Terug naar zoekresultaten

2.11.65 Inventaris van het archief van het Landbouw Economisch Instituut, (1937) 1940-1999

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.11.65
Inventaris van het archief van het Landbouw Economisch Instituut, (1937) 1940-1999

Auteur

CAS 1232

Versie

20-09-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2009 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Landbouw Economisch Instituut
LEI

Periodisering

archiefvorming: 1940-1999
oudste stuk - jongste stuk: 1937-1999

Archiefbloknummer

L5

Omvang

; 626 inventarisnummer(s) 33,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Naast detaal bevinden zich ook archiefbescheiden met dee,e ene taal in het archief.
Nederlands
Frans
Duits
Engels

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit / Landbouw Economisch Instituut

Samenvatting van de inhoud van het archief

De eerste archiefbescheiden van het Landbouw Economisch Instituut dateren van 1937, enkele jaren voor de definitieve oprichting. Het laatste stuk is van 1999. Vanaf het begin wordt het instituut - dat als voornaamste doel heeft het bevorderen en verspreiden van kennis ten gunste van de Nederlandse agrarische sector - gedragen door zowel overheid als georganiseerde landbouw. Onderzoek, het verzamelen, interpreteren en publiceren van gegevens, is dan ook een centraal thema binnen het instituut.
Het archief is de neerslag van deze activiteiten. Het bevat stukken van algemene aard (jaarverslagen, vergaderstukken) en stukken betreffende bijzondere onderwerpen, zoals rapporten en verslagen van werkgroepen, commissies en afdelingen. Een groot gedeelte bestaat uit publicaties, ingedeeld naar soorten vervaardigde publicaties.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Oprichting
Al in 1939 ontstond in de Eerste Afdeling van het Koninklijke Nederlandse Landbouw Comité het voornemen over te gaan tot oprichting van een 'Documentatiebureau voor den Landbouw', dat de taak zou hebben objectieve gegevens te verschaffen aan alle instellingen en personen, die hiervan gebruik wensen te maken. Immers na de economische crisis van 1929 kwamen zowel landbouw als overheid spoedig tot de overtuiging, dat de prijsvorming voor landbouwproducten niet meer kon worden overgelaten aan het vrije spel van vraag en aanbod. De vaststelling en zelfs de beïnvloeding van deze prijzen maken echter een goed gefundeerde kennis aangaande de omvang van de productiekosten van de verschillende gewassen noodzakelijk. Een verbetering en uitbreiding van de bedrijfsdocumentatie en bedrijfsanalyse van de landbouwbedrijven was hiervoor onontbeerlijk.
Omtrent de medewerking van de andere landbouworganisaties (zowel financieel als anderzijds) bestond geen zekerheid, zodat in november 1940, in de vergadering van de Eerste Afdeling van het Koninklijke Nederlandse Landbouw Comité het besluit genomen werd, over te gaan tot oprichting van een 'Algemeen Documentatiebureau van de Nederlandsche Landbouw'. Met het oog op het objectieve karakter van dit bureau, zou deze instelling dus betrekkelijk onafhankelijk van de georganiseerde landbouw moeten staan.
De stichtingsvorm werd daarom als meest geschikte beschouwd. De Stichting zou bestuurd worden door een curatorium bestaande uit 7 - 15 leden, voor de eerste maal aan te wijzen door het Koninklijke Nederlandse Landbouw Comité. Het beheer van de stichting werd opgedragen aan een bestuur van drie personen.
In afwachting van de definitieve oprichting, die door organisatorische en juridische kwesties veel tijd vorderde, werd al op 1 december 1940 met de werkzaamheden begonnen. Ter wille van de beknoptheid en duidelijkheid werd de naam van de stichting gekozen: Landbouw-Economisch Instituut (LEI), met als ondertitel: Instituut voor economische studie en documentatie voor den Nederlandsche Landbouw.
Als directeur werd benoemd drs. J. Horring. Voorhands werd het LEI op zeer bescheiden voet opgezet, met naast de directeur slechts een vrouwelijke administratieve kracht.
Een samenwerking met de Landbouw Economische Voorlichtingsdienst van de directie van de Landbouw, met de Accountantsdienst (Afdeling Kostprijsonderzoek) en met het Economisch-Statistisch Bureau werd vanaf het begin als nuttig geoordeeld, zowel om te komen tot uitwisseling van gegevens, als om doublures in de landbouw-economische research te verhinderen.
Reeds dadelijk na de oprichting van het LEI, toonden zowel de overheid als de andere landbouworganisaties veel belangstelling voor de nieuwe instelling.
In januari 1941 verleende de directeur-generaal van de Voedselvoorziening het LEI de opdracht een onderzoek in te stellen naar de kostprijzen van de akkerbouwproducten, oogst 1941. De medewerking van de regeringsdiensten, i.c. Accountantsdienst en directie van de Landbouw werd toegezegd; de kosten van het onderzoek zouden geheel door de regering gedragen worden.
In een vergadering van 10 april 1941 van de besturen van de drie Centrale Landbouworganisaties met de directeur-generaal van de Landbouw, kwam men overeen, het bestaande LEI om te bouwen tot een orgaan dat organisatorisch en financieel gedragen zou worden door overheid en georganiseerde landbouw gezamenlijk. De instelling zou een strikt objectief-wetenschappelijk karakter hebben en daarom vrij zijn van elke tendens in welke richting dan ook. De vorm van stichting zou, gezien de noodzakelijke onafhankelijke positie, behouden blijven. Het benodigde kapitaal zou gefourneerd worden door overheid en landbouw gezamenlijk.
Taken
De taak van het LEI zou voorlopig in hoofdzaak bestaan in onderzoekingen op het gebied van de productiekosten van de belangrijkste voortbrengselen van akkerbouw en veehouderij. Dit met een tweeledig doel. In de eerste plaats om een feitelijke grondslag te verkrijgen voor de bepaling van de prijzen van de producten in een geordende economie. In de tweede plaats om het mogelijk te maken de bedrijfsvoorlichting in economische richting te verbeteren.
De leiding van deze arbeid zou berusten bij het bestuur van de stichting. Het aantal bestuurszetels zou gelijk verdeeld worden tussen overheid en de georganiseerde landbouw.
In mei 1941 werd een begin gemaakt met de reorganisatie van het LEI.
Einde 1941 was de Stichting Landbouw-Economisch Instituut, door goedkeuring van de akte van oprichting en van de statuten door de procureur-generaal, definitief een feit geworden.
Bestuur
Het bestuur van het LEI bestond uit twee colleges: het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. De taakverdeling tussen het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur was in de praktijk zo gegroeid, dat het Algemeen Bestuur in hoofdzaak een toezicht houdende functie uitoefende, terwijl het Dagelijks Bestuur de meeste beleidsbeslissingen nam.
In artikel 1 van de statuten werd de taak als volgt omschreven: 'De Stichting Landbouw-Economisch Instituut heeft ten doel het bevorderen van de kennis van bedrijfseconomische en sociaal-economische verschijnselen en vraagstukken, betrekking hebbende op of van betekenis zijnde voor de Nederlandse landbouw in de ruimste zin, of daarmede op enigerlei wijze in verband staande. Zij tracht dit doel te bereiken door het verzamelen, bewerken en publiceren van statistische en andere gegevens, daarvoor van belang en voorts door alle andere geoorloofde middelen, welke zij daartoe dienstig zal achten'.
Onderzoekingen
De onderzoekingen van het LEI omvatten:
I. Algemeen economisch onderzoek
Dit onderzoek stelde zich ten doel het bestuderen van de algemene economische aspecten van de Nederlandse Landbouw.
II. Streekonderzoek
Het doel van dit onderzoek was het nagaan van de oorzaken, waardoor een agrarische streek niet zo functioneert als gewenst is. Het onderzoekingswerk was gericht op het opsporen van alle regionaal gebonden factoren, die voor de welvaart in agrarische streken van betekenis zijn.
III. Bedrijfseconomisch onderzoek in de landbouw
  1. Enerzijds steunde dit onderzoek op de gegevens, ontleend aan fiscale boekhoudingen, welke verstrekt werden door het Landbouwboekhoudbureau. Dit onderzoekingswerk omvatte het geven van richtlijnen voor een rationele bedrijfsvoering in de landbouw. Uit de gegevens ontleend aan de fiscale boekhoudingen werden tevens de Statistiek van de Bedrijfsuitkomsten in de Landbouw samengesteld.
  2. Anderzijds steunde dit onderzoek op de gegevens van de bedrijfsboekhoudingen. De zeer gedetailleerde boekhoudingen werden door het LEI in samenwerking met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst bijgehouden. Dit onderzoekingswerk omvatte het samenstellen van kostprijsberekeningen, rentabiliteitsberekeningen, vergelijkende studies betreffende verschillende methoden van bedrijfsvoering, studies betreffende mechanisatie enz.
IV. Bedrijfseconomisch onderzoek in de tuinbouw
De organisatorische opzet van het bedrijfseconomisch onderzoekingswerk in de tuinbouw was dezelfde als die in de landbouw.
V. Economisch en sociaal onderzoek in de visserij
  1. Algemeen economisch en sociaal onderzoek; dit onderzoek had tot doel enerzijds de bestudering van de algemene economische en de sociale aspecten van de Nederlandse Visserij (waaronder marktanalyse, buitenlandse oriëntatie, enz.) en anderzijds het nagaan van de oorzaken, waardoor bepaalde takken van visserij in ongunstige omstandigheden verkeren, teneinde maatregelen tot verbetering van de toestand te kunnen aangeven.
  2. Bedrijfseconomisch onderzoek; dit onderzoek was gebaseerd op de gegevens van een beperkt aantal bedrijfsboekhoudingen, welke door het LEI werden bijgehouden, alsmede op een in te stellen bedrijfsresultatenstatistiek, ontleend aan fiscale boekhoudingen. Het onderzoek omvatte het samenstellen van kostprijsberekeningen, rentabiliteitsberekeningen, studies over de mogelijkheden van verbetering van de bedrijfsvoering, enz.
Organisatie na 1945
Qua organisatie bestond het LEI na de bevrijding uit twee afdelingen, n.l. de Afdeling Documentatie en Calculatie, welke in zekere zin een voorzetting was van het instituut in zijn oorspronkelijke omvang, met daarnaast voor het eigenlijke researchwerk de Afdeling Wetenschappelijk Onderzoek.
Als gevolg van de uitbreiding van de werkzaamheden werd de organisatie in 1947 aangepast. Vanaf dat jaar bestond LEI uit de volgende organisatorische hoofdelementen:
  1. Algemeen Economisch Onderzoek
  2. Streekonderzoek
  3. Bedrijfseconomisch onderzoek in de landbouw
  4. Tuinbouw
  5. Visserij
  6. Statistiek en Documentatie
  7. Algemene zaken
Ten behoeve van de samenstelling van het werkprogramma van de verschillende onderzoeksafdelingen en de opzet van afzonderlijke onderzoekingen werden het bestuur en de directie bijgestaan door commissies van advies.
Ministeriële Stichting
Met ingang van 1 januari 1971 werd het LEI omgezet van een private stichting in een 'Ministeriële Stichting'. Hierdoor kreeg het instituut dezelfde rechtspositie als vele andere onderzoeksinstituten van het Ministerie van Landbouw en Visserij.
De aard van de werkzaamheden van het LEI ondergingen door deze gewijzigde rechtspositie geen veranderingen. Het doel van het economisch onderzoek werd in artikel 3 van de nieuwe statuten op dezelfde wijze geformuleerd als in de oude statuten. Ook bleef de interne organisatiestructuur ongewijzigd.
Per 1 januari 1973 werd de Sectie Bosbouw gevoegd bij de Afdeling Visserij. (nieuwe naam: Afdeling Visserij en Bosbouw). Na een reorganisatie van de onderzoektaken veranderde per 1 april 1974 de Afdeling Streekonderzoek in Afdeling Structuuronderzoek.
Vanaf 1986 werd bekend dat het landbouwkundig onderzoek in principe in aanmerking kwam voor wat genoemd werd 'verzelfstandiging'. Pas 10 jaar later vond de formele besluitvorming plaats waarbij de integratie van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) en de Landbouwuniversiteit Wageningen (LUW) en de proefstations werd voorgesteld. Daarmee werd de weg geopend naar de vorming van een Kenniscentrum Wageningen (KCW). Uiteindelijk werd per 1 april 1999 de lang voorbereide verzelfstandiging van het LEI en de andere instituten binnen de Stichting Landbouwkundig Onderzoek een feit. Het LEI ging vanaf die datum als een zelfstandige business unit binnen Wageningen Universiteit en Research Centrum functioneren.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De ordening van het archief is grotendeels over de periode van het archief gelijk gebleven. Er waren archiefblokken van het bestuur, directieraad, directiesecretariaat, de afdelingen en een blok publicaties. Per archiefblok waren plaatsingslijsten aanwezig.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Voor de kerntaak van het archiefvormend orgaan is bij de selectie gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Agrarische Handelspolitiek en Exportbevordering over de periode vanaf 1945, R&B/OSTA/2000/1683, d.d. 27 september 2000, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 november 2000, nr. 224;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Landbouwkwaliteit en Voedselveiligheid en Kwaliteit van het uitgangsmateriaal en biotechnologie over de periode vanaf 1945', nr. C/S&A/06/2210 d.d. 18 oktober 2006 gepubliceerd in de Staatscourant van 21 mei 2007, nr. 95;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Mestbeleid over de periode vanaf 1945, R&B/OSA/2001/921 d.d. 12 september 2001, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 januari 2002, nr. 12.
Tevens is bij de kerntaak van het archiefvormend orgaan bij de selectie gebruik gemaakt van de concept-selectielijst voor het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid, en wel van handeling 123: Het laten verrichten van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek. Met het voorstel om de onderzoeksrapporten/publicaties te bewaren en de archiefbescheiden die geleid hebben tot een onderzoeksrapport/publicatie te vernietigen.
Voor het .07 en .08 gedeelte is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie Rijksoverheid over de periode 1945 - 1999, nr. C/S&A/05/1364 d.d. 5 juli 2005, gepubliceerd in de Staatscourant van 16 december 2005, nr. 245;
  • Selectielijst voor de neerslag van handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, als vakminister en als vakminister in Londen, binnen het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting (periode 1940 - 1993), nr. 98.29.RWS/JW d.d. 8 januari 1998, gepubliceerd in de Staatscourant van 1998, 142. Geactualiseerd bij besluit van nr. C/S/05/141 d.d. 25 januari 2005, gepubliceerd in de Staatscourant van 31 maart 2005, nr. 62;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening over de periode 1945 - 1999, nr. C/S/03/1695 d.d.11 juli 2003, gepubliceerd in de Staatscourant 2003, 202;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein Arbeidsverhoudingen bij de Overheid over de periode 1945 - 1995 (1997), nr. R&B/OSA/2001/868 d.d. 30 juli 2001, gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 200;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel over de periode 1945 - 1996; nr. R&B/OSA/2001/868 d.d. 30 juli 2001, gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 200;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein Formatiebeleid, Arbeidsmarktbeleid en Personeels-ontwikkeling en Mobiliteit over de periode 1945 - 1996; nr. R&B/OSA/2001/868 d.d. 30 juli 2001, gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 201.
Voor de selectie had het archief een omvang van 234 meter.
Het archief is na bewerking, met uitzondering van het te vernietigen bestand en de termijnstukken, verzonden naar het Nationaal Archief. Dat bestaat, na materiële verzorging, uit ca. 34 meter te bewaren archiefbescheiden.
De termijnstukken, met een omvang van 0,75 meter, zijn naar het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit teruggezonden.
De vernietiging van 199,25 meter archiefbescheiden zal, na toestemming van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, gerealiseerd worden door Van Gansewinkel Nederland BV.
De vernietiging van de archiefbescheiden geplaatst onder handeling 123 van het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid worden pas na vaststelling van de selectielijst gerealiseerd.
Verantwoording van de bewerking
In 2006 is door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit ter bewerking aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten aangeboden het archief van het Landbouw Economisch instituut over de periode 1940 - 1999. In 2007 is het archief geselecteerd en geïnventariseerd.
Doel van de bewerking was het archief in een zodanige staat brengen, dat het voldoet aan de normen voor een goede, geordende en toegankelijke staat en het overgebracht kan worden naar het Nationaal Archief.
De begincesuur van 1940 wordt bepaald door de datum van de oprichting, met dien verstande dat zich een aantal archiefbescheiden vanaf 1937 in het archief bevinden afkomstig van het ministerie. De eindcesuur van 1999 wordt bepaald door de datum van de verzelfstandiging.
Ordening van het archief
De ordening is gebaseerd op de organisatieonderdelen en binnen deze onderdelen aangetroffen series en geplaatst in een archiefschema van algemeen naar bijzonder.
Bij de publicaties is de ordening zoals aangebracht door het LEI aangehouden. Onder rubriek 2.3.2 zijn deze per soort en per materiële eenheid beschreven. In de bijlage bij de inventaris zijn alle publicaties beschreven. Deze bijlage is ook digitaal te raadplegen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Voor de materiële staat van het archief is de bewerking van het te bewaren gedeelte uitgevoerd conform artikel 11 van het Archiefbesluit en de Regeling Duurzaamheid Archiefbescheiden. Uitzonderingen daarop zijn dat bij de publicatiereeksen de nietjes zijn blijven zitten als ze de tekst niet raakten en dat in een standaard archiefdoos 2 pakjes van het A5 formaat naast elkaar, met elk een omslag, zijn gekomen waarbij elk pak een inventarisnummer krijgt.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Landbouw Economisch Instituut, nummer toegang 2.11.65, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, LEI, 2.11.65, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen