, piano ond.
Knage, mej. M.C.S.B. 1942, piano B
Koch, J.P. 1933, klarinet ork.
Koeberg, F.E.A. 1899, piano, zilv. v. comp.
Koeckes, mej. J.H.M. 1912, piano ond.
- 1915, orgel
Koekoek, M. 1935, piano ond.
Koert, C.J. van 1913, klarinet ork. en sol.
Koestering, mej. N.J. 1932, viool ond.
Kohnstamm, mej. S.C. 1936, viool ond.
Kokke, mej. E.E. 1916, piano sol.
Kokkelkoren, mej. C.C.L. 1929, piano ond.
- 1933, piano sol.
Kolb, mej. C.W.F. 1906, solozang
Kolff, mej. A.G.B. van Breda - 1924, solozang ond.
- 1925, solozang Sp.
Kolff, mej. E. 1927, fruit ork.
Kolkmeijer, mevr. A.E.H. te Boek- horst - 1935, solozang ond.
Kolling, mej. H. 1951, piano C 1
- 1955, piano C 2
König, mej. S.A. 1953, piano C 1
Koning, Th.P. de 1950, tuba ork. m.o.
Könings, J.M.L. 1917, piano sol.
Kooman, F.G. 1953, piano C 1
Koomen, mej. M.M. 1905, viool
Koopman, A.N. 1875, orgel, piano, fagot, theorie, compositie
Koopman, J.J. 1878, orgel, piano, fagot, theorie
Koopman, W.A. 1954, piano C 1
Koote, mej. R.A.S. 1954, piano C 1
Kooy-Bos Otten, mevr. H.F.A. 1925, piano ond.
Koppen, mej. W.F.M. 1928, piano ond.
Korevaar, mej. A. P. 1950, piano C 1
Kornman, mej. A.J.H. 1949, viool C 1
Kortekaas, M.L. 1948, contrabas ork.
Koster, mej. A.M. 1947, violoncello B
Koster, J. 1887, hobo
Kösters, mej. C. 1920, violoncel ond.
Koumans, R.L. 1949, piano C 1 m.o.
- 1951, piano C 2
- 1952, theorie C 2 m.o.
Kouprie, M. 1950, fagot ork.
Kraan, C.J. van 1939, hobo en Engelse hoorn ork.
Kraan, F. van der 1942, slaginstrumenten ork. m.o.
Kraaneveld, F. 1938, piano ond.
Krafft, H.L. 1907, viool
- 1908, klarinet
Kramer, mej. N. 1930, piano ond.
Kras, J.A. 1941, altviool ork.
Krayenhoff van de Leur, mej. H. 1902, piano
Krebs, F.W. 1953, piano C 1
Kremer, W.B. 1919, piano ond.
- 1921, piano sol.
Krevelen, G.J. van 1929, piano ond.
- 1931, piano sol. m.o.
Krieken, zie mevr. J.S.C. Veenis-van -
Kroese, mej. M.H. 1901, viool
Kroon, mej. C.A. 1917, viool ond.
Kropff, H. 1948, klarinet ork.
Kropholler, A.W.H. 1903, violoncel
Krouwel, mej. T. 1948, begeleiding B
Kruiswijk, W.A. 1885, hobo
Kruuk, mej. Ch.M.H. 1907, solozang
Kruuk, mej. M.C. 1902, piano
Kruys, M.H. van 't 1881, orgel, piano, compositie
Krijgsman, mej. H.M 1930, piano ond.
- 1933, piano sol.
Kuenen, mej. E.W.D. 1927, piano ond.
- 1931, piano sol.
Kühne, mej. J.B.L.W. 1874, piano theorie
Kuiper, E. zie mevr. E. de Monchy
Kuipers, mej. M.C. 1921, piano ond.
- 1923, piano sol.
Kunz, P. 1952, viool ork.
Kurpershoek, P. 1942, piano A m.o.
- 1945, piano B m.o.
Kuster, mej. J. 1935, piano sol. m.o.
Kuster, mej. J.H. 1933, piano ond. m.o.
Kuyer, mej. C. 1915, piano ond.
Kuyk, mej. Th.P.F.M. van 1923, piano ond.
- 1929, piano sol.
Laag, mej. H.A.C. ter 1911, viool ond.
- 1913, viool sol.
Laak, Th.B. te 1951, viool C 1
Laanen, Th. 1931, trompet ork.
Ladestein, A.P. 1891, solozang
Lagerwey, mej. A. 1905, piano ond. en sol.
Lahnstein, C.A.J. 1921, viool ond.
Lambooy, P.T. 1878, hobo
Lambrechts, W.H.B. 1931, trombone ork.
Laméris-Werkman, mevr. A. 1951, solozang C 1
- 1953, solozang C 2
- 1954, piano C 1
Landheer, I.J. 1914, viool ond.
- 1916, viool sol. m.o., trompet sol.
- 1955, piano C 1 m.o.
Landman, mej. J.M. 1925, piano ond.
Landsman, L. 1874, piano, orgel, trompet theorie
Lange, mej. A.E. de 1921, piano ond.
Lange, mej. A.J. de 1952, fluit C 1
Langelaar, mej. J.C. 1940, solozang ond.
- 1941, koordirectie
Langendam, mej. H.H.A. 1926, viool ond.
- 1927, piano ond.
Langendoen, J.C. 1910, violoncel ond. en sol.
Laro, J.P. 1950, klarinet ork.
- 1952, directie harmonie en fanfare C 2
Latesteyn, Th. van 1896, hobo
Latuperisa, mej. J. 1923, piano ond.
Laurentius, mej. M. 1952, piano C 1
- 1955, piano C 2 m.o.
Lee, mej. H.P.J. van der 1914, piano ond.
Leendertz, mej. C.A. 1949, piano A
Leene, H. 1952, piano C 1
- 1953, schoolmuziek, C 2
Leether, H.J. 1948, klarinet ork.
Leeuwen, mej. A.M. van 1913, piano ond. Sp.
- 1916, solozang
- 1917, piano sol. m.o.
Leeuwen, mevr. C.C. Praagh- 1951, piano C 1
Leeuwen, mej. E. van 1916, piano ond.
Leeuwen, L.F. van 1921, hoorn ork.
Leeuwen, S. van 1901, trombone
Leeuwen, W.A. van 1866, klarinet
Leeuwen, W.F. van 1953, hoorn ork.
Lefèbre, Ph.E. 1890, solozang
Lehmann, mej. C.E.F. 1908, solozang
Lek, L.J. van der 1929, viool ond.
- 1930, hobo ork. en sol.
- 1931, viool, sol.
Lemette, mevr. N.W. van Betten- 1937, piano ond.
Lems, mej. J.F. 1955, piano C 1
- 1955, schoolmuziek C 2
Lenghaus, mej. E. M. 1934, piano ond.
Lentz, mej. E. 1941, piano A.
Leur, W. de 1955, hobo C.O.
Leyden, mej. J.C. van 1905, piano ond., solozang
Lieffering, A.J. 1905, viool
- 1906, piano ond.
Lieftink, mej. A.W. 1899, solozang
Lier, A. van 1906, contrabas, pauken
Lier, mej. H.F.S. van 1911, solozang ond.
Lieve, mej. van 1949, piano C 1
Lieuwen, mej. H.M.C. 1931, piano ond.
- 1932, solozang ond.
Lignac, mej. A.E.G. 1902, solozang
Ligtenberg, K.A. 1943, viool A
- 1945, viool B m.o.
Ligteringe, mej. E.J.C. 1951, piano C 1
Lingteringe, zie mevr. E.J.C. Hertoghs-
Ligtermoet, mej. A.D. 1913, piano ond.
Ligthart, mej. A. 1920, viool ond.
- 1928, viool sol.
- 1929, altviool ork.
Limborch van de Meersch, mej. H.J. 1931, piano ond.
- 1934, piano sol.
Limburg, C.M. 1947, piano A
- 1948, schoolmuziek B
Linders, mej. C.M. 1954, piano C 1
Lindhout, mej. A.J. 1910, viool ond.
Ling, H.D. van 1884, piano, orgel
Lindo, mej. A.B. 1910, solozang
Lindo, mej. P. 1903, solozang
Lippe, G.J. van der 1916, contrabas ork., tuba ork.
Lobatto, me j. L.E. 1894, solozang
Loenen, mej. E.R. van 1917, piano ond.
- 1920, piano sol.
Logher, S. 1894, fagot
Lokhorst, mej. C.S. van 1894, piano
Loots, P.P.M. 1886, theorie, compositie
Looveren, mej. L.H.P. van 1952, piano C 1
Looyen, mej. H.M. van 1895, piano
Lucas, mej. S.H.J. 1927, piano ond.
- 1930, piano sol.
Lummel-Bos, mevr. G.W.E. van 1935, piano sol.
Lupgens, mej. G.M. Ch. 1909, piano sol.
Luske, J.W. 1937, tuba ork.
Lütje, mej. E.A. 1917, viool ond.
Lützow-Bousché, mevr. D.M. van 1912, piano ond.
- 1925, piano sol.
Luyt, mej. H.H.C 1909, piano sol.
Lijdsman, mej. J.M.G. 1913, piano ond.
- 1917, piano sol. m.o.
Lijn, mej. A. van der 1932, violoncel ork.
Lijsen, A. 1875, piano, viool, klarinet, theorie compositie
Maak, mej. M.Ch. de 1908, solozang
Maalsteed, W.J. 1921, piano ond.
- 1924, piano sol. m.o.
Maassen, mej. J.H.E. 1946, piano A
- 1948, solozang A
Maaten, mej. E. van der 1948, viool ork.
Mac Gillavry, mej. E. 1948, fluit ork.
Maclaine Pont, mej. J. 1900, solozang
- 1947, klarinet ork.
Maclaine Pont, P.A. 1942, viool A
Malsen, mej. M.F. van 1885, piano
Mameren, H. van 1950, piano C 1
Man, H.C.J. de 1911, orgel m.o.
Man, J. C. de 1946, piano A m.o.
- 1947, piano B m.o.
- 1950, piano sol, m.o.
Man, mej. M. de 1935, piano ond.
Mann, J.G.H. 1878, piano, viool, theorie, compositie
Marinus, J. 1918, viool ond.
- 1920, viool sol.
Maris, mej. M. 1905, viool
Marks, J. 1948, contrabas ork.
Markus, B. 1935, viool ork.
Marle, mej. C.J.E. van 1915, piano ond.
Maronier, mej. A.M. 1914, piano ond. m.o.
Martijn, A.A.M. 1930, piano ond., orgel
Matthijsen, mej. A.W.A. 1887, solozang
Medenbach, mej. A. 1905, piano ond.
Meel, J.G. van 1882, orgel
Meel, W.S.J. van 1911, orgel m.o.
Meer, A.J. van der 1932, piano ond.
Meer, J.C. van der 1892, bazuin
Meer, J.Chr. van der 1950, piano C 1
- 1952, piano C 2 m.o.
- 1954, koordirectie C 2
Meer, J.J.H. van der 1948, piano A
- 1950, piano C 2
- 1951, orkestdirectie C 2
Meer, W.J. van der 1916, hobo ork. en sol.
Meer, W.P. van der 1915, viool ond.
Meerlo, E. 1886, trombone, pauken
Meerlo, L.H. 1880, violoncel
Meerlo, M.S. 1866, viool
Meerlo, S. 1886, contrabas, fagot
Mehlmaum, mej. M. 1955, piano C 1
Meischke, mej. B.J.W. 1918, solozang ond.
Mens, L.J. 1904, orgel
- 1905, piano ond.
Mensink, mej. H.W.A. 1914, viool ond.
Merkus , mej. A.C. H. 1921, piano ond.
Merreback, mej. E. van 1940, fagot (ork.)
Mertens, W.F.A. 1953, violoncel ork.
Mesker, mej. J.M.J. 1913, piano ond.
Methorst, mej. M.A. 1925, viool ond.
Metselaar-Steinmetz, mevr. W.F.H. 1916, viool ond.
Meulen, mej. J.C.H. van der 1916, viool ond.
- 1918, viool sol.
Meulen, mej. L. van der 1951, solozang C 1
- 1953, solozang C 2
Meurisse, mej. A.M.W.J. 1911, piano ond.
Mever, mej. H.Chr. van 1948, piano A m.o.
- 1950, piano C 2 m.o.
Mey, mej. A.F.A. van der 1932, piano ond.
Meijboom, mej. A. 1870, solozang
Meijer, mevr. A.J. geb. Pleijsier 1950, piano C 2
Meijer, D. 1930, fagot ork.
Meijer, mej. G. 1949, piano C 1
- 1951, schoolmuziek C 2
Meyer, H. 1899, solozang
Meijer, J. 1946, viool A m.o.
- 1948, viool B m.o.
Meyer, J.W. 1913, violoncel ond.
Meijer, Th.A. 1948, fluit (ork.)
- 1953, fluit C 2
Meyer-Oerlemans, mevr. E.M.E. 1919, piano sol. m.o.
Meyers, mej. A.A.C. 1907, piano ond.
- 1910, piano sol.
Meyers, mej. H.E. 1921, solozang ond, sp.
Meys , mej. J.P.M. 1920, piano ond.
- 1922, piano sol.
Meysenheijm-Knipschaar, mej. C.M.J. 1871, solozang, piano
Middelbeek, mej. J.F.W. 1916, violoncel ond.
- 1921, violoncel sol.
Middendorp, J. 1927, hobo en althobo ork. m.o.
Mik, mej. J.M. 1905, solozang
Minderman, H.J. 1911, trompet m.o.
Modderman, mej. J.Th. 1919, solozang ond.
Modderman, zie mevr. J.Th. Tenhaeff-Moelker, J. 1948, klarinet ork. m.o.
Möhle, mej. D. 1943, piano A
- 1947, piano B
Möhringer, D. 1949, schoolmuziek C 2, koordirectie C 2
Mol, mej. M.P. 1916, piano ond.
Molenaar, mej. G. 1911, solozang ond. en sol.
Molenbroek, mej. S.A. 1915, solozang ond. m.o.
Molenbroek, zie mevr. S.A. Roeters Frederikse
Monchy, mevr. E. de geb. Kuiper 1945, viool A
Monteiro, L.N. 1954, piano C
Moolenaar, P.T. 1952, schoolmuziek C 2
Mook, P.S.B. 1911, viool sol.
Moorsel, mej. P.J. van 1917, piano ond.
Morell, mej. E. 1906, piano ond.
Morks, mej. C.W.P.A. 1930, piano ond.
Moser, A.L. 1941, piano A m.o.
- 1943, piano B m.o.
Mosseveld, mej. L.M. 1949, piano C 1
Mostaert, J.M. 1948, piano A
Mostert, J.M. 1950, piano C 2
Mostert-Wolleswinkel, mevr. R.A. 1952, solozang C 2
Mourik Broekman, mej. M.B. van 1947, piano A
Mouton, mej. A.M. 1875, piano theorie compositie
Mouton, mej. J.E. 1915, piano ond.
Mulder, C.G. 1878, trompet, viool
Mulder, mej. C.H. 1924, piano ond.
Mulder, mej. CM. 1879, piano
Mulder, mej. C.W. 1879, piano
Mulder, mej. E.L. genaamd Bolsius 1929, piano ond.
Mulder, mej. G.R. 1920, viool ond.
- 1923, viool, sol.
Mulder, J.H.P. 1905, violoncel
Mulholland, mej. H.B. 1936, piano ond.
- 1938, piano sol.
Müllemeister, mej. A.M.C. 1905, solozang
Müller, mej. A.A. 1907, solozang
Muller, G.J. 1920, viool ond.
- 1923, viool sol.
Müller, mej. S.M. 1900, piano
Munck, C.J. de 1888, piano
Munck, mej. H.B. de 1948, piano A
- 1950, piano C 2
- 1953, orgel C 2
Munnicks de Jong, mej. C.E. 1893, solozang
Mur, mej. H.M. 1926, piano ond.
Muskens-Sleurs, mevr. C.C.B.M. 1919, solozang
Morell, mej. E. 1906, piano ond.
Mourik Broekman, mej. M.B. van 1947, piano A
Morks, mej. C.W.P.A. 1930, piano ond.
Moser, A.L. 1941, piano A m.o.
- 1943, piano B m.o.
Mosseveld, mej. L.M. 1949, piano C 1
Mostaert, J.M. 1948, piano A
Mostert, J.M. 1950, piano C 2
Mostert-Wolleswinkel, mevr. R.A. 1952, solozang C 2
Mouton, mej . A.M. 1875, piano theorie compositie
Mouton, mej. J.E. 1915, piano ond.
Mulder, C.G. 1878, trompet, viool
Mulder, mej. C.H. 1924, piano ond.
Mulder, mej. C.M. 1879, piano
Mulder, mej. C.W. 1879, piano
Mulder, mej. E.L. z.n. Bolsius 1929, piano ond.
Mulder, mej. G.R. 1920, viool ond.
- 1923, viool, sol.
Mulder, J.H.P. 1905, violoncel
Mulholland, mej. H.B. 1936, piano ond.
- 1938, piano sol.
Müllemeister, mej. A.M.C. 1905, solozang
Müller, mej. A.A. 1907, solozang
Muller, G.J. 1920, viool ond.
- 1923, viool sol.
Müller, mej. S.M. 1900, piano
Munck, C.J. de 1888, piano
Munck, mej. H.B. de 1948, piano A
- 1950, piano C 2
- 1953, orgel C 2
Munnicks de Jong, mej. C.E. 1893, solozang
Mur, mej. H.M. 1926, piano ond.
Muskens-Sleurs, mevr. C.C.B.M. 1919, solozang
Offermans, A.J.B. 1871, violoncel, piano
Ohlenschlager, mej. L.S. 1931, viool ork.
Okhuysen, A.I. 1931, klarinet ork. m.o.
Olivier, mej. A. 1903, piano
Olivier, mej. C.V.C.E. 1913, solozang ond. en sol.
Olivier, mej. E.H. 1951, viool ork.
- 1951, viool C 1
Olivier, mej. E.J. 1916, piano ond. m.o.
Olivier, mej. M. 1918, violoncel ond.
Olman, mej. E. 1932, piano ond.
Ommen, mej. C.P. van 1890, piano
Ommeren, C.G. van 1950, fluit ork.
Oordt, W.L. van 1890, viool
Oorschot, mej. E.C. van 1919, piano ond.
Oortgysen, mej. J. 1936, piano ond.
Oortmarssen, G.J. van 1881, violoncel
Oostdam, L. 1927, viool ond.
- 1937, hobo ork.
Oostdam, L.W.J.M. 1929, piano ond., fluit ork.
- 1930, fluit sol. m.o.
- 1932, piano sol. m.o.
Oostdam, mej. W.C.C.M. 1917, piano ond.
- 1918, piano sol.
Oosterling, mej. G.J. 1911, piano ond.
- 1913, piano sol.
Oosthout, mej. H.C. 1914, piano ond.
Opstal, J. van 1934, piano ond.
- 1935, klarinet ork. m.o.
- 1936, klarinet sol.
- 1936, piano sol. m.o.
Orthel, W.L.F. 1923, piano ond. m.o.
- 1925, viool ond.
- 1926, piano sol. m.o.
Naayen, mej. J.D. 1936, solozang ond.
- 1938, solozang sol.
Nabbe, mej. M.A.Th.L. 1917, viool ond.
Nagtglas Versteeg, mej. C.J. 1928, viool ond.
Namen, A.A. van 1950, piano C 1
Nassau Noordewier-Smit, mevr. J.C. 1915, piano sol. m.o.
Nederbragt, mej. A.A. 1932, piano sol.
Nederpelt Lazarom, Th.Ph. 1948, piano A
Nicasi-Stotijn, mevr. E. 1934, piano ond.
- 1937, harp ork.
Niemans , mej. A.C. 1941, piano A
Niessing, mej. E.L. 1940, viool ond.
- 1941, viool B
Nieukerken, J.J. 1946, altviool ork.
Nieuwkerken, C.J.P. van 1939, piano ond.
- 1941, piano B
Nocker, mej. C.M.H. de 1876, solozang theorie
Nocker, mej. J.P.A. de 1905, solozang
Noordhof, H. 1919, violoncel ond.
- 1920, violoncel sol.
Noorduyn, mej. E.E. 1911, viool, ond.
Nooteboom-Jarings, mevr. J. 1955, zang C 2 m.o.
Noppen, P.J.B.L. 1949, altviool ork.
Noteman, mej. M. 1890, solozang
Nuhout, van der Veen, mej. L.W.Ch. 1908, viool sol.
Nuis, M.L. 1953, piano C 1
- 1953, schoolmuziek, C 2
Odé, J. 1924, piano ond. m.o.
- 1926, piano sol. m.o. F.
Odink, J. 1947, hoorn ork.
Odink, J.H. 1918, trompet
Oerlemans, mej. E.M.E. 1914, piano ond. m.o.
Oerlemans, zie mevr. E.M.E. Meyer-
Os, J.A. van 1920, viool ond.
- 1923, viool sol.
Osenburggen, mej. A. van 1874, piano theorie
Osti, mej. M.C. 1904, solozang
Otten, L. 1947, piano A
- 1949, piano C 2
- 1952, theorie C 2
Oudshoorn, L.J. 1938, piano, ond.
- 1941, piano B m.o.
- 1948, orgel B
Ouweneel, mej. J.C.E. 1908, piano sol.
- 1911, violoncel ond.
Ouwerkerk, mej. D.A. 1940, viool ond. m.o.
- 1941, viool B m.o.
Overbeek, mej. S.A. 1904, piano
Overkamp, mej. M. 1919, piano ond.
Oyen, mej. E.W.Th. van 1912, piano ond.
Oyen, van -, zie mevr. E.W.T. van Wijck
Palm, mej. J. 1907, solozang
Palmboom, mej. A. 1953, piano C 1
- 1955, fluit C.O.
Palsgraaf, mej. G.M. 1927, piano ond. m.o.
Panitschek, mej. B. 1929, viool ond.
- 1930, piano ond.
- 1931, piano sol.
Panman, C.J. 1922, viool ond.
Parren, H.F.H. 1908, piano ond.
Pas, G.F.W. van der 1907, viool F.
Pas M.W. van der 1918, piano ond.
- 1919, piano sol. m.o.
Pas, zie mevr. Th. Ekker-van der 1955, zang C 2
Pasveer, mej. A.G. 1926, piano ond.
Paulusse, mej. L.H. 1950, piano C 1
- 1952, piano C 2
- 1953, begeleiding
Peerbolte, J.G C.P. 1884 piano, orgel
Peet, J.P.W.M. van der 1931, orgel
Peetoom, A.J. 1943, fluit ork.
Penningh, J.J.Th. 1913, piano sol.
Pennock, A.A.P. 1923, piano ond. en sol. m.o.
Perdeck, R.S.W. 1951, piano C 1
Perizonius, mej. A. 1917, piano ond.
- 1918, solozang ond.
- 1919, solozang Sp.
Perlée, J.J. 1951, trompet ork.
Persijn, mej. I. 1953, violoncel C 1
- 1954, violoncel C 2
Pet, mevr. H.J.M., geb. van Zijp 1946, solozang A
Petter, mej. M.M. 1947, solozang A
- 1950, solozang C 2
Petri, W. 1942, piano A.
Petri, W.T. 1941, viool A
Pienas, M.J. 1910, viool sol.
Pieneman, mej. S.M. 1914, solozang m.o.
Pieren, mej. C. 1891, solozang
Pieters, J.J. 1925, viool ond.
- 1926, viool sol.
Pillen, D. 1898, fagot
Pillen, B. 1908, fagot
Pino, mej. A. 1914, viool ond.
Pinto, mej. S. de 1881, piano
Pit, mej. D.H. 1946, piano A
Plantfeber, J.N. 1880, trompet
Platteeuw, J. 1940, trombone ork.
Pleijsier, mej. A.J. 1946, piano A
Pleijsier, zie verder onder mevr. A.J. Meijer
Pleysier, W.C. 1931, orgel
- 1935, piano ond.
Pleijnaer, zie mevr. H. Queijsen - Pohl, mej. H.S. 1909, solozang
Polak, H. 1941, piano A
Polak, mej. L.C. 1940, viool ond.
Polak Daniels, mej. E.R. 1897, solozang
Polanen, J. Van 1949, trompet ork.
Poliakine, D. 1951, piano C 1 m.o.
- 1951, piano C 2 m.o.
Poll, mej. W.A.P. van der 1927, viool ond.
- 1929, piano ond.
Poll. W.P.J. van de 1865, orgel
Poll Kuhlmann, mej. J.E. 1929, solozang ond.
Pols-Habraken, mevr. M.Th. 1953, viool C 1
Pompe, mej. B. 1916, piano ond.
Pompe van Meerdervoort, jkvr. K. 1936, viool ond.
Pontier, H.C. 1875, orgel, piano theorie
Pool, mej. J.J.S. 1915, viool ond.
- 1918, piano sol.
Poole, mej. E.G. le 1939, piano ond.
- 1941, piano B
Poons, H. 1924, violoncel ond.
- 1936, trombone ork.
Poons, J. 1891, fagot
Poons, S. 1933, fluit ork.
- 1939, cello ork.
- 1940, cello ond.
- 1941 , fluit B
Poortvliet, J. Van 1914, trombone ork. en sol.
- 1916, violoncel ond.
- 1918, violoncel sol.
Pop, zie onder mevr. A.E.C. Artz
Pop, mej. P.A. 1912, piano ond.
- 1914, piano sol. m.o.
Posman, L. 1911, fagot, contrafagot m. o.
Possemis, J.P.Z. 1934, viool ond. en sol. m.o.
Post, L.J. van der 1952, trompet ork.
Poth, J.H.H. 1941, viool A
- 1946, viool B
Potharst, mej. W.H.P.M. 1925, piano ond.
- 1928, piano sol.
Poutsma, mej. G. 1873, solozang, piano theorie
Praag, S. van 1874, viool theorie
Praagh-Leeuwen, mevr. C.C. 1951, piano C 1
Prager, mej. A.B. 1908, piano sol. F.
Presser, A.J. 1953, piano C 1
- 1955 , piano (begeleiding)
Preus, mej. J.W. 1908, piano sol.
Preuyt, C. 1933, violoncel ond.
- 1935, violoncel sol. m.o.
Prikken, mej. A.C. 1908, solozang
Prins, J. 1916, fluit sol.
Putten, mej. J.M.G. van der 1940, piano ond.
Putten, mej. M. G. van der 1946, piano B
Pyl, mej. A.C.M. van der 1912, piano ond. sol.
Pijl, L. Van der 1949, altviool ork.
Quartero, mej. L.H.M.S. 1907 solozang
Queijsen-Plijnaer, mevr. H. 1953, piano C 2
Raad, F.B. van 1952, piano C 1
Raaijmakers, B.F. 1953, piano C 1
Raders, mej. L.E.H. von 1891, solozang
Rakier, R.A. 1954, piano C 1 m.o.
- 1955, piano C 2 m.o.
Ram, A.W. 1949, fagot ork.
Ramaer, mej. H.P. 1895, solozang
Rammers, mej. J.E.M. 1950, solozang C 1
- 1952, solozang C 2 m.o.
Ranitz, jkvr. L.G. de 1926, piano ond.
Ranselaar, mej. M.C.J. 1938, piano ond.
Rappard, jkvr. A.H. van 1939, piano ond.
Ravelli, C. 1952, hobo ork.
- 1953, viool C 1
- 1953, hobo C 1
Ravenswaay, mej. C.E. van 1911, solozang ond.
- 1912, viool ond.
- 1914, viool sol.
Reede, me j . J.E. de 1892, viool
Reeder, J.L. de 1921, piano ond.
Reedijk, mej. W.S. 1889, solozang
Reenen, mej. H.J. van 1891, piano
Reens van Leer, mevr. E. 1955, piano C 1
Rees, mej. B.J.C. van 1899, viool
Reeser, mej. B.J. 1910, piano ond.
- 1913, solozang ond.
- 1914, solozang m.o.
Reinen, P.C.J. 1953, hoorn ork.
Renée, mej. J.C. 1954, piano C 1
Renooy, B. 1939, piano ond.
- 1940, orgel
- 1943, theorie der muziek B m.o.
Resner, mej. L.M. 1908, viool ond.
Réthy, mej. M. 1912, piano sol.
Reynders, mej. CM. 1901, solozang
Reijns, G. 1946, hobo en Engelse hoorn ork.
Reys, mej. J.M. 1907, piano ond. sol. F.
- 1908, viool ond.
Richard, mej. M.J.H.C. 1913, viool ond.
Richard, mej. L. 1913, piano ond.
Richel, mej. L.M.J. 1916, piano ond.
Ridder, mej. J. de 1913, piano ond.
Ridderhof, mej. M.A. 1895, piano
Riedijk, N.J. 1905, piano ond.
- 1908, piano sol.
Riek, mej. J.C. van 1911, viool ond.
- 1912, viool sol.
Riet, W.A. van 1933, trombone ork.
Rietstra, F. 1952, hoorn ork.
Rietveld, mej. CM. 1924, viool ond.
- 1926, viool sol.
Rietveld, G. 1917, viool ond.
- 1919, viool sol.
- 1923, fluit sol.
Rinsum, mej. H.J. van 1925, piano ond.
Risselada, A. 1949, schoolmuziek C 2, koordirectie C 2
Ritman, mej. J.C. 1928, piano ond.
Ritman, C.J. 1931, viool ond.
- 1932, piano ond.
Roberti, K.J. 1943, trompet ork. m.o.
Rodenburg, J.W. 1894, viool
Rodenhuis, A.J. 1924, piano ond.
- 1926, piano sol.
- 1936, hobo ork.
- 1951, schoolmuziek C 2
Roelofswaard, mej. P.B. 1916, solozang ond.
Roels, F.C.M.J. 1878, trompet, viool, pauken
Roem, mej. J.C. 1912, solozang
Roeters Frederikse-Molenbroek, mevr. S.A. 1916, solozang
Rogge, mej. A.M. 1910, piano ond.
Rolandus, mej. J.H. 1915, solozang ond. m.o.
- 1917, solozang sol.
Roldanus, mej. L.S. 1911, solozang ond., sol.
Rollin Couquerque, mej. J.C. 1889, piano
Rombouts, M.F.S. 1951, piano C 1
Römer, mej. S.M. 1943, piano A
- 1946, piano B
Römer, mej. Th. 1911, viool ond.
Romyn, C.J.J. 1933, fluit ork.
Roo, A. de 1905, viool
Roo, H. de 1946, viool ork.
Rood, M. 1899. contrabas, fagot
Roode, mej. A. de 1923, piano ond. m.o.
- 1927, piano sol.
- 1934, orgel ond. en sol.
- 1948, theorie der muziek B
Roodenburg, J. 1883, fluit
Roodzant, mevr. L. Hennig- 1926, piano ond.
- 1930, piano sol.
Rook, J. de 1918, violoncel ond. hobo sol.
Rook, K. de 1917, violoncol sol. m.o.
Rook, mevr. W.A. de Wit- 1951, solozang C 2 m.o.
Rook, zie onder mevr. W.A. de Wit
Rook, mej. W.B. de 1947, piano A
Roon, P.H. van 1937, piano ond.
- 1939, piano sol. m.o.
Roos, mej. A. 1916, piano ond.
Roos, R.F. de 1926, piano ond.
Roosdorp, mej. G. 1929, piano ond.
Rooy, C.J. 1951, piano C 1
Rooyen, A.W.C. van 1949, trompet ork. m.o.
Rooyen, mej. M.E. van 1937, piano ond.
Rooyen, R.J. van 1931, viool ond.
- 1936, viool sol.
Rosière, C. de la 1884, viool
Rossum, mej. J.C. van 1926, piano ond.
- 1929, piano sol.
Rotteveel, P.H.E. 1887, fagot
Royen, mej. L.A. van 1912, piano ond.
Royen, mej. M.H.A. van 1916, solozang ond.
Rudolph, mej. C. 1909, solozang
Ruempol, mej. B.C.C.M.M. 1886, piano
Ruggenberg, J.J. 1947, klarinet A
- 1949, klarinet ork.
Ruigrok, mej. P.A. 1940, piano ond.
- 1951, schoolmuziek C 2
Russer, mej. M.E. 1906, solozang
Rutten, Th. 1880, contrabas
Ruyter, L.W. de 1925, viool ond.
- 1927, viool sol. m.o.
Rijen, mej. M.A.J. van 1890, piano
Rijken, G.W.L. 1895, viool
Rijken, mej. W. 1924, piano ond.
Rijken, mej. W.M. 1910, viool ond.
Rijnveld, M. 1951, klarinet ork.
Salmon, A. 1877, violoncel, fluit theorie
Salomon, J. 1880, viool
Salverda, mej. A.A. 1887, piano
Salzwedel, mej. C.N.J. 1915, piano ond., sol. m.o.
Sarluis, mej. R. 1865, piano
- 1913, piano sol.
Sas, mej. A. 1917, viool ond.
Schaaff, mej. I.M. van der 1953, solozang C 1
Schaaff, zie verder mevr. I. de Iongh-van der
Schaap, J. 1951, trombone ork.
Schalker, J.F. 1929, viool ond.
- 1931, viool sol.
Scharp de Visser, mej. S. 1950, piano C 1 m.o.
Scheepmaker, mej. E.A. 1919, solozang ond.
- 1920, piano ond.
- 1921, solozang
Scheepmaker, mej. L.W. 1955, viool C 2 m.o.
Scheepmakers, mej. L. 1954, viool C 1 m.o.
Scheers, P. van 1953, fagot ork. m.o.
Schellevis, A. 1928, orgel
Schenk, mej. A.C. 1953, piano C 1
Schenk, mej. L.M. 1869, theorie
Scheuerman, mej. J.H. 1949, piano C 1
Schie, M.J. van 1927, viool ork.
- 1928, hoorn ork.
Schiefner, mej. M.L. von 1926, piano ond.
Schild, D.E. 1920, contrabas ork.
Schillemans, mej. J.D. 1900, solozang
Schlichter, mej. H.M. 1915, piano ond.
Schlingemann, mej. M.C. 1905, solozang
Schmidt, mej. J.G. 1930, piano ond.
Schnepper, mej. M.C.J. 1904, piano
Scholte, mej. L.S.M. 1918, viool ond.
- 1923, viool sol.
Scholte, mej. A.M.A. 1912, piano ond.
- 1916, piano sol. nic.
Schoonheid, mevr. M.J. geb. van der Heyden 1947, piano A
Schot, mej. F.A.A. 1921, piano ond.
Schot, mej. J.M.E. 1907, solozang F
Schouten, J.M.J. 1949, orgel C 2
- 1943, piano A
Schouten, J. 1911, klarinet m.o.
Schouten, mej. J.M.G. 1906, viool
Schouw, G.J.A. 1898, viool
Schram, A. 1902, altviool
Schram, A.M. 1892, bazuin
Schram, H.J.P. 1922, viool ond. m.o.
- 1923, piano ond. m.o.
- 1924, viool sol. m.o.
- 1925, piano sol. F.
Schreiner, J.A. 1927, piano ond.
- 1928, piano sol.
Schrik, G.A. 1932, piano ond.
- 1935, orgelspel
- 1937, orgel
Schröder, mej. A.Ch.F. 1908, piano ond.
Schröder, mej. M.A.E. 1895, piano ond.
Schulz, mej. M.J.C. 1905, viool
Schulze, H. 1900, piano
Schumacher-Kargel, mevr. F.M. 1953, piano C 1
Schuurman, A.C. 1927, piano ond. m.o.
Schuurman, mej. G. 1955, piano C 1
Schuyer, J. 1901, contrabas, trombone
Schuyer, S. 1887, trombone
- 1899, violoncel
Schweitzer, A. 1895, tuba
Schweitzer, J.A. 1924, contrabas ork., fluit ork.
Schijf, P.W. 1938, hoorn ork. m.o.
- 1948, piano A m.o.
- 1949, piano C 2 m.o.
Schijve, C. 1953, schoolmuziek C 2
- 1953, piano C 1
Schijve, S. 1951, piano C 1
- 1953, solozang C 1
- 1955, schoolmuziek C 2
Schijvens, J.J.M. 1923, contrabas ork.
Secrève, J.H. 1890, orgel
Seine, zie mevr. H. Gebhard-
Sekreve, H.C. 1953, violoncol C 1 m.0.
- 1953, violoncel ork.
Sekreve, J. 1954, viool C 1
Seret, mej. M.Th. 1900, solozang
Seuren, mej. M. van 1902, piano
Sevestern, M.A. 1913, fluit ork. sol.
Seynder, mej. M.H. 1938, piano ond.
Seyen ten Hoorn, mej. J.P. 1929, solozang ond. en sol. sp.
Sicking, J.M.J.C. 1921, piano ond.
- 1924, piano sol. m.o.
Sickinghe, jkvr. O.Ch.E. 1910, piano ond.
- 1911, solozang ond.
Sigmond, mej. A.G. 1899, solozang
Simons, mej. E. 1908, solozang
Simons, J.W. 1893, klarinet
Sizoo, mej. J.C. 1928, piano ond.
Sjerp, mej. B. 1943, piano A
- 1946, piano B
Slegtenhorst, J.N.G. 1936, piano ond. m.o.
- 1938, piano sol.
Sleurs, mej. C.C.B.M. 1917, solozang ond. m.o.
Sleurs, zie mevr. C.C.B.M. Muskens
Slotemaker de Bruïne, mej. E. 1930, piano ond.
Sluzewski, mej. M. 1912, piano ond. sol. F.
Smets, A.C.P. 1905, orgel, pauken
Smidt, mej. J. de 1943, piano A m.o.
- 1946, piano B m.o.
Smidt, mej. M. de 1946, begeleiding B
Smidt Crans, mej. W. 1890, solozang
Smidts, mej. W.P. 1934, piano sol.
- 1929, piano ond.
Smienk, F. 1952, klarinet ork.
Smink, A.A. 1929, piano ond.
- 1931, orgel
- 1933, piano sol.
Smit, zie mevr. Nassau Noordewier
Smit, mej. E. 1948, piano A
- 1950, piano C 2
Smit, J.C. 1879, viool
Smit, mej. J.C. 1913, piano ond.
Smit, zie mevr. M.E. van der Chys-
Smith, mej. M. 1894, piano
Smits, mej. H.L.M.L. 1918, piano ond.
- 1922, piano sol.
Snijder, A.B. 1917, piano ond.
Snyders, G.C. 1936, contrabas ork.
Snijders, mej. M.G.C. 1889, solozang
Snijders, mej. W.J.M. 1916, viool ond.
- 1918, viool sol.
Solleveld, mej. J.L. 1912, piano ond.
- 1914, solozang ond.
- 1916, solozang
Sommer, Ch.W. 1912, piano ond.
- 1913, orgel
- 1914, piano sol.
Sonnega, P. 1925, piano ond. m.o.
- 1926, piano sol. m.o.
Spaan, mej. A.L.P. 1905, piano ond. sol.
Spek, J. van der 1954, hoorn ork.
Spendel, H.W. 1893, solozang
Spier, M.L. 1904, hobo
- 1905, viool
Spier, mej. R. 1909, harp m.o.
Spiero, A. 1901, trombone, pauken
- 1907, trompet
Spigt, J.C. 1949, clavecimbel C 2
Spoel, mej. M.A.F. 1913, solozang ond.
Spoel, mej. M.J.F.A. 1911, solozang ond. sol. sp.
Sprenger, mej. M.P.A. 1920, piano ond.
Spruit, mej. J. 1949, piano C 1
Spruyt, A. 1931, contrabas ork. m.o.
- 1932, klarinet ork. m.o.
Staay, mej. A.H. van der 1954, piano C 1
Stam, mej. J.C. 1915, piano ond. sol. m.o.
Stap, A. van der 1900, solozang
Starrenburg, J.P. 1894, viool
Steelink, mej. M.L. 1909, solozang
Steendijk, H. 1950, klarinet ork. m.o.
Steenhuis, mej. E. 1953, viool C 1
Steenhuis, F. 1946, theorie der muziek B
Steenhuisen, T. 1933, viool ond.
Steensma, mej. A. 1909, solozang
Steensma, mej. A.T. 1894, piano
Steinmetz, P.C. 1876, piano theorie
Steinmetz, zie mevr. W.F.H. Metselaar-
Stennekes, mej. M.Ph. 1941, piano A
- 1945, piano B m.o.
Stenz. W.A.E. 1947, viool A
- 1949, viool C 2
- 1951, solisten dipl. en prijs van uitnemendheid
Stikkelorum, mej. M.J.C. 1910, viool ond.
Stockum, mej. R. van 1903, solozang
Stoker, mej. M. 1924, viool ond.
- 1928, viool sol.
Stokkersman, J.A. 1955, piano C 1 m.o.
Stoop, jkvr. C.J. 1915, piano ond.
- 1919, piano sol.
Stoop, mej. J.W.C. 1908, piano ond. sol.
Stoppendaal, H.G. 1938, piano ond.
Storckau, G.P.A. 1953, altviool ork.
Stordiau, J. 1947, viool A m.o.
Stordiau, J.G.M. 1917, viool ond.
- 1919, viool sol.
Storm, mej. C.C. 1935, piano ond.
Storm, mej. E. 1931, piano ond.
- 1933, piano sol.
Stortenbeker, mej. J.I. 1917, viool ond.
- 1918, piano ond.
Stortenbeker, mej. L.L. 1921, viool ond.
- 1923, viool sol.
Stotijn, C. 1934, hobo en altviool ork. m.o.
Stotijn, mevr. E. Nicasi 1934, piano ond.
- 1937, harp ork.
Stotijn, J.H. 1910, hobo F.
- 1928, piano ond.
- 1935, piano sol.
Stotijn jr., J.H. 1935, hobo ork.
Stotijn, L.W. 1940, fagot ork.
Straaten, mej. F. van 1955, piano begeleiding
Straaten, mej. S.E. van 1931, piano ond.
Stradowska, mej. X. 1921, piano ond.
Strake, H.B. te 1931, piano ond.
- 1932, piano sol.
Straten, E. van 1943, slaginstrumenten ork.
Struys, H.J.W. 1889, viool
Stürler, mej. D.H.L. von 1887, piano
Stuttersheim, mej. P.G.M. 1907, piano sol.
- 1909, viool sol.
Stijger, mevr. J. 1935, solozang ond.
Surie, mej. C.H. 1925, piano ond.
Swaab, P. 1905, fluit
Swaving, mej. J.P.J. 1925, piano ond.
- 1930, piano sol.
Swart, A.M. 1899, viool
Swart, mej H.L. 1917, piano ond.
- 1918, solozang ond.
Swinkels, P. 1950, contrabas ork. m.o.
Tabbernal, R. 1903, piano
Talboom, L. 1951, slaginstrumenten ork. m.o.
Tan, mej. Th.S.N. 1939, piano ond.
Tand, L.J.C. van der 1894, viool
Tanja, mej. E.L. 1935, viool ond.
Taselaar, mej. A. 1938, piano ond.
Taubman, H.Th.M. 1931, piano ond.
Tekke, mej. H.H. 1910, piano sol.
Tenhaeff-Modderman, mevr. J.Th. 1921, piano ond., solozang
Terlaak, mej. J. 1954, piano C 1
Tersteeg, mej. J.A. 1921, piano ond.
Tesink, J.D. 1918, slaginstrumenten
Theuerzeit, F.W. 1934, viool ond.
- 1935, viool sol.
Thijsse, W.H. 1945, muziekgeschiedenis
Tibbe, H. 1880, piano, viool
Tieks, mej. S.G. 1917, piano ond.
Tierie, mej. J.W. 1907, piano ond.
- 1909, piano sol.
Timme, Tj. 1952, hobo ork.
Timmerman, mej. I.J.M. 1925, piano ond.
- 1927, piano sol.
- 1931, solozang ond.
- 1933, solozang sol. m.o.
Timmermans, C.M. 1948, fagot ork.
Tittel, mej. J.A. 1912, solozang ond.
Tondu, L. 1865, viool (?)
Toneman, A. 1930, piano ond.
Toneman, A.G.M. 1936, piano sol. m.o.
Toth, F.P. 1916, viool ond.
- 1918, viool sol.
Treffers, mej. H.A. 1953, piano C 1
Tricht, mej. E.A.J. van 1883, piano
Tuin, D. van der 1938, klarinet ork.
Tukker, C.H. 1949, trompet ork.
Tump, A. 1936, piano ond. m.o.
- 1937, trompet ork.
- 1938 piano sol.
Tump, W.P. 1928, viool ond.
- 1929, viool sol.
Tuyter, mej. J.P.A.H. 1929, solozang ond.
Ubels, mej. W.M.J.D. 1926, piano ond.
Uiterlinden, R. 1947, piano A
Usener, mej. J.H. 1910, piano ond.
Unen, mevr. W.F. van der Vegt van 1934, piano ond.
- 1936, piano sol.
Vaas, mej. G. 1955, zang C 1
Valois, mej. M. 1881, piano
Vange, P. van der 1933, piano ond.
Vas Dias, mej. L.J.M. 1917, piano ond.
Veelo, Ch. 1925, piano ond.
- 1928, piano sol. m.o.
Veen, mevr. C. de, geb. Hoog 1950, hobo ork.
Veen, J.H. van 1950, Koordirectie C 2
Veen, L.H. van 1943, piano A
- 1946, orgel B
Veen, Th.J.M. 1955, hoorn C.O.
Veenenbos, mej. A.M.A. 1901, piano
Veenis-van Krieken, mevr. J.S.C. 1911, piano ond.
Veenstra, P.A. 1946, violoncello A
- 1914, viool ond., hoorn ork. sol.
- 1916, viool sol.
Veenstra, mej. M.E. 1913, solozang ond.
- 1914, solozang
Veer, mej. M.C. de 1926, piano sol.
Veerenhuis, mej. M.A. 1888, solozang
Veerkamp, mej. J.M.L. 1910, piano ond.
Vegt, H.H. van der 1914, viool ond. m.o.
- 1915, viool sol. F.
Vegt-van Unen, mevr. W.F. van der 1936, piano sol.
Velde, mej. A. van der 1949, schoolmuziek C 2
Velde, H.L. van de 1882, violoncel
Velde, mej. M.M.P. van der 1926, piano ond.
- 1929, piano sol.
Velde, P.H. van de 1865, hobo
Velde, W.G. van de 1903, violoncel
Velden, mej. A. van der 1927, piano ond.
- 1930, piano sol.
Velden, J. van der 1952, viool ork.
Velden Erdbrink, mej. J.C. van der 1916, piano ond. m.o., solozang ond.
- 1917, solozang Sp.
Velders, J. 1896, trompet
Vellekoop, mej. A.M. 1943, piano A
Velthoven, mej. M.J.W. van 1917, harp ork.
Velthuysen, mej. A. van 1906, piano sol. F.
- 1907, piano Nic.
Velthuysen, G. 1950, trombone ork.
Ven, D. van der 1950, piano C 1 m.o.
- 1953, piano C 2 m.o.
Ven, J.F. van de 1932, viool ond.
- 1934, viool sol. m.o.
Vendeloo, J.W. van 1913, viool ork. sol.
Venderbos, A.G. 1918, piano ond.
- 1921, piano sol. m.o., orgel m.o.
Verboog, mej. J.B. 1941, piano A
Verdam, mej. B.J. 1931, viool ond.
Verduin, J.K.F. 1878, klarinet, contrabas
Ver Groessen, A.A.J. 1903, tuba
Verhagen, P.H. 1918, fagot ork.
Verheul, J.C. 1952, fluit C 1
- 1953, piano C 1
- 1954, fluit C 2 m.o.
Verhey, G. 1907, klarinet F.
- 1908, piano ond. sol.
Verhoeckx, mej. P.M.E. 1915, piano ond. m.o.
- 1916, piano sol. m.o.
Verhoog, mej. R.G.M. 1932, piano ond. m.o.
- 1934, piano sol. m.o.
Verhulst, mej. H.G. 1927, piano ond. m.o.
- 1930, piano sol. m.o.
Verkerk, mej. A. 1903, solozang
Verkerk, C.I. 1954, hobo ork.
Verkerk, P.H. 1949, trombone ork.
Vermaak, J.G. 1946, piano A
Vermaes, mej. M.E. 1898, solozang
Vermeer, J.C. 1892, fluit
Vermeer, mej. M.G. 1948, piano A
Vermeulen, mej. A.F.J.H. 1908, viool ond.
Vermeulen, mej. G. 1952, fluit C 1
- 1953, fluit ork.
- 1955, fluit C 2
Verniers van der Loef, mej. N.H. 1885, piano
Versney, C.H. 1938, hoorn ork.
Versteeg, W.H. 1912, violoncel ond.
- 1913, violoncel ork. sol.
Versteegh, L.P.L. 1889, klarinet
Verstegen, mej. L.M. 1948, piano A
- 1950, piano C 2
Vessem, mej. M. van 1921, piano ond.
Vet, H. van der 1910, piano sol.
- 1912, viool, altviool ond.
Veth, mej. J.L.D. 1934, piano ond.
Vianen, mej. F.A. 1915, piano ond.
Vierdag, mej. C. 1945, piano A
- 1946, begeleiding B
- 1947, piano B
Vincent, L.A. 1920, piano ond.
- 1921, piano sol.
Vink, F.L. 1898, viool
Vink, J. 1897, hobo
Vink, pr. A.Th., O.S.C. 1954, piano C 1
- 1955, schoolmuziek C 2
Vis, J.W. 1906, viool
Visser, H. 1947, viool B
Visser, mej. H. 1952, fluit ork.
Visser, H.H. 1942, viool A
Visser, mevr. M.C. geb. van der Heide 1946, viool A
- 1948, viool B
Visser, M.J. 1928, orgel
Vlag, H. 1935, piano ond.
- 1935, klarinet ork. m.o.
- 1936, klarinet sol. m.o.
Vlake, G.F. 1946, piano A
- 1948, piano B
- 1952, begeleiden C 2
Vleeschouver, mej. C.A.C. 1954, fagot ork. m.o.
Vleeschouwer, H. 1952, klarinet ork. m.o.
Vleeshouwer, J.F. 1950, trompet ork.
Vleeshouwers, H.A. 1954, piano C 1
- 1954, schoolmuziek C 2
Vleugels, mej. J.C. 1918, piano ond.
Vlies, G. van der 1894, theorie compositie
Vliet, mej. M.M. van 1891, solozang
Vloten, mej. B.J.A. van 1916, piano ond.
Vogel, mej. L. de 1932, viool ond.
Volkom, mej. J. van 1903, piano
Vollenhoven, mej. M.E. van 1920, viool, ond.
Völmar, mej. E.W. 1916, viool ond. sol.
Völmar, H.F. 1869, piano
Völmar, mej. J.J. 1893, solozang
Vonders, mej. K.C. 1951 , piano C 1
- 1954, piano C 2
- 1955, piano begeleiding
Vonk-van den Berg, mevr. A.Chr. 1952, piano C 1
Vonk, W.G. 1906, hobo
Voogd, mej. A. de 1901, piano
Voogt, mej. M. de 1913, solozang ond.
- 1914, solozang
Voorberg, M.C. 1941, piano A m.o.
- 1942, piano B m.o.
- 1943, orgel B
Voorthuysen, mej. C.M. van 1917, solozang ond.
- 1918, solozang
Voorthuysen, D. van 1920, slaginstrumenten m.o.
Voorthuysen, J. van 1942, hobo A
Vorster, mej. H.W.C. 1946, piano A
Vos, mej. A. de 1905, piano ond. sol.
Vos, mej. S. de 1933, piano ond. m.o.
- 1935, piano sol. m.o.
Vos, mej. S.R. 1923, piano ond. m.o.
- 1925, piano sol.
Vos Burchart, J.P. de 1951, altviool ork.
Vossnaek, mej. N. 1951, solozang C 1
Vredenburg, mej. E.B. 1922, viool ond.
Vriends, J.I. 1952, piano C 1
Vries, B.P.C.H. de 1927, hobo en althobo ork.
Vries, mej. G. de 1925, solozang ond.
Vries, G.J. de 1937, piano ond.
- 1950, theorie C 2
Vries, mej. L.E. de 1940, solozang ond. m.o.
- 1941, solozang B m.o.
Vries, L.G.H. de 1946, viool A
Vries, mej. Th. de 1900, solozang
Vries Feyens, mej. L. 1941, piano A
- 1945, piano B
Vroom, mej. F.J. 1910, piano ond.
Vrijenhoek, H. 1951, trombone ork.
Vrijer, mej. W.C. de 1922, piano ond.
- 1927, piano sol.
Vrijhoff, F.Th. 1921, violoncel ork.
- 1922, violoncel ond.
- 1923, violoncel sol.
Vijver, mej. D.J.H. van der 1896, solozang
Waal, mej. T.M.A. de 1907, solozang
Waar, mej. J.H. 1948, viool A
Waart, A.P. de 1886, piano, orgel, zilv.
Wagener, G.F. 1865, piano
Waisvisz, A. 1880, fagot
Wal, A.J. de 1897, piano
Wal, mej. G. van der 1920, violoncel ond.
- 1924, violoncel sol.
Wallaart, P. 1955, violoncel C 1
Walpoott, C. 1883, trompet, contrabas
Walpot, mej. A.F.H. 1913, piano, ond.
Walther, mej. H.J. 1882, piano
Walther Boer, J.S. 1938, viool ond.
Wanna, H.P.E.H. 1933, piano ond.
Wassem, A.J. van 1913, trombone, ork. sol.
Wassenaar, mej. C.W. 1913, piano ond.
Water, H.G.B. van de 1948, contrabas ork.
Watter, W.J.B. 1899, piano
Weber, mej. P.H. 1950, piano C 1
Wegenaar, mej. A.G. 1906, piano ond.
Wegerif, H.A. 1900, piano
- 1902, violoncel
- 1912, orgel
Wegerif, W.J. 1904, violoncel
Weide, mej. E.M. van der 1918, piano ond.
Weilers, mej. G.W. 1919, harp sol.
Wel, mevr. C.E. van der, geb. Gijsberts 1947, piano A
Welbooren, H. 1950, solozang C 2
Welsenes, mej. A.J. van 1908, piano ond.
Welter, A.J.F. 1905, klarinet
Werff, mej. J.M. 1910, piano ond.
Werkhoven, F. van 1911, piano ond.
- 1912, piano sol.
Werkman, zie mevr. A. Laméris-
Wermeskerken, mej. A. van 1916, piano ond.
Werst, mej. N.M.J. 1878, piano theorie
Westerbaan, E.W. 1947, piano A
- 1948, schoolmuziek B
Westerdijk, G. 1951, trombone ork.
Westers, mej. W.C. 1936, piano ond.
Weijand, J.P. 1909, fluit m.o.
Weymans, mej. A.L.H. 1886, solozang
Weynen, mej. B. 1913, piano ond.
Wezel, H. van 1914, piano ond., violoncel ond.
- 1916, violoncel sol.
Wezel, W.H. van 1909, klarinet m.o.
Wiechert, A.C.J. 1931, hoorn ork.
Wiel, F.H. van de 1915, viool ond., klarinet sol.
Wielen, mej. A. van der 1948, piano A
- 1951, piano C 2
Wiemans, mej. M.A.C. 1882, piano
Wiener, mej. A. 1877, piano theorie
Wilde, mej. S.J. de 1903, piano
Wildschut, mej. C. 1924, piano ond. m. o.
- 1928, piano sol. m.o.
- 1930, viool ond.
Willemsen, mej. P. 1882, piano
Willik, mej. H.M. van der 1926, piano ond. en sol.
Willing, mej. A. 1902, solozang
Wilmink, G.C. 1909, viool sol.
Wils, M. 1932, piano sol.
Wilson, J.Th. 1922, fluit ork.
Windhouwer, mej. A.L. 1955, piano C 1
Winkel, L. 1867, -
Winkler-van der Houven, mevr. W.A. 1949, piano C 1
Wiselius, mej. S. 1911, solozang
Wisse, C.L. 1914, viool ork. sol, klarinet ork. sol.
Wisse, G.W. 1911, fluit m.o.
- 1912, violoncel ond.
Wisse, J.L. 1910, piano sol.
- 1911, orgel m.o.
Wisse, W.J. 1912, viool ond.
Wit, mevr. W.A. de, geb. de Rook 1950, solozang C 1 m.o.
- 1951, solozang C 2 m.o.
Witsen, E. 1925, piano ond. M.o.
- 1930, piano sol.
Witsen Elias, jkvr C.M. 1920, piano ond.
- 1921, solozang ond. m.o.
Witt, A.H.F. 1898, klarinet
Witt, mej. A.M. de 1901, piano
Witt, H.A. de 1873, hobo
Witt, H.E. 1905, klarinet
Witt, H.L.F. 1895, fluit
Wittenberg, J.F. 1949, viool ork.
Witthaus, mej. A.C.W. 1938, piano ond.
- 1940, piano sol. m.o.
Woerkens, H.C. van 1926, piano ond.
- 1928, piano sol. m.o.
Woerkens, mej. P.S. van 1939, viool ond.
- 1940, viool sol.
Wohlrabe, H.W. 1867, -
Wolf, mej. J.Th.M. 1929, piano ond. m.o.
- 1931, piano sol. m.o. F.
Wolf, mej. W.A.C. 1920, piano ond.
- 1922, piano sol. m.o.
Wolff, A.J. 1899, trompet
Wolff, mej. F.M. 1901, solozang
Wolff, M.L.H. 1928, viool ond.
- 1930, viool ork.
Wolff von Wilfing, M.W. 1952, schoolmuziek C 2
Wolleswinkel, mej. R.A. 1951, solozang C 1
Wolleswinkel, mevr. R.A. Mostert- 1952, solozang C 2
Wolters, J. 1924, klarinet ork.
- 1930, piano ond.
Wolters, H.S. 1914, viool, ond.
- 1918, orgel
Wouters, J.H. 1919, piano ond.
Wouw, A.N. van 1939, piano ond.
Wreede, mej. A.G. de 1927, piano sol.
- 1928, piano ond. m.o.
Wijck-van Oyen, mevr. E.W.T. van 1915, piano sol.
Wijk, mej. E.H. van 1911, solozang, ond.
Wijler, mej. L.C. 1938, piano ond.
- 1940, piano sol.
Wijnbergen, S.L. van 1905, viool
Wijngaarden, H. van 1929, hobo en althobo ork.
Wijnmalen, mej. H.O.W. 1911, piano ond.
- 1912, piano sol.
Wijnmalen, J.J. 1882, contrabas
Wijsman, mej. A.C. 1943, piano A
- 1946, piano B
- 1947, begeleiding B
Wttewall van Stoetwegen, jkvr. C.A.C.H. 1912, solozang
Ydo, J.H. 1908, violoncel
Ydo, mej. S.C. 1903, piano
Ypelaar, mej. M.J.E. 1917, viool ond.
Zalbin, E.D.C. 1894, viool
Zandbergen, J.N. 1913, piano, sol.
Zanten Jut, mej. E.M. van 1910, piano ond.
Zavardi, mej. M.C.M. 1867, -
Zeevenhoven, mej. T. 1945, piano A m.o.
Zeldenrust, H.L. 1897, hoorn
Zelm, mej. A.G.H. van den 1930, solozang ond.
- 1931, solozang sol.
Zellner, mej. P.C.R. 1891, solozang
Zepparoni, F. 1925, viool sol. m.o.
Zevenhoven,. mevr. T. Reijns- 1949, piano C 2
Zeijdel, mej. G. 1943, piano A
- 1945, piano B
Zieck, C.F. 1914 contrabas ork.
Zieck, mej. J.C. 1903, solozang
Zischg, mej. E. 1947, piano A
Zoete, L.F. de 1910, viool sol.
Zomerdijk, H.J. 1943, piano A m.o.
- 1945, piano B m.o.
Zondag, mej. P.C. 1954, viool C 1
Zonneveld, J. 1906, contrabas
- 1909, trombone m.o.
Zonnevylle, mej. W.C.M. 1913, piano ond.
Zurhaar, A.W.E.F. 1885, violoncel
Zurhaar, F.J.P. 1894, violoncel
Zurhaar, mej. J.C. 1893, solozang
Zurhaar, mej. M.A. 1922, solozang ond.
Zutphen, J.F. van 1893, piano
Zwaan, Joh. de 1907, piano ond.
- 1908, orgel
- 1910, piano sol.
Zwaan, J.A. de 1880, orgel
Zwaan, mej. J.D.A. de 1917, solozang sp.
Zwan, mej . J.P.E. van der 1938, piano ond.
Zwart, J.C. 1911, violoncel ond.
- 1912, violoncel sol.
Zweep, mej. E.L. van der 1915, piano ond. m.o.
- 1916, piano sol.
Zweers, J.F. 1940, piano ond.
- 1942, orgel B m.o.
Zwetsloot, P.Th. 1914, piano ond.
- 1915, piano sol.
Zijp, van, zie mevr. H.J.M. Pet
CommiessielidPeriode/FunctieDirecteurPeriodeAdministrateurPeriodeNaam lera(a)r(es)Periode/VakgebiedLeerlingDiploma

Archiefbestanddelen