Terug naar zoekresultaten

2.04.74 Inventaris van het archief van het Bureau Opbouwdienst en het Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (BANAD), 1940-1947 (1968) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.04.74
Inventaris van het archief van het Bureau Opbouwdienst en het Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (BANAD), 1940-1947 (1968) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

30-09-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2000 cc0
( Geanonimiseerde versie. )

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) c.a.
Afwikkeling Ned. Arbeidsdienst

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1940-1968

Archiefbloknummer

B25050

Omvang

857 inventarisnummer(s); 16,80 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Opbouwdienst (1940-1941) Afwikkelingsbureau Opbouwdienst (1941-1945) Nederlandse Arbeidsdienst (1940-1944) Arbeidsdienst voor Meisjes (1941-1944) Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (1945-1947)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief betreft betreft voornamelijk het financiële beheer en de financiële en personele afwikkeling van de Nederlandse Arbeidsdienst en van de Opbouwdienst. In mindere mate 'persoonlijke' en 'geheime' archieven (meestal in de vorm van registers) van commandanten en artsen in de districten en korpsen. Archief over de uitvoering van werken op de 'objecten' ontbreekt geheel.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
OPBOUWDIENST (OD)
Voorgeschiedenis en oprichting
Na de capitulatie werd een mogelijkheid gezocht om de militairen van het Nederlandse leger ergens onder te brengen, omdat er vanwege de heersende werkloosheid voor hen geen civiele bestemming te vinden was. Op 27 juni 1940 berichtte de Telegraaf over de richtlijnen van de Duitse commissaris voor de demobilisatie van het Nederlandse leger: 'De Opbouwdienst is geen blijvende ondersteuning, doch een voorziening voor een overgangstijd. Hij is ook geen arbeidsdienst, zoals die in Duitsland voor de jeugd bestaat. Hij is veeleer een niet-militaire instelling van de Nederlandse staat en is bestemd om de rest van de Nederlandse weermacht naar de burgermaatschappij over te brengen, om de werkloze soldaat te helpen zijn krachten aan de wederopbouw van zijn land te wijden...'. De OD werd verplicht gesteld voor alle dienstplichtige onderofficieren en manschappen die zich bij de oprichting nog in het leger bevonden of die, reeds daaruit ontslagen, na 15 mei 1940 nog geen werk hadden gevonden.
De OD werd ingesteld bij Verordening nr. 71-1940 van de 'Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied'. Als datum van oprichting gold 15 juli 1940 en in verband daarmede werd het bestaan van het oude Nederlandse leger geacht te zijn beëindigd op 14 juli 1940. De Rijkscommissaris gaf zich zelf het recht, de leider van de OD en het Hoofd van de administratie te benoemen. Vastgesteld werd, dat de OD ressorteerde onder het departement van Algemene Zaken, terwijl aan de secretaris-generaal van dit departement de bevoegdheid werd gegeven uitvoeringsbepalingen samen te stellen. Deze werden vastgelegd in een verordening van bedoelde secretaris-generaal d.d. 16 augustus 1940. Ook deze verordening trad, met terugwerkende kracht, op 15 juli in werking.
Organisatie
De OD bestond uit een staf, vier districtstaven, korpsen (bataljons), afdelingen (compagnieën), groepen (secties) en ploegen. In totaal telde de OD in de vier districten ongeveer 75 korpsen van ieder 800 man. Voor hen gold de normale krijgstucht, met enerzijds een aantal beperkingen en anderzijds een aanvulling met nieuwe voorschriften. Naast de reguliere districten en korpsen functioneerden nog kaderscholen, opleidingskampen, een Detachement Opsporingsdienst Delfstoffen (DOD), een Vaartuigendepot, een Paardendepot, een Centraal Sportopleidingsinstituut, een Groep Autovervoer, een Centrale Herstelwerkplaats en de Magazijnen I t/m IV. De OD werd bestemd voor werkzaamheden bij de wederopbouw, voor ontginning, wegenaanleg en draineringswerkzaamheden. Aangezien de leiding van de OD niet onmiddellijk alle mannen aan het werk kon zetten werd, om het ledig rondlopen tegen te gaan, een praktisch dienstschema in gebruik genomen. Dit schema bevatte diensten ter bevordering van orde, tucht, discipline, sport en zang onder de manschappen.
Ontbinding OD
Reeds in de zomer van 1940 was de Duitse bezetter van plan een arbeidsdienst in te stellen naar het voorbeeld van zijn eigen Reichsarbeitsdienst (RAD). Daartoe installeerde hij te Den Haag een groep hoge officieren van de RAD onder leiding van Generalarbeitsführer Bethmann. Deze liet op 2 oktober een officiële mededeling uitgaan, dat alle manschappen ouder dan 25 jaar en alle onderofficieren ouder dan 35 jaar werden ontslagen. Ruim de helft van de ontslagenen werd ondergebracht bij de luchtbescherming, terwijl ongeveer 1500 onderofficieren werden geplaatst bij de brandweer en de politie. Pogingen werden ondernomen om het resterende personeel bij de Organisation Todt onder eigen leiding in te schakelen. Het resterende deel, ongeveer 3.000 kaderleden en 17.000 manschappen, werd gereorganiseerd in 18 korpsen ter sterkte van elk ruim 1000 man, verdeeld over vier districten. De gereorganiseerde OD moest een blauwdruk vormen voor de nog op te richten Nederlandse Arbeidsdienst (NAD). Het kader en de kern van vast personeel zou met de commandant van de OD majoor J.N. Breunese overgaan naar de NAD. Een tweede reorganisatie van de OD werd aangekondigd bij brief van de commandant OD van 17 februari 1941 aan de commandant van het 4e District. De OD zou verder worden afgeslankt tot een District OD met 10 reguliere korpsen. Het Technisch Korps (7e Korps) bleef gehandhaafd, maar er werden daarnaast 9 nieuwe korpsen gevormd uit de 'oude' 18 korpsen.
Tenslotte werd de OD bij Verordening nr. 99 van de rijkscommissaris Seyss-Inquart (Verordeningenblad nr. 23/1941) per 26 mei 1941 officieel ontbonden. De feitelijke overgang van taken, personeel en eigendommen van de OD naar de Nederlandse Arbeidsdienst en het Afwikkelingsbureau Opbouwdienst (AO) vond echter al grotendeels eerder plaats. Wat de bepaling van de koers van de OD betreft, is de conclusie dat de OD zo niet onder Duits bevel dan wel onder toenemende controle van de Duitse bezetter heeft gestaan.
AFWIKKELINGSBUREAU OPBOUWDIENST (AO)
De (voornamelijk financiële) afwikkeling van de OD werd vanaf maart 1941 behartigd door het Bureau Arbeidsdienst, vanaf juni 1942 Bureau Afwikkeling Opbouwdienst van het Ministerie van Algemene Zaken in Den Haag. In oktober 1944 verhuisde het van Den Haag naar Apeldoorn. Als uitvoerende instanties fungeerden vanaf april 1941 het Afwikkelingsbureau Opbouwdienst (AO) in Velp en, op lager niveau, de AO's bij de 4 Districten en de 10 korpsen van de Nederlandse Arbeidsdienst. Eind 1945 werd het AO via het Militair Gezag bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken ondergebracht en wel bij het Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (BANAD).
NEDERLANDSE ARBEIDSDIENST (NAD)
Voorbereidende activiteit
Op 2 december 1940 werd door de commandant van de OD een schrijven gezonden aan alle burgemeesters, waarin deze mededeelde, dat onder zijn leiding, in overleg met de bevoegde Nederlandse en Duitse instanties, voorbereidingen werden getroffen om te geraken tot de uitvoering van een besluit tot oprichting van een Nederlandse Arbeidsdienst.
De opleiding van de eerste 170 kaderleden van de NAD begon midden december 1940 op een kaderschool te Nunspeet, die later met drie andere kaderkampen werd aangevuld. Eind januari 1941 werden de eerste opleidingen beëindigd.
Verordening Arbeidsdienst
Op 23 mei 1941 werd een "Arbeidsdienst-Verordening" van Seyss-Inquart gepubliceerd (Verordeningenblad 23/1941). Hierin werd de positie van de NAD definitief geregeld. De verordening kreeg terugwerkende kracht tot 1 januari 1941.
Volgens artikel 2 van de verordening ressorteerde de NAD onder de secretaris-generaal van het Departement van Algemene Zaken aan wie de commandant van de NAD rechtstreeks ondergeschikt was. De commandant werd belast met het bevel, de bepaling van de organisatie en de regeling van de aanwending van de arbeidskrachten, alsmede met de opleiding en de opvoeding.
De diensttijd in de NAD (arbeidsdienstplicht) moest men tussen het 18e en 25e jaar gedurende 6 maanden vervullen. Als vrijwilliger kon men al met 17 jaar dienst doen.
Uitgesloten van de dienst in de NAD werden veroordeelden, alsmede die Nederlanders die volgens de desbetreffende bepaling van de bezetter als jood werden aangemerkt.
Indeling
De NAD had een staf, oorspronkelijk gevestig in Den Haag en later verhuisd naar Doorn (La Forêt). De dienst was ingedeeld in korpsen en afdelingen. Een afdeling was gelegerd in een kamp en omvatte 100 tot 150 man.
Uit het aantal rangen bleek de sterk hiërarchische inslag: opperkader (de commandant als generaal-arbeidsleider), hoger kader (opperarbeidsleider, hoofdarbeidsleider en arbeidsleider), middenkader (hopman, onderhopman en aspiranthopman) en lager kader (hoofdopzichter, opzichter en onderopzichter). Niet-kaderleden waren werkmeester, voorman of arbeidsman.
Omvang
Op 4 juni 1941 werd door de secretaris-generaal van het Departement van Algemene Zaken bepaald, dat tot januari 1942 de NAD ten hoogste uit 15.000 mannen en de Arbeidsdienst voor Meisjes ten hoogste uit 600 meisjes zou bestaan. Het aantal leden heeft echter door gebrek aan kampruimte een totaal van 10.000 nauwelijks overschreden.
Werkzaamheden en diensten
De algemene diensten in de NAD bestonden uit excercitie (met de schop als hulpmiddel), lichamelijke oefening, zang en vorming. Deze vorming droeg een semi-politiek karakter. De eigenlijke arbeidsdiensten bestonden uit ontginningswerk, aanleg van sloten en paden, medewerking aan droogleggingen en ruilverkaveling en incidentele oogsthulp.
Arbeidsdienst en politiek
In het begin leek de NAD onder de 'neutrale' majoor Breunese betrekkelijk onschuldig. Toch was een van de doelstellingen de nationaal-socialistische vorming van de jeugd naar voorbeeld van de Duitse Reichsarbeitsdienst.
In augustus 1941 werd Breunese vervangen door de Nazigezinde luitenant-kolonel De Bock. Geleidelijk nam het aantal NSB'ers en Germaanse SS'ers in de dienst toe, mede onder invloed van de chef-staf, de NSB'er Almenkinders. Van juni-oktober 1942 en juli-oktober 1943 verbleven 2 Oostcompagnieën van vrijwilligers uit de NAD voor wegenaanleg, bosontginning en afwateringswerkzaamheden in Rusland en Polen. In 1944 zou die 'Oostvaart' een meer militair karakter krijgen. Radiopraatjes van het hoofd van het Arbeidsdienstbureau van de NSB Meuldijk culmineerden in de uitspraken van 1 april 1943: 'Onder politiek onderricht verstaan we in de NAD het onderricht, dat onze jongens bekend maakt met de ideologie, dit is met de ideeën van het nationaal-socialisme' en op 4 april 1943 zei hij: 'De NAD is de instelling die het nationaal-socialisme van de daad in zijn vaandel voert'. Vanaf november 1943 verliet 25% van de kaderleden de dienst, voornamelijk omdat zij de verplichte Hitlergroet weigerden te brengen. De NAD werd steeds meer ingezet bij militairwerk zoals de aanleg van vliegvelden. Na de aanstelling in september 1944 van een Duitse staf onder Bethmann deed de NAD zelfs praktisch niet anders meer.
Ontbinding NAD
Bij KB van 12 september 1944 (Stb. E 95) hief de Nederlandse overheid de NAD op en kregen haar leden ontslag. De Duitsers antwoordden daarop, door in het nog niet bevrijde deel van Nederland, de gehele NAD onder de bevelen van de Duitse Rijksarbeidsdienst te brengen. De staf werd naar Assen verplaatst.
In dit laatste stadium werden alle nog overgebleven leden van de NAD zoveel mogelijk tewerkgesteld bij de aanleg van verschansingen in Drenthe, Groningen en Friesland. De toenemende hongersnood in westelijk Nederland, was tot februari 1945, voor vele jongeren in de grote steden aanleiding, zich alsnog aan te melden voor vrijwillige dienst in de NAD.
In april 1945 werden alle nog in dienst zijnde arbeidsdienstleden bijeen gebracht in Delfzijl en daar onder bewaking van de SD en Weermacht in Rijnaken geladen, om naar Duitsland te worden overgebracht. Hier was uitsluitend nog sprake van absolute dwang en intimidatie met revolvers en andere vuurwapens. In Aurich beleefde het grootste deel van deze jongens de bevrijding.
Najaar 1945 werd de NAD definitief en in haar geheel opgeheven.
ARBEIDSDIENST VOOR MEISJES (ADM)
Bij besluit van de secretaris-generaal van Algemene Zaken van 7 juni 1941 werd de ADM tot afdeling benoemd van de NAD. Door aparte vestiging van kampen, benoeming van kader en vaststelling van rangen vormde het ADM toch een afzonderlijke eenheid. De 'arbeidsmeisjes' dienden een half jaar. In oktober 1941 waren er naast een staf te Scheveningen (later in Doorn) en een leidstersschool te Wassenaar 7 kampen met 200 meisjes. In juli 1943 waren er 17 kampen met nog geen 1000 meisjes. Elk kamp werd geleid door stafleden van het midden- en lager kader: de kampleidster, geassisteerd door een algemeen helpster, een of meer huishoudelijk helpsters en beheersters. Bij besluit van 22 juli 1942 van de secretaris-generaal van Algemene Zaken werden de rangen binnen de ADM nader vastgesteld: hoofdleidster, stafleidster en arbeidsleidster (hoger kader), hopvrouw en aspirant-hopvrouw (middenkader) en hoofdkernleidster (lager kader). Geen rang hadden de kernleidsters en arbeidsmeisjes.
De werkzaamheden van de ADM waren, voor zover intern, hoofdzakelijk van huishoudelijke aard. Sport, spel en vorming behoorden daar ook toe. Optredende naar buiten, verrichtten de meisjes oogstwerkzaamheden en verleenden zij huishoudelijke hulp aan gezinnen in de omgeving van hun "tehuis".
De volgens artikel 1 van de Arbeidsdienstverordening bestaande dienstverplichting voor alle meisjes is nooit door een praktische oproeping gevolgd. In tegenstelling tot de mannelijke afdelingen, behoorden de leden van de ADM veelal wel tot uitgesproken politieke groeperingen. Het vormingselement was hier dan ook sterker aanwezig.
De opheffing van de ADM geschiedde tegelijk met die van de NAD, n.l. bij het al genoemde KB van 12 september 1944.
BUREAU AFWIKKELING NEDERLANDSE ARBEIDSDIENST (BANAD)
Het Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (BANAD) werd op 27 juni 1945 door de minister van Binnenlandse Zaken ingesteld. Het nam geleidelijk de zaken betreffende de liquidatie van de NAD over van Sectie I (Binnenlands Bestuur) van het Militair Gezag. Het betrof voornamelijk het regelen van de bestemming en invordering van opbrengsten wegens de verkoop van kampen en andere roerende en onroerende goederen van de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD), alsmede de afhandeling van vorderingen en schulden van en aan voormalig NAD- personeel. Het BANAD werd als zelfstandige eenheid per 1 januari 1947 opgeheven en kwam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken achtereenvolgens onder de Afdelingen Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit (ASC), Comptabiliteit en Algemene Zaken (CAZ), Organisatie en Comptabiliteit (O&C), Organisatie en Administratieve Zaken (OAZ) en Financiële en Administratieve Zaken (FAZ). Behalve bovengenoemde taken was het BANAD belast met het beheer van goederen van de Arbeidsdienst voor Meisjes (ADM) en de Nederlandse Hulpdienst. Tenslotte was er nog de Afdeling Politieke Documentatie van het BANAD die de Adviescommissie voor de Zuivering van het Personeel van de Voormalige NAD assisteerde bij de zuivering van oud-personeelsleden van deze organisatie.
Overzicht wettelijke regelingen
  • Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende den Nederlandschen Opbouwdienst; VB 71/1940
  • Vierde verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende bijzondere maatregelen op administratiefrechtelijk gebied (benoeming Commandant OD); VB 108/1940
  • Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, houdende wijziging van de verordening no. 71/1940 betreffende den Nederlandschen Opbouwdienst; VB 233/1940
  • Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende de ontbinding van den Nederlandschen Opbouwdienst; VB 99/1941
  • Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende den Nederlandschen Arbeidsdienst; VB 97/1941
  • Besluit Opheffing Nederlandse Arbeidsdienst d.d. 12 september 1944; Stbl. E 95
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bureau- en afdelingsarchief van de Ministeries van Algemene en Binnenlandse Zaken is gedeeltelijk vermengd geraakt met stukken van de lagere instanties in de districten. Doordat geen tussentijdse inventarisatie en overdracht van archief heeft plaatsgehad, is veel van de oorspronkelijke archieven verspreid geraakt.
Een deel van de persoonsdossiers en persoonsgerichte stukken is door de Adviescommissie voor de Zuivering van het Personeel van de Voormalige Nederlandse Arbeidsdienst gebruikt voor haar werkzaamheden. Deze dossiers en stukken hebben de functie gekregen van retroacta bij het archief van de Adviescommissie.
Hoewel de Arbeidsdienst voor Meisjes (ADM) onderdeel was van de Nederlandse Arbeidsdienst is er bij de bewerking van de archieven van de NAD en het BANAD slechts 0,2 meter van aangetroffen.
De vier betrokken archieven zijn op 20 maart 1997 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het archievendepot van het Ministerie van Justitie verplaatst en daarna aan de CAS ter bewerking aangeboden.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De archiefgedeelten in deze toegang betreffen voornamelijk het financiële beheer en de financiële en personele afwikkeling van zaken. In mindere mate 'persoonlijke' en 'geheime' archieven (meestal in de vorm van registers) van commandanten en artsen in de districten en korpsen. Archief over de uitvoering van werken op de 'objecten' ontbreekt geheel.
Selectie en vernietiging
Er werden bij de bewerking door de CAS, behalve de dubbelen, geen stukken vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Van de 19 meter aangeleverd archief is na comprimering en verwijdering van dubbelen en vreemd archief 16,8 meter overgebleven. De bewerking was intensief vanwege de ingewikkeldheid van de organisatie-structuur van de archiefvormende instanties en de opeenvolging van reorganisaties, waardoor archiefvermenging en -verbrokkeling was opgetreden. Ook is bij de bewerking veel tijd besteed aan een consequente ordening op naam of chronologie. Bij de benoeming en ordening van de korpsen konden reorganisaties en verdere gegevens niet altijd worden gereconstrueerd. Daarom is de oorspronkelijke nummeraanduiding van de korpsen aangehouden als uitgangspunt voor de ordening. Zo zijn stukken van het 10e Korps (ook al hebben er achtereenvolgens misschien meerdere 10e Korpsen bestaan, verschillend in vestigingsplaats, functie, samenstelling of taak) chronologisch bij elkaar opgeborgen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A). Beperking openbaarheid geldt niet als dossier onderzoeker zelf betreft, als persoon is overleden, als er toestemming tot inzage is, als er in het dossier geen namen van nog levende personen voorkomen.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Bureau Afwikkeling Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) c.a., nummer toegang 2.04.74, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Afwikkeling Ned. Arbeidsdienst, 2.04.74, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De vier betrokken archieven, samen 19 meter, vormen helaas maar een klein gedeelte van de oorspronkelijk gevormde. Daarnaast bevinden zich nog archiefbescheiden van de in deze inventaris opgenomen archiefvormers bij het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Voor een overzicht zie de bijlage bij deze inventaris.
Publicaties Bolhuis, mr. J.J. van, e.a. Onderdrukking en verzet. deel III: Opbouwdienst en Arbeidsdienst, blz. 462-469. Status en werkzaamheden van organisaties en instellingen uit de tijd der Duitse bezetting van Nederland, samengesteld ten behoeve van de bijzondere rechtspleging Amsterdam , 1947 blz. 47-61. Afwikkelingsbureau Militair Gezag Overzicht van de werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de bijzondere Staat van Beleg van 14 september 1944 tot 4 maart 1946 , blz. 126-129. Beishuizen, drs. Jan en Evert Werkman. De magere jaren. Leiden, 1968. blz. 122-125. Bock, J.L. de. 'Ick Dien'. Het boek van den Arbeidsdienst Den Haag, 1942. Jong, dr. L. de. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog , deel 4; blz. 618-626 Opbouwdienst, deel 5; blz. 116-120 Arbeidsdienst, deel 6; blz. 476-491 Arbeidsdienst, deel 10a; blz. 199-201 Arbeidsdienst. Kaam, B.v. Opstand der gezagsgetrouwen. Wageningen, 1966. blz. 146-148 Schermerhorn, prof. ir. W. De Nederlandsche Unie en haar driemanschap. Schiedam, 1946. blz. 40 en 60.

Archiefbestanddelen