François Fagel de Oudste was de eerste Fagel, die op Nederlands grondgebied het levenslicht zag. Hij was ook de eerste Nederlandse Fagel, die in dit land een hoge functie bekleedde, nl. die van raadsheer in de Hoge Raad van Holland.
Deze François was de zoon van François Fagel en diens tweede vrouw Agnes of Agneta Poignet, die in het jaar 1585 tengevolge van de tegen-reformatie in de Spaanse Nederlanden naar Amsterdam waren gevlucht, waar zij een onderdak vonden bij Gaspar Poignet, de vader van Agnes, aan de Kalverstraat. Agnes beviel hier op 30 mei 1585 van een zoon François, die later de bijnaam 'de Oudste' kreeg. Zijn vader overleed twee jaren later op 30 september 1587 en werd 2 oktober d.a.v. in de Westerkerk bijgezet. W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 53 vlg.
Vader François werd in Lokeren in Vlaanderen geboren als zoon van Joris Fagel en diens tweede vrouw Péronne Martens. Het is niet duidelijk van wie deze Joris afstamde al komen reeds leden van het geslacht Fagel, Faghel, Faghele voor in de 14de eeuw, zoals blijkt uit aantekeningen in het familiearchief. Inventaris nr. 3, stuk 8.
In de loop van de 17de en 18de eeuw kwamen ook afstammelingen van de takken Lokeren en Neuve-Eglise naar Nederland, maar zij werden niet in de adelstand verheven. Het zou te ver voeren om ook stambomen van deze takken in deze inventaris op te nemen, ook al omdat deze afstamming niet precies bekend is. Inventaris nr. 3, stukken 6 en 9. W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 53 vlg. Idem
Met recht kan men deze François Fagel beschouwen als stamvader van de adellijke tak van het geslacht Fagel, die in mannelijke lijn met Jacob John baron Fagel in 1928 uitstierf. De
Door de familieleden, zowel mannelijke als vrouwelijke, werden talrijke aanzienlijke ambten tijdens het bewind van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk der Nederlanden bekleed. Welgeteld leverde de familie Fagel gedurende vier eeuwen de volgende functionarissen op en zulks tijdens de Republiek:
Tijdens het Koninkrijk is de verdeling anders, nl.:
De ambten tijdens de Republiek waargenomen zijn veel talrijker dan die tijdens het Koninkrijk, waarbij men echter dient te bedenken, dat de republikeinse in een periode van drie eeuwen werden bekleed en de koninklijke in een periode van nauwelijks een eeuw. In totaal gaat het hier om 33 ambten in de staatkundige, diplomatieke en militaire sfeer, die door 22 Fagels werden bekleed. Deze getallen dekken elkaar niet omdat zich in deze lijst gevallen voordoen van een opeenvolging in verschillende ambten door één en dezelfde persoon. Gaspar Fagel bijv. was eerst pensionaris van Haarlem, toen griffier der Staten-Generaal en tenslotte raadpensionaris van Holland.
Zonder twijfel zijn de bijnamen 'de Oude' en 'de Jonge' voor enkele telgen, die de voornaam Hendrik of François kregen, reeds in de 18de eeuw ontstaan. Men kan zich voorstellen dat deze bijnamen niet alleen in de kring van de familie werden gebruikt, maar ook bij de griffie der Staten-Generaal, waar al deze oude en jonge Fagels hun werkkring hadden. Eerlijkheidshalve moet hier aan worden toegevoegd dat de bijnaam 'de Oudste' pas is ontstaan tijdens de inventarisatie van het familiearchief Fagel, maar nu alleen om er oudere generaties mee aan te geven.
De familie Fagel heeft zich gedurende de 16de, 17de en 18de eeuw tot een aanzienlijk regentengeslacht ontwikkeld, hetgeen hun ambten en huwelijken met andere voorname families bewijzen. Zij voerden een fiere wapenspreuk 'In recto decus', waaraan alle familieleden zich zonder uitzondering hebben gehouden. W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 50 en foto van het wapen op p. 48.
Behalve de officieren in de familie Fagel, studeerden nagenoeg alle mannelijke Fagels in de rechten, zowel in het buitenland als hier te lande. Zij waren bekwame latinisten, een eigenschap, die zij reeds jong ontwikkelden en tijdens hun studie in de praktijk brachten. Hun belangstelling ging meestal niet alleen naar het gekozen vak zelve uit, maar ook bestudeerden enkele hunner godsdienstige en vooral politieke wetenschappen. Deze inslag spreekt het sterkste bij François Fagel de Oude, Hendrik Fagel de Oude, François Fagel de Jonge en Hendrik Fagel de Jonge. Hun 'Eigenhandige Aanteekeningen' over al deze onderwerpen bevinden zich nog in het familiearchief Fagel. Behalve hun belangstelling voor de a-vakken waren François Fagel de Jonge en zijn zoon Hendrik Fagel de Jonge exponenten van de interesse voor de b-vakken.
Naast hun studies op het gebied der wetenschappen hadden deze Fagels ook een open oog voor literatuur en kunst. Zij bezaten een uitgebreide bibliotheek, die de grondslag van hun kennis vormde. Zeer bekend was hun schilderijenverzameling, waarin vele werken van bekende 16de-, 17de- en 18de-eeuwse meesters voorkwamen. Tenslotte dient ook de collectie munten, penningen, tekeningen en kaarten genoemd te worden, die voornamelijk door François Fagel de Jonge werd samengesteld.
Bij de biografische schetsen van leden van de familie Fagel zijn alleen bronnen vermeld, die niet ontleend zijn aan de gegevens betreffende het geslacht Fagel, verstrekt in het
De
Bibliotheek, archief en kunstverzamelingen werden grotendeels bewaard in het herenhuis Noordeinde 140 te 's-Gravenhage, waar de elkaar opvolgende griffiers der Staten-Generaal uit het geslacht Fagel sedert 1680 hebben gewoond. Dit huis kan men beschouwen als de zetel van de familie, hoewel uiteraard andere familieleden eveneens in het centrum van Den Haag gevestigd waren. H. E. van Gelder, Haagsche Cohieren, Jaarb. 'Die Haghe', 1913, 29, 1914-1915. 23, 29, 39, 62, 109 vlg.
Aan J. van Breen danken wij een uitvoerige beschrijving van het huis aan het Noordeinde met de in de tuin gelegen koepel, waaraan de bekende bouwmeester Daniel Marot en de kunstschilder Terwesten hun beste krachten hebben gewijd. J. van Breen, Het Heerenhuis Noordeinde nr. 140 en De Tuinkoepel van het Huis Noordeinde nr. 140, beide in Jaarb. 'Die Haghe', 1913, 133 vlg. Briefwisseling van Jacob baron Fagel, inv.nrs. 3353-3388. L. Brummel, The Fagel Library in Trinity College, Dublin, 'Miscellanea Libraria', 1957, 204 vlg.
Gelukkig bleven het familiearchief en de collectie familieportretten van de Fagels van de verkoop in de jaren 1799-1802 uitgezonderd en konden tijdens de 19de eeuw met nieuwe aanwinsten worden uitgebreid.
Het archief, waarin men de neerslag van het werken en vorsen van de familieleden aantreft, was nog lange tijd door een waas van beslotenheid omhuld totdat dr. H. T. Colenbrander, toen directeur van het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, in 1913 kon getuigen: 'Het fraai gelegen Avegoor, eigendom van den laatst overgebleven mannelijken telg uit het geslacht, dat aan de Vereenigde Nederlanden vijf griffiers der Staten-Generaal geleverd heeft, herbergt de vermoedelijk kostbaarste verzameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk Huisarchief) in particulier bezit voorkomt, waarin het mij gegeven was een oog te slaan'. H. T. Colenbrander, Het Archief Fagel en de geschiedenis van het Oranjehuis van 1806 tot 1813, Gedenkboek 'Je Maintiendrai', 1913, 296 vlg.
Huize 'Avegoor' in Ellecom (gemeente Rheden) was in de tweede helft van de 19de eeuw de zetel van de familie Fagel geworden, nadat zij gedurende de eerste helft van deze eeuw nog in Den Haag had gewoond. Jacob baron Fagel kocht op 19 maart 1822 het huis aan de Lange Vijverberg nr. 14, waar hij reeds in 1806 had gewoond. Daarna verhuisde hij naar het huis van Johan de Witt aan de Kneuterdijk en nog later naar Plein 5. Het huis aan de Lange Vijverberg nr. 14 was oorspronkelijk een gedeelte van het Hof van Friesland. In 1827 verhuurde Jacob baron Fagel het pand aan zijn broeder Hendrik baron Fagel. Deze woonde er tot zijn dood in 1838. Het huis werd toen betrokken door de weduwe van Jacob baron Fagel, Mevrouw J. M. M. barones Fagel-Boreel, met haar drie kinderen François Hendrik Robert René, Eleonora en Wendela. Tenslotte woonde in dit huis de ongehuwde Jkvr. Eleonora Fagel. Na haar dood in 1877 schijnt het huis verkocht te zijn. Henriette J. J. M. van Diepen, Het Hof van Friesland, Jaarb. 'Die Haghe', 1942,52 vlg.
Tenslotte dient nog te worden opgemerkt, dat de collectie familieportretten van de Fagels zich, evenals het archief, in het bezit van het Rijk bevindt. Deze collectie wordt thans beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Rijswijk.
Het valt niet moeilijk om naast een stamboom van de zgn. adellijke tak van het geslacht Fagel ook een stamboom van het familiearchief te construeren. Indien men uitgaat van de stelling, dat in het algemeen familiepapieren van vader op zoon vererven, wordt de stam van de boom gevormd door de archieven of archivalia, die achtereenvolgens in het bezit waren van François Fagel de Oudste, Hendrik Fagel de Oudste, Cornelis Gerrit Fagel, Hendrik Fagel de Oude, Jacob baron Fagel, François Hendrik Robert René baron Fagel en tenslotte van Jacob John baron Fagel. Aan deze stam kunnen tevens worden toegevoegd de archivalia, die afkomstig waren van hun echtgenoten of moeders na het overlijden. De takken van de boom worden dan gevormd door de opneming van archieven of archivalia, afkomstig van ooms en tantes na het overlijden en van broers en zusters na het overlijden, resp. huwelijk.
De stamboom is zo compleet, waarbij echter opgemerkt wordt, dat archieven of archivalia van afstammelingen uit de zijtakken Fagel-Aux Brébis, Fagel-Robbé, Fagel-Graswinckel, die uitstierven, niet in het familiearchief Fagel werden opgenomen, uitgezonderd echter enkele archivalia, afkomstig van generaal François Nicolaas baron Fagel.
Dit conglomeraat archieven, archiefjes en losse stukken, afkomstig van 26 leden der familie Fagel, vermeerderd met die der aanverwante geslachten, vormt het familiearchief Fagel, dat een lengte van ongeveer 45 strekkende meter beslaat. De dossiers en losse stukken waren geborgen in bruine en rood-kleurige portefeuilles, die eerst ten huize van de hierboven genoemde stamhouders te 's-Gravenhage werden bewaard en laatstelijk op 'Avegoor' te Ellecom (gemeente Rheden).
Zolang het archief in particuliere handen is gebleven, werd het zelden geraadpleegd. Enkele sporen werden gevonden, die wezen op een onderzoek van mr. G. Groen van Prinsterer, de eerste directeur van het Koninklijk Huisarchief. Hij verdiepte zich in de stukken over de Oostenrijkse Successie Oorlog. In de negentiger jaren van de vorige eeuw kon W. M. C. Regt ter bewerking van zijn genealogie over de familie Fagel geen toegang tot het archief verkrijgen, hetgeen hij toeschreef aan de uitlandigheid van de familie. Het meer geciteerde artikel van W. M. C. Regt, blz. 49. Een nog onuitgegeven verdrag van Willem III, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 3de Reeks, VI, 133 vlg. en VII, 41 vlg. Idem
Bij missive van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 9 januari 1922, nr. 108 K.W. werd de Algemene Rijksarchivaris gemachtigd om het archief in bewaring te nemen, terwijl het proces-verbaal van overdracht nog in dezelfde maand door Jacob John baron Fagel en prof. mr. R. Fruin getekend werd.
Dit proces-verbaal bevat twee bepalingen, die in verband met de toekomstige ontwikkeling van het archief niet zonder belang waren, nl.:
Zes jaren later echter overleed de laatst levende mannelijke Fagel, zodat zich een kans voordeed om het familiearchief in eigendom van het Rijk te verwerven. Bij missive van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 2 mei 1930, nr. 3188 K.W. werd de Algemene Rijksarchivaris tot aankoop van het archief gemachtigd. Alhoewel in deze machtiging geen koopprijs was vastgesteld, was deze met de erven reeds overeengekomen tegen een som van 20.000,-. Aldus ging 'de vermoedelijk kostbaarste verzameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk Huisarchief) in particulier bezit voorkomt' in eigendom van het Rijk over. Het meer geciteerde artikel van H. T. Colenbrander, hiervoor blz. XVII, noot 11.
De archivalia onder de nummers voorzien van een a, een b, een c enz. werden verworven nadat de beschrijving en ook de ordening van het archief in 1960 was gereed gekomen. Zij zijn gedeeltelijk afkomstig van een schenking door Jhr. mr. L. Quarles van Ufford, afstammeling van de laatste vrouwelijke telg van de familie Fagel, mevrouw Wendela Albertine gravin van Limburg Stirum, geb. barones Fagel en gedeeltelijk uit de verzameling 'Vervolg Archief Staten-Generaal'. Deze laatste archivalia behoorden thuis in het familiearchief, maar werden waarschijnlijk in 1795 door de Bataafse autoriteiten in beslag genomen om de politieke activiteiten van het 'ancien régime' in Nederland te onderzoeken. Bedoelde stukken waren in het archief der Staten-Generaal achtergebleven alhoewel andere archivalia reeds eerder aan de familie waren geretourneerd. In dit geval werd dus een fout uit het verleden hersteld.
Indien men de archivalia betreffende de aanverwante geslachten van de familie Fagel buiten beschouwing laat, dateert het oudste stuk in het familiearchief uit het jaar 1629. Toen maakte François Fagel de Oudste na het overlijden van zijn eerste vrouw Maria Rosa een lijst van de goederen op, die aan haar kinderen werden toebedeeld.
In deze inventaris zijn de archivalia beschreven van 26 leden der familie Fagel met hun echtgenoten. Dit aantal is groter dan dat van degenen, die in het openbare leven werkzaam waren, omdat ook stukken afkomstig van gehuwde en ongehuwde dochters werden aangetroffen, terwijl van een enkele der hiervermelde functionarissen geen archivalia werden overgeleverd.
Er werden vier hulpmiddelen ontworpen om het zoeken in deze inventaris te bevorderen nl.:
Ook de inventarisatie werd na 1922 ter hand genomen, maar het zou te ver voeren om hier de namen te noemen van de circa acht ambtenaren en volontairs van het Algemeen Rijksarchief, die hieraan hun krachten hebben gewijd. Jammer genoeg volgde hierbij een ieder zijn eigen weg, met alle gevolgen van dien.
Het was heel moeilijk een draad te vinden, die naar een uitweg uit het inventarisatiewerk leidde. Enkele opschriften op de dossiers en archiefstukken wezen er weliswaar op, dat er een zekere organisatie in dit familiearchief geweest moest zijn, maar vele van deze aanduidingen waren sedert 1922 verdwenen. Wel kon worden vastgesteld, dat de opschriften, die de inhoud van de dossiers of losse stukken weergaven, meestal door twee uitgesproken persoonlijkheden waren geplaatst. Het lukte eindelijk deze personen te identificeren als François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude. Het bleek o.m., dat zij als griffiers der Staten-Generaal ook ten opzichte van hun eigen archief een systeem hadden ontworpen om zo in staat te zijn stukken terug te vinden en te raadplegen. Bij verdere vergelijking kwam ook naar voren, dat Hendrik Fagel de Oude de meeste dossiers en stukken van opschriften had voorzien. Hij ontleende daarbij veel aan de archiefordening van de Staten-Generaal, die historisch gegroeid, als een der beste ordeningen van die tijd bekend staat. Hendrik verdeelde zijn archief met dat van de Staten-Generaal als voorbeeld in series stukken, waarbij hij tenslotte ook het archief van zijn vader Cornelis Gerrit Fagel en zijn oom François Fagel de Oude inlijfde. De enkele stukken van zijn grootvader Hendrik Fagel de Oudste deelden eveneens dit lot, maar niet het archief van Gaspar Fagel, zijn oudoom, die raadpensionaris van Holland en Westfriesland was geweest.
Bij deze inlijving speelde waarschijnlijk een rol, dat Hendrik Fagel de Oudste en François Fagel de Oude ook als griffiers der Staten-Generaal waren opgetreden. In dit schema pasten eigenlijk de nagelaten papieren van zijn vader Cornelis Gerrit niet, maar zij pasten wel in het kader van Hendrik's particuliere papieren. Deze weg gingen ook de nagelaten papieren van andere Fagels, die nimmer het griffierschap van de Staten-Generaal hadden bezeten en hoewel Gaspar Fagel een korte tijd als griffier der Staten-Generaal had gefungeerd (1670-1672) hield Hendrik dit archief buiten zijn systeem, waarschijnlijk omdat Gaspar Fagel de meeste bekendheid genoot als raadpensionaris.
Al was er dan een kern aanwezig, toch was het systeem van Hendrik Fagel de Oude in het begin van de definitieve inventarisatie van het familiearchief niet geheel duidelijk. De series, die in dit systeem in hoofdzaak naar voren kwamen groepeerden zich om de onderwerpen:
Deze opschriften werden door Hendrik Fagel de Oude geplaatst en zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge is op deze weg voortgegaan.
Met deze oorspronkelijke organisatie van het archief van Hendrik Fagel de Oude in de hand, werd geprobeerd ook het gedeelte van het familiearchief, dat ten gevolge van vroegere werkzaamheden in de war was geraakt, te ordenen. Dit lukte wonderwel, al moesten wel enkele malen compromissen gevonden worden.
Het uiterlijk van het familiearchief Fagel moest helaas worden veranderd. De bruine en rood-kleurige portefeuilles waren dermate vergaan, dat zij alle door de normale archief-portefeuilles werden vervangen. Inmiddels is het archief verpakt in standaard archiefdozen.
Uit de opschriften zal men dikwijls kunnen opmaken wie deze geschreven heeft. De handschriften van de Fagels zijn uitgesproken verschillend van aard, behalve die van Hendrik Fagel de Oude, François Fagel de Jonge en Hendrik baron Fagel de Jonge (grootvader, zoon en kleinzoon), die zeer veel op elkaar lijken.
In de drie groepen werden de dossiers en losse stukken beschreven en geordend per persoon. Uitzonderingen op deze regel vormen hoofdafdeling III van de tweede groep en hoofdafdelingen II en III van de derde groep.
Reeds werd opgemerkt, dat Hendrik Fagel de Oude bij zijn archief ook archivalia van zijn voorgangers-griffiers der Staten-Generaal had ingelijfd. Het betreft hier stukken van Hendrik Fagel de Oudste, griffier van 1672-1690, François Fagel de Oude, griffier van 1690-1744 en een enkel stuk van Gaspar Fagel, griffier van 1670-1672. Alhoewel geprobeerd werd ook de dossiers, die van hen afkomstig waren, bij de andere archivalia betreffende hun persoon in te delen, lukte dit niet, want het bleek dat de stukken in de dossiers van hoofdafdeling III van de tweede groep (het 'Griffiersarchief') dermate met elkaar verweven waren, dat bij splitsing ervan zwaar gezondigd zou zijn tegen de principes van de 'Handleiding', evenals het een zonde zou zijn tegen de kennis van onze vaderlandse geschiedenis, die met de gesloten series van deze hoofdafdeling aanzienlijk wordt verrijkt.
Zowel de aard als de inhoud van de dossiers wezen erop, dat Hendrik Fagel de Oude hier een archief had bijeengebracht, waarin hij de stukken bewaarde, die hij gebruikte als grondslag van zijn werkzaamheden als griffier der Staten-Generaal. Alhoewel hijzelf zijn archief naamloos had gelaten, verdiende dit alleszins de naam van 'Griffiersarchief'. Het neemt aan plaatsruimte ongeveer de helft van de totale lengte van het familiearchief in beslag. Zie behalve de toelichting tot de betrokken hoofdafdeling ook mijn artikel in het Nederlands Archievenblad, 1961, afl. 3.
Eenzelfde geval deed zich voor ten aanzien van hoofdafdeling II van de derde groep, nl. bij de serie 'Brieven van Ministers', die zich uitstrekt van François Fagel de Oude tot en met Hendrik baron Fagel de Jonge. Ook deze opzet is gehandhaafd. François Fagel de Oude bewaarde zijn minuten van uitgaande brieven bij de ingekomen brieven. Het zijn er slechts enkele. Hendrik Fagel de Oude echter en zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge bewaarden hun minuten van uitgaande brieven apart en zo ontstond de serie 'Brieven aan Ministers' (hoofdafdeling III, derde groep). Daarentegen kwamen de minuten van brieven in antwoord op de 'Particuliere Brieven' van deze beide griffiers hierbij terecht. Ook in dit geval is het aantal gering.
Tenslotte verdient nog opmerking dat de nagelaten papieren van ambtelijke aard, afkomstig van Hendrik baron Fagel de Jonge zowel in het 'Griffiersarchief' voorkomen als in hoofdafdeling IV van de tweede groep. Deze verdeling houdt verband met zijn vertrek naar Engeland in oktober 1794 om hier als extraordinaris ambassadeur en plenipotentiaris hulp te zoeken tegen de invasie der Fransen in de Oostenrijkse Nederlanden, die spoedig daarna in januari 1795 Nederland zelf veroverden. Alhoewel nog officieel griffier der Staten-Generaal tot deze bezetting, zijn er na zijn vertrek als gezant geen stukken meer in het 'Griffiersarchief' opgenomen, omdat dit in Nederland bleef. Een nieuwe serie dossiers en ook brieven ontstaat dan in Engeland; deze nieuwe serie dossiers werd verwerkt in hoofdafdeling IV van de tweede groep, terwijl de ingekomen brieven en de minuten van de uitgaande brieven een plaats vonden achter zijn 'Particuliere Brieven', die hij reeds in Nederland ontvangen of verzonden had.
Het familiearchief is, als resultaat van de inventarisatie, ingedeeld overeenkomstig het volgende schema:
Eerste Groep : Stukken van persoonlijke aard, waarin alle 'Particuliere Saaken' van Hendrik Fagel de Oude, van zijn voorgangers en zijn afstammelingen, alsmede de 'Eigenhandige Aanteekeningen' en 'Varia'. Onderverdeeld werd deze groep in:
Tweede Groep : Stukken van ambtelijke aard, waarin alle 'Generaliteits-Saaken' en de dossiers en losse stukken van politieke en rechtelijke aard, zowel van Hendrik Fagel de Oude, als van zijn voorgangers en afstammelingen. Onderverdeeld werd deze groep in:
Derde Groep : Briefwisselingen, waarin alle 'Particuliere Brieven', 'Brieven van Ministers' en 'Brieven aan Ministers', zowel aan en van Hendrik Fagel de Oude, als aan en van zijn voorgangers en afstammelingen.
Onderverdeeld werd deze groep in:
De indeling van de hoofdafdelingen in afdelingen, hoofdstukken en rubrieken treft men aan in de inhoudsopgave, terwijl de bijlage I een overzicht geeft van de onderlinge verhouding der groepen archivalia in het familiearchief Fagel, die aldaar per familielid worden opgesomd.
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Deze archiefinventaris is aanvankelijk gedrukt en uitgegeven:
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Fagel, nummer toegang 1.10.29, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. ...
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Andere delen van het archief Fagel bevinden zich in de volgende archieven:
Het overzicht geeft schematisch weer welke groepen of soorten stukken afkomstig zijn van de verschillende leden van de familie Fagel. De echtgenoten worden in dit overzicht met een a-nummer vermeld. De getallen en getallenreeksen verwijzen naar de inventarisnummers in deze archiefinventaris, waaronder ze zijn op te vragen.
Deze index, die de gehele inventaris bestrijkt, bevat niet alleen de hierin vermelde eigennamen, maar ook de namen van de correspondenten, die met de verschillende leden van de familie Fagel in briefwisseling stonden. Met behulp van het achter deze namen geplaatste inventarisnummer kan men aan de hand van de inventaris bepalen aan wie hun brieven waren gericht, evenals het jaar (de jaren), waarin correspondentie werd gevoerd.
De nummers van een sterretje voorzien, verwijzen naar de omslagen 'Diverse Personen', waarvan in deze toegang sprake is onder het kopje 'Derde groep: Briefwisselingen'.
Achter de namen van alle betrokkenen worden de functies opgesomd, die zij hebben bekleed, echter zonder vermelding van hun commissies naar andere regeringsinstanties, waar zij hun stad of gewest vertegenwoordigden. Dit geldt uiteraard alleen voor functies, die tijdens het bestaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werden bekleed.
De functies van 'diplomaat' en 'gezant' verschillen, omdat met de eerste een extra-ordinaris gezant zonder vaste residentie wordt aangeduid en met de tweede een ordinaris gezant met vaste residentie. Rangaanduiding werd bij deze vermeldingen achterwege gelaten.
De hierna gebruikte opschriften van de hoofdstukken betreffende particuliere zaken, eigenhandige aantekeningen en varia werden ontleend aan of overgenomen van de oorspronkelijke terminologie, die door Hendrik Fagel de Oude bij de vorming van zijn archief werd gebruikt. Op de plaatsen, waar hij deze opschriften zelf gebruikte, werden deze tussen, ' vermeld.
1. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE OUDSTE), geboren te Amsterdam 30 mei 1585, overleden te 's-Gravenhage 2 maart 1644, was de derde zoon van François en diens tweede echtgenote Agnes of Agneta Poignet. Hij huwde tweemaal, nl. 1° in 1613 met Maria Rosa, geboren te 's-Gravenhage 17 november 1595 en aldaar overleden 13 maart 1622 of 1623, dochter van mr. Hendrik en Cornelia van Hoogheveen; 2° in 1633 met Beatrix van Byemont, wonende te Oud-Beijerland, dochter van Jacob en N. van der Graaff. Meer bijzonderheden over haar zijn onbekend.
Op 9 november 1617 legde mr. François Fagel de eed af als raadsheer in de Hoge Raad van Holland. Dit ambt heeft hij tot zijn dood in 1644 bekleed. Zijn portret en dat van Maria Rosa bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII). Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek III, 385 vlg.
2. MR. HENRICK FAGEL (DE OUDSTE), geboren te 's-Gravenhage 13 juni 1617, aldaar overleden 11 februari 1690, was de tweede zoon van mr. François (de Oudste) en diens eerste vrouw Maria Rosa. Hij huwde in 1648 met Margaretha Rosa, geboren te 's-Gravenhage 23 maart 1629, aldaar overleden 15 februari 1706 en begraven in de Grote Kerk 20 februari, dochter van mr. Cornelis en Cornelia van Hoogheveen.
Mr. Henrick Fagel ontving op 23 september 1663 commissie van de Staten-Generaal als raadsheer in de Raad van Brabant en op 2 december 1666 als raadsheer in de Raad en het Leenhof van Brabant. Op 27 augustus 1672 kreeg hij een commissie als eerste griffier der Staten-Generaal, terwijl tegelijkertijd de commies Johan Spronssen tot tweede griffier werd benoemd. Aldus was mr. Henrick Fagel het tweede lid van de familie Fagel, die met het griffierschap belast werd. Zijn stiefbroeder Gaspar was hem hierin voorgegaan, 1670-1672 ( zie rubriek 3 ). Wegens de drukke werkzaamheden, verbonden aan het griffierschap in deze roerige tijd, had de stadhouder, prins Willem III, het advies gegeven het ambt te splitsen, zodat de eerste griffier Henrick Fagel werd belast met de behandeling van de buitenlandse zaken en de tweede griffier Spronssen met die van de binnenlandse. Na de dood van Spronssen werd de betrekking van tweede griffier opgeheven en het gehele griffierschap aan Henrick Fagel opgedragen (12 juni 1680), terwijl op 7 augustus 1680 François Fagel (de Oude) als commies aan zijn vader werd toegevoegd. Tenslotte volgde de laatste zijn vader in 1690 op ( zie rubriek 7 ).
De portretten van mr. Henrick Fagel en diens vrouw bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 12. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 389.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
3. MR. GASPAR FAGEL, gedoopt in de Grote Kerk te "s-Gravenhage 25 januari 1634, aldaar overleden 15 december 1688 en begraven in de Grote Kerk 22 december, was de oudste zoon van mr. François (de Oudste) en diens tweede vrouw Beatrix van Byemont. Gaspar Fagel was ongehuwd.
Op 6 juli 1664 werd mr. Gaspar Fagel door burgemeesters en regeerders van Haarlem tot pensionaris benoemd. Als zodanig reisde hij met de deputatie van Haarlem ter dagvaart naar Den Haag waar hij zijn particuliere notulen van de vergaderingen van de Staten van Holland en Westfriesland bijhield (zie inv.nrs. 397-407). Daarna volgde op 5 november 1670 zijn benoeming door de Staten-Generaal tot hun griffier. Hiermede werd mr. Gaspar Fagel het eerste lid van de familie Fagel, die met dit ambt bekleed werd. Toen hij in 1672 (20 augustus) tot raadpensionaris van Holland benoemd werd, nam hij op 22 augustus zijn ontslag als griffier der Staten-Generaal. Korte tijd daarna, op 27 augustus 1672, werd zijn stiefbroeder mr. Henrick Fagel tot zijn opvolger aangesteld (zie rubriek 2), waarmede de beide hoogste staatsambten, die in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te bedienen waren, nl. het griffierschap en het raadpensionarisschap, zich in handen bevonden van twee familieleden, die de naam Fagel droegen.
Bij het raadpensionarisschap van Gaspar Fagel kwamen op 14 maart 1681 nog de aanstellingen tot grootzegelbewaarder en eveneens tot stadhouder en registermeester van de lenen van Holland en Westfriesland. Deze rij ambten werd tenslotte besloten met zijn verkiezing tot Hoogheemraad van Delfland.
Behalve de bescheiden van Gaspar Fagel, die in deze inventaris beschreven zijn (zie bijlage I), bevinden zich ook bescheiden in het zgn. raadpensionarisarchief van Gaspar Fagel, dat bij de archieven van de Staten van Holland is gevoegd. deze bescheiden zijn beschreven in inventaris 3.01.18. Portretten van mr. Gaspar Fagel bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur :
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 382 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
4. MR. BENJAMIN FAGEL, heer van Ter Weer, gedoopt in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 14 augustus 1642, aldaar overleden 14 juni 1705 en begraven in de Grote Kerk 20 juni, was de vierde zoon van mr. François (de Oudste) en diens tweede vrouw Beatrix van Byemont. Hij huwde in 1673 in de Nieuwe Kerk te 's-Gravenhage met Jacoba Graswinckel, geboren te Heenvliet 17 juli 1650, overleden op het Huis Ter Weer 6 augustus 1722 en begraven in de Nieuwe Kerk te 's-Gravenhage 8 augustus, dochter van Pieter en Maria Godin.
Mr. Benjamin Fagel was sedert 29 december 1673 secretaris van de Gecommitteerden ter auditie van de gemene landsrekeningen van Holland en sedert 18 juli 1674 raadsheer in het Hof van Holland. Na zijn dood werd hij in dit ambt opgevolgd door zijn neef mr. Cornelis Gerrit Fagel (zie rubriek 8). De portretten van mr. Benjamin Fagel en zijn vrouw Jacoba Graswinckel bevinden zich thans in de Collectie Graswinckel in het Hofje van Gratie te Delft.
Voornaamste literatuur: Jhr. D. P. M. Graswinckel, Graswinckel, Geschiedenis van een Delfts Brouwers- en Regentengeslacht, 1956, 132 vlg., 375. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 382.
De stukken in deze omslagen zijn doorlopend genummerd 1/27 volgens een inventaris, die bij de stukken was gevoegd.
5. JACOBA FAGEL was een dochter van mr. François Fagel (de Oudste) en diens tweede echtgenote Beatrix van Byemont. Over Jacoba, die ook Maria wordt genoemd, is vrijwel niets bekend. Verondersteld wordt, dat zij gehuwd was met Pieter Rosa, maar bewijzen ontbreken.
6. MARIA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 11 oktober 1649, aldaar overleden 30 november 1739 en begraven in de Grote Kerk 4 december, was de oudste dochter van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Zij huwde in 1686 met mr. François Doublet, heer van Groeneveld en Moerkerken, gedoopt in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage 4 mei 1642, schout van 's-Gravenhage in 1679, burgemeester aldaar in 1680, drossaard van de stad Gorinchem en het land van Arkel in 1686, overleden 7 juni 1688, zoon van Philips, heer van Groeneveld en Catharina Overrijn Florisdr. Eerder was hij gehuwd met Abigaël ten Hove, dochter van mr. Nicolaas en Cornelia Fagel, zuster van mr. Henrick Fagel (de Oudste), zie rubriek 2.
Een kleindochter van mr. François Doublet en Maria Fagel was Maria Doublet, die in 1743 huwde met Robert d'Arcy graaf van Holdernesse, Brits diplomaat en minister van buitenlandse zaken. Lady Mary speelde een rol in de betrekkingen tussen de Republiek en Engeland gedurende de tweede helft van de 18de eeuw (zie haar correspondentie met François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude).
Een portret van Lady Mary bevindt zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: H. E. van Gelder, Nog een portretje van Liotard, 'Oud-Holland', nr. 63, 65 vlg.
7. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE OUDE), geboren te 's-Gravenhage 20 december 1659 en in de Grote Kerk gedoopt 24 december, aldaar overleden 4 oktober 1746 en begraven in de Grote Kerk 10 oktober, was de derde zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hij huwde in 1693 met Elisabeth van Slingelandt, gedoopt in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 21 juni 1671, aldaar overleden in de kraam 7 februari 1695, dochter van mr. Govert en diens tweede vrouw Arnoudina van Beaumont.
Mr. François Fagel ontving op 7 augustus 1680 commissie als commies der Staten-Generaal. Als zodanig assisteerde hij zijn vader mr. Henrick Fagel bij diens werkzaamheden als griffier. Op verzoek van zijn vader werd hij op 3 september 1685 tot griffier benoemd onder beding, dat vader en zoon het ambt te zamen zouden bekleden en de plaats van de eerst stervende zou worden gemortificeerd. Als medegriffier moest François zich tevreden stellen met het tractement en de emolumenten, die hij als commies genoten had. Bij het overlijden van zijn vader werd François dan ook op 13 februari 1690 tot waarneming van het gehele griffiersambt gecommitteerd, terwijl zijn broeder Hendrik bij die gelegenheid tot commies werd aangesteld. Hiermede was François het derde lid van de familie Fagel, die tot het griffierschap werd geroepen. Hij bekleedde dit ambt tot 25 november 1744, toen hij wegens gezondheidsredenen ontslag moest nemen. Zijn neef mr. Hendrik Fagel (de Oude) volgde hem toen op (zie rubriek 11). De portretten van François Fagel en zijn vrouw Elisabeth van Slingelandt bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur :
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb., III, 387.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze Catharina Fagel is een dochter van Nicolaes Fagel, heer van den Tempel, gehuwd met Elisabeth Robbé. Zij is dus een zuster van de latere generaal François, Nicolaas baron Fagel ( zie rubriek 10 ) en een nichtje van François Fagel de Oude. Zij werd 9 januari 1661 te Nijmegen geboren, overleed 1693-1694 te Nijmegen en huwde 30 juni 1691 met D.B. van Eck van Panthaleon.
Dammas Guldewagen, secretaris van Haarlem werd tot voogd benoemd; Hester de Koker hertrouwde in 1724 met Pieter van Woensel.
François Fagel trad bij dit huwelijk op als voogd over zijn achternicht Maria Doublet, kleindochter van Maria Fagel en François Doublet, heer van Groenevelt ( zie rubriek 6 ).
8. MR. CORNELIS GERRIT FAGEL, geboren te Leiden 28 september 1663 en in de Hooglandse Kerk gedoopt, overleden te 's-Gravenhage 21 juni 1746 en begraven in de Grote Kerk 27 juni, was een zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hij huwde te 's-Gravenhage 23 maart 1693 met Elisabeth Diercquens, geboren te 's-Gravenhage 15 maart 1674 en gedoopt in de Kloosterkerk 16 maart, aldaar overleden 19 oktober 1745 en begraven in de Grote Kerk 25 oktober, dochter van mr. Salomon en Catharina Parmentier.
Mr. Cornelis Gerrit Fagel ontving commissie van de Staten-Generaal als extraordinaris raadsheer in de Raad van Brabant op 27 juli 1686, als ordinaris-raadsheer in dezelfde Raad op 28 oktober 1687. Daarna werd hij op 17 juli 1705 aangesteld tot raadsheer in het Hof van Holland in de plaats van Benjamin Fagel. Bovendien fungeerde hij als gecommitteerde van de Staten-Generaal bij de vergaderingen van de Noordhollandse Synode, als regent van het St. Nicolaasgasthuis te Den Haag sedert 1719 en als hoofdingeland van Delfland sedert 1742.
De portretten van mr. Cornelis Gerrit Fagel en zijn vrouw Elisabeth Diercquens in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII). Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek III, 384 vlg.
Het opschrift van dit dossier werd aangebracht door zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
9. MR. HENDRIK FAGEL (DE COMMIES), geboren te 's-Gravenhage 28 juli 1669 en gedoopt in de Grote Kerk 31 juli, overleden te Wassenaar 30 maart 1728 en begraven in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 2 april, was een zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hendrik Fagel was ongehuwd.
Mr. Hendrik Fagel werd op 13 februari 1690 tot commies der Staten-Generaal benoemd. Als zodanig kwam hij te werken onder zijn broer François, de griffier. Nadat hij in 1728 was overleden, werd hij in dit ambt opgevolgd door zijn neef Hendrik Fagel (de Oude), zie rubriek 11. Zijn portret in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 13.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Cornelia en Agnes waren ongehuwde zusters van Hendrik Fagel. Cornelia, geboren 26 november 1650 te 's-Gravenhage, overleed aldaar 25 april 1727, Agnes (Agneta), geboren 8 december 1661 te 's-Gravenhage, overleed 22 september 1751 te Wassenaar
10. FRANÇOIS NICOLAAS DES H.R.R. BARON FAGEL, geboren te Nijmegen en aldaar in de Grote Kerk gedoopt 3 februari 1655, overleden te Sluis 23 februari 1718 en aldaar begraven in de Ned. Herv. Kerk 2 maart, was de zoon van Nicolaes Fagel, heer van den Ouden Tempel en diens vrouw Elisabeth Robbé. François Nicolaas Fagel was ongehuwd. Bij diploma van 5 oktober 1703 werd hij door keizer Leopold I verheven tot Baron des Heiligen Römischen Reiches, gezien zijn diensten, die hij als militair bewezen had. Hij bereikte de rang van generaal der infanterie (1 januari 1709) en nam een actief aandeel in de veldslagen en gevechten tijdens de Negenjarige Oorlog en de Spaanse Successie Oorlog. Tijdens de laatste oorlog commandeerde hij o.m. de Nederlandse hulptroepen, die ter assistentie van de koning van Portugal werden gezonden. Tenslotte voltooide hij zijn militaire carrière als gouverneur van Sluis (1713-1728).
Zijn vader Nicolaes Fagel, heer van den Ouden Tempel, was een zoon van mr. François Fagel (de Oudste) en Maria Rosa. Hij werd te 's-Gravenhage geboren 21 juli 1620 en is overleden te Nijmegen op 1 december 1695. Hij was gedurende lange tijd afwisselend schepen en burgemeester van Nijmegen (1675-1694) en werd in 1677 tevens tot postmeester-generaal van Gelderland aangesteld. Hij huwde met Elisabeth Robbé te 's-Gravenhage 30 juni 1652. Noch hij, noch zijn vrouw lieten archivalia na in het familie-archief Fagel. Portretten van Nicolaes Fagel, Elisabeth Robbé en François Nicolaas Fagel in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: J. W. Wijn, Het Staatsche Leger, VIII, 1, 2, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur betreffende François Nicolaas Fagel Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. I, 843 en betreffende Nicolaes Fagel en Elisabeth Robbé Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393.
11. MR. HENDRIK FAGEL (DE OUDE), geboren te 's-Gravenhage 7 december 1706 en gedoopt in de Kloosterkerk 10 december, aldaar overleden 19 oktober 1790 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de zoon van mr. Cornelis Gerrit en Elisabeth Diercquens. Hij huwde te 's-Gravenhage 1 november 1733 met Catharina Anna Sluysken, geboren te 's-Gravenhage 11 juli 1714 en gedoopt in de Grote Kerk 15 juli, aldaar overleden 5 februari 1783 en begraven in de Grote Kerk 10 februari, dochter van mr. Willem en Maria Adriana van der Heim.
Mr. Hendrik Fagel werd op 31 maart 1728 tot commies der Staten-Generaal aangesteld als opvolger van zijn oom Hendrik Fagel (de Commies). Op 29 maart 1742 besloten de Staten-Generaal een toestand in het leven te roepen, zoals deze op 27 augustus 1672 geregeld was en Hendrik Fagel wegens de hoge ouderdom van zijn oom François tot tweede griffier te benoemen en het ambt van commies af te schaffen. Deze twee griffierschappen zouden voortaan als twee afzonderlijke ambten te beschouwen zijn en bij vacature ieder apart begeven worden. Toen twee jaren later mr. François Fagel (de Oude) om gezondheidsredenen ontslag had genomen, werd overeenkomstig dit voorschrift mr. Hendrik Fagel op 10 december 1744 tot eerste griffier bevorderd en mr. Jacob Gilles, pensionaris van de stad Haarlem, in diens plaats tot tweede griffier benoemd. Hiermede was Hendrik Fagel dus het vierde lid van de familie Fagel, die tot de vervulling van het griffierschap der Staten-Generaal geroepen werd.
Nadat Gilles raadpensionaris van Holland geworden was, werd mr. Jan de la Bassecour, raad- en thesaurier-generaal der Unie, met de functie van tweede griffier belast (30 september 1746). Toen De la Bassecour wederom raad en thesaurier der Unie werd, besloten de Staten-Generaal op 20 januari 1750 het tweede griffierschap te mortificeren en het gehele griffiersambt aan Hendrik Fagel op te dragen. Het ambt van commies werd toen (3 augustus 1750) weer hersteld en opgedragen aan mr. Nicolaas ten Hove.
In de zestiger en tachtiger jaren van deze eeuw werden François Fagel (de Jonge) en Hendrik Fagel (de Jonge) tot assistentie van hun vader, resp. grootvader, aangewezen. De kleinzoon Hendrik Fagel (de Jonge) volgde tenslotte Hendrik Fagel (de Oude) als griffier der Staten-Generaal op, doch voor nadere bijzonderheden over de levensloop van vader François Fagel de Jonge en zoon Hendrik Fagel de Jonge wordt hierbij verwezen naar de nrs. 13 en 16 van deze lijst.
Uit overlevering is bekend, dat mr. Hendrik Fagel de Oude er bezwaren tegen had om geportretteerd te worden, portretten van zijn vrouw echter bevinden zich in de Collectie Van Tuyll van Serooskerken.
Voornaamste literatuur :
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 387.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Het opschrift van dit deel werd gegeven door zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge.
Deze manuscripten stammen grotendeels uit de nalatenschappen van François Fagel de Oude, Hendrik Fagel de Commies en van Nicolaas ten Hove. Zij zijn vermeld op een lijst van deze manuscripten, die volgt sub nr. 122. Toegevoegd werden enkele manuscripten, die later, na het opstellen van deze lijst, in het bezit van Hendrik Fagel kwamen. De verzameling is niet compleet.
12. ELISABETH FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 29 augustus 1735, aldaar overleden 30 maart 1759 en begraven in de Grote Kerk 5 april, was de oudste dochter van mr. Hendrik (de Oude) en diens echtgenote Catharina Anna Sluysken. Elisabeth Fagel was ongehuwd.
13. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE JONGE), geboren te 's-Gravenhage 11 september 1740 en gedoopt in de Grote Kerk 14 september, aldaar overleden 28 augustus 1773 en begraven in de Grote Kerk 2 september, was de tweede zoon van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Hij huwde te Velsen 15 april 1764 met Anna Maria Boreel, geboren te Amsterdam 26 november 1739, overleden te Pyrmont 16 juli 1781, dochter van mr. Jacob en Agneta Margaretha Munter.
Toen de vader van mr. François Fagel de ouderdom van 56 jaren had bereikt, verlangde hij naar hulp om het griffierschap van de Staten-Generaal te kunnen waarnemen. Zijn zoon werd daarom op 30 november 1762 gemachtigd hem hierin bij te staan. Op 11 maart 1766 werd hij formeel door tussenkomst van de stadhouder, prins Willem V, tot medegriffier aangesteld, zonder evenwel het tractement van het commiesambt te trekken, dat nog altijd door de commies Ten Hove werd genoten ( zie rubriek 11 ). Toen deze zijn ontslag had genomen, werd dit tractement aan François Fagel toegekend. Het liet zich aanzien, dat hij t.z.t. tot het griffiersambt in de plaats van zijn vader zou worden geroepen, maar die verwachting werd niet vervuld, daar hij in 1773 overleed en de oude Hendrik weer alleen griffier werd. Men riep nu weer het commiesambt in het leven en droeg het 1 september 1773 op aan Hendrik's schoonzoon, mr. Willem Carel Dierkens, agent van Hare Hoog Mogenden. Na diens overlijden kreeg mr. Willem Quarles dit ambt (25 september 1778).
De portretten van mr. François Fagel en zijn vrouw Anna Maria Boreel bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur :
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 388.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De titel aan dit dossier werd gegeven door zijn zoon Hendrik Fagel de Jonge.
14. MARIA SUSANNA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 6 mei 1746 en gedoopt in de Kloosterkerk 8 mei, aldaar overleden 24 juli 1826, was de derde dochter van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Zij is tweemaal gehuwd geweest:
1°. op 26 december 1773 in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage met mr. Willem Carel Dierkens, geboren te 's-Gravenhage 29 mei 1752 en gedoopt in de Grote Kerk 31 mei, agent en later commies der Staten-Generaal ( zie rubriek 13 ), overleden te Padua 16 mei 1778, zoon van mr. Jan Pieter en Elisabeth Agneta Fagel, zuster van mr. Hendrik Fagel (de Oude), zie rubriek 11 .
2°. op 21 oktober 1781 in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage met mr. Hendrik baron Collot d'Escury, heer van Naaldwijk, Sliedrecht en Niemandsvriend, geboren te Dordrecht 31 januari 1740, raadsheer in het Hof van Holland sedert 1767 en secretaris van de Generaliteitsrekenkamer sedert 1781, overleden te 's-Gravenhage 1 juni 1819, zoon van Simeon Petrus en Charlotte Elisabeth van der Burch. Eerder was hij gehuwd met Catharina Cornelia van Zanen.
De portretten van Maria Susanna Fagel en haar tweede echtgenoot bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: A. Staring, Fransche Kunstenaars en hun Hollandsche modellen, 1946, 34.
15. JOHANNA CATHARINA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 27 november 1747 en gedoopt in de Kloosterkerk 1 december, overleden te Zuylen 10 september 1833, was de vierde dochter van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Zij huwde in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage 21 april 1771 met Willem René baron van Tuyll van Serooskerken, heer van Zuylen en Westbroek, geboren te Utrecht 2 februari 1743, president van de Utrechtse ridderschap, gedeputeerde ter Staten-Generaal en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, overleden te Utrecht 24 maart 1839, zoon van Diederik Jacob en Jacoba Helena de Vicq.
De portretten van Johanna Catharina Fagel en haar echtgenoot Willem René van Tuyll van Serooskerken in de Collectie Van Tuyll van Serooskerken.
16. MR. HENDRIK BARON FAGEL (DE JONGE), geboren te Amsterdam 21 maart 1765 en gedoopt in de N.Z. Kapel 29 maart, overleden te 's-Gravenhage 22 maart 1838 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de oudste zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij huwde te 's-Gravenhage 1 oktober 1790 met Agneta Margaretha Catharina Boreel, geboren te 's-Gravenhage 8 maart 1770 en gedoopt te Amsterdam 22 december 1771, grootmeesteres van de prinses van Oranje, overleden te Parijs 8 juli 1824, dochter van mr. Willem en Maria Trip. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Mr. Hendrik Fagel werd op 1 oktober 1787 als assistent aan zijn grootvader, griffier Hendrik Fagel (de Oude), toegevoegd op de voet van de reeds gemelde resolutie der Staten-Generaal d.d. 30 november 1762. Zijn grootvader had toen de hoge ouderdom van 80 jaren bereikt ( zie rubriek 11 ). Op 1 juli 1788 werd hij tot medegriffier bevorderd onder het genot van de emolumenten van het ambt van commies, waaruit mr. W. Quarles werd ontslagen. Nadat de oude Hendrik Fagel op 19 oktober 1790 was overleden, werd de jonge Hendrik op 28 oktober 1790 tot griffier aangesteld, terwijl mr. Bernard Pieter van Lelyveld op 4 november van hetzelfde jaar tot commies werd benoemd. Hiermede was Hendrik Fagel (de Jonge) de vijfde griffier uit de familie Fagel, die tot dit gewichtige ambt werd uitverkoren.
Bij de nadering van de Franse troepen in 1794 werd Hendrik Fagel met het karakter van extra-ordinaris ambassadeur naar Engeland gezonden teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om tot een vrede met Frankrijk te komen. Met deze zending kwam in feite al een einde aan het griffierschap van Hendrik Fagel, omdat de Franse troepen Nederland inmiddels bezetten en Pitt weigerde met Frankrijk te onderhandelen. Hiermede begon, evenals voor de stadhouderlijke familie, voor de familie Fagel de ballingschap. Dit betekende ook het einde van het griffierschap van de Staten-Generaal, waaruit Hendrik Fagel op 17 februari 1795 werd ontslagen.
Toen prins Willem V in Engeland de post van 'homme d'affaires', die de betrekkingen tussen Nederland in ballingschap en Engeland moest onderhouden, aan de gewezen gezant baron Van Nagell opdroeg, verliet Hendrik Fagel Engeland en reisde als ambteloos burger naar Hamburg en daarna naar Zwitserland. In 1798 werd hij echter door prinses Wilhelmina naar Engeland teruggeroepen en trad tot 1813 op als 'agent' van het Huis Oranje-Nassau. Met de prins van Oranje, later koning Willem I, keerde hij in december 1813 in Nederland terug en werd op 8 december 1813 benoemd tot extra-ordinaris ambassadeur en plenipotentiaris van Nederland bij het Engelse hof. Deze tijd werd beëindigd met zijn eervol ontslag op 7 april 1823, omdat koning Willem I hem bestemd had tot de vervulling van een ministerspost, die echter niet werd gerealiseerd. Op 26 maart 1828 werd hij benoemd tot grootmeester van het Huis van de prins van Oranje; op 19 juni 1830 tot minister van Staat. Het slot van zijn carrière vormde zijn zending naar koningin Victoria om haar bij haar troonsbestijging geluk te wensen. Mr. Hendrik Fagel (de Jonge) werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
De portretten van Hendrik baron Fagel en zijn vrouw bevinden zich in de Stichting Familiefonds Boreel. Een copie van het portret van Mevr. A. M. C. barones Fagel-Boreel is in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur :
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 391 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Op de kaft is geschreven: 'I am very thankfull to you my dear Harry that you gave me those things to copy: Brenner has the others; Your affectionate friend Harry de N...'. Dit is de prins van Nassau-Saarbrücken.
17. MR. JACOB BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 9 november 1766, overleden te Genève 24 april 1835, was de tweede zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij huwde te Amsterdam 1 februari 1815 met Jkvr. Jacoba Margaretha Maria Boreel, geboren te Amsterdam 31 december 1794, overleden te 's-Gravenhage 17 april 1858, dochter van mr. Jacob, heer van Hogelanden en Margaretha Johanna Munter.
Mr. Jacob Fagel werd bij resolutie der Staten-Generaal d.d. 15 juli 1793 tot extra-ordinaris envoyé in Denemarken benoemd. In 1795, na de omwenteling in Nederland, kreeg hij zijn ontslag en werd een der partijgangers van de prins van Oranje in Nederland. Toen de erfprins van Oranje (later koning Willem I) ter bevrijding van Nederland in de jaren 1796-1799 het rassemblement van Osnabrück verzamelde en tenslotte zijn hoofdkwartier te Lingen vestigde, fungeerde Jacob Fagel als één zijner 'kabinetssecretarissen'. De Engels/Russische aanval op Noordholland maakte echter ongewild aan de pogingen van de erfprins een einde en Jacob Fagel vestigde zich als ambteloos burger in Den Haag, waar hij steeds met zijn broeders in schriftelijk contact stond. Bij Souv. Besluit van 6 april 1814 keerde hij in het ambtelijke leven van Nederland als lid van de Raad van State terug. Deze functie heeft hij tot zijn dood in 1835 vervuld.
Mr. Jacob baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Een portret van Jacob baron Fagel als kind in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII) en van zijn vrouw Jacoba Margaretha Maria Boreel in de Stichting Familiefonds Boreel.
Voornaamste literatuur: G. J. W. Koolemans Beijnen, De Erfprins van Oranje te Lingen in 1799, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 4de Reeks, VI, 146 vlg. en De Erfprins van Oranje in Noord-Holland, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 4de Reeks, IX, 1 vlg.; M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393, alsmede de werken genoemd in rubbriek 16 .
Niet raadpleegbaar
Jacob Fagel was bestuurslid van dit Gilde.
18. FRANÇOIS WILLEM BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 4 oktober 1768 en gedoopt in de Kloosterkerk 9 oktober, aldaar overleden 15 februari 1856 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de derde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij was ongehuwd.
François Willem Fagel volgde een militaire loopbaan bij de marine en nam als 12-jarige jongeling in de rang van adelborst deel aan de slag bij Doggersbank. Hij klom op tot de rang van kapitein ter zee en werd als zodanig gepensioneerd op 1 april 1817. Vrijwel onbekend is, dat hij van de Britse regering op 21 maart 1807 een aanstelling kreeg als vendumeester aan de Kaap de Goede Hoop. In 1813 vertrok hij met verlof en keerde niet meer naar de Kaapkolonie terug.
François Willem Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Een portret van François Willem baron Fagel bevindt-zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 389.
19. AGNES MARGARETHA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 8 maart 1770 en gedoopt in de Zuiderkerk te Amsterdam 11 maart, overleden te 's-Gravenhage 1 december 1840 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de oudste dochter van mr. François en Anna Maria Boreel. Zij was ongehuwd.
Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim.
Hierbij tevens opgenomen rekening-courant over 1841 ten behoeve van haar erfgenamen.
20. ROBERT BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 10 maart 1771 en gedoopt in de Kloosterkerk 15 maart, overleden te Parijs 26 december 1856 en begraven te 's-Gravenhage, was de vierde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Robert Fagel was ongehuwd. Hij volgde een militaire loopbaan bij het leger en bereikte de rang van generaal der infanterie (1 oktober 1840). Na aanvankelijk gediend te hebben bij het Staatse Leger, volgde hij de erfprins van Oranje in de ballingschap en trad als zijn adjudant-generaal op totdat de bevrijding van Nederland in zicht kwam. Als zodanig vormde hij een trait d'union tussen de verschillende geallieerde regeringen van Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. In Engeland onderhield hij het contact met zijn broer Hendrik ( zie rubriek 16 ), die aldaar fungeerde als 'agent' van het Huis van Oranje-Nassau. Op 30 september 1814 werd Robert Fagel benoemd tot extraordinaris envoyé en plenipotentiaris in Frankrijk, een functie, die hij tot 22 december 1853 vervulde, met een onderbreking van 1832-1840, toen hij werd teruggeroepen wegens de geschillen tussen Frankrijk en Nederland in verband met de zelfstandigheid van België. In 1835 werd hij naar Oostenrijk gezonden om keizer Ferdinand geluk te wensen met zijn aanvaarding van de regering. Sedert 29 mei 1837 trad Robert baron Fagel op als opperstalmeester des konings tot aan zijn pensionering in dit ere-ambt op 1 april 1844. Robert baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Een portret van Robert baron Fagel bevindt zich in de Collectie Groeninx van Zoelen, alsmede in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur:
Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
21. CATHARINA ANNA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 5 november 1772 en gedoopt in de Grote Kerk 11 november, overleden te Brussel 18 april 1825, was de tweede dochter van mr. François en Anna Maria Boreel. Zij huwde te Haarlem 12 april 1803 met Jhr. Willem François Boreel, geboren te Amsterdam 18 september 1775, overleden te Friedrichshafen 21 mei 1851, zoon van mr. Willem en Maria Trip en broeder van Agneta Margaretha Catharina, echtgenote van mr. Hendrik baron Fagel (de Jonge), zie rubriek 16 . Jhr. Willem François Boreel was in militaire dienst en bereikte de rang van luitenant-generaal der cavalerie.
Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim.
22. WILLEM HENDRIK JACOB BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 16 januari 1774 en overleden op de Britse pakketboot 'Stammer' voor Lissabon 17 november 1822, was de vijfde zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij was ongehuwd.
Willem Hendrik Jacob Fagel trad aanvankelijk in dienst van het Staatse Leger, maar ging over naar de marine. In de rang van luitenant ter zee nam hij op 10 april 1795 zijn ontslag uit de zeedienst. Daarna vertoefde hij in Engeland en schijnt hier opgetreden te zijn als secretaris van zijn broeder, de 'agent' van het Huis van Oranje-Nassau, Hendrik Fagel (de Jonge), zie rubriek 16 . In elk geval was hij sedert december 1813 als gezantschapssecretaris verbonden aan de Nederlandse ambassade in Groot-Brittannië. Op 20 augustus 1822 werd hij tot zaakgelastigde in Portugal benoemd, maar bereikte deze post niet, omdat hij onder weg zijnde op het schip 'Stammer' is overleden.
Willem Hendrik Jacob baron Fagel werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 in de Nederlandse adelstand verheven met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
Voornaamste literatuur: M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 394.
Niet raadpleegbaar
23. JKVR. ELEONORA JOHANNA MARGARETHA HENRIËTTE WENDELA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 20 juli 1816, aldaar overleden 12 februari 1877, was de oudste dochter van mr. Jacob en Jacoba Margaretha Maria Boreel. Zij was ongehuwd.
24. JKVR. WENDELA FREDERICA FRANÇOISE FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 31 januari 1827, overleden op Huize 'Klein Avegoor' te Ellecom 10 december 1894, was de derde dochter van mr. Jacob en Jacoba Margaretha Maria Boreel. Zij huwde te 's-Gravenhage 24 mei 1855 met Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke, geboren te Leuven 7 november 1816, overleden op Huize 'Avegoor' 4 februari 1885, zoon van Jhr. Frederik Willem en Sophia van Hackebracht.
Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke was in militaire dienst en bereikte de rang van majoor der artillerie; Mevr. W. F. F. van Goedecke-Fagel was hofdame van prinses Frederik der Nederlanden.
Het echtpaar Van Goedecke-Fagel liet geen eigen papieren na in het familiearchief Fagel, maar wel archivalia over Jhr. Frederik Willem van Goedecke en Christiaan van Hackebracht (zie inv.nrs. 375-396).
25. MR. FRANÇOIS HENDRIK ROBERT RENÉ BARON FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 15 oktober 1828, overleden op Huize 'Avegoor' te Ellecom 5 januari 1890, was de enige zoon van mr. Jacob en Johanna Margaretha Maria Boreel. Hij huwde op Schoonheten onder Raalte 14 juli 1855 Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck, geboren op Huize 'Schoonheten' 2 mei 1831, overleden te 's-Gravenhage 29 maart 1903, dochter van Rudolf Floris Carel en Henriëtta Elisabeth Arntzenius.
Mr. François Hendrik Robert René baron Fagel bekleedde achtereenvolgens de betrekkingen van kamerheer des konings sedert 8 januari 1852, referendaris van het Kabinet des konings sedert 26 mei 1861, opperhofmaarschalk des konings en opperintendant der Kon. Paleizen sedert 25 oktober 1872. Als opperintendant was hem in het bijzonder de administratie van het Kon. Paleis en domein Het Loo opgedragen, terwijl hij van 1874-1883 zitting had in de commissie tot voorbereiding van de bouw van de Kon. Stallen te Den Haag; Mevr. W. A. M. barones Fagel-Bentinck was hofdame van prinses Frederik der Nederlanden.
De portretten van François Robert René baron Fagel en zijn vrouw Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: Lofdicht op François Hendrik Robert René baron Fagel ter gelegenheid van zijn schenking van een naamvlag aan het barkschip 'Fagel' in 'Wapenheraut', VI, 400.
Niet raadpleegbaar
26. JACOB JOHN BARON FAGEL, geboren 5 oktober 1859 te Rennes-sur-Roche bij Lausanne, overleden te 's-Gravenhage 16 maart 1928 tengevolge van een ongeluk, was de enige zoon van mr. François Hendrik Robert René en Wilhelmina Anna Maria barones Bentinck. Hij was ongehuwd.
Jacob John baron Fagel leefde als ambteloos burger. Hij was de laatste mannelijke telg van de zgn. adellijke tak van het geslacht Fagel, dat zich sedert 1585 in Nederland had gevestigd. Aan hem dankt het Algemeen Rijksarchief het kostbare bezit van het archief zijner voorouders.
Gedurende meer dan drie eeuwen hebben de leden van deze tak van het geslacht Fagel Nederland op voortreffelijke wijze gediend. Hun devies 'In recto decus' is hun steeds tot voorbeeld geweest. De roem, die zij daarmede hebben gevestigd, leeft - hoewel de familie is uitgestorven - voort in hun schriftelijke nalatenschap, het 'Archief van de Familie Fagel'.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Hendrik Cornelisz. Rosa was burgemeester van Vlissingen (1540-1545).
Niet raadpleegbaar
Personalia over Jacob Hendrik Rosa ontbreken. Uit de stukken, die volgen, blijkt, dat hij waarschijnlijk notaris in Vlissingen is geweest.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Hendrik Rosa, zoon van Hendrik Cornelisz. Rosa en Elisabeth Hermans, geboren 4 september 1564 te Vlissingen, overleden 21 januari 1629 te 's-Gravenhage, huwde met Cornelia van Hoogheveen 10 juli 1591. Hun dochter Maria huwde met François Fagel de Oudste in 1613. Hendrik Rosa was raadsheer in het Hof van Holland.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Cornelis Rosa is een zoon van Pieter Rosa, burgemeester van Vlissingen en van Goltjen Baltens. Cornelis Rosa huwde met Cornelia van Hoogheveen in 1620. Hij overleed in april 1637 te 's-Gravenhage en werd begraven 6 april 1637 in de Grote Kerk aldaar. Hun kinderen zijn Pieter (volgt sub 5), Adriaan (volgt sub 6), Johannis (volgt sub 7) en Margaretha, die huwde met Hendrik Fagel de Oudste. Cornelis Rosa was secretaris van het Hof van Holland.
Pieter Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, overleed ongehuwd in september 1688 te 's-Gravenhage. Pieter Rosa was achtereenvolgens kanunnik van de Dom (1662), commissaris van de monstering van Utrecht (1666) en geëligeerde raad van de Staten van Utrecht (1678). Hij komt ook voor als rekenmeester.
Adriaan Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, geboren in 1618 te 's-Gravenhage, overleden ongehuwd aldaar 6 februari 1689. Hij was commies der Staten-Generaal en baljuw en schout van 's-Gravenhage.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Johannis Rosa, zoon van Cornelis Rosa en Cornelia van Hoogheveen, geboren in 1625 te 's-Gravenhage, overleden aldaar ongehuwd 3 april 17c02. Hij was burgemeester en schepen van 's-Gravenhage.
Jhr. Frederik Willem van Goedecke, geboren 26 mei 1771 te Dietz, overleden 11 maart 1857 te Neuwied, huwde in 1814 met Sophia van Hackebracht, dochter van Christiaan Willem van Hackebracht en Maria Elisabeth Remy. Uit dit huwelijk stamden twee kinderen, van wie Jhr. Guillaume Albert Charles Herman van Goedecke, geboren 7 november 1816 te Leuven, overleden 4 februari 1885 te Ellecom, huwde met Wendela Frederica Françoise Fagel in 1855. Dit huwelijk bleef kinderloos, waardoor het geslacht Van Goedecke uitstierf en de nagelaten papieren van Jhr. Frederik Willem van Goedecke en ook die van het geslacht Van Hackebracht, afkomstig van Sophia van Hackebracht, in het bezit van de familie Fagel kwamen.
Jhr. Frederik Willem van Goedecke was achtereenvolgens in Nassause en in Nederlandse militaire dienst. Hij bereikte de rang van luitenant-generaal en was o.m. de laatste Nederlandse commandant van de vesting Luxemburg. Zijn zoon Guillaume was majoor der artillerie en adjudant en kamerheer van Prins Frederik der Nederlanden.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De stukken, die hierna worden beschreven, stammen van Sophia van Hackebracht, die gehuwd was met Jhr. Frederik Willem van Goedecke.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze stukken kunnen niet worden geraadpleegd zonder gebruik te maken van de stukken in het raadpensionarisarchief van GASPAR Fagel, dat zich bij de IIIde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief bevindt en dat beschreven is in de inventaris van het archief der Staten van Holland, nrs. 2867-2939.
Een kanttekening van Gaspar Fagel vermeldt: 'Het concept van deze missive gearresteerd op de bedtkamer van Syn Hoogheyt 1673'.
Het verdrag zelf werd door J. J. baron Fagel aan H.M. Koningin Wilhelmina afgestaan. Het bevindt zich thans in het Kon. Huis-Archief en is onder nr. 2643a van inv. nr. 16 beschreven.
Blijkens een aantekening geschreven door S.P.D.
Stukken, afkomstig van PIERRE DU MOULIN, tweede secretaris van Willem III, Prins van Oranje
Het archief van deze veel omstreden figuur, secretaris voor de Franse correspondentie van de Prins van Oranje van 1672-1674 werd na zijn overlijden in 1676 op last van de Prins van Oranje door raadpensionaris Gaspar Fagel in beslag genomen. Sedertdien bevindt het archief van Pierre du Moulin zich bij dat van Gaspar Fagel.
Mr. Simon van Pettecum vertegenwoordigde de Koning van Denemarken verschillende malen als buitengewoon gezant bij de Republiek. Hij werd in 1687 tot president van de Raad van de Prins van Oranje benoemd en overleed in 1689. Op welke wijze zijn archief in dat van Gaspar Fagel is terecht gekomen is onbekend.
Stukken, afkomstig uit het archief van mr. SIMON VAN PETTECUM, president van de Raad van de Prins van Oranje
Stukken, afkomstig uit het archief van ABRAHAM DE WICQUEFORT, Pools gezant bij de Republiek
De stukken, die in dit aanhangsel worden beschreven, werden tijdens de gevangenneming van Abraham de Wicquefort op 20 maart 1675 in beslag genomen en blijkens een bijgaande brief van P. A. van der Meulen aan raadpensionaris Gaspar Fagel toegezonden op 9 juli 1675.
Het opschrift is van de hand van zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
Het opschrift is van de hand van zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
Gaspar Fagel, griffier 1670-1672. Hendrik Fagel de Oudste, griffier 1672-1690. François Fagel de Oude, griffier 1690-1744. Hendrik Fagel de Oude, griffier 1744-1790. Hendrik Fagel de Jonge, griffier 1790-1795.
De stukken, in deze afdeling beschreven, werden door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude tot dossiers verenigd. De laatste completeerde zijn dossiers met stukken, afkomstig van zijn voorgangers Gaspar Fagel, Hendrik Fagel de Oudste en François Fagel de Oude, zodat deze dossiers niet meer te splitsen zijn en evenmin ondergebracht konden worden bij de andere groepen van deze inventaris.
De meeste dossiers werden door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude van aantekeningen en retroacta voorzien, die verband hielden met hun werkzaamheden als griffiers der Staten-Generaal. Deze dossiers vormen dus het studiemateriaal, dat zij gebruikten bij de voorbereiding van zaken, die bij de Staten-Generaal ter tafel kwamen. Tot deze voorbereiding waren zij volgens hun instructie verplicht.
Aldus ontstonden series dossiers over de meest verschillende onderwerpen, die zij thuis in portefeuilles bewaarden. Vooral aan Hendrik Fagel de Oude is het te danken, dat een systematische ordening van deze dossiers ontstond. Deze werd door de griffier Hendrik Fagel de Jonge overgenomen en ook in deze inventaris verwerkt.
Te onderkennen vielen één statische en twee dynamische rubrieken. De statische omvat alle dossiers met gegevens over de Hoge Colleges van Staat van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, terwijl de twee dynamische rubrieken alle dossiers omvatten met gegevens over de werkzaamheden der Staten-Generaal. De onderwerpen van de dossiers waren in de eerste dynamische rubriek gerangschikt volgens de artikelen van de Unie van Utrecht, die de Staten-Generaal tot grondwet dienden en die dus nagekomen en uitgevoerd moesten worden. In de tweede dynamische rubriek worden dossiers aangetroffen met gegevens over zaken, die niet in de Unie van Utrecht worden genoemd, maar die in de loop van de tijd wel tot de competentie van de Staten-Generaal gingen behoren. De rubrieken zijn de volgende:
A. Stukken betreffende de Hoge Colleges van Staat van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
B. 'Generaliteits-Zaaken' (eerste gedeelte)
C. 'Generaliteits-Zaaken' (tweede gedeelte)
De dossiers en portefeuilles werden grotendeels door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude van titels voorzien. Deze werden in de beschrijving tussen aanhalingstekens geplaatst en waar zulks nodig was verduidelijkt. Een en ander geschiedde om het persoonlijk cachet van dit gedeelte van het familiearchief niet verloren te doen gaan en zodoende ook het licht te laten vallen op het aandeel van de griffiers in de werkzaamheden der Staten-Generaal.
Bij de beschrijving werd ook melding gemaakt van de talrijke aantekeningen van deze griffiers, die in de dossiers aanwezig zijn. Hieruit blijkt, dat zij, behalve uitstekende archivarissen, ook uitstekende ambtenaren der Staten-Generaal zijn geweest.
De losse stukken, die niet tot dossiers waren samengevoegd, werden zoveel mogelijk tot bundels verenigd, hetgeen de duidelijkheid van het geheel ten goede kwam.
Uit de aanhalingstekens zal dus blijken of men met een dossier dan wel met een bundel te maken heeft. De bundels konden alle ingeschoven worden in de systematische ordening, die Hendrik Fagel de Oude voor dit gedeelte van het familiearchief Fagel ingevoerd had. Dat hij hierbij veel ontleende aan de archiefordening van de Staten-Generaal spreekt als het ware vanzelf.
Als organisator van dit gedeelte liet Hendrik Fagel de Oude het na om hiervoor een naam te verzinnen. Het leek gewenst dit alsnog te doen en aldus werd gekozen de naam van 'Griffiersarchief'. Niet alleen waren de aard en de inhoud van de dossiers - zo verschillend van de particuliere stukken en briefwisselingen - hiervan de oorzaak, maar ook de lengte van dit archief, dat de helft van de totale lengte van het familiearchief Fagel beslaat.
In hoofdzaak omvatten de dossiers en bundels van het 'Griffiersarchief' de stukken die in de 18de eeuw in de vergaderingen der Staten-Generaal werden behandeld. Vele retroacta grijpen echter terug tot in de 15de, 16de en 17de eeuw.
Het archief werd echter in de 18de eeuw gevormd. De geboorte ervan kan men stellen na 31 maart 1728 toen Hendrik Fagel de Oude tot Commies der Staten-Generaal werd bevorderd. Het werd afgesloten in oktober 1794 toen Hendrik Fagel de Jonge als extra-ordinair ambassadeur naar Engeland vertrok en kort daarna uit het ambt van griffier werd ontslagen.
Een kanttekening van Hendrik Fagel de Oudste vermeldt: 'Alle de voors. Indices comen toe Sijn Hooght den Heere Prince van Orange, en sijn door den Heere Pesters mij gelevert ende ter handt gestelt ende hebbe daervan Recepisse gegeven, op den ................'
Zie ook nrs. 1658-1661.
Zie ook nrs. 1128-1132.
Zie ook nrs. 1128-1132.
Zie ook nrs. 1128-1132.
Zie ook nr. 1282.
Zie ook nr. 1279.
Zie ook nr. 1281.
Zie ook nrs. 1191-1205.
Zie ook nrs. 1191-1205.
Zie ook nrs. 1285-1295.
De originele brieven bevinden zich bij de 'Particuliere brieven' over deze jaren.
Deze 'Eigenhandige brieven' zijn waarschijnlijk afkomstig uit de nalatenschap van mr. J. de la Bassecour, pensionaris van Amsterdam en handelen evenals de afschriften over pogingen om tot vrede te komen tijdens de Oostenrijkse Successie oorlog.
Zie ook nr. 742.
Zie ook nr. 695.
Deze memorie handelt over de jaren 1597-1704.
Deze memorie handelt over de jaren 1655-1748.
De hoofdstukken van deze rubriek zijn gerangschikt naar de inhoud der artikelen van de Unie van Utrecht.
Mr. Johannes Hop was van 1748-1753 secretaris van de Raad van State. De hier volgende stukken zijn waarschijnlijk afkomstig uit zijn nalatenschap.
Deze afschriften zijn gemaakt van de stukken berustende in een blikken trommel, die in de brandkast van de Vrede van Munster wordt bewaard bij het Algemeen Rijksarchief.
De namen der gewesten worden opgesomd in volgorde van het uitbrengen hunner adviezen in de vergaderingen der Staten-Generaal.
Dit handschrift is niet volledig, telt alleen de bladzijden 581-1085 en handelt over de jaren 1702-1713. De onderwerpen zijn alphabetisch gerangschikt van G. t/m Z.
Gedeputeerden van het Landschap Drente ondertekenden de Unie van Utrecht, doch het landschap bracht tot 1795 geen adviezen uit in de vergaderingen der Staten-Generaal. Aangezien Drente daarna als volwaardige provincie is erkend, worden de volgende stukken bij deze afdeling 'Gewestelijke Zaaken' opgenomen.
Deze stukken zijn genummerd 1 t/m 30.
De stukken sub 1052 zijn niet genummerd, doch deze omslag bevat enkele stukken gelijkluidend aan nr. 1051.
Zie ook nrs. 650 en 651.
Zie ook nrs. 650 en 651.
Zie voor de financiën van de Provinciën het hoofdstuk .Gewestelijke Zaaken', inv.nrs. 865-976.
Deze omslag bevat ook gegevens over de inkomsten van de Prinsen van Oranje.
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de stukken betreffende het beleid van de buitenlandse betrekkingen en die over de buitenlandse dienst van Nederland in den vreemde en omgekeerd.
Zie ook nrs. 664 en 665.
Zie ook nrs. 661-663.
Zie ook nr. 666.
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de stukken betreffende de betrekkingen van Nederland tot andere mogendheden.
In deze rubriek zijn ook opgenomen de stukken over verdragen, waartoe de Staten-Generaal niet toetraden, maar waarmede zij in hun internationale politiek rekening dienden te houden.
De brieven van de graaf van Welderen aan de griffier, die niet aan het secreet besogne werden gezonden, bevinden zich bij nr. 1432.
De namen der staten, met wie de Republiek bovenbedoelde betrekkingen onderhield, worden alphabetisch-lexicographisch opgesomd volgens moderne spelling, terwijl de spelling tussen haakjes door Hendrik Fagel de Oude werd gebruikt. De multilaterale betrekkingen tussen de hier volgende landen met de Republiek worden behandeld in hoofdstuk 11a.
Zie ook nr. 649.
Zie tevens nrs. 701-702, 769-771, 1051-1071, 1114-1115, 1296-1302.
De hoofdstukken van deze rubriek zijn niet gerangschikt volgens de artikelen van de Unie van Utrecht, omdat deze daarover niets vermelden. Het betreft hier zaken, die bij de samenstelling van de Unie van Utrecht niet voorzien waren, maar die toch in de loop van tijd tot de competentie van de Staten-Generaal kwamen te behoren.
De stukken, die hier volgen, stammen uit de Engelse periode van Hendrik baron Fagel. Als extra-ordinaris ambassadeur door de Staten-Generaal naar Engeland afgevaardigd in oktober 1794, bleef hij daar tot 1824 Nederland vertegenwoordigen. Deze serie wordt besloten met stukken uit de tijd, dat hij als Minister van Staat fungeerde (1830-1838), terwijl de stukken, die hij verzamelde tijdens zijn griffierschap van de Staten-Generaal (1790-1794) worden vermeld in de IIIde Afdeling van deze groep.
Jacob Fagel was lid van de commissie tot onderzoek van de stukken in deze zaak.
Zie tevens nr. 318.
Uit deze verbalen blijkt de afwezigheid van Robert baron Fagel als Nederlands gezant in Parijs.
Tegelijkertijd bleef Robert baron Fagel het ambt van Nederlands gezant in Frankrijk vervullen.
De opperintendant François Hendrik Robert René baron Fagel maakte deel uit van deze commissie. De andere leden waren de eerste stalmeester en adjudant des Konings A. I. M. C. baron de Posson en de architect des Konings L. H. Eberson.
Zoals opgemerkt in de inleiding ontstonden tijdens Hendrik Fagel de Oude vier series briefwisselingen, nl:
Hendrik Fagel de Oude paste deze indeling niet alleen toe op zijn eigen brieven, maar ook op die van zijn voorganger-griffier François Fagel de Oude. Zijn opvolger-griffier Hendrik Fagel de Jonge volgde in dit opzicht de voetsporen van zijn grootvader tot het moment, waarop hij in 1794 met een bijzondere missie belast als ambassadeur naar Groot-Brittannië vertrok. Tijdens zijn ballingschap en daarna voegde hij de brieven van en aan ministers bij zijn particuliere correspondentie. Hendrik Fagel de Oude heeft deze soort brieven van raadpensionaris Gaspar Fagel niet bij zijn brieven van en aan ministers gevoegd, zodat ook deze onder diens particuliere brieven te vinden zijn. In de inleiding wordt hiervan de oorzaak verklaard.
De jaarsgewijze opberging van de brieven bleef voor alle series in deze beschrijving gehandhaafd met dien verstande dat brieven van eenzelfde correspondent per jaar in één omslag werden samengevoegd. Ieder jaar bevat dus verschillende genummerde omslagen, voorzien van de naam van de betrokken correspondenten. Deze omslagen werden alphabetisch-lexicographisch geordend. Eén toegang tot deze jaarsgewijze opgesomde correspondentie in de series 'Particuliere Brieven' en 'Brieven van Ministers' werd verkregen door de opneming van de namen van de correspondenten in de 'Index van persoonsnamen', die de gehele inventaris bestrijkt.
Gezien de enorme hoeveelheid particuliere brieven werden - in afwijking van het hiervoor gestelde - brieven, die slechts éénmaal per jaar van een bepaalde correspondent werden ontvangen, in omslagen gemerkt 'Diverse Personen' ondergebracht.
De minuten van de uitgaande brieven waren in deze serie in het algemeen met de ingekomen brieven verenigd, terwijl thans ook de originele uitgaande brieven die na de dood van geadresseerden werden terugontvangen, bij de ingekomen brieven werden gevoegd, zodat vraag en antwoord zich in deze serie afwisselen.
Een toegang tot deze jaarsgewijze opgesomde correspondentie werd verkregen door de opneming van de namen van de correspondenten in de 'Index van persoonsnamen', die de gehele inventaris bestrijkt (blz. 189 vlg.). Deze index vermeldt achter de namen van de correspondenten de functies, die zij hebben bekleed, echter zonder vermelding van hun commissies naar andere regeringsinstanties, waar zij hun gewest of stad vertegenwoordigden.
Zoals is vermeld in de toelichting tot het voorgaande hoofdstuk (blz. 175) stelde Hendrik Fagel de Oude naast zijn serie 'Particuliere Brieven' ook een serie .Brieven van Ministers' met daaraan annex een serie 'Brieven aan Ministers' samen. In beide series nam hij in het algemeen brieven op, die hem uit het buitenland bereikten en de minuten van zijn brieven, die daarheen werden verzonden. De meeste brieven in de serie 'Brieven van Ministers' zijn afkomstig van Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers in den vreemde en van buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigers hier te lande. Daarnaast bevinden zich in deze serie brieven van vreemde vorsten, terwijl ook enkele brieven van particulieren in het buitenland voorkomen.
Hendrik Fagel de Oude completeerde zijn serie 'Brieven van Ministers' met de brieven uit het buitenland, die door zijn voorganger François Fagel de Oude waren ontvangen, terwijl zijn opvolger Hendrik Fagel de Jonge zich aan de indeling van zijn grootvader hield en beide series voortzette tot aan zijn vertrek als buitengewoon ambassadeur naar Engeland in de winter van het jaar 1794.
Een toegang tot deze jaarsgewijze opgesomde correspondentie werd verkregen door de opneming van de namen van de correspondenten in de 'Index van persoonsnamen', die de gehele inventaris bestrijkt. Deze index vermeldt achter de namen van de correspondenten de functies, welke zij hebben bekleed. Met de functie 'gezant' worden alle vertegenwoordigers in Nederlandse of buitenlandse diplomatieke dienst aangegeven, die over een vaste standplaats beschikten, terwijl met de functie 'diplomaat' alle diplomatieke vertegenwoordigers met speciale missies zonder vaste standplaats worden bedoeld.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Behalve deze registers met ontcijferde brieven zijn ook uit deze tijd afschriften van deze brieven bewaard gebleven, alhoewel niet volledig. De beschrijving van deze afschriften volgt hieronder.
Van 1768 tot 1776 zijn geen ontcijferde brieven bewaard gebleven. Sedert 1780 ontving Hendrik Fagel de Oude twee series ontcijferde brieven nl. één via de Prins van Oranje en één rechtstreeks van de codeur. Eerst is beschreven de serie, die rechtstreeks in het bezit van Hendrik Fagel de Oude kwam en die aanvangt in het jaar 1776. Daarna komt aan de orde de serie, die sedert 1780 aan hem via de Prins van Oranje werd toegezonden.
De omslagen, waarin deze ontcijferde brieven werden bewaard, vermelden vele afkortingen, waarmede de gezanten werden aangeduid van wie de brieven afkomstig waren. Deze afkortingen luiden in klare taal als volgt :
Le Roy-de Koning van Pruisen.
A -Von Alvensleben, Pruisisch zaakgelastigde bij de Republiek".
Ber -De Bérenger, Frans zaakgelastigde bij de Republiek.
Cd -Caillard, Frans gezant bij de Republiek.
Ct -Croiset, Pruisisch zaakgelastigde bij de Republiek.
Ly -Luzy, Pruisisch gezant in Groot-Brittannië.
Mz -Von Maltzahn, Pruisisch gezant in Groot-Brittannië.
R -Renfner, Pruisisch zaakgelastigde bij de Republiek.
Th -Von Thulemeyer, Pruisisch gezant bij de Republiek.
Vc -De Vérac, Frans gezant bij de Republiek.
Vn -De la Vauguyon, Frans gezant bij de Republiek.