Terug naar zoekresultaten

2.15.14 Inventaris van het archief van het Ministerie van Sociale Zaken: Kabinet van de Minister: Koninklijke Onderscheidingen, (1914) 1920-1940

Het deelarchief van het Kabinet van de Minister bestaat uit persoonsgewijs geordende dossiers in verband met de toekenning van Nederlandse en buitenlandse koninklijke onderscheidingen in de periode 1920-1940. Tevens is er een kleine reeks m.b.t. afwijzingen.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.15.14
Inventaris van het archief van het Ministerie van Sociale Zaken: Kabinet van de Minister: Koninklijke Onderscheidingen, (1914) 1920-1940

Auteur

J.Th. Janssen

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Sociale Zaken: Koninklijke Onderscheidingen
SZ / Koninklijke Onderscheidingen

Periodisering

archiefvorming: 1920-1940
oudste stuk - jongste stuk: 1914-1940

Archiefbloknummer

S28514

Omvang

; 570 inventarisnummer(s) 5,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Sociale Zaken / Kabinet van de Minister

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het deelarchief van het Kabinet van de Minister bestaat uit persoonsgewijs geordende dossiers in verband met de toekenning van Nederlandse en buitenlandse koninklijke onderscheidingen in de periode 1920-1940. Tevens is er een kleine reeks m.b.t. afwijzingen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Bij K.B. van 25 september 1918 werd ingesteld het Ministerie van Arbeid. De minister, die dit Ministerie zou gaan beheren, werd mr. P.J.M. Aalberse, lid van de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Secretaris-Generaal werd mr. dr. A.L. Scholtens.
Bij beschikking van de Minister van Arbeid van 3 januari 1919 worden de werkzaamheden van het Departement van Arbeid verricht door:
  • Afdeeling Algemeen Secretariaat, verdeeld in de Onderafdeelingen
    1. Kabinet van den Minister;
    2. Algemeene Zaken;
    3. Secretarie en Expeditie;
  • Afdelingen Arbeid;
  • Arbeidersverzekering;
  • Volksgezondheid;
  • Werkloosheidsverzekering;
  • Arbeidsbemiddeling;
  • Comptabiliteit
De werkzaamheden van de Afdeling Algemeen Secretariaat werden als volgt omschreven:
  • Algemeen Secretariaat
  • Kabinet van den Minister
  • Ontvangst der ingekomen stukken en verzending naar de afdeelingen
  • Zaken van geheimen aard
  • Geheim archief
Er werd nog niet gerept van Koninklijke Onderscheidingen. Immers, pas in 1920 schreef Minister-President Jhr. mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck aan alle Ministers:
"Ingevolge bespreking in de Commissie uit den Ministerraad heb ik de eer Uwe Excellentie mede te deelen dat op 31 Augustus a.s. op zeer beperkte schaal onderscheidingen zullen worden toegekend. De onderscheidingen moeten beperkt blijven tot hen die op erkenning van werkelijke verdiensten aanspraak kunnen maken. In het algemeen moeten buiten beschouwing blijven personen die hoofdzakelijk slechts op langdurige werkzaamheid kunnen wijzen. Uwe Excellentie gelieve na te gaan welke personen, voor zoo veel haar Departement betreft, voor eene onderscheiding in aanmerking zouden komen. Autoriteiten zouden daarbij echter niet moeten worden geraadpleegd.
Dit schrijven ware als van zeer vertrouwelijke aard te beschouwen." ( Zie inv.nr. 544. )
En zo kwam het uitreiken van Koninklijke Onderscheidingen, tijdens de Eerste Wereldoorlog zeer beperkt, aarzelend weer op gang. De behandeling ervan werd opgedragen aan het Kabinet van de Minister.
Bij K.B. van 26 augustus 1920 no. 68 werden 2 personen benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw; 3 tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en 6 tot Ridder in die Orde. Verder werden er ere-medailles, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau uitgereikt en wel 1 gouden, 33 zilveren en 103 bronzen. Maar soms moest je er wel heel veel voor doen! Wat te denken van een 97-jarige dienstbode, die 75 jaar haar werk had gedaan en voor haar zwoegen werd geëerd met de zilveren ere-medaille?
Maar zo bescheiden in aantal bleef het niet. Op 6 mei 1921 schreef de Minister-President Ruys de Beerenbrouck aan alle Ministers: "Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te deelen, dat de Ministerraad besloten heeft, om, gelijk vóór den oorlog, door de verschillende autoriteiten wederom voordrachten te doen indienen, bevattende de namen van hen, die volgens hun oordeel in aanmerking komen voor eene Koninklijke onderscheiding ter gelegenheid van Harer Majesteits verjaardag. Intusschen is het bedoeling van den Ministerraad, dat het getal onderscheidingen minder groot zij dan zulks vóór 1914 het geval was. Ik verzoek U de betreffende autoriteiten, ressorterende onder Uwer Excellentie's Departement in dien zin te willen aanschrijven." ( Zie inv.nr. 544. ) In 1921 werden bij K.B. van 27 augustus no. 53, vier personen benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, 6 tot Officier en 19 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en werden toegekend 1 gouden ere-medaille, 43 zilveren en 107 bronzen, waarbij het aantal medailles ongeveer gelijk gebleven was, vergeleken met het jaar daarvoor, maar het aantal hoge onderscheidingen verdubbeld, bij de Ridders O.-N. zelfs meer dan verdrievoudigd. ( Zie inv.nr. 14. ) Daarom schreef Minister Ruys de Beerenbrouck op 21 augustus 1922 aan zijn collega van Arbeid: "...... breng ik onder de aandacht van Uwe Excellentie dat over de volgende jaarperiode (toekenning op 31 Augustus a.s. en daarna tot en met 30 Augustus 1923) in het algemeen geen hooger aantal ridderorden en medailles mag worden toegekend dan de helft van hetgeen toegekend is in de periode 31 Augustus 1921 tot en met 30 Augustus 1922. Die helft bedraagt voor Uw Departement: 19 (32) ridderorden en 122 (162) medailles. De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven de aantallen aan voor zooveel betreft de toekenning op 31 Augustus a.s.
Uwe Excellentie ziet dat uw Departement bij de toekenning op 31 Augustus a.s. reeds boven de gestelde limiet gaat, zoodat toekenning in het verdere gedeelte der bedoelde periode in het algemeen niet zal kunnen volgen."
Het bleek waar te zijn wat het hoofd van de Afd. Algemeen Secretariaat, H. Schol jr. schreef in een nota aan "Den Heer Minister ......Het groote aantal der inkomende verzoeken om toekenning eener Eere-medaille bewijst m.i. ondubbelzinnig, dat deze in de kringen, waarvoor zij bestemd is, op zeer hoogen prijs wordt gesteld."
Hij bepleitte verder het toekennen van medailles: ".......hoe vaak komt het niet voor, dat zij in de plaats treden van een geldelijke belooning? Ik moge verwijzen naar de decoratie van Haastert. Het ridderkruis O.-N. (kostprijs bruto F 8,75) verving in dit geval een belooning van F 1000,--....."
In de brief van Minister Aalberse van 15 september 1922 aan de Minister-President nam deze de argumenten van zijn ambtenaar over. Door middel van allerlei berekeningen kwam hij tot de slotsom, dat de gulden, die betaald moest worden als zegelrecht door de begiftigde, zuiver winst was! ( Zie inv.nr. 544. )
Minister Aalberse wilde niet aan een vast aantal uit te reiken decoraties gebonden zijn; hij wenste vóór alles grote soepelheid. Herhaaldelijk zou later blijken, dat het aantal aan de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid toegewezen, uit te reiken onderscheidingen te laag was, waardoor steeds moest worden aangedrongen op vergroting van het rantsoen.
Een en ander geeft aanleiding om eens na te gaan, hoe de procedure is bij het verlenen van een onderscheiding.
Stel: iemand wil een medewerker, collega of ondergeschikte best voorzien van een lint(je). Hij kan dan een request sturen naar de Koningin, naar een Minister of de Burgemeester. Laten we aannemen dat het verzoek gericht wordt aan de Koningin (zoals in het onderhavige archief vaak voorkomt). Het Kabinet van de Koningin stuurt het ter behandeling door aan de Minister, waaronder de te decoreren persoon ambtshalve ressorteert. Als de Minister, of vaker: eerst zijn ambtenaren, wel termen aanwezig acht, vraagt hij advies aan de Commissaris van de Koningin. Deze vraagt op zijn beurt advies aan de Burgemeester van de plaats van inwoning van de decorandus. De Burgemeester kan bij zijn onderzoek de politie inschakelen. Hij stuurt zijn bevindingen met zijn advies terug naar de Commissaris van de Koningin; deze voegt zijn advies erbij en deze adviezen, de zogenaamde ambtsberichten, gaan terug naar de Minister. Deze voegt zijn advies er ook bij en het voorstel gaat nu naar de Decoratie-commissie: dit is een commissie, die door de Ministerraad uit haar midden is samengesteld. Bij de Kanselier der Nederlandse Orden wordt geinformeerd of de decorandus reeds eerder werd onderscheiden en zo ja, waarmee. Als aan alle eisen en voorwaarden is voldaan, stuurt de Decoratie-commissie het door haar beoordeelde voorstel terug naar de Minister, die dan de voordracht opmaakt voor H.M. de Koningin. Die verleent dan bij Koninklijk Besluit de bepaalde rang in een van de Orden.
De gehele procedure behoort voor de betrokkene geheim te blijven, zodat de verrassing voor hem of haar het grootst is. Wordt het voorstel tijdens de procedure om de een of andere reden afgewezen, dan verneemt hij of zij hier óók niets van. Van de Kanselarij ontvangt de gedecoreerde een uittreksel uit het Koninklijk Besluit en het Ridderdiploma c.q. de Oorkonde, tenminste: als er geen verzoek komt van een autoriteit om de gedecoreerde mededeling te doen van zijn of haar onderscheiding en de versierselen ervan uit te reiken.
De onderscheidingen worden verleend bij algemene gelegenheid: de verjaardag van H.M. de Koningin, (in de onderhavige periode dus Koningin Wilhelmina), of tussentijds bij bijzondere gelegenheid: een jubileum, het neerleggen van een bepaalde functie etc., hoewel er in de nota-wisseling vaak de nadruk op gelegd wordt, dat de bijzondere gelegenheid alléén nooit reden kan zijn om iemand te decoreren; men moet méér gepresteerd hebben dan het normale, althans voor benoeming in een ridderlijke graad. Vooral de Directeur-Generaal, Hoofd van de Afdeling Volksgezondheid Mr. L. Lietaert Peerbolte, was hier zeer fel op, soms in niet mis te verstane bewoordingen.
Maar: standsverschil moet er ziin!
Er werd bijvoorbeeld heftig gediscussieerd over de graad van de decoratie. Krijgt een vroedvrouw de gouden eremedaille of wordt zij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau? ( Zie bv. inv.nr. 167. ) Dezelfde vraag gold voor procuratie-houders. ( Zie inv.nr. 77; 198. ) Hierbij kwam het voor, dat een gedecoreerde min of meer beledigd de toegekende gouden eremedaille terugstuurde! ( Zie inv.nrs. 142 en 549; 220, 232, 532. )
Ook over de vraag, of een dienstbode-alleen aangemerkt kon worden als hoofd van de huishouding (en dan de zilveren eremedaille in plaats van de bronzen kon krijgen) werd zwaar gedelibereerd.
De decoraties, die in dit archief aan de orde komen zijn de twee zogenaamde Burgerlijke Orden, te weten:
  1. de Orde van de Nederlandse Leeuw, ingesteld bij Wet van 29 september 1915, nr. 49. Deze Orde bestaat uit drie klassen:
    1. Ridders der 1e klasse (Grootkruisen);
    2. Ridders der 2e klasse (Commandeurs);
    3. Ridders der 3e klasse (Ridders).
  2. de Orde van Oranje-Nassau, ingesteld bij Wet van 4 april 1892, nr. 55. Deze orde bestaat uit vijf klassen:
    1. Ridders der 1e klasse (Grootkruisen);
    2. Ridders der 2e klasse (Grootofficieren);
    3. Ridders der 3e klasse (Commandeurs);
    4. Ridders der 4e klasse (Officieren);
    5. Ridders der 5e klasse (Ridders).
Bij bevorderingen lopen deze Orden dikwijls door elkaar: de volgorde wordt dan van "laag" naar "hoog":
  • Ridder in de Orde van Oranje-Nassau,
  • Officier in de Orde van Oranje-Nassau,
  • Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw,
  • Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau,
  • Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau,
  • Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw,
  • Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau,
  • Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
De Orde van Oranje-Nassau kent ook nog eremedailles in goud, zilver en brons, die voornamelijk worden toegekend wegens langdurige, trouwe dienst en wel aan personen, werkzaam bij ondernemingen of bij zelfstandige patroons. Ook huispersoneel komt voor de medailles in aanmerking. De regeling, die in de loop der jaren ontstaan is, schrijft voor, dat men minstens 35 jaar bij één familie in dienst moet zijn geweest; of bij een onafgebroken diensttijd van 35 jaar, daarvan de laatste 25 jaar bij één familie.
Het ontstaan van deze regeling is in het archief te volgen. ( Zie inv.nr. 544. )
Aan de Orde van de Nederlandse Leeuw is verder nog verbonden de Medaille van Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, waaraan een toelage verbonden is. Voordrachten en toekenningen zijn in de inventaris opgenomen. Na deze, voor begrip van het archief, min of meer noodzakelijke zijsprong op decoratie-technisch gebied, vervolgen we de geschiedenis van het archiefvormend orgaan.
In 1923 werd ingesteld het Ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid onder minister mr. P.J.M. Aalberse, (tot 4 augustus 1925).
Achtereenvolgens werd dit Ministerie verder beheerd door mr. D.A.P.N. Koolen, (van 4 augustus 1925 tot 8 maart 1926, 1e Ministerie Colijn);
prof. dr. J.R. Slotemaker de Bruïne, (van 8 maart 1926 tot 10 augustus 1929, 1e Ministerie de Geer);
mr. T.J. Verschuur, (van 10 augustus 1929 tot 8 juni 1931,3e Ministerie Ruys de Beerenbrouck).
In 1931 werd het Ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid omgezet in het Ministerie van Economische Zaken en Arbeid onder Minister T.J. Verschuur en in 1933 bij K.B. van 8 juni 1933, Stb. nr. 311, in werking tredend met ingang van 12 juni 1933, werd opgericht het Ministerie van Sociale Zaken, met als Minister Prof. Dr. J.R. Slotemaker de Bruïne, (van 26 mei 1933 tot 31 juli 1935, 2e Ministerie Colijn). De afdelingen van het voormalige Ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid gingen over naar het nieuwe Ministerie en de afdelingen "Algemene Dienst" en "Werkverschaffing en Steunverlening" kwamen er bij. De volgende Minister werd Mr. M. Slingenberg, (van 31 juli 1935 tot 24 juli 1937, 3e Ministerie Colijn). Daarna kwam Prof. Mr. C.P.M. Romme, (van 24 juni 1937 tot 25 juli 1939, 4e Ministerie Colijn).
Na het 5e Ministerie Colijn (25 juli 1939 tot 10 augustus 1939), waarin als Minister van Sociale Zaken optrad Ir. M.H. Damme, werd Dr. J. van den Tempel in het 2e Ministerie de Geer (vanaf 10 augustus 1939) de laatste Minister, wiens handtekening onder decoratie-voordrachten aan H.M. de Koningin in dit archief voorkomt.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief, zoals het aanwezig was in het depot van het Centraal Historisch Archief van het Ministerie van Sociale Zaken, omvatte 140 dozen met stukken betreffende Koninklijke Onderscheidingen en 4 dozen met stukken betreffende Buitenlandse Onderscheidingen. De Koninklijke Onderscheidingen waren chronologisch gerangschikt in jaren. Iedere jaargang bestond uit dozen "Afzonderlijke Gevallen" en "Algemene Gelegenheid" (31 augustus, of in één geval 31 december). De inhoud bestond uit "bundeltjes" stukken (dossiers). Ieder dossier bestond uit één K.B. met bijbehorende stukken.
Ieder dossier was gerangschikt van binnen naar buiten, waarbij de eerste stukken in het midden zaten en de laatste stukken aan de buitenzijde.
De vier archiefdozen met Buitenlandse Onderscheidingen waren gerangschikt in alfabetische volgorde, verdeeld in twee groepen.
De materiële toestand van het archief was goed te noemen; belangrijke hiaten zijn niet geconstateerd.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Dit archief kan voor genealogen interessant zijn. Immers: in de ambtsberichten komen dikwijls gegevens voor, die aanknopingspunten bevatten voor nadere studie van een persoon. Ook is het natuurlijk waard om te weten, dat een voorouder of familielid een koninklijke onderscheiding heeft gekregen en waarvoor. Bij deze studie kan de index op persoonsnamen goede diensten bewijzen, (blz. 120)
Ook kan het archief aanvulling leveren op bedrijfsarchieven, voor de studie waarvan belangstelling is ontstaan. Zo vindt men in de inventaris klinkende namen uit het bedrijfsleven van het tijdperk tussen de twee wereldoorlogen. Vele van deze bedrijven zijn inmiddels gefuseerd, opgeheven of van naam veranderd. Het archief heeft echter geen ingang op de functies van de gedecoreerden. Enkele voorbeelden mogen hier niettemin volgen:
  • F.A.L. van den Bergh Sr., (inv.nr. 523);
  • F.A.L. van den Bergh Jr., (inv.nr. 40);
  • Directeuren van de N.V. Wollenflanelfabriek "BEKA", te Tilburg;
  • J.W. Daalderop, President-Commissaris van de Koninklijke Metaalwarenfabriek, te Tiel, (inv.nr. 40);
  • Dr. Ir. F.G. Waller, President-Directeur van de N.V. Gist- en Spiritusfabriek, te Delft, (inv.nr. 55);
  • E. ten Cate, Lid der Firma H. ten Cate Hzn. en Co., te Almelo, (inv.nr. 72);
  • W. Roessingh, Directeur der Maatschappij voor Textiel-Industrie v/h Firma C. Roessingh en Zoon, te Veenendaal, (inv.nr. 134);
  • H.W.A. Deterding, Directeur-Generaal van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië, (inv.nr. 141);
  • V.J.M. Eras, Mede-Directeur van de N.V. Lips Brandkasten- en Slotenfabriek, te Dordrecht, (inv.nr. 141);
  • H.H. ten Cate, Directeur van de N.V. Eibergsche Stoombleekerij, v/h G.J. ten Cate en Zonen, te Eibergen; bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de fabriek, (inv.nr. 159);
  • S. van Zwanenberg, Directeur van de N.V. Zwanenberg's Slachterijen en Fabrieken, te Oss, (inv.nr. 178);
  • J. Hamburger, Directeur van de N.V. Koninklijke Nederlandsche Looden Zinkpletterijen v/h A.D. Hamburger, te Utrecht, (inv.nr. 512).
Soms zijn bij de ambtsberichten gedenkboekjes, artikelen uit tijdschriften of couranten etc. gevoegd, die een interessant beeld geven van de decorandus of van diens bedrijf of werkkring.
Selectie en vernietiging
De stukken betreffende de toekenning van ere-medailles, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau alsmede de afgewezen voorstellen werden voor vernietiging voorgedragen, behoudens enkele interessante gevallen (zie Hoofdstuk III). Als een voorstel, om een in het archief voorkomende persoon een hogere onderscheiding te geven werd afgewezen, werden de daarop betrekking hebbende stukken bewaard (zie Hoofdstuk III van de inventaris). Als een K.B. betrekking had op de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau of een hogere onderscheiding èn de toekenning van ere-medailles, dan werden de stukken van het dossier, die betrekking hadden op de toekenning van deze ere-medailles verwijderd.
Bewaard bleven echter de stukken betreffende de benoemingen tot Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Het archief omvatte voor de inventarisatie circa zestien strekkende meter. Een gedeelte van het archief is vernietigd. De lijst, waarop de stukken, die voor vernietiging in aanmerking kwamen, zijn vermeld, is hieronder toegevoegd. De vernietiging is geschied op grond van de Beschikking van de Ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de dato 16 januari 1967 nrs. 185111 en 134762 vastgestelde lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken.
VERKLARING VAN VERNIETIGING
De beheerder van het Historisch archief van het Ministerie van Sociale Zaken
VERKLAART
dat de hieronder vermelde bescheiden uit het archief van de Koninklijke Onderscheidingen van het Kabinet van de Minister ter vernietiging zijn overgedragen aan het Bureau Vernietiging Overheidsarchieven te Apeldoorn op grond van de beschikking van de Ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de dato 16 januari 1967, nrs. 185111 en 134762 vastgestelde lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken.
's-Gravenhage 9 november 1977
De beheerder,
(w.g.) G. van Rooij
Stukken betreffende afgewezen voorstellen, waarover geen verder correspondentie is gevoerd. 1920-1940.
Stukken betreffende de toekenning van de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden ere-medaille in goud, zilver en brons, 1920-1940.
Ordening van het archief
De volgorde binnen de dossiers werd gewijzigd. De stukken werden "omgelegd" in chronologische volgorde. Voor zover dezelfde stukken als bijlagen bij verschillende andere stukken werden genoemd, werden ze gevoegd bij het laatste stuk van het dossier (meestal de voordracht aan H.M. de Koningin).
De volgorde van de vier archiefdozen met Buitenlandse Onderscheidingen werd gewijzigd in volgorde volgens datum van het K.B., naar analogie van de Koninklijke Onderscheidingen van Nederland. Lijsten van de oorspronkelijke volgorde zijn onder inv.nr. 567 opgenomen in de inventaris.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken: Koninklijke Onderscheidingen, nummer toegang 2.15.14, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, SZ / Koninklijke Onderscheidingen, 2.15.14, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar