Terug naar zoekresultaten

3.20.39 Inventaris van het archief van de familie Van Matenesse en van de Heerlijkheid Matenesse, 1251-1917

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.20.39
Inventaris van het archief van de familie Van Matenesse en van de Heerlijkheid Matenesse, 1251-1917

Auteur

J.C. Kort

Versie

22-01-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Familiearchief Van Matenesse
Matenesse, van

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1251-1917

Archiefbloknummer

35036

Omvang

; 130 inventarisnummer(s) 0,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Van Matenesse
Van Assendelft
Van Adrichem
Van Culemborg
Van Duvenvoorde
Wouter Gerard van den Berge alias van Matenesse (ca.
Daniel van Matenesse (ca.
Adriaan van Matenesse (ca.
Adriaan van Matenesse (ca.
Adriaan van Matenesse (ca.
Wouter van Matenesse (ca.
Wouter van Matenesse (ca.
Willem van Assendelft (?-ca.
Nikolaas van Assendelft (?-1491)
Nikolaas van Adrichem (ca.
Johan van Culemborg (ca.
Arnout van Duvenvoorde (ca.
Johan van Matenesse (1533-1602)
Johan van Matenesse (1596-1653)
Gijsbert van Matenesse (1645-1670)
Karel van Matenesse (1570-1625)
, , 1360-1413), , 1310-1376), , 1385-1435), , 1440-1506), , 1510-1557), , 1410-1488), , 1510-1551), , 1467), , 1500-1557), , 1495-1560)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Van het omvangrijke archief van de Hollandse adellijke familie Matenesse, het huis te Riviere en de heerlijkheid Matenesse berust slechts een klein deel bij het Nationaal Archief. Het omvat onder meer genealogische aantekeningen over de familie, enkele stukken betreffende benoemingen van diverse familieleden, brieven van Johan van Matenesse (1596-1653) inzake zijn afvaardiging naar de onderhandelingen voor de Vrede van Munster, stukken van Johan van Matenesse (1533-1602) betreffende het heemraad van Delfland, van Wouter van Matenesse (1510-1551) en Karel van Matenesse (1570-1625) inzake hun functies van baljuw van Gooiland, diverse akten van overdracht van land, huizen en goederen in voornamelijk Zuid-Holland, en twee zestiende-eeuwse registers van akten van overdracht van Oud- en Nieuw-Matenesse.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
I. De familie Van Matenesse en het huis te Riviere
Aan de mond van de Schie verrees omstreeks het jaar 1275 juist ter hoogte van een kromming in de rivier het huis te Riviere, later gewoonlijk Matenesse genaamd. Het was niet graaf Floris V van Holland, die hier bouwheer was, maar zijn neef Floris van Henegouwen, zoon van zijn tante Aleid van Holland. Deze Floris en zijn moeder hadden een kasteel van werkelijk grootse afmetingen op het oog getuige de maten, die archeologisch onderzoek van het geheel heeft aangetoond. ( . C. Hoek, Schiedam. Een historisch-archeologisch stadsonderzoek, in: Holland, jrg. 7, 1975, pp. 176-189; J.G.N. Renaud, Het huis te Riviere, in: Zuid-Hollandse Studieën, 4, 1954, pp. 24-49, en in: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, jrg. 6, 1955, pp. 126-139. ) Na de grafelijke residentie te 's-Gravenhage zou het de tweede burcht van Holland zijn! Trapeziumvormig van opzet werd het bouwterrein omgeven door muren, die binnenwerks ruim 55 bij 60 meter maten. Vier forse torens dekten de muren op de hoeken. In de noordoostelijke hoek van het burchtterrein verrees de donjon, waarvan de ruïne thans het zichtbare overblijfsel is van de bouwplannen van Floris van Henegouwen. Deze donjon meet twaalf meter in het vierkant en is voorzien van muren ter dikte van drie meter, waarvan de maat aan de noordzijde zelfs verdubbeld wordt. Waarschijnlijk heeft Floris zijn activiteiten willen voortzetten, daar bijgebouwen uit zijn tijd ontbreken. Zijn geschil met graaf Floris V, zijn neef, vormde daartoe echter een beslissende hinderpaal. Reeds eerder was Floris met de graaf in botsing gekomen, waarna in 1268 een verzoening tot stand kwam. Hij werd toen beleend met zijn woning bij Schiedam, die zijn moeder eerder had gekocht, en het land daarbij. Van het latere huis te Riviere is in deze tekst nog geen sprake. ( Van den Bergh, OHZ, II, nr. 175. ) Na de dood van Floris van Henegouwen omstreeks het jaar 1297 erfde niet zijn dochter het kasteel, dat nog op voltooiing wachtte, maar zijn broer Jan van Avesnes, die als Jan II twee jaar later tevens in het graafschap Holland opvolgde. Zo kon graaf Willem IV, kleinzoon van graaf Jan II, het huis te Riviere in 1339 voor goed geld aan Dirk van Matenesse verkopen onder voorbehoud, dat het leenroerig aan de graaf zou blijven. ( Van Mieris, II, p. 264. ) Dirk zag zo de kans schoon een aanzienlijker behuizing te verwerven dan de zogenaamde hofstede van Dirk Bokel uter Nesse, zijn vader, die ten oosten van Riviere gelegen was. Na Dirks dood in 1345 kwam het huis aan zijn broer Daniel van Matenesse, die het in 1351 verbeurde omdat hij de partij van keizerin Margaretha hield tegen haar zoon hertog Willem V, welke laatste de overhand behield. Enige jaren later herkreeg Daniel zijn bezittingen echter, zodat hij Riviere bij zijn dood in 1376 kon nalaten aan zijn zuster, die gehuwd was met Kerstant van den Berge. Hun dochter Elisabeth, die huwde met Jan Vlaming alias Van der Goude, bracht het huis aan haar zoon Wouter, die zich naar haar familie Van den Berge noemde. ( . W.A. Beelaerts van Blokland, Het geslacht van Matenesse; Simon van der Goude, stamvader der geslachten van der Zevender en van Matenesse en Matenesse-van den Berghe-Matenesse, in: "De Nederlandsche Leeuw", jrg. 39, 1921, kolom 34-39, 89-91 en 132-134. ) Na verwerving van Riviere en de erfenis van Daniel van Matenesse noemde hij zich voortaan Van Matenesse en liet als eerste in rechte lijn stukken van persoonlijke aard in het familiearchief na. Van Wouter van Matenesse vererfde het huis te Riviere gedurende tweehonderdvijftig jaar met regelmatige tussenpozen negen maal van vader op zoon, die steeds de namen Adriaan, Wouter en Johan droegen. ( "Ons Voorgeslacht", jrg. 39, 1984, pp. 595-596 nr. 3; Leen- en Registerkamer van Holland, nr. 227 f° 366. ) In 1655 stokte er echter iets, daar Adriaan van Matenesse (XIII) op jeugdige leeftijd overleed. Zijn jongste broer Gijsbert (XVI) bleef als enige over om de rechte linie voort te zetten. Helaas overleed ook hij vroegtijdig en kinderloos in 1670. ( H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende eeuw, Dieren 1984, p. 77. ) Toen ook zijn achterneef Willem van Matenesse (XXVI) een jaar later op vierjarige leeftijd te grave moest worden gedragen, was er geen mannelijke vertegenwoordiger van de familie Van Matenesse meer in leven. De gehele erfenis ging nu naar Florentina van Matenesse (XXVII), die het fortuin van de familie door haar huwelijk met Johan van Hardenbroek aan diens familie bracht. Jammer genoeg was de boedel van Gijsbert van Matenesse zozeer met schulden overladen, dat tot verkoop van alle bezittingen moest worden overgegaan. Zo kon de stad Schiedam in 1688 Riviere in handen krijgen, een situatie die tot de dag van vandaag ongewijzigd is gebleven.
Inmiddels was de tijd niet ongemerkt aan het kasteel voorbijgegaan. Toen Daniel van Matenesse in de strijd om de opvolging in het graafschap aan de verkeerde zijde bleek te staan, hadden de inwoners van Schiedam slechts weinig aandrang nodig om de muren van zijn veste omver te gaan halen. Zij hadden kennelijk niet veel vertrouwen in dat dreigend ogende gevaarte ten oosten van nun stad.
In 1355 werd Daniel van Matenesse evenwel door hertog Willem V in genade aangenomen, waarna de kasteelheer het herstel van het geteisterde Riviere tot zijn eerste taken zal hebben gerekend. Schriftelijke berichten over deze en dergelijke activiteiten ontbreken echter. Pas in 1574 hoort men opnieuw iets over het kasteel, dat de familie nog tot 1571 bewoond had. Nu stond het bouwwerk voor zijn ondergang, te bewerkstelligen door de Staatse troepen, die Schiedam bezet hielden. ( . C. Hoek, Herkomst en ouderdom van een schilderij van het huis te Riviere bij Schiedam, in: Holland, jrg. 6, 1974, p. 35. ) Door hun toedoen brak tweemaal brand uit, die fataal bleek. Niet meer dan een ruïne resteerde daarna van het in zijn aanvang zo grootse kasteel. Maar nog houdt het thans met zijn vierkante donjon de herinnering aan de familie Van Matenesse levend.
Hoewel de leden van de oudste tak der familie zich na de verwoesting van Riviere te Leiden en naderhand te 's-Gravenhage vestigden, bleven zij een vooraanstaande rol spelen in de gewestelijke en landelijke politiek, een geschiedenis die breedvoeriger dan hier mogelijk is door De Geer is geschreven. Met name Johan van Matenesse (XII) onderscheidde zich door zijn lidmaatschap van de delegatie, die voor de Staten-Generaal de onderhandelingen met Spanje over de Vrede van Munster voerde. Met hem was de politieke rol van de familie echter uitgespeeld, daar zijn zoons ternauwernood de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikten.
Vanaf de intrede van Wouter van den Berge alias Van Matenesse, die eigenlijk een Van der Goude was , in Riviere aan het einde van de veertiende eeuw was een lange tijd verstreken. Toen Johan van Matenesse (VII) twee eeuwen later een onderzoek naar zijn voorouders instelde, kon hij daarom geen betrouwbare gegevens over die eeuw en eerder vinden. Zo kwam hij tot een gefantaseerde afstamming via de familie Bokel van de burggraven van Leiden en reikte zelfs terug tot het jaar duizend. Thans zijn de reeksen voor de veertiende eeuw duidelijk maar in de tijd daarvoor moet men met minder genoegen nemen. Het overgeleverde materiaal staat veelal meer dan een mogelijkheid of veronderstelling toe.
II. De verwante families
Aan de familie Van Matenesse was een groot aantal families verwant, waarvan de Matenesses ook het archief hebben geërfd. Het valt op, dat aan deze families, die veelal zijn uitgestorven, in recente tijd nauwelijks studies zijn gewijd. Daarom moesten wij ons behelpen met oudere handgeschreven genealogieën, aanwezig op de Hoge Raad van Adel, in de collecties Van Spaen en Snouckaert van Schouburg, behalve de hierna te behandelen gevallen. Daar het om verwanten gaat, zijn wij op de wederwaardigheden van de diverse families niet nader ingegaan.
De familie Bokel, de eerste erflaters voor Matenesse, is het best gedocumenteerd. Toch is de verwantschap van Dirk Bokel, genoemd in 1251, niet geheel bewezen. ( . C. Hoek, De woning van heer Dirk van Hodenpijl te Overschie en de geslachten Van Rodenrijs, Van Matenesse, Uter Nesse, Van (der) Spangen, Van den Vene en Van (den) Dorp(e), in: "De Nederlandsche Leeuw", jrg.82, 1965, kolom 32-40; hier inv.nr. 188. ) . Op verschillende manieren waren de Matenesses verwant aan de familie Van Duvenvoorde, die niet is uitgestorven. De genealogie van deze familie is afdoende bewerkt ( . H.G.A. Obreen, Geschiedenis van het Geslacht van Wassenaer a° 1200-1900, Leiden 1903, pp. 77-124. ) Ook een tak van de familie Van der Does liet zijn stukken aan Matenesse na. De stamreeks van deze familie is gepubliceerd maar zonder bewijsplaatsen. ( C.J. Polvliet, Genealogie van het oud-adelijk geslacht Van der Does, 's-Gravenhage 1892, pp. 61-68. ) De familie Piek, meermalen aan Matenesse gelieerd, is een overeenkomstige behandeling ten deel gevallen. ( W. de Haas, Het geslacht Pieck, in: Heraldieke bibliotheek. Tijdschrift voor Geslacht- en Wapenkunde, uitgegeven door J.B. Rietstap. Nieuwe reeks, IV, 's-Gravenhage 1882, pp. 127-189. ) De familie Van Gelder tenslotte, die haar goed aan de Valkenaars naliet, mag zich postuum op een wetenschappelijke verhandeling verheugen. ( A.P. van Schilfgaarde, Het testament van hertog Karel en zijn afstammelingen, in: Bijdragen en mededelingen Gelre, dl. 50, Arnhem 1950, pp. 41-47. )
Men ziet, dat de oogst aan deugdelijke opstellen over de verwanten der Matenesses tamelijk gering is. Ter verheldering der familie verhoudingen zijn daarom als bijlage beknopte genealogieën van de meeste geslachten opgenomen. De afzonderlijke personen zijn daarbij zo mogelijk van hun volgnummer in de inventaris voorzien.
Genealogie
Van Goor:
Embedded Image
Van Matenesse:
Embedded Image
Bokel en Van Assendelft:
Embedded Image
Van Adrichem:
Embedded Image
Van Duvenvoorde:
Embedded Image
Van Culemborg:
Embedded Image
Van der Does:
Embedded Image
Piek:
Embedded Image
Valkenaar:
Embedded Image
Van Gelder:
Embedded Image
Van Azewijn:
Embedded Image
Van IJzendoorn:
Embedded Image
Van Broekhuizen:
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bijna twintig jaar nadat zijn kasteel Matenesse in het jaar 1574 in een ruïne herschapen was, wist Johan van Matenesse (VII) zich maar al te goed te herinneren, welke verwoesting was aangericht. Ternauwernood had hij enige meubels en een gedeelte van het archief weten redden. ( "De Nederlandsche Leeuw", jrg. 39, 1921, kolom 36. ) Het was de heer van Matenesse echter na zoveel jaren ontschoten, dat hij in 1571 wegens het verval van zijn kasteel bij zijn schoonmoeder Agatha van Alkemade was ingetrokken. Zo woonde hij vanaf die tijd in het ruime huis aan het Rapenburg te Leiden ( W. Downer, Het huis Rapenburg 65, zijn eigenaren en bewoners, in: Leids jaarboekje, dl. 52, 1960, p. 119. ) , waarin zich in deze eeuw de 'Vereniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden' zou vestigen. Daarheen had hij zeker zes en twintig stukken van zijn archief meegenomen, waarvan hij op een onbepaalde tijd en plaats beschrijvingen maakte. ( Inv.nr. 1064 f° 4-5v. ) Wegens de aanwezigheid van archief van de familie Van Alkemade ( . Inv.nr. 1064 f° 6. ) , dat nooit aan Matenesse kwam, kan dat slechts in deze periode te Leiden zijn geweest. Het ligt daarom voor de hand, dat de familie het archief veeleer zelf tot een meer handzame omvang heeft teruggebracht. Bij gebrek aan beschrijvingen van dit archief is het niet mogelijk de omvang der verliezen aan te geven. De verdwijning van stukken is na 1574 zonder onmiddellijke rampen doorgegaan. Zij was uitsluitend het gevolg van wanbeheer, waarin de negentiende eeuw de kroon spande. ( E.P. de Booy, Het geheel der particuliere archieven, in: Nederlands Archievenblad, jrg. 83, 1979, pp. 282-285. ) Het begon al direct tegen het einde van de zestiende eeuw, toen IJsbrand van Mérode het huis aan het Rapenburg betrok. ( Downer, als noot 2, pp. 116-119. ) Deze zorgde er kennelijk voor, dat drie charters Matenesse in het archief Van Mérode terechtkwamen. ( J.C. Kort, Stukken van de familie de Mérode vroeger op het kasteel Salmonsart, in: "Ons Voorgeslacht", jrg. 39, 1984, pp. 53-54 en 58. ) Hij zal zich ook over de meer dan honderd stukken van de familie Van Alkemade hebben ontfermd ( Inv.nr. 1064 f° 50-52; zie ook noot 4. ) , die thans spoorloos zijn. De aanwezigheid van een aantal stukken van de familie Van Matenesse in het Leidse gemeentearchief ( Stadsbestuur, 1290-1575, inv.nr. 1881. ) wijst eveneens in de richting van het huis aan het Rapenburg. Na 1574 begon de opbouw van het archief opnieuw. Hij werd bespoedigd door de huwelijken, die de familie Van Matenesse sloot met onder meer de families Van Azewijn, Van der Does en Valkenaar. De echtgenoten brachten zo de omvangrijke archivalia van die families aan Matenesse. Maar ook ditmaal verneemt men niets over verblijfplaats of ordening van de stukken. Eenmaal slechts deelt een onderzoeker, de genealoog Wouter van Gouthoeven (1577-1623), mee van de heer Van Matenesse inzage te hebben gekregen in een oude stamboom, die in een al even oude kist gevonden was. ( M.A. Beelaerts van Blokland, Wouter van Goudhoeven, 's-Gravenhage 1983, p. 12; "De Nederlandsche Leeuw", jrg. 1907, kolom 233; zie ook noot 1. ) Daar deze heer vanaf 1611 aan de Spuistraat te 's-Gravenhage woonde in een huis, dat hij van Johan van Oldenbarnevelt had gekocht, zal Van Gouthoeven daar zijn inlichtingen hebben gekregen. Aan het oude kasteel bij Schiedam valt niet te denken, omdat het een bouwval was.
Dat het archief geheel of ten dele geordend was, blijkt eveneens slechts uit losse aanwijzingen. Zo waren de stukken van de familie Van der Does volgens dorsale notities ondergebracht in de achtste lade. Vermoedelijk is deze indeling op het huis Ter Does aangebracht, daar de ordenende hand veel weg heeft van die van Hendrika van der Does. In de richting van het slot Matenesse wijst dit alles niet.
Kisten en laden vermochten het verlies van stukken echter niet te stuiten. Boven memoreerde ik reeds de activiteiten van IJsbrand van Mérode. Na de dood van Johan van Matenesse, heer van Lisse, (XVIII) bleef een flink aantal stukken, dat aan de familie behoorde, in het huis Dever aldaar achter. Op hun beurt werden deze stukken verspreid over de papieren van de heerlijkheid Lisse ( Heerlijkheid Lisse, inv.nrs. 4, 5, 67, 71-74 en 80-91. ) , die afkomstig waren van de secretarie aldaar ( Inventarissen Rijksarchieven, III, 1930, p. 343. ) , het familiearchief Heereman van Zuydtwijck met enige stukken en het in 1964 door het Algemeen Rijksarchief aangekochte leenregister van Dever ( VROA, 1964, p. 44. ) , waaraan eveneens een paar stukken van de familie Van Matenesse toegevoegd was. Eveneens door onzorgvuldige boedelscheiding kwamen enige stukken van de familie Van Matenesse terecht in het archief van de familie Van Wassenaer van Rosande. ( Familie Van Wassenaer van Rosande, XVI-z. ) Deze zullen bij ongeluk zijn meegenomen door Jacob van Wassenaar, aan wie Gijsbert van Matenesse (XVI) zijn portret, bezet met diamanten, had vermaakt. Van archiefstukken was in het legaat geen sprake. Ik besluit deze betrekkelijk rustige periode van het archief met een charter van het jaar 1273 ( v.d. Bergh, OHZ., II, nr. 250. ) , dat omstreeks 1650 nog in het bezit van de heer Van Matenesse was. Meylink maakte tegen Van Doorn ( A.A.J. Meylink, Over een charter van graaf Floris V, 's-Gravenhage 1860, pp. 26-27; D. van Doorn, J.A. Jaeger, W.A.H. Crul en H.F. Wessels, Gedenkschrift uitgegeven ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van het hoogheemraadschap van Schieland, Rotterdam 1973, pp. 11-12. ) aannemelijk, dat het stuk niet bestemd was voor het hoogheemraadschap Schieland maar voor de baljuw, een voorouder van de heer Van Matenesse. Mij dunkt, dat het aan Dirk Bokel (XXIX) ( C. Hoek, De woning van heer Dirk van Hodenpijl te Overschie en de geslachten Van Rodenrijs, Van Matenesse, Uter Nesse, Van (der) Spangen, Van den Vene en Van (den) Dorp(e), in: "De Nederlandsche Leeuw", jrg. 82, 1965, kolom 33. ) gericht was. Hoe dit ook zij, thans is het charter verdwenen. Ik kom nu tot het laatste bedrijf van de familie en haar archief. Het begon in 1671, toen de laatste mannelijke vertegenwoordiger van het geslacht overleed. Enige erfgename was de minderjarige Florentina van Matenesse (XXVII), die in 1680 huwde met Johan van Hardenbroek. Een en ander had tot gevolg, dat curatoren voor de ganse nalatenschap in de hand moesten worden genomen. Als zodanig fungeerden mr. Maarten van der Goes (1609-1687), die reeds eerder zaken van de familie had waargenomen ( C.J. Gonnet, Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes (1659-1673), Amsterdam 1899, pp. XXII, passim. ) , en mr. Rem van Limborgh (1625-1685). Beide curatoren zagen zich genoodzaakt het bezit van de familie te verkopen om de schuldenlast van Florentina te delgen. Zo verkochten zij in 1688 het huis te Riviere met de heerlijkheid Matenesse aan de stad Schiedam, die bij de koop enige retroacta, waaronder de leenregisters, verkreeg. Deze handelwijze is vanuit archivistisch standpunt volkomen correct, wanneer een recht wordt overgedragen. In vele gevallen zullen de curatoren dan ook juist hebben gehandeld, al valt op de uitdeling van bijvoorbeeld de stukken der heerlijkheden Brakel en Opmeer wel het een en ander aan te merken. Heel wat van deze stukken bleven immers bij de curatoren achter. Het restant, dat eigendom van de familie behoorde te zijn, behielden zij zelf, een handelwijze die vanuit het archief sterk afgekeurd moest worden. Het archief van de familie Van Matenesse was zo in drie delen gesplitst. Ik behandel eerst de stukken, die mr. Maarten van der Goes onder zich hield. Zij bleven, bewaard in een kist, staan in zijn huis te Den Haag in de Molenstraat, welk huis gebruikt werd door de Haagse statie. De kist stond er nog, toen het huis eigendom was geworden van de parochie van St. Jacobus. In 1884 droeg pastoor Rioche de stukken met toestemming van zijn deken, mgr. Bottemanne, over aan de bisschop van Haarlem. Daar werden de charters - honderd zes en negentig in totaal - in 1895 geordend. ( P.N. van Doorninck, Inventaris van eene verzameling charters, betrekking hebbende op de geslachten Van der Does, Duvenvoorde, Mathenesse, enz., Haarlem 1895; zie ook: C. Hoek, Zegels in het gemeente-archief van Schiedam, in: "Ons Voorgeslacht", jrg. 17, 1962, pp. 169-178. ) Vervolgens werden de charters samen met enige pakketten losse stukken beschreven door Gonnet. ( . C.J. Gonnet, Familie-Archief van het geslacht van Matenesse, in: NAB., jrg. 8, 1899/1900, pp. 120-127. ) In 1916 stond mgr. A.J. Callier, bisschop van Haarlem, de charters af aan het Gemeentearchief van Schiedam. ( Verslag over den toestand van het Gemeente-Archief te Schiedam gedurende het jaar 1916, p. 8. ) De bisschop beloofde eventuele andere stukken na te zullen zenden en zo volgde na enige jaren nog een pakket. Bij nadere beschouwing bleken nog twee bundels te Haarlem achtergebleven te zijn. Zij werden daar omstreeks 1960 door P.M. Verhoofstad als "familiearchief Van Matenesse" beschreven. Maar ook de pastoor van de St. Jacobusparochie had niet alle stukken aan zijn bisschop gezonden. Bij de recente inventarisatie van het archief van de parochie kwamen twee charters en een pak stukken uit de voormalige kist van mr. Maarten van der Goes te voorschijn. Inmiddels had ook H.J.M. Lux, referendaris van het ministerie voor R.K. Eredienst een blik in de kist geworpen. Het resultaat, een charter van 1499, schonk hij vervolgens aan de bisschop van Haarlem. ( Bisdom Haarlem, Aanwinst nr. 103; hier inv.nr. 833. ) Tot nog toe was de verspreiding van het archief betrekkelijk overzichtelijk gebleven. De collectie van de tweede curator, mr. Rem van Limborgh, stelt ons daarentegen voor grote zo niet onoverkomelijke problemen. De stukken van de familie Van Matenesse erfden van hem op zijn neef mr. Frans van Limborgh, die een ervan aan Van Mieris toonde voor diens charterboek. ( F. van Mieris, Charterboek, dl. IV, Leiden 1756, p. 37; hier inv.nr. 1027. ) Frans van Limborgh liet de collectie na aan zijn kleinzoon mr. Martinus van der Craght, de derde in deze rij van bekende verzamelaars van historische stukken. Via verdere vererving kwam de verzameling in bezit van C.F. van Maanen (1769-1846). Onder mr. G.A.G. van Maanen, zoon van de laatste, moest de gehele verzameling geveild worden, wat van 1 tot 3 december 1862 bij de firma M. Nijhoff geschiedde. Kopers van stukken, afkomstig van de familie Van Matenesse, waren daar W. van Doorn, baron Van Heemstra, Van Maanen zelf, B. Moone, H.C. Rogge, M.J. Visser en de Rijksarchieven te Brussel en Den Haag. Voor de charters was niet veel belangstelling, aldus rijksarchivaris Bakhuizen van den Brink, die voor het Rijk kocht. ( R. Fruin, De gestie van dr. R.C. Bakhuizen van den Brink als archivaris des Rijks, 1854-1865, 's-Gravenhage 1926, pp. 200-201; archief van het Algemeen Rijksarchief, inv.nr. 29 nr. 168 d.d. 22-12-1862. ) Zij waren goed voor fl. 1,- of minder en daarom schafte hij er enkele aan met het oog op de zegels. ( Catalogus nrs. 1-9, 11-13, 15, 17-26, 28-30, 35-40 en 60. ) De andere nummers bevatten veel brieven, gericht aan Johan en Adriaan van Matenesse, die voornamelijk door de veilinghouder werden gekocht. Van de meer dan tweehonderd stuks zijn nog slechts vier teruggevonden. ( Catalogus nrs. 122 (Van der Poest Clement), 906 (Familie Van Wassenaer van Katwijk, nr. 494), 1076 (Hoge Raad van Adel), 1079 (Van der Poest Clement). ) De Rijksarchivaris van België kocht een brief van Champigny aan Johan van Matenesse ( Catalogus nr. 1425. ) , die in zijn depot thans met meer te vinden is. Naderhand doken stukken, behorend tot het archief van de familie Van Matenesse, op allerlei veilingen of verkopingen op. Wederom bij Nijhoff werden op 14 en 15 november 1864 de handschriften van A.A.J. Meylink geveild. De nummers 29, 36, 50, 51 en 84 kwamen via de boekhandelaar Van Doorn in handen van P.J. van Dijk van Matenesse en nummer 60 ging naar A. van der Poest Clement. De nummers 26, 71, 80, 83, 109, 367 en 368 kwamen aan onbekenden. Op een verkoping van de boekhandelaar C. van Doorn te Den Haag legde de heer C.J. Bogaert, gehuwd met A.M.E. van Adrichem, in 1866 de hand op vier stukken, afkomstig van de uitgestorven familie Van Adrichem. Het archief van deze familie was door huwelijk gekomen aan Matenesse. Ook op de auctie van J.A.A. Alberdingk Thijm (1820-1889), gehouden van 21 tot 25 april 1890 bij F. Muller, werden enige stukken, afkomstig van Matenesse, aangeboden. ( Catalogus nr. 2420. ) Zij werden voor zover bekend door het Rijksarchief in Noord-Holland verworven. ( Collectie Losse Aanwinsten, inv.nrs. 1000 en 1037. ) Tenslotte kwam een stuk, afkomstig van Matenesse, terecht in de collectie Beeldsnijder van Voshol. ( Aldaar nr. 22. ) Tot zover dit relaas over de verstrooiing van het archief door de handel. Maar ook het Rijksarchief te Den Haag droeg het zijne bij tot verdere verspreiding der stukken. Acht charters en een stuk werden daar in een voorlopige beschrijving gepresenteerd als het familiearchief Van Matenesse ofwel de charters huis te Riviere. De stukken van de aanverwante families Van Adrichem en Van Assendelft ( Auctie Van Limborgh nrs. 22-25, 29, 30, 35-37 en 39. ) werden daarnaast als een afzonderlijk bestand opgevoerd. Van zes nummers van de veiling van 1862 werd de herkomst van Matenesse niet opgemerkt. Zij werden in de Handschriftencollectie geplaatst. ( Auctie Van Limborgh, nrs. 1, 3, 6 (met foutieve datering), 19, 38 en 60, respectievelijk HS. nrs. 1265, 1269, 1270-1272 en 1268, ) Naderhand verkreeg het Algemeen Rijksarchief in 1920 van de executeur-testamentair van P.J. van Dijk van Matenesse de verzameling, die deze op veilingen had aangekocht. Hierin bevonden zich ook de stukken, die Van Dijk op de eerder genoemde auctie Meylink had verkregen. ( VROA., 1921, I, p. 269. ) De stukken, behorend tot de heerlijkheid Matenesse, bleven in 1920 in het bezit van de nazaten van Van Dijk, tot de gemeente Schiedam de inmiddels ledige heerlijkheid voor de som van ƒ 3000,- kocht van mevrouw Th.C. Cool-van Holthe te Wageningen. ( Verslag van het Gemeentearchief te Schiedam over het jaar 1963, p. 7. ) Naast de titel stelde Schiedam zich tevens in het bezit van het overgebleven archief van de heerlijkheid. Het waren acht en twintig charters en een pak. De akten van belening met het huis te Riviere had de weduwe Van Dijk van Matenesse samen met een ten onrechte afgegeven charter van 1595 reeds in 1908 aan de stad geschonken. ( Verslag omtrent de toestand van het Archief over 1908, p. 2. ) Ook het Algemeen Rijksarchief ging voort stukken Matenesse te verwerven, die ongetwijfeld afkomstig waren uit de auctie Van Limborgh van 1862. Zij werden onveranderlijk in de Handschriftencollectie ondergebracht. ( Aanwinsten, 1882, XII-4, VROA., 1892, p. 53, 1899, p. 68, 1901, p. 69, 1944, p. 26 en 1957, p. 34, (gekocht van M. Lampusiak), respectievelijk HS. 247/43, 420, 625, 695, 1232 en 1560 (vroeger auctie Van Limborgh, nr. 122); van de auctie op 12/13 april 1859 bij G.Th. Bom van handschriften uit de verzameling van C. van Alkemade, P. van der Schelling en M. van der Houve verwierf de verzamelaar Diederichs vijf stukken, afkomstig van Matenesse (UB. Amsterdam, collectie Diederichs, nrs. 2 Cd, 26 Ba, 26 G1, 26 H2 en 15 Am), en het Algemeen Rijksarchief twee (hier inv.nrs. 32 bis en 755). Deze stukken zullen Van Alkemade c.s. van hun relatie F. van Limborgh hebben gekregen. ) Stukken kunnen nog op allerlei aucties opduiken. Inderdaad veilde bijvoorbeeld Van Stockum van 5 tot 7 juni 1985 onder meer een brief aan Johan van Matenesse, die eerder in 1862 verkocht was. ( Catalogus nr. 1190, vroeger auctie Van Limborgh, nr. 940. ) Dit stuk verdween weer in particuliere hand. Thans rest de behandeling van het gedeelte van het archief Van Matenesse, dat in handen van de familie bleef. Het werd overgebracht naar het kasteel Hardenbroek en verbleef daar in alle rust tot het einde van de negentiende eeuw. Beroering is slechts bekend over een leenregister van Ulft over de jaren 1370 tot 1541, dat in 1834 in een kist op het kasteel werd aangetroffen. ( VROA., 1925, pp. 116-117 nr. 4. ) In 1852 werd het nog door De Geer genoemd ( Kroniek H.G., 1852, pp. 194-195 nr. 5. ) maar daarna verdween het van Hardenbroek. In 1925 verkreeg het Rijksarchief in Gelderland dit deel van het Staatsarchief te Dusseldorp. ( Zie noot 38. ) In 1892 was het met de rust gedaan. In dat jaar trof G.C.D. d'Aumale baron van Hardenbroek (1862-1934) de stukken in grote wanorde aan op het kasteel, dat hij zojuist had geërfd. Zijn mededeling wekt enige bevreemding want het omvangrijke archief van Hardenbroek was omstreeks 1850 getuige enige lijvige beschrijvingen in goede orde gebracht. Naderhand waren zij slechts door De Geer, Dodt van Flensburg en Rosenkrantz ( E. Rosenkrantz, Bijdragen tot de geschiedenis van Gelderland, in: Geldersche volksalmanak, 1899, pp. 27-29. ) voor wetenschappelijke doeleinden geraadpleegd. De baron wilde niet bij de pakken neerzitten. Eerst deed hij in 1895 een aantal alba amoricum van de familie Van Matenesse over aan zijn nicht I.T. barones van Hardenbroek (1871-1958). Door haar huwelijk kwamen de alba in het archief van het huis Waardenburg. ( RA. Arnhem, Huis Waardenburg, inv.nrs. 2118-2122; met begeleidende brief d.d. 11-4-1895 in inv.nr. 2120. ) Wat betreft de stukken, waarin de naam van zijn familie niet voorkwam, wendde baron Van Hardenbroek zich tot de Rijksarchivaris van Utrecht, mr. S. Muller Fz. Muller was geen vriend van familiearchieven. De inhoud van de hem toevertrouwde acht koffers van groot formaat werd door hem vluchtig en snel beschreven en vervolgens over het land verspreid. Omdat hij naar believen mocht vernietigen, zal de verdwijning van vele stukken, waaronder zelfs charters uit de dertiende eeuw, aan zijn dadendrang te danken zijn. ( De Booy, als noot 5, p. 284. ) De stukken van de familie Van Matenesse en aanverwanten gingen in 1897 naar de Hoge Raad van Adel. Het volgende jaar arriveerden daar ook stukken van Ulft ( VROA., 1897, p. 157 en 1898, pp. 315-316. ) , waarvoor het Rijksarchief in Gelderland geen belangstelling had. Stukken van Gijsbert, Karel en Wouter van Matenesse in hun diverse functies verrijkten het Algemeen Rijksarchief. ( VROA., 1897, pp. 34-36 nrs. 1-13 en nr. 21. ) Deze weinige stukken werden aldaar geklasseerd onder de weidse naam "familiearchief Van Matenesse", het zoveelste! Met het laatste nummer wist men echter geen raad, zodat het in de Handschriftencollectie verdween. Het Rijksarchief in Noord-Brabant werd door Muller verblijd met drie en dertig charters en vier stukken, afkomstig van de families Van Giessen en Van Goor. ( VROA., 1897, pp. 119-132. ) Het Rijksarchief in Groningen kreeg een huwelijksakte van Emerentiana Sonoy, die later echter overgedaan werd aan het Gemeentearchief ter plaatse. Het Gemeentearchief van Utrecht verwierf onder meer een plattegrond van het Wittevrouwenklooster en een toedeling van goed aan Karel van Matenesse, die geplaatst werd in het archief van het Apostelgasthuis, een andere gerechtigde. Voorts kreeg het Gemeentearchief van Rotterdam stukken betreffende de familie Bokel. ( Thans: Handschriften nr. 179 als ook: Stadsarchief, inv.nr. 1917. ) Tenslotte stuurde Muller een pakket transportakten, die hij aanvankelijk voor vernietiging had bestemd, aan de Algemene Rijksarchivaris Van Riemsdijk. ( De Booy, als noot 5, p. 285. ) Deze dankte hem daarvoor maar deelde zijn collega niet mee, dat hij de zending bij de collectie op de Hoge Raad van Adel had gevoegd. Waarschijnlijk dacht Van Riemsdijk, zelf bestuurslid van de Raad, het archief Van Matenesse toch niet meer voor zijn depot te kunnen verkrijgen. Baron Van Hardenbroek had het bestuur op zijn vraag dienaangaande immers te verstaan gegeven, dat de stukken uit zijn archief niet naar het Algemeen Rijksarchief mochten worden overgebracht. ( Hoge Raad van Adel, Notulen. ) Tijdens de opruiming had baron Van Hardenbroek toch archief Van Matenesse en verwanten over het hoofd gezien. Bij de ordening van het archief van het kasteel Hardenbroek kwamen zo negentien charters, een deel, een rol en ongeveer vijf en veertig stukken aan het licht. De verspreiding van het archief van de familie Van Matenesse, dat na al deze wederwaardigheden verdeeld was geraakt over meer dan twintig bekende archieven en collecties, was hiermee nog niet ten einde. Nu zou het gedeelte bij de Hoge Raad van Adel door tegenspoed worden getroffen. In 1902 vroeg en verkreeg de gemeentearchivaris van Rotterdam, J.H.W. Unger, vijftien charters en vijf stukken over de periode 1345 tot 1488. Hij wilde de teksten op het laatste moment gebruiken voor zijn regesten van Rotterdam. ( J.H.W. Unger, Regestenlijst voor Rotterdam en Schieland tot in Rotterdam 1907, nrs. 542, 569, 586, 711, 993, 1027, 1613, 1690, 1875 en 1894; de overige stukken waren van 1425 en later. ) Helaas overleed hij reeds in 1904 ( In memoriam Johan Hendrik Willem Unger, in: NAB., jrg. 13, 1904-1905, pp. 4-13. ) toen de stukken nog in Rotterdam waren. Zij zijn behoudens een uitzondering ( Inv.nr. 200. ) nooit teruggekeerd. Het laatste verlies werd jaren daarna geleden. Bij gelegenheid van zijn genealogische verhandeling over de familie Van Matenesse ( Zie noot 1. ) maakte W.A. Beelaerts van Blokland, toentertijd secretaris van de Hoge Raad van Adel, melding van een stamboom van de familie, die onder zijn bereik was. Het was hetzelfde handschrift als Van Gouthoeven eertijds ter inzage had gekregen. Beelaerts was de laatste, die het zou zien. Met de inventarisatie van het ondanks alle verliezen omvangrijke archief van de familie Van Matenesse werd in 1955 mejuffrouw S. van Zanten Jut ( Inv.nr. 1083. ) in het kader van haar werk bij de Hoge Raad van Adel belast. Zij ging uit van het aldaar aanwezige gedeelte en beschreef daarna de elders aanwezige stukken, die haar bekend waren. Bij haar vertrek in 1959 was het werk onvoltooid. In 1983 nam ondergetekende haar werk weer op. De inventaris werd van de gebruikelijke indeling ( J.C. Kort, Het archief van het huis Offem en de families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does, 1428-1937, 's-Gravenhage 1983, p. XVIII. ) voorzien en de sinds 1959 opgedoken stukken werden ingevoegd. Een en ander kwam tot stand in nauwe samenwerking met de secretaris van de Hoge Raad van Adel te 's-Gravenhage en het Gemeentearchief van Schiedam. Hoewel het in de bedoeling lag het gehele archief in een depot onder te brengen, kon dat in de praktijk geen doorgang vinden. Daarom werd achter de inventaris een lijst opgenomen, waarin de verdeling der stukken over respectievelijk het Algemeen Rijksarchief, het Gemeentearchief van Schiedam en de Hoge Raad van Adel is aangegeven.
Rest mij de aangename plicht allen te danken, die aan het welslagen van dit werk hebben bijgedragen. In het bijzonder noem ik mevrouw H.A. barones van Hardenbroek, de heer A.J.O. baron van Wassenaer, jonkheer H.A. van Adrichem Boogaert, het Rijksarchief in Noord-Brabant, de Gemeentearchieven van Groningen, Leiden en Rotterdam en het Archief van het Bisdom Haarlem, die zo bereidwillig waren stukken, afkomstig van de familie Van Matenesse, af te staan. Tenslotte was jonkheer H.P. van der Mieden zo vriendelijk de hem behorende stukken Van Matenesse ter inzage te geven.
Delen van het verspreide archief werden in verschillende perioden aangekocht; zie 'Geschiedenis van het archiefbeheer'.
Het archief is door aankoop verworven.
De verwerving van het archief
Het archief is door aankoop verworven.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Familiearchief Van Matenesse, nummer toegang 3.20.39, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Matenesse, van, 3.20.39, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Lijst van verkort aangehaalde werken
v.d. Bergh, OHZ., II
L .Ph .C. van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland , dl. II, Amsterdam en 's-Gravenhage 1873
Van Doorninck
P.N. van Doornink, Inventaris van eene verzameling charters, betrekking hebbende op de geslachten Van der Does, Duvenvoorde, Matenesse, enz. , Haarlem 1895
Dodt
J.J. Dodt van Flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen inzonderheid van Utrecht , dl. V, Utrecht 1846
De Geer
J.J. de Geer, Proeve eener geschiedenis van het geslacht en de goederen der heeren van Matenesse , in: Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht, derde deel, eerste stuk, 1850, pp. 44-129
Maris
A. Johanna Maris, Repertorium op de Stichtse leenprotocollen uit het landsheerlijke tijdvan I. De Nederstichtse leenacten (1394-1581) , 's-Gravenhage 1956
NAB
Nederlands Archievenblad
Unger
J.H.W. Unger, Regestenlijst voor Rotterdam en Schieland tot in 1425 , Rotterdam 1907
VROA
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven
Concordantie van de inventaris P.N. van Doorninck op de onderhavige
v.Doorninck inventaris
1 8
2 628
3 10
4 590
5 301
6 226
7 663
8 302
9 1131
10 1107
11 664
12 735
13 253
14 1099
15 228
16 655
17 728
18 205
19 736
20 725
21 12
22 833
23 300
24 1108
25 158
26 757
27 1181
28 758
29 935
30 13
31 254
32 255
33 769
34 256
35 765
36 603
37 233
38 742
39 874
40 1102
41 21
42 1117
43 271
44 706
45 1103
46 299
47 534
48 586
49 629
50 272
51 350
52 588
53 587
54 303
55 151
56 630
57 630
58 257
59 267
60 262
61 240, 241
62 268
63 267
64 836
65 265
66 610
67 621
68 644
69 1185
70 1186
71 604
72 1110
73 837
74 835
75 631
76 1186
77 766
78 Altena
79 632
80 703
81 750
82 1120
83 708
84 574
85 266
86 Altena
87 759
88 270
89 270
90 658
91 566
92 567
93 435
94 435
95 270
96 270
97 1188
98 Van der Goes
99 715
100 659
101 285
102 286
103 674
104 287
105 288
106 278
107 650
108 633
109 290
110 633
111 633
112 633
113 633
114 646
115 645
116 313
117 634
118 75
119 965
120 309
121 66
122 633
123 290
124 291
125 666
126 360
127 37
128 154
129 661
130 280
131 292
132 290
133 279
134 67
135 310
136 635
137 760
138 656
139 649
140 1193
141 622
142 733
143 753
144 1058
145 295
146 69
147 673
148 751
149 55
150 70
151 1057
152 573
153 107
154 68
155 1086
156 936
157 636
158 87
159 667
160 647
161 107
162 106
163 108
164 770
165 771
166 109
167 109
168 645
169 81
v.Doorninckinventaris

Archiefbestanddelen