Na de terugkeer in augustus 1945 uit Groot-Brittannië in Nederland Zie de bijlage 'Overzicht van geraadpleegde bronnen'. In 1986 verscheen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Marinestaf de publicatie "Tussen Vloot en Politiek". Door de auteurs wordt hierbij zeer uitvoerig ingegaan op de periode na 1945. Dit was reden genoeg voor de inventarisator om dit deel van de inleiding slechts summier te behandelen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kon geen aandacht worden besteed aan de organisatie en taken van de Marinestaf in vredestijd.
Het gevolg hiervan was dat bij de terugkeer in augustus 1945 gewerkt moest worden met de Voorlopige Instructie van 29 oktober 1941, die echter specifiek op een oorlogssituatie was afgestemd.
De beschikking van de Minister van Marine van 2 november 1945, SD 399/11/1/45 moest hierin ten dele voorzien door de organisatie en taken van de Marinestaf te beschrijven.
De Marinestaf werd als volgt onderverdeeld:
Hiernaast was in de organisatie een plaats ingeruimd voor het secretariaat met aan het hoofd een burgerambtenaar, die als secretaris van de Marinestaf rechtstreeks onder de Chef Marinestaf was geplaatst.
In bovengenoemde beschikking werden de door de Marinestaf uit te voeren taken als volgt omschreven:
Bij Koninklijk Besluit van 15 november 1945 (Circulaire Zeemacht 1313) werd de organisatie van het ministerie van Marine vastgesteld. De Chef Marinestaf was hierin rechtstreeks onder de Minister geplaatst, maar viel doordat hij chef staf van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten was ook onder deze functionaris. Overigens was de Chef Marinestaf tevens plaatsvervanger van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten.
Per 1 oktober 1948 werden beide functies in die van Chef Marinestaf verenigd.
In eerder genoemde beschikking van 2 november 1945 werden de navolgende taken voor het secretariaat vastgelegd:
Daar beide archieven geregistreerd en beheerd werden en worden op en door het secretariaat van de Marinestaf wordt verder gemakshalve gesproken van het archief. Het "lot" van beide archieven was immers onverbrekelijk verbonden.
Nadat halverwege juni 1948 overgegaan werd op het nieuwe registratuurplan werd de ordening van het archief volledig verstoord en viel het uiteen in vier gedeelten.
Een deel van het archief werd weliswaar apart van het na 15 juni 1948 gevormde archief beheerd, maar de oorspronkelijke ordening werd volledig verstoord. Dit deel kwam via het Lange Voorhout Alle adressen bevinden zich in 's-Gravenhage. Verder aan te duiden als S.S.A.-Marinestaf.
Een deel van het archief werd gebruikt als retro-acta voor het na 15 juni 1948 gevormde archief. Dit archief over de periode (1945?) 16 juni 1948 - 31 december 1984 berust gedeeltelijk op het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie Verder aan te duiden als C.A.D.
Een deel van het archief dat overgedragen was aan het "statisch" archief van de Koninklijke Marine op de Slachthuiskade 14, werd na de ontruiming in 1968 van dit perceel overgedragen aan het C.A.D., Breedstraat 108 en bij de verhuizing van het C.A.D. in de winter 1978-'79 kwam het terecht in de 2e v.d. Kunstraat 19. In 1986 werd het in verband met de inventarisatie overgedragen aan het S.S.A.-Marinestaf.
Een deel van het archief kwam terecht op de afdeling Maritieme Historie van de Marinestaf.
Het is niet meer te achterhalen exact wanneer en welke bescheiden destijds aan deze afdeling zijn uitgeleend. In december 1961 werd er echter melding van gemaakt dat bij deze afdeling geclassificeerde stukken over de periode 1945- '46 werden aangetroffen.
Tijdens de inventarisatie werden in een aantal fasen inderdaad bescheiden aangetroffen in het archief van de Commandant der Zeemacht in Nederlands-Indië. Deze bescheiden zijn hier vervolgens gelet op het herkomstbeginsel uit verwijderd.
Dit deel van het archief kwam via ondermeer de Bazarstraat 19 in de Jan van Nassaustraat 112 terecht en werd in 1986 overgedragen aan het S.S.A.-Marinestaf.
Het gevolg van bovenbeschreven "omzwervingen" en "verstrooiingen" is, dat het moeilijk te bepalen valt van welke omvang het archief oorspronkelijk is geweest.
Een van de grootste problemen tijdens de inventarisatie bleek dan ook het zich op verscheidene plaatsen c.q. adressen bevinden van de bescheiden. Op het S.S.A.-Marinestaf werden in eerste instantie 15 archiefdozen en 1 kaartsysteem aangetroffen.
In een vroeg stadium bleken er zich bij het C.A.D, nog eens 10 dozen te bevinden die welwillend door het hoofd, dhr. G. Gans (tijdelijk) ten behoeve van de inventarisatie werden overgedragen. In een vergevorderd stadium bleken zich ook bescheiden te bevinden op de afdeling Maritieme Historie van de Marinestaf, ten dele afzonderlijk bewaard, ten dele vermengd met andere bescheiden. In beide gevallen echter werden de bescheiden aangetroffen in het archief van de Commandant der Zeemacht in Nederlands-Indië. In totaal ging het hierbij om 1, 875 m' archief.
In alle gevallen echter was de oorspronkelijke ordening volledig verstoord. Slechts in enkele gevallen waren de bescheiden betreffende een zaak bijeengehouden. Over het algemeen waren de bescheiden betreffende een zaak verdeeld over de diverse dozen zich bevindende op de diverse adressen!
De oorspronkelijke zaaksgewijze (verbalen?) ordening van het archief was gebaseerd op een hoofdenlijst (trefwoorden), die halverwege juni 1948 vervangen werd door een registratuurplan (uitgewerkte U.D.C.-code/fiche doorschrijfsysteem).
Dit registratuurplan had volgens M.B. d.d. 24-11-1947 nr. 867736/44317 op 1 januari 1948 in gebruik genomen moeten worden bij de centrale secretarie van het ministerie, terwijl voor de secretarie van de Marinestaf de ingangsdatum nader zou worden bepaald. De hoofdenlijst bestond uit een aantal hoofdstukken, waaronder een specifiek voor de Marinestaf Zie de bijlage 'Hoofdenlijst'.
Voor onderwerpen die buiten het bestek van laatstbedoeld hoofdstuk vielen, werd gebruik gemaakt van de hoofdstukken Algemene Zaken, Personeel en Materieel.
Overbrenging van een overheidsarchief
In het verleden is veelvuldig vernietigd met voorbijgaan aan toekomstige (mogelijke) vraagstelling van historische zijde. Een voorbeeld hiervan is de vernietiging van patrouille-rapporten -toestemming A.R.A. 09-04-1959, A.V. no. 78- terwijl nu blijkt dat in deze stukken veel gegevens voorkomen met betrekking tot de politieke/economische situatie in het toenmalige Nederlands-Indië. De rapporten die resteren zijn grotendeels aangetroffen bij de afdeling Maritieme Historie van de Marinestaf. Bij de uit te voeren schoning moest deshalve met een aantal criteria rekening worden gehouden.
In het verleden liet het gevoerde beleid/beheer op het gebied van archieven bij de Koninklijke Marine te wensen over, waardoor vele archieven geheel of grotendeels verloren zijn gegaan. Als gevolg hiervan neemt de waarde van dit archief sterk toe ondanks of juist dankzij de aanwezigheid van vele destijds ontvangen en bewaard gebleven afschriften, waarvan de originelen verloren zijn gegaan. Een ander criterium om een deel van de niet-belangrijke stukken niet te vernietigen, was om aan te tonen dat op de Marinestaf ook aandacht werd besteed aan de "dagelijkse gang van zaken". Hiernaast werden ook stukken van vernietiging uitgezonderd om het brede scala van onderwerpen/betrokkenheid met de algemene politieke situatie in Nederland en de wereld weer te geven.
Een en ander in acht nemende is een uiterst voorzichtig selectiebeleid toegepast uitgaande van de V.V.V.-lijst voor de chefs van staven, vastgesteld bij Min.Besch. C.R.M. 7-12-1971, nr. 161.907/ Defensie 7-12-1971, 250.880/2 x en de wijzigingen hierop d.d. 26 maart 1987
Tijdens de inventarisatie bleef van de in totaal 5 m' na schoning 3, 375 m' over.
Tijdens de inventarisatie werd getracht de oude ordening te herstellen met dien verstande dat in enkele gevallen, met name bij de inventarisnummers 212-666 en 684-700 besloten werd een alfabetische ordening op scheepsnamen en bij de inventarisnummers 701-766 een geografische ordening toe te passen. Reden hiertoe was de anders optredende verspreidheid van bescheiden betreffende een schip, inrichting of dienst over de inventaris tussen de nummers 212-766.
Bij de oude ordening werd tijdens de inschrijving een scheiding aangebracht in bescheiden geklassificeerd tot geheim en bescheiden geklassificeerd geheim en hoger. Tijdens de inventarisatie is hier doelbewust aan voorbijgegaan gelet op de volledig verstoorde ordening, waardoor in vele gevallen de oorspronkelijke klassificatie niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Bij de inschrijving kreeg elk stuk een registratienummer, wat als volgt was samengesteld:
Voorbeeld:
MS 224/69/1/47/Z.G. Rapport betreffende de Japanse visie ten aanzien van de gebeurtenissen tijdens de slag in de Javazee.
MS 224/69/2/47/Z.G. Nota opgesteld door de chef Marinestaf met op- en aanmerkingen met betrekking tot de Japanse visie etc.
De eerste positie : MS 224 correspondeert met het nummer 224 van de hoofdenlijst Hoofdstuk Marinestaf = zeegevechten.
De tweede positie : 69 correspondeert met het nummer aan deze zaak gegeven
De derde positie : geeft aan dat dit het le, 2e e.v. stuk is, binnengekomen of uitgegaan inzake deze zaak.
De vierde positie : 47 correspondeert met het jaar = 1947
De vijfde positie : Z.G. correspondeert met de klassificatie = zeer geheim.
Tijdens het inventariseren werd boven de inventarisnummers het hiermee corresponderende nummer van de hoofdenlijst vermeld.
Om aan de problemen -qua toegankelijkheid- welke zich voordoen bij het gebruik van deze hoofdenlijst tegemoet te komen, werd door de inventarisator een aantal indexen samengesteld. Geadviseerd wordt via deze indexen de gevraagde onderwerpen/stukken op te zoeken.
Ten aanzien van de geografische namen in deze inventaris dient opgemerkt te worden dat de toen geldende spelling (dwz. in 1945-1948) aangehouden is.
Bij de Koninklijke Marine worden typische nautische termen gebruikt voor de schriftelijke neerslag voortvloeiende uit sommige handelingen. Zie bijvoorbeeld inv.nr. 137. Ondanks het feit dat het Lexicon van Nederlandse Archieftermen deze nautische termen redactioneel (nog) niet erkent, is besloten ten behoeve van de onderzoeker ze toch in de omschrijvingen te handhaven.
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Marinestaf, nummer toegang 2.12.19, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Marinestaf, 1945-1948, 2.12.19, inv.nr. ...
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
De categorieën voorafgaande door een "*" kwamen te vervallen in het gebruik.
De agenda is gescheiden in bescheiden geclassificeerd geheim en hoger en bescheiden geclassificeerd tot geheim.
Dit stuk is tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië door dhr. Buttinga Wichers en zijn medewerkers opgesteld.
Het betreft hier een Britse vertaling van een artikel gepubliceerd in de "Asia Raja" op 9 maart 1942.
Tijdens het organisatie-onderzoek werden gelijksoortige organen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië vergeleken.
Dit schip was tijdens het uitbreken van de W.O.II in aanbauw voor de Koninklijke Marine.
Het betreft hier de tankers "Tula Rosa" en Gualala" en de nettenlegger "Chinaberry". Met bouwtekening van een AOG-tanker.
Bevat ondermeer de algemene gedragsregels.
Met opmerkingen naar aanleiding van de aangetroffen politieke situatie/stemming te Ambon.
Betreft ondermeer het charteren van buitenlandse schepen en het lichten/herstellen van tijdens WO II gezonken Japanse schepen.
Met rapporten over de organisatie, taken en werkwijze van de vergelijkbare organen bij de Amerikaanse en de Britse marines.
Met foto's van het aan boord genomen ZZ-vaartuig.
Het smaldeel bestond verder uit Hr. Ms. 023 en Zwaardvis.
Bij de beschrijvingen van de patrouilletochten bestaat het eerste gedeelte uit het bestreken gebied, het tweede gedeelte uit het tijdvak waarbinnen de tocht plaatsvond.
De bijlagen ontbreken grotendeels 1946
De inv.nrs. 295-299 bevatten in de bijlagen rapporten betreffende de in de bezochte havens/gebieden aangetroffen politieke/economische situaties.
Met een tekening van het mijnenveld Aroe-eilanden
De bijlagen niet aangetroffen.
Tijdens deze patrouille werd op 6 mijl Noord-West van Djailamoe op de koopvaardijcoaster Petrus geborgen
Zie Hr. Ms. Ambon, inv.nrs. 242 - 265
Zie de Hr. Ms. L.V.114, inv.nr. 501
2 stukken 1946
Zie Hr. Ms. Banda, inv.nrs. 295 - 333.
Bij de beschrijvingen van de rapporten heeft het eerste gedeelte betrekking op het schip, de dienst of inrichting, het tweede gedeelte op het tijdvak waarbinnen de verrichtingen plaatsvonden
Deze rapporten vervingen de onder de inv.nrs. 776, 777 beschreven notulen en besluitenlijsten
De tekeningen werden niet aangetroffen.
De stukken hebben veelal betrekking op de door de Zwitserse fabriek Oerlikon ontwikkelde raketwapens
Met situatie-schets
Gelet op de privacy-bescherming heeft de inventarisator gemeend met bovenstaande omschrijving te moeten volstaan. In inventarisnummer 860 is hiervoor dan ook ter vervanging een plaatsingslijst voor de nrs. 860-865 gevoegd.
Met bouwtekening van het (voorlopige) algemeen plan
Het betreft hier ondermeer de Lasjkar Oetan en de Tjiomas-troepen
Het betreft hierbij voornamelijk Oegstgeest als plaats van vestiging