Terug naar zoekresultaten

2.06.060 Inventaris van het archief van de Commissie voor de Nederlands - Zuid-Afrikaanse Handel, 1908-1941

Het archief bevat stukken over de bevordering van de handel tussen Nederland en Zuid-Afrika door middel van het verstrekken van handelsinlichtingen, het organiseren van tentoonstellingen en het instandhouden van monsterkamers.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.060
Inventaris van het archief van de Commissie voor de Nederlands - Zuid-Afrikaanse Handel, 1908-1941

Auteur

M.Baertl

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1994 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Commissie voor de Nederlands - Zuid-Afrikaanse Handel
Cie. Ned. - Zuid-Afrikaanse Handel

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1906-1941

Archiefbloknummer

E20227

Omvang

; 254 inventarisnummer(s) 7,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Commissie tot het houden van een Tentoonstelling van Zuid-Afrikaanse producten in Amsterdam Commissie voor de Nederlands-Zuid-Afrikaanse Handel, , 1907-1908, , 1908-1941

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken over de bevordering van de handel tussen Nederland en Zuid-Afrika door middel van het verstrekken van handelsinlichtingen, het organiseren van tentoonstellingen en het instandhouden van monsterkamers.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902) eindigde met de Vrede van Vereeniging. Bij deze Vrede werd bepaald dat Transvaal en Oranje-Vrijstaat Britse kolonies zouden worden. In 1910 sloten Transvaal, Oranje Vrijstaat, de Kaapkolonie en Natal een politieke Unie binnen het Britse Gemenebest. De beide laatstgenoemde staten waren al sinds 1806 Britse kolonies. Op de "Imperiale Conferentie" van 1926 werd de politieke onafhankelijkheid van de Unie van Zuid-Afrika erkend. De Engelse koning was Staatshoofd van de Unie; hij liet zich als zodanig vertegenwoordigen door een Gouverneur-Generaal. Deze toestand duurde tot de uitroeping van de Republiek van Zuid-Afrika en het daarop volgende uittreden uit de Britse Gemenebest in 1961.
Na de Boerenoorlog vond een geleidelijk economisch herstel van Zuid-Afrika plaats. Het aan delfstoffen en andere producten rijke land stond spoedig weer in de belangstelling.
Ter stimulering van de Zuid-Afrikaanse export werd in 1906 door de regeringen van de Kaapkolonie, Transvaal, Oranje-Rivier Kolonie, Natal en Rhodesië een comité opgericht dat tot taak kreeg een tentoonstelling van Zuid-Afrikaanse producten in Londen te organiseren. Deze tentoonstelling had van 23 februari tot 16 maart 1907 aldaar plaats.
Reeds in augustus 1906 werden door de Nederlandse minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, mr. J.D. Veegens, stappen ondernomen om de tentoonstelling vanuit Londen naar Nederland te doen overbrengen. Het doel was uiteraard de Nederlands-Zuid-Afrikaanse handelsbetrekkingen, die door de Boerenoorlog verbroken waren, te herstellen. Als resultaat van dit ministeriële initiatief werd in december 1906 een voorlopig comité gevormd, bestaande uit een aantal zakenlieden onder voorzitterschap van de heer O. Kamerlingh Onnes, directeur van het Bureau voor Handelsinlichtingen te Amsterdam.
Dit voorlopig Comité, aangevuld met een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering, voerde in 1907 besprekingen met leden van het Uitvoerend Comité van de tentoonstelling te Londen. Op 23 januari 1907 werd tussen de beide comités een overeenkomst gesloten waarbij de overbrenging naar Nederland van de tentoongestelde goederen werd geregeld. Hierbij werd tevens bepaald dat de tentoonstelling in Amsterdam zou worden gehouden, de kosten van overbrenging volledig voor Nederlandse rekening zouden zijn en de Nederlandse commissie, die overbrenging en organisatie van de tentoonstelling zou regelen een officiële status zou krijgen. Minister Veegens was bereid een subsidie van fl.1500 te verlenen terwijl de rest van het benodigde kapitaal door het bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam werd bijeengebracht.
Aan het, door het Engelse uitvoerend comité, geuite verlangen de Nederlandse commissie een officiële status te verlenen werd door minister Veegens eveneens voldaan: bij Koninklijk Besluit van 20 februari 1907, nr. 76, werd de "Commissie tot het houden eener tentoonstelling van Zuid-Afrikaansche producten in Amsterdam" opgericht, bestaande uit negentien leden, onder voorzitterschap van jhr. mr. C.J. den Tex (overleden 5 april 1907) De opening van de tentoonstelling, gehouden in de concertzaal van Artis van 25 maart tot 10 april 1907, werd verricht door minister Veegens. De tentoonstelling, die druk werd bezocht, kreeg op 4 april 1907 bezoek van de Koningin-Moeder.
Tijdens de afwikkeling van de tentoonstelling opperden enkele commissieleden het denkbeeld de werkzaamheden een permanent karakter te geven en haar de bevordering van de handel tussen Nederland en Zuid-Afrika tot taak te geven. Minister Veegens stond sympathiek tegenover dit denkbeeld, maar wilde eerst nader overleg over de taakomschrijving en de financiën van de commissie. Nadat over die twee punten overeenstemming was bereikt werd bij Koninklijk Besluit van 8 januari 1908, nr. 6, de commissie voor de tentoonstelling van Zuid-Afrikaanse producten te Amsterdam opgeheven en de "Commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen Handel", ingesteld bestaande uit vier leden, onder voorzitterschap van F.C. Stoop.
In het uit negen artikelen bestaande reglement van de Commissie, werd in artikel 1 de taak van de commissie omschreven: "De Commissie heeft tot taak de bevordering van de ontwikkeling der handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika, met name door het voorbereiden en het houden van tentoonstellingen en door het verstrekken van voorlichting met betrekking tot den afzet van Zuid-Afrikaansche producten in Nederland en van Nederlandsche producten in Zuid-Afrika". Betreffende de financiën van de commissie werd in artikel 8 het volgende bepaald: "De Commissie is bevoegd voor in haar taak begrepen doeleinden bijdragen, van anderen, dan van den Staat der Nederlanden, in ontvangst te nemen en deze gelden te beheeren".
De activiteiten van de nieuwe commissie waren de eerste jaren zeer beperkt, vooral doordat de commissie geringe financiële middelen ter beschikking werden gesteld. De werkzaamheden hadden aanvankelijk een meer onderzoekend en adviserend karakter en richtten zich vooral op vergroting van de invoer van Zuid-Afrikaanse producten in Nederland, zoals vruchten, wol, mais en huiden. Geleidelijk echter zette de commissie zich steeds meer in voor de bevordering van de uitvoer van producten van de Nederlandse industrie naar Zuid-Afrika. Door laatstgenoemde activiteit kwam de commissie in aanraking met de Nederlandse Kamers van Koophandel en -Monsterkamers te Johannesburg en Pretoria, die hetzelfde doel nastreefden. Er ontwikkelde zich daartoe een samenwerkingsverband tussen de commissie en de Kamers. Nadat op initiatief van de commissie in 1918 in Kaapstad een Nederlandse Monsterkamer was opgericht werd in 1919 een overeenkomst gesloten tussen de Nederlandse Kamers van Koophandel in Johannesburg en Pretoria en de Nederlandse Monsterkamer in Kaapstad, betreffende de onderlinge samenwerking en de verdeling van de contributies van de leden der kamers.
De situatie werd nu als volgt: de Commissie trad op als vertegenwoordiger in Nederland van het verband "De Nederlandsche Kamers van Koophandel en Monsterkamers in Zuid-Afrika" en in de contributies van de in Nederland gevestigde leden der Kamers, evenals de subsidies van de Nederlandse regering voor het werk van de Kamers; de commissie maakte deze bedragen naar de Kamers in Zuid-Afrika over. Het Consulaat-Generaal der Nederlanden te Pretoria (in 1930 verheven tot Gezantschap) werd ook bij de samenwerking betrokken aangezien de Consul-Generaal veelal optrad als voorzitter van de vergaderingen van het verbond van Nederlandse Kamers van Koophandel en Monsterkamers in Zuid-Afrika. Het Consulaat-Generaal verleende, in samenwerking met de Nederlandse consulaten in Zuid-Afrika, ook bemiddeling bij de deelneming van Nederlandse ondernemingen aan openbare aanbestedingen van de Zuid-Afrikaanse overheidsdiensten en -bedrijven, een werk dat vooral in de dertiger jaren sterk toenam. In verband daarmee werd per 15 januari 1932 bij het Gezantschap te Pretoria een Agent der Commissie benoemd, speciaal belast met de behandeling van de openbare aanbestedingen en de coördinatie van de voorlichting aan de Nederlandse ondernemingen. Deze agent werd benoemd door de Commissie maar werkte onder toezicht van de Nederlandse gezant en werd door de Nederlandse regering bezoldigd. De agent nam een deel van de werkzaamheden, die voordien door de Gezant werden verricht, over. In het archief is deze overgang goed merkbaar. Deze situatie duurde tot 1934.
Door de slechte economische situatie waren de financiële middelen zowel van de Commissie als van de Kamers in Zuid-Afrika sterk teruggelopen. Hierdoor was men genoodzaakt over te gaan tot een reorganisatie van de handelsvoorlichtingsdienst m.b.t. Zuid-Afrika. Hierbij kreeg de Commissie tevens de gelegenheid om de handelsvoorlichtingsdienst doelmatiger in te richten; iets waarnaar men al jaren uitzag. Deze maatregel was noodzakelijk geworden, omdat teveel instanties (Agent, gezant, Kamer van Koophandel, consulaten) in Zuid-Afrika zich met handelsvoorlichting bezig hielden.
In samenwerking met het Ministerie van economische zaken werd een plan uitgewerkt, dat voorzag in de samensmelting van de werkzaamheden m.b.t. de handelsbemiddeling van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Johannesburg en het Handelsbureau voor Nederland en Koloniën te Kaapstad. Er kwam één Handelsagentschap voor Nederland te Johannesburg; de Kamers in Johannesburg en Kaapstad bleven wel bestaan, maar kregen slechts een adviserende taak. Het agentschap van de commissie te Pretoria werd opgeheven. Vanaf 1935 was de Handelsagent voor Nederland te Johannesburg de voornaamste contactpersoon van de commissie in Zuid-Afrika. Alle correspondentie liep via hem.
Deze situatie duurde tot de Duitse inval in Nederland in mei 1940; kort daarvoor, per 1 april 1940, was de Handelsagent voor Nederland benoemd tot handelsattaché‚ bij het Nederlandse Gezantschap te Pretoria, met standplaats Johannesburg.
Hoewel de commissie volgens haar reglement niet tot taak had de regering te adviseren betreffende de Nederlandse handelspolitiek t.o.v. Zuid-Afrika werd zij toch betrokken bijvoorbeeld bij onderhandelingen over een handelsverdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika in 1928 en 1935. Bij de herziening van het reglement in 1937 werd deze beperkte adviserende taak alsnog omschreven in artikel 3: "Behoudens dat de Commissie den Directeur van de Handelsaccoorden op zijn verzoek van advies dient in aangelegenheden van handelspolitieken aard, behooren bemoeienissen van handelspolitieken aard niet tot hare werkzaamheden".
Met de uitbreiding van haar werkzaamheden op het gebied van de handelsbemiddeling namen ook de financiële middelen van de commissie toe. De jaarlijkse subsidie van de regering werd geregeld verhoogd. Verder ontving de commissie subsidies van enkele verenigingen zoals de Vereniging Zuid-Afrika Stichting Moederland en de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeniging, beiden te Amsterdam, van enkele ondernemingen en van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland. Ook het aantal leden van de commissie nam geleidelijk toe. Bij de oprichting bestond de commissie uit vijf leden; bij de opheffing in 1941 was dit aantal verdubbeld.
Door de inval van de Duitse troepen in Nederland in mei 1940 en de daaropvolgende Duitse bezetting werden alle contacten tussen Nederland en Zuid-Afrika verbroken. De activiteiten van de commissie kwamen derhalve geheel tot stilstand. Zij hield zich alleen nog bezig met het verzamelen van gegevens betreffende Zuid-Afrika.
Toen de commissie in de herfst van 1941 aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Nederland alsmede aan het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart wederom om subsidie voor haar werk verzocht, trok dit de aandacht van de Duitse autoriteiten. Deze stelden vast, dat door de oorlogstoestand de handel tussen Nederland en Zuid-Afrika stil was komen te liggen en dat de commissie derhalve geen taak meer had. Zowel de Nederlandse autoriteiten als de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland kregen de opdracht geen subsidies meer aan de commissie te verlenen. Voorts wensten de Duitsers, dat de commissie zo spoedig mogelijk zou worden opgeheven.
Deze wensen van de bezetter werden stipt uitgevoerd. Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van 30 december 1941, nr. 66079 werd de "Commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen Handel", met ingang van 1 januari 1942 opgeheven.
Samenstelling van de Commissie tot het houden eener tentoonstelling van Zuid-Afrikaansche producten in Amsterdam (1907-1908)
  • jhr.mr. C.J. den Tex, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, te Amsterdam
  • F.C. Stoop (ondervoorzitter), voorzitter van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • H. van den Bergh (ondervoorzitter), lid van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • K.F. van den Berg, directeur van de Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika te Amsterdam
  • G.S. de Clercq, algemeen secretaris van de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem
  • J. Swaagman Darwen, ondervoorzitter van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • E. van Essen, lid van de Raad van Bestuur van de Transvaalsche Bank en Handelsvereeniging te Amsterdam
  • dr. M. Greshoff, directeur van het Koloniaal Museum van de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem
  • E. Heldring, directeur van de Koninklijke Stoomboot Maatschappij te Amsterdam
  • H.J. Knottenbelt Azn., lid van de firma A. Knottenbelt & Co. te Rotterdam
  • A.G. Kröller, lid van de firma Wm.H. Mller & Co. te 's-Gravenhage
  • J.A. Laan, lid van de firma Bloemendaal en Laan te Wormerveer
  • B. Nierstrasz, directeur van de Hollandsche Stoomboot Maatschappij te Amsterdam
  • S.G. van Os, lid van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • H.C. Rehbock, lid van de firma Hofmann Schöffer & Co. te Amsterdam
  • dr. J.J.L. van Rijn, lid van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • G. Rozenraad, lid van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • S. Sijmons, lid van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
  • mr. W. Roosegaarde Bisschop, secretaris van de Nederlandse kamer van Koophandel te Londen
  • mr. H.C. Obreen, advocaat en procureur te Heemstede
Samenstelling van de Commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen Handel (1908-1941)
Datum Gebeurtenis
1908-1914 F.C. Stoop (1854-1933), voorzitter van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
1914-1929 jhr.ir. H. Loudon (1860-1941), directeur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië te 's-Gravenhage
1929-1934 K.F. van den Berg (1873-1948), directeur van de Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika, directeur van de Javasche Bank te Amsterdam (lid van de Commissie: 1908-1913, 1927-1929; penningmeester: 1908-1912)
1935-1941 ir. J.P. Delprat (1882-1956), directeur van de Vereenigde Javasche Houthandel Maatschappij te Amsterdam (lid van de Commissie: 1931-1934)
Datum Gebeurtenis
1908-1935 mr. H.C. Obreen (1874-1941), secretaris van de Commissie voor de Handelspolitiek te 's-Gravenhage (lid van de Commissie: 1908-1935)
1928-1934 mr. M.J.H. de Bruyn van Melis- en Mariekerke (1891-1964) als adjunct-secretaris van de commissie, later referendaris bij het Kabinet van de Koningin en secretaris van de Hoge Raad van Adel
1935-1941 ir. C.B.J. Walland (1877-1967), voordien hoofdadministrateur van de Verenigde Bosch-Exploitatie Maatschappijen in Nederlandsch-Indië
1908-1941 mr. W. Roosegaarde Bisschop (1866-1944) als secretaris in Londen, secretaris van de Nederlandse Kamer van Koophandel te Londen
Datum Gebeurtenis
1908-1912 K.F. van den Berg (1873-1948), zie boven
1912-1920 mr H. Cosman (1862-1921), directeur van de Transvaalsche Bank- en Handelsvereeniging v/h Baerveldt en Heyblom te Amsterdam (lid van de Commissie: 1910-1920)
1920-1930 dr. H. van Beeck Vollenhoven (1877-1943), secretaris van de Transvaalsche Bank- en Handelsvereniging te Amsterdam (plaatsvervangend lid van de Commissie: 1916-1920; lid van de Commissie: 1920-1941)
Datum Gebeurtenis
1908-1921 O. Kamerlingh Onnes (1861-1935), directeur van het Bureau voor Handelsinlichtingen te Amsterdam
1908-1913, 1927-1929 K.F. van den Berg (1873-1948), zie boven
1908-1935 mr. H.C. Obreen (1874-1941), zie boven
1910-1920 mr. H. Cosman (1862-1921), zie boven
1913-1916 H.J. Meerkamp van Embden (1848-1916), lid van de firma P. Meerkamp van Embden en Zoon, makelaars te Rotterdam
1913-1928 mr. E.J. Everwijn Lange (1864-1928), directeur van de Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika te Amsterdam
1914-1921 E. Bruchner (1853-1921), secretaris-penningmeester van de Vereeniging Zuid-Afrika Stichting Moederland te Amsterdam
1916-1941 dr. H. van Beeck Vollenhoven (1877-1943), zie boven (plaatsvervangend lid van de Commissie: 1916-1920)
1917-1920 H.J. Knottenbelt Azn. (1873-1934), agent van de Nederlandsche Handel Maatschappij te Rotterdam
1919-1941 J.D.D. Pruissen (1880-1959), directeur van de Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika te Amsterdam
1920-1941 mr. W.C. Mees (1882-1970), secretaris van het College van Curatoren en van de Raad van Beheer van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam en lid van het hoofdbestuur van de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeniging
1921-1936 prof.dr. J.W. Pont (1863-1939), voorzitter van de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeniging en secretaris van de Vereeniging Zuid-Afrika Stichting Moederland te Amsterdam (plaatsvervangend lid van de Commissie: 1921-1936)
1921-1929 jhr.ir. J.A. van Kretschmar van Veen (1857-1931), voorzitter van de Vereeniging Zuid-Afrika Stichting Moederland te Amsterdam
1929-1941 jhr.ir. C.L.C. van Kretschmar van Veen (1891-1967), werkzaam bij de Hollandsche Aanneming Maatschappij te 's-Gravenhage
1923-1934 H.A. van IJsselsteyn (1860-1941), oud-minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
1931-1934 mr.dr. L.F.H. Regout (1891-1966), industrieel, voorzitter van de Mijnraad
1931-1935 ir. J.P. Delprat (1882-1956), zie boven
1935-1941 P. Dijkstra (1890-1957), directeur van de Directie- en Agentuurmaatschappij "Holland-Afrika-Lijn" N.V. te Amsterdam
1938-1941 ir. M.H. Damme (1880-1961), directeur van de N.V. "Werkspoor" te Amsterdam
1938-1941 J.W.B. Everts (1885-1960), directeur van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij te Amsterdam
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de opheffing van de commissie in 1941 werd het archief (waartoe ook het archief van de tentoonstellingscommissie van 1907 behoorde) in de archiefbewaarplaats van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart geplaatst. In 1967 is het door de rechtsopvolger, het Ministerie van Economische Zaken, overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De correspondentie betreft hoofdzakelijk de volgende onderwerpen:
  1. Verstrekken van handelsinlichtingen door de Commissie op aanvraag van Nederlandse en Zuid-Afrikaanse ondernemingen en personen, over afzetmogelijkheden van verschillende producten in Zuid-Afrika resp. Nederland.
  2. Bevorderen van tentoonstellingen in Nederland en Zuid-Afrika.
  3. Het oprichten en instandhouden van monsterkamers in Zuid-Afrika.
  4. Bemiddelen bij aanbestedingen van Zuid-Afrikaanse overheidsdiensten en -bedrijven, sinds 1932, ten behoeve van Nederlandse ondernemingen.
  5. Mededelen en publiceren van informatie betreffende de economische situatie in Zuid-Afrika, en handelend over oogstopbrengst, staatsbegroting, werkeloosheid, industriële ontwikkeling.
  6. Bemoeiingen van de Commissie om voor Nederlandse producten bezwarende invoerbepalingen (invoerrechten) in Zuid-Afrika te doen opheffen dan wel verlichten.
  7. Bemiddeling van de Commissie bij de inning van contributies van Nederlandse leden van de Nederlandse Kamers van Koophandel in Zuid-Afrika, tot april 1935.
Selectie en vernietiging
Het archief was oorspronkelijk geborgen in 132 archiefdozen. In het hulpdepot te Schaarsbergen heeft men een magazijnlijst van het archief gemaakt aan de hand waarvan gedeelten zijn vernietigd. Deze vernietiging geschiedde op grond van de machtiging van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, mede namens diens ambtgenoot van het ministerie van Economische Zaken, d.d. 17 november 1971, nr. MMA/Ar 163.199II. Het betreft hier:
  • 51 dozen, bevattende "algemene correspondentie met Nederlandse ondernemingen, instellingen en particulieren betreffende handelsinlichtingen over 1933-1940".
  • 1 doos, bevattende "rekening en verantwoording van de commissie over 1939-1940".
  • 2 dozen, bevattende tijdschriften over 1930-1940.
  • 3 dozen, bevattende een klapper op de in de correspondentie voorkomende namen.
Tijdens de inventarisatie is nog een grote hoeveelheid dubbelen uit het archief verwijderd.
Ordening van het archief
In het archief van de Tentoonstellingscommissie (1907-1908) werd generlei teken van een "oude orde" aangetroffen.
In het archief van de commissie zijn de stukken in hoofdzaak in chronologische series geordend. Aanvankelijk werden nagenoeg alle ingekomen- als minuten van uitgaande stukken tot één serie geordend, in volgorde van ontvangst, resp. van verzending: de minuten van uitgaande stukken werden dus niet gevoegd bij de bijbehorende ingekomen stukken. Na enkele jaren ging men de correspondentie met de Consul-Generaal te Pretoria, de Nederlandse Kamer van Koophandel en de Nederlandse Consuls in Zuid-Afrika tot afzonderlijke series ordenen. De ingekomen en minuten van uitgaande stukken werden toen ook spoedig gescheiden en eveneens tot aparte series geordend. Hetzelfde deed men later met de correspondentie met de Gezant, de Agent van de commissie en de Handelsagent.
Deze correspondentie betrof alle zaken. In 1932 werd de correspondentie in tweeën gesplitst; de stukken betreffende handelsinlichtingen en aanbestedingen werden tot afzonderlijke serie geordend, terwijl men de overige zaken in de algemene serie bewaarde.
Toen in later jaren, vooral vanaf 1930, de werkzaamheden m.b.t. de handelsbemiddeling toenamen en dientengevolge ook de correspondentie toenam, kreeg men de behoefte om stukken betreffende bepaalde kwesties die telkens weer ter sprake kwamen (bijvoorbeeld de antidumpingsrechten) apart bij elkaar te bewaren. Het is niet gebleken dat men bij deze "rubriekvorming" een bepaald systeem volgde: de criteria voor het opbergen van de stukken in één van de chronologische series correspondentie, dan wel in een bundel op onderwerp, zijn niet duidelijk.
In het archief van de Commissie voor de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Handel komen de eerste genummerde stukken voor in 1913; alle ingekomen - en alle minuten van uitgaande stukken werden voorzien van een doorlopende volgnummering, in volgorde van hun ontvangst respectievelijk van hun verzending, voorafgegaan door een "N". Zij werden geordend tot één serie. Op 1 januari van elk jaar begon men opnieuw met nummer: "N 1".
Tussen 1914 en 1923 - de precieze datum is wegens het ontbreken van stukken niet meer na te gaan - heeft men de "N" vervangen door "A.Z." (=Algemene Zaken), waarbij het systeem van nummering onveranderd bleef. Aanvankelijk ordende men de briefwisseling met alle correspondenten tot één chronologische serie. Geleidelijk ging men echter de briefwisseling met sommige correspondenten in aparte series onderbrengen.
De briefwisseling met de Nederlandse Kamer van Koophandel in Zuid-Afrika werd per kamer geordend; ook de correspondentie met de Consul-Generaal (later: Gezant) der Nederlanden te Pretoria werd in een afzonderlijke serie ondergebracht.
Tot 1928 hield men ook voor deze series de "AZ" nummering aan. In 1928 splitste men de series correspondentie met de Kamer van Koophandel in een serie met "A.Z." nummering en een serie met "Inl."-nummering ("Inl." = Inlichtingen). In deze laatste serie plaatste men de stukken die handelsbemiddeling tussen Nederland en Zuid-Afrikaanse ondernemingen of handelsinlichtingen betroffen. Het systeem van nummering der stukken bleef hetzelfde; men had nu echter twee series met elk een eigen nummer. Op 1 januari van elk jaar begon men weer met "A.Z. 1" en met "Inl." 1. Bij de briefwisseling met de Kamer van Koophandel te Kaapstad plaatste men achter het nummer bovendien nog een "K".
In de briefwisseling met de Consul-Generaal/Gezant voerde men deze splitsing pas in 1932 in. Tot dat jaar gebruikte men alleen de "A.Z."-nummering.
Op 1 januari 1932 werd de briefwisseling met de Gezant gesplitst in een serie met "A.Z." nummering en een serie met "Inl."-nummering. De stukken betreffende: Aanbestedingen, Handelsbemiddeling en Handelsinlichtingen werden ondergebracht in de serie met "Inl."- nummering. Vanaf maart 1932 werden de drie bovengenoemde onderwerpen niet meer door de Gezant, maar door de pas benoemde agent van de Commissie te Pretoria behandeld. De overige onderwerpen bleven in de serie met "A.Z."-nummering. Beide series werden nader onderverdeeld: In de serie met "A.Z."-nummering werden de ingekomen stukken en de minuten van uitgaande stukken voorzien van een volgnummer in volgorde van hun ontvangst respectievelijk van hun verzending voorafgegaan door "A.Z.". Bij de minuten van uitgaande stukken echter, werd weer een splitsing toegepast tussen minuten van uitgaande stukken aan de Gezant en aan de Agent van de Commissie. Bij de minuten van uitgaande stukken echter, werd weer een splitsing toegepast tussen minuten van uitgaande stukken aan de Gezant en aan de Agent van de Commissie. Bij de minuten van uitgaande stukken aan de Gezant zette men achter "A.Z." nog een ander volgnummer voorafgegaan door "G.P." (= Gezantschap Pretoria). Deze minuten zijn dus genummerd: "A.Z..../G.P....".
Hetzelfde deed men met de minuten van uitgaande stukken aan de Agent van de commissie. Hier plaatste men voor het tweede volgnummer de afkorting "A.C.P." (= Agent van de Commissie te Pretoria). In de serie met "Inl."-nummering paste men eenzelfde systeem van nummering en eenzelfde onderverdeling van de minuten van uitgaande stukken toe. Bij de ingekomen stukken liet men de afkorting "Inl.", voor het volgnummer vaak weg.
Dit systeem van nummering werd in 1935, met het optreden van de Handelsagent voor Nederland te Johannesburg, vervangen. Men keerde weer terug tot het systeem waarbij de ingekomen en minuten van uitgaande stukken genummerd werden in volgorde van hun ontvangst respectievelijk van hun verzending waarbij weer één serie nummers werd aangehouden. Op 1 januari van elk jaar begon men met nummer "1".
Men moet, gezien de ingewikkelde systemen van nummering van de stukken, welhaast concluderen, dat het secretariaat van de commissie agenda's van ingekomen en uitgaande moet hebben bijgehouden; deze zijn echter niet in het archief aangetroffen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissie voor de Nederlands - Zuid-Afrikaanse Handel, nummer toegang 2.06.060, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cie. Ned. - Zuid-Afrikaanse Handel, 2.06.060, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen