Terug naar zoekresultaten

3.01.25 Inventaris van het archief van Pieter van Bleiswijk, 1772-1787

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.01.25
Inventaris van het archief van Pieter van Bleiswijk, 1772-1787

Auteur

W.E. Meiboom

Versie

09-10-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Pieter van Bleiswijk
Raadpensionaris Van Bleiswijk

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1772-1787

Archiefbloknummer

3546

Omvang

; 664 inventarisnummer(s) 9,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Pieter van Bleiswijk

Samenvatting van de inhoud van het archief

Pieter van Bleiswijk leefde van 1724 tot 1790. In 1772 volgde hij Pieter Steyn, die op 5 november 1772 was overleden, op als raadpensionaris. Op 28 november 1777 en 22 november 1782 werd hij herbenoemd. In september 1787 werd duidelijk dat Pieter van Bleiswijk niet herbenoemd zou worden. De reden hiervoor was gelegen in de al jaren durende strijd tussen Holland en de stadhouder, welke strijd in 1787 uiteindelijk in het voordeel van de laatste werd beslecht. Tijdens het raadpensionarisschap van Pieter van Bleiswijk waren er verschillende grote problemen zowel op het gebied van de binnenlandse als buitenlandse politiek. de belangrijkste waren de kwesties van de augmentatie, de pogingen tot verbetering van leger en vloot; de kwestie van de weggelopen slaven in Suriname; de Amerikaanse vrijheidsoorlog en de oorlog met Groot-Brittannië; en het verdrag van gewapende neutraliteit.
De in deze inventaris beschreven stukken vormen slechts een klein gedeelte van het oorspronkelijk archief van Pieter van Bleiswijk. Het archief is door de veiling van 1791 over vele personen verspreid geraakt en bij stukjes en beetjes teruggekomen in het Algemeen Rijksarchief. In tegenstelling tot het archief van zijn voorganger Pieter Steyn, bevat dit archief in de diplomatieke correspondentie meer afschriften van brieven aan Hendrik Fagel en de Staten-Generaal dan aan Van Bleiswijk zelf gerichtte brieven. Evenals in het archief van Pieter Steyn is ook voor de periode van Pieter van Bleiswijk het archief van de secrete kas, waaruit geheime missies in binnen- en buitenland betaald werden, bewaard gebleven.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Levensloop van Pieter van Bleiswijk
Pieter van Bleiswijk ( Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconografisch Bureau, Den Haag 1975, pp. 114-118; A.J. van der Aa, Biografisch woordenboek der Nederlanden, (Haarlem 1858), deel B, pp. 187, 188; P.C. Molhuysen en P.J. Blok, Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek, Leiden 1924, deel X, pp. 78-80. ) ( Zijn naam wordt ook wel geschreven als Van Bleyswijk. In deze inventaris is echter gekozen voor Van Bleiswijk. ) werd op 3 augustus 1724 in Delft geboren als zoon van Abraham van Bleiswijk Pietersz. en Maria Gribius. Zijn vader was onder meer baljuw van Delfland; hij stamde uit een oud Delfts regentengeslacht.
Van 27 februari 1741 tot 18 mei 1745 studeerde Pieter van Bleiswijk rechten in Leiden, welke studie hij afrondde met een dissertatie getiteld: "Specimen Physico Mathematicum inaugurale de Aggeribus".
Hij vestigde zich als advocaat in Delft en pas op 28-jarige leeftijd bekleedde hij zijn eerste openbare functie. Op 16 juni 1752 werd hij benoemd tot tweede pensionaris van Delft. Een jaar later, op 1 mei 1753, trouwde hij met Geertruida Anthonia van Bleiswijk. In 1756 volgde zijn aanstelling als eerste pensionaris van Delft, welk ambt hij tot zijn benoeming tot raadpensionaris in 1772 heeft bekleed.
In 1772 volgde hij Pieter Steyn, die op 5 november 1772 was overleden, op als raadpensionaris. Na op 25 november aan prins Willem V het verzoek te hebben gedaan om de door hem gewenste wijzigingen in de instructie aan te brengen, werd op 26 november 1772 de nominatie door de Staten van Holland opgesteld. Naast de naam van Pieter van Bleiswijk kwamen op de nominatie nog twee namen voor: Egbert van Berkel, pensionaris van Amsterdam, en Daniel Ras, raad in de vroedschap van Alkmaar. Dat van Bleiswijk als eerste op de nominatie was geplaatst, was enerzijds een gevolg van het feit dat zelfs in Amsterdam de oppositie tegen Van Berkel zo groot was dat men hem dit ambt niet gunde. Tevens werd Van Bleiswijk naar voren geschoven door de hertog van Brunswijk.
Na de electie van Van Bleiswijk op 27 november vroeg hij enige dagen bedenktijd. Eén van zijn motieven was dat hij zijn curatorschap van de universiteit van Leiden, waartoe hij op 25 november 1769 benoemd was, wilde behouden. De Staten van Holland keurden dit verzoek goed. Op 1 december 1772 nam Pieter van Bleiswijk het ambt van raadpensionaris op zich.
Op dezelfde dag werd hij voorgedragen als pensionaris van de Ridderschap en als lid van de afvaardiging van de Staten van Holland in de Staten-Generaal ( RAZH, Archief van de Staten van Holland na 1572, inv.nr. 228, resoluties van 25-27 november en 1 december 1772; H.T. Colenbrander, De patriottentijd hoofdzakelijk naar buitenlandse bescheiden, Den Haag 1897, deel 1, pp. 103-104 (hierna geciteerd als Colenbrander). ) . Al voor 1772 circuleerden geruchten over mogelijke andere benoemingen van Pieter van Bleiswijk. In 1765 scheen overwogen te zijn hem te benoemen tot particulier secretaris van prins Willem V ( F.J.L. Krämer, Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek (1747-1787), Amsterdam 1901, Historisch Genootschap, derde serie, deel 14, p. 297 (hierna vermeld als Hardenbroek). ) . In 1769 werd gedacht aan zijn opvolging van Pieter Steyn als raadpensionaris. Deze laatste functie verkreeg hij toen (nog) niet wegens politieke complicaties ( Th. Bussemaker, Archives ou correspondance inédité de la maison d'Orange-Nassau, Leyde 1910, vijfde serie, deel T, pp. 141-143 (hierna vermeld als Archives). ) . Dat Pieter van Bleiswijk al lang voor zijn benoeming tot raadpensionaris politiek belangrijk was, blijkt wel uit het feit dat hij een van de samenstellers van de alom bekende akte van Consulentschap van 1766 was ( Hardenbroek, 1, p. 434. ) . Hij werd gezien als een protégé van de hertog van Brunswijk. Deze relatie bevorderde zijn benoeming in 1772, maar de verhouding tussen hen beiden bekoelde sterk tijdens zijn raadpensionarisschap ( Archives, 1, pp. 228, 444, 453; Archives, vijfde serie,II, p. 11. ) . Op 28 november 1777 en 22 november 1782 werd hij herbenoemd. In 1782 ging dit echter met grote problemen achter de schermen gepaard aangezien onder andere het stadsbestuur van Amsterdam zijn aanstelling niet wilde verlengen. Alleen het feit dat zijn tegenstanders het niet eens konden worden over een opvolger, maakte dat Van Bleiswijk toch opnieuw benoemd werd ( RAZH, Archief Slingeland-de Vrij Temminck, inv.nr. 522; BAZH, Archief van de Staten van Holland na 1572, inv.nr. 244, resoluties van 1 en 22 november 1782; Hardenbroek, IV, pp. 161, 171, 180, 181, 187, 212, 216; Archives, vijfde serie, III, p. 161. ) In november 1787 zou de derde ambtstermijn van Van Bleiswijk aflopen. In juni van dat jaar circuleerden er echter al geruchten over Laurens van de Spiegel als nieuwe raadpensionaris van Holland. In september 1787 werd duidelijk dat Pieter van Bleiswijk niet herbenoemd zou worden. De reden hiervoor was gelegen in de al jaren durende strijd tussen Holland en de stadhouder, welke strijd in 1787 uiteindelijk in het voordeel van de laatste werd beslecht. Na de aanhouding van zijn vrouw, prinses Wilhelmina, op 28 juni 1787 bij Goejanverwellesluis, wist prins Willem V, geruggesteund door Pruisische troepen, herstel van zijn stadhouderlijke waardigheden te verkrijgen. De resolutie van de Staten van Holland hiertoe werd op 18 september 1787 aangenomen. Een dag hiervoor, op 17 september, hadden de Staten besloten om Pieter van Bleiswijk door vier boden van de Staten te laten bewaken. Dit om te voorkomen dat hij, met medeneming van het grootzegel van Holland, naar Amsterdam zou vluchten. Deze stad bood toen nog tegenstand tegen de Pruisische troepen. Toen prins Willem V op 26 september, nadat de resolutie van 18 september was aangenomen, in Den Haag teruggekeerde en daar hartelijk welkom werd geheten door Van Bleiswijk, wekte dit dan ook wel verbazing ( Nieuwe Nederlandsche jaerboeken, of vervolg der merkwaerdigste geschiedenissen die voorgevallen zijn in de Vereenigde Provincien, de Generaliteitslanden en de Volksplantingen van den Staet, 1787, deel 5, pp. 4553, 4620, 4621 (hierna vermeld als Nederlandsche jaarboeken). ) Hoewel de naam van Pieter van Bleiswijk niet voorkwam op de lijst van diegenen die uit hun ambt moesten worden ontzet om prinses Wilhelmina genoegdoening te verschaffen voor haar aanhouding op 28 juni, was het duidelijk dat hij moest verdwijnen. Wel stond men hem toe om zelf zijn ontslag in te dienen. Hij deed dit op 3 november. Hij verzocht niet alleen om zijn ontslag, maar wilde zelfs niet meer benoemd worden in een andere functie, zoals voor hem met Jakob Gilles was gebeurd. Op 9 november 1787 werd zijn ontslag aanvaard en werd hem een pensioen van 4000 gulden toegekend. Zijn ontslag als raadpensionaris impliceerde ook dat hij de functies van pensionaris van de Ridderschap, grootzegelbewaarder, chartermeester en registermeester van de lenen van Holland moest neerleggen. In deze laatste drie functies was hij aangesteld op 18 november 1774 na het overlijden van Willem Bentinck van Rhoon. In het verleden had de raadpensionaris gewoonlijk deze ambten bekleed, maar na het overlijden van Pieter Steyn had Willem Bentinck als raadpensionans ad interim ze verkregen. Op dezelfde dag, 9 november 1787, werd Laurens Pieter van de Spiegel, zoals de geruchten al gewild hadden en prins Willem V al op 30 oktober aan de prins van Nassau Weilburg had meegedeeld, raadpensionaris van Holland ( R AZH, Archief van Laurens Pieter van de Spiegel, inv.nrs. 16, 17, ) ( 21-24, 28, 46, 47; RAZH, Archief van de Staten van Holland na 1572, inv.nr. 266, resoluties van 3, 6, 8 en 9 oktober 1787; Archtves, vijfde serie, III, p. 546. ) .
Op 29 oktober 1790 overleed Pieter van Bleiswijk, kinderloos, op de buitenplaats "Buitenrust" in Den Haag.
Problemen tijdens het raadpensionarisschap van Pieter van Bleiswijk
Tijdens het raadpensionarisschap van Pieter van Bleiswijk waren er verschillende grote problemen zowel op het gebied van de binnenlandse als buitenlandse politiek. Enkele van deze problemen, waarvan in dit archief een groot aantal stukken zitten, zullen hierna kort besproken worden ( Voor alle hierna behandelde onderwerpen, zie ook de resoluties en secrete resoluties van de Staten van Holland en West-Friesland en de Staten-Generaal. ) :
  1. "Augmentatie", pogingen tot verbetering van leger en vloot.
  2. De weggelopen slaven in Suriname.
  3. De Amerikaanse vrijheidsoorlog en de oorlog met Groot-Brittanniè.
    1. Convooiering van handelsschepen.
    2. De Schotse brigade.
    3. Het gedrag van de commandeur van St. Eustatius.
    4. De "Affaire Paul Jones"
    5. Het verdrag van gewapende neutraliteit.
    6. Concept-handelsverdrag tussen Amsterdam en het congres van Noord- Amerika.
    7. De vrede van Parijs.
  4. De openstelling van de Schelde.
  5. De positie van prins Willem V.
a. "Augmentatie", pogingen tot verbetering van leger en vloot
Gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw is het onderhoud van het leger en de vloot ( J.S. Bartstra jr., Vlootherstel en legeraugmentatie 1770-1780, Assen 1952, pp. 1-196; Voor een samenvatting over de periode vóór 1772, zie pp. 1-6 en voor de periode 1773-1775, zie pp. 152-155 (hierna vermeld als Bartstra); RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv. nrs. 154-163, bijlage 1 nr. 6, 10, 19; Archives, vijfde serie, I, p. 310 e.v. ) een groot politiek probleem geweest. Oorzaken van de verwaarlozing van leger en vloot waren onder andere: de slechte financiële positie van de gewesten, de onmogelijkheid het herstel van de vloot en van het leger van elkaar los te koppelen, de tegenstelling tussen de landprovincies en de zeeprovincies, de problemen tussen de zeeprovincies Holland en Zeeland op het gebied van de overzeese handel, de (te) machtige positie van de stad Amsterdam, en de aanwezigheid van twee politieke facties: een pro-Franse, die geen herstel en uitbreiding van het leger wenste, en een pro-Engelse die geen herstel en uitbreiding van de vloot wenste.
Naast deze problemen werd de politieke sfeer ook nog vertroebeld door de steeds moeizamer wordende verhouding tussen de Staten van Holland en de opeenvolgende Oranje's. Al gedurende de ambtsperiode van Pieter Steyn (1749-1772) heeft de verbetering van het leger en de vloot als een schaduw over de binnenlandse politiek gelegen. Gouvernante prinses Anna (1751-1759) stond een koppeling van het herstel van leger en vloot voor. Hierdoor duurde het tot na haar dood, in 1759, voor er eindelijk schepen werden gebouwd om handelsschepen te convooieren. Dit ondanks het feit dat in 1756 de Zevenjarige Oorlog uitgebroken was.
Na het beëindigen van de vijandelijkheden werd tevergeefs getracht de vloot op peil te brengen. Voorstellen van de Raad van State hiertoe werden op de lange baan geschoven: men besloot te wachten tot prins Willem V in 1766 stadhouder zou worden. In 1768 kwamen de besprekingen onder leiding van prins Willem V opnieuw op gang en deze zouden, overigens vruchteloos, doorgaan tot het uitbreken van de vierde Engelse oorlog in 1780.
In 1773 leek het mogelijk de impasse tussen Holland enerzijds en de andere gewesten anderzijds te doorbreken. Op 1 april van dat jaar stemden alle gewesten in met een resolutie waarin aan prins Willem V verzocht werd een plan op te stellen voor vlootherstel en legeraugmentatie. Prins Willem V diende op 19 juli een plan in voor legeraugmentatie, maar weigerde het onderhoud en herstel van de vloot (de equipage) op te nemen in de jaarlijkse Staat van oorlog. Holland stelde dit echter als voorwaarde voor het goedkeuren van het plan voor de legeraugmentatie. Zonder resultaat vergaderde men door, tot in 1775 de hele discussie door een andere politieke crisis werd onderbroken, namelijk het geschil over het al dan niet zenden van een militaire expeditie naar Suriname. Wel werden incidenteel schepen geëquipeerd om de handelsvloot te beschermen tegen Marokkaanse kapers nadat in 1775 de oorlog was uitgebroken tussen de Republiek en Marokko ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 536-540; Bartstra, p. 161. ) . In 1777 eiste Gelderland, dat, naast deze bijna vaste equipage voor de vloot, ook de legeraugmentatie ter hand genomen zou worden. Het probleem van de legeraugmentatie en de equipage van oorlogsschepen, dat in aanvang een binnenlands probleem was geweest werd in deze jaren echter steeds meer verweven met de problemen van de Republiek op buitenlands gebied. Aan de landzijde bestond de oorlogsdreiging over de erfopvolging in Beieren ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nr. 597; Bartstra, pp. 177-187. ) en aan de zeezijde werden de verzoeken om bescherming van de handelsvloot steeds dringender. Hierdoor werd de controverse tussen land- en zeeprovincies allengs meer versterkt. Groot-Brittannië, dat sinds 1775 met haar kolonie Noord-Amerika in oorlog was, nam in toenemende mate Hollandse schepen, varend op de West, in beslag ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 427-440. ) . Hierdoor werd de vraag naar convooiering van handelsschepen door oorlogsschepen steeds dringender. Doordat de handel van de Republiek ernstig benadeeld werd door de genoemde inbeslagname van schepen door de Engelsen, verdween het meningsverschil over de equipage van schepen, waar nu een onuitgesproken overeenstemming tussen alle gewesten over was. Hiervoor in de plaats kwam echter een nieuw probleem: het beperkt of onbeperkt convooieren van handelsschepen.
b. De weggelopen slaven in Suriname
Het bestuur van de kolonie Suriname voor de Republiek bestond sinds 1772 uit vertegenwoordigers van de stad Amsterdam en van de WIC. In dat jaar had namelijk de familie van Sommelsdijk haar aandelen in de kolonie aan de stad Amsterdam verkocht.
Een groot probleem voor Suriname vormde de weggelopen slaven, ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 301-340; Archives, vijfde serie, I, p. 372 e.v.; M. Müller, Tien jaren Surinaamse gueri1la en slavenopstanden, in: Tijdschrift voor geschiedenis, 86e jrg., 1973, pp. 21-50; Bartstra, p. 147 e.v.; R. van Lier, Samenleving in een grensgebied, een sociaal-historische studie van Suriname, Amsterdam 1977, vooral pp. 37-44. ) die zich na hun vlucht van de plantages in de oerwouden vestigden en van tijd tot tijd overvallen deden op plantages om aan goederen te komen. Nadat in 1749, 1760 en 1762 vrede met groepen weggelopen slaven was gesloten - deze groepen werden dan ook "de bevreedigde boschnegers" genoemd - besloot men omstreeks 1770 de nieuwe weglopers die zich aan de Cotticarivier gevestigd hadden met militaire middelen te bestrijden. Nadat in Suriname zelf al militaire korpsen waren gevormd, werd in 1772 door de Staten-Generaal de kolonel Louis Henri Fourgeoud aan het hoofd van een expeditieleger uitgezonden naar Suriname. Zijn komst en aanwezigheid wekten veel tegenstand in Suriname, zowel vanwege de hardheid waarmee hij wilde optreden, als vanwege het geringe effect van de expedities in het oerwoud. De weggelopen slaven vluchtten namelijk vaak de grens over naar Frans Guyana (Cayenne) waar ze min of meer beschermd werden, aangezien de Franse regering verboden had dat Nederlandse militairen de weggelopen slaven tot op het grondgebied van Cayenne zouden achtervolgen.
Op 29 september werd in de Staten van Holland een resolutie aangenomen waarin besloten werd de troepen van Fourgeoud, die door ziekte en overvallen erg uitgedund waren, aan te vullen met nieuwe manschappen. Dit ondanks het feit dat de gedeputeerden van Amsterdam tegenstemden. Dat het mogelijk was de resolutie aan te nemen met Amsterdam als tegenstemmer kwam door de manier van regeren in die tijd. Wanneer een resolutie met eenparigheid van stemmen was aangenomen, zoals in dit geval de resolutie van 23 september 1772 waarin het zenden van troepen naar Suriname werd goedgekeurd, konden vervolgresoluties, ondanks tegenstemmen, toch bij meerderheid van stemmen aangenomen worden.
Amsterdam dat bang was dat via slinkse wegen toch een legeraugmentatie uitgevoerd zou worden, zonder dat er iets aan de vloot gedaan werd, hield daarop zijn bijdrage in de kosten van het expeditieleger in. Onderhandelingen tussen Van Bleiswijk, Willem V en de stad Amsterdam dreigden op niets uit te lopen, totdat in juli 1775 bekend werd dat er rondom de plantages in Suriname een cordon zou worden opgetrokken en dat Fourgeoud op 1 augustus 1776, op welk tijdstip men verwachtte dat het cordon gereed zou zijn, met zijn troepen naar de Republiek zou terug keren, waar de troepen vervolgens afgedankt zouden worden. Het plan tot het leggen van een cordon om de plantages in Suriname was afkomstig van Jan Nepveu, gouverneur van Suriname en één van de grootste tegenstanders van Fourgeoud. Toch wist Fourgeoud zich uiteindelijk tot 1778 in Suriname te handhaven, waarna hij met zijn sterk gedecimeerde troepen naar de Republiek terugkeerde.
c. De Amerikaanse vrijheidsoorlog en de oorlog met Groot-Brittannië
1. De convooiering van handelsschepen
In 1775 brak de oorlog uit tussen Groot-Brittannië en haar koloniën in Noord-Amerika. Het kleine aantal pamfletten wat hierover in het begin van deze oorlog in de Republiek verscheen, lijkt erop te wijzen dat deze oorlog politiek niet sterk in de belangstelling stond ( F.W. van Wijk, De Republiek en Amerika 1776-1782, Leiden 1921, pp. 1-18 (hierna vermeld als Wijk); P.J. van Winter, Onze eerste diplomatieke betrekkingen met de Vereenigde Staten, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 38e jrg. , 1923, pp. 68-82. ) . Wel begrepen de kooplieden dat Noord-Amerika, dat zelf weinig producten fabriceerde en tot 1775 geheel bevoorraad werd door Groot-Brittannië, een geheel nieuwe en waarschijnlijk profijtelijke markt zou kunnen worden. Via het eiland St. Eustatius, in deze tijd de "Gouden rots" genoemd, ontstond een levendige handel op Amerika, waarin naast allerlei andere producten munitie een erg belangrijke rol speelde ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 460-472; J.W. Schulte Nordholt, Voorbeeld in de verte. De invloed van de Amerikaanse revolutie in Nederland, Baarn 1979, pp. 37-51 (hier vermeld als Schulte Nordholt); W.R. Menkman, Sint Eustacius gouden tijden, in: De Westindische gids, jrg. XIV, 1934, pp. 369-396; W.R. Menkman, Het voorspel der verovering van St. Eustacius in 1781, in: De Westindische gids, jrg. XV, 1935, pp. 321-337, 354-370. ) . Deze handel leidde tot een groot aantal conflicten met Groot-Brittannië. Al in 1775 werd bij monde van Joseph Yorke, gezant van Groot-Brittannië in de Republiek, geprotesteerd tegen de handel in munitie op Noord-Amerika, terwijl de Engelsen in 1776 begonnen Nederlandse schepen op te brengen en de lading verbeurd te verklaren. Uit het feit dat toch nog zovelen het waagden om zich met deze handel bezig te houden blijkt wel dat het toch, ondanks de inbeslagname van schepen en lading, zeer winstgevend was. De Staten-Generaal die trachtten te doen alsof ze maatregelen namen om de sluikhandel tegen te gaan, konden behalve protesteren bij de Engelse regering, niets doen om de gedupeerde kooplieden te helpen. Aangezien het aantal inbeslaggenomen schepen steeds groter werd, werden de verzoeken van kooplieden om de handelsschepen door oorlogsschepen te laten convooieren ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 442-459; Bartstra, pp. 217-263; Archives, vijfde serie, I, p. 578 e.v.; II, pp. 1-253. ) steeds dringender. Ook hierbij tekenden zich in de Republiek twee partijen af: degenen die in navolging van de eis van Frankrijk onbeperkt convooi wilden ( Onbeperkt (ongelimiteerd) convooi = alle handelsschepen met handelswaar, ook scheepsmaterialen convooieren. ) wilden en degenen die in navolging van Groot-Brittannië geen of slechts beperkt convooi ( Beperkt (gelimiteerd) convooi = )
  1. a. standpunt in de Republiek bij beperkt convooi: alle handelsschepen met handelswaar, ook scheepsmaterialen behalve hout convooieren;
  2. b. standpunt van Groot-Brittannië bij beperkt convooi: alle handelsschepen met handelswaar, maar geen scheepsmaterialen convooieren. Groot-Brittannië weigerde ook een lijst te geven van de materialen die ze als scheepsmaterialen definieerden.
.
Op 19 november 1778 werd in de Staten van Holland, ondanks scherp protest van Amsterdam, een resolutie vóór beperkt convooi aangenomen. De dreiging van Frankrijk, via de Franse gezant in de Republiek, Vauguyon, om de invoer van Hollandse produkten te beperken, deed de stad Haarlem naar het Amsterdamse kamp overlopen. De handelsprodukten uit de andere steden dreigden echter door beperkende maatregelen uit Frankrijk geweerd te worden. Op 26 januari 1779 besloten de Staten van Holland de resolutie over beperkte convooiering in te trekken en de gevraagde rapporten van de admiraliteitscolleges over de financiële en materiële toestand van de colleges en de oorlogsschepen af te wachten. De rapporten werden op 10 maart 1779 ingediend en hieruit bleek, evenals uit de rapporten van 1772, de rampzalige financiële en materiële situatie van de admiraliteitscolleges ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk inv.nrs. 349, 350, 358, 365. ) . Op 30 maart 1779 namen de Staten van Holland het besluit in de Staten-Generaal het voorstel te doen tot onbeperkte convooiering. Toch werd na deze rapporten en dit besluit van de Staten van Holland in de Staten-Generaal niet besloten tot beperkt of onbeperkt convooi. Twee van de voornaamste politieke figuren in deze zaak, Pieter van Bleiswijk en prins Willem V, wensten beiden het besluit tot onbeperkt convooi uit te stellen. Prins Willem V vreesde hiermee de verhouding met Groot-Brittannië te zullen aantasten en Pieter van Bleiswijk wenste zich niet helemaal aan Frankrijk te binden, wat zou gebeuren als aan de chantagepraktijk van Frankrijk om tot onbeperkt convooi te besluiten in ruil voor opheffing van de Franse handelsbeperkingen zou worden toegegeven. Het hele jaar verstreek zonder dat de resolutie van 30 maart van de Staten van Holland in de Staten-Generaal tot resultaten had geleid. Dit kwam voornamelijk doordat door de landgewesten als eis was gesteld dat aan onbeperkte convooiering legeraugmentatie zou worden gekoppeld. De zwakte van de oorlogsvloot bleek echter duidelijk toen in januari 1780 een handelsvloot geconvooieerd door oorlogsschepen onder leiding van L.G. van Bijland in het Kanaal zijn meerdere moest erkennen in de Engelse Kanaalvloot onder leiding van Charles Fielding ( RAZH, Archief van Pieter van Beliswijk, inv.nr. 439; C. Smit, De buitenlandse politiek van Nederland, eerste deel, de republiek der vereenigde Nederlanden, 's-Gravenhage 1945, pp. 249, 250 (hierna vermeld als Smit); Colenbrander, deel 1, pp. 161-167. ) . De verhouding met Groot-Brittannië, die door de onbuigzame houding van de Engelsen op het gebied van het convooieren en door het grote aantal inbeslaggenomen en noch vergoede, noch gerestitueerde handelsschepen, al slecht was, werd door dit vloottreffen nog aanzienlijk verslechterd.
Maar ook aan Britse kant waren een aantal redenen die tot deze verslechtering hebben geleid.
2. De Schotse brigade
Al in 1775 had Groot-Brittannië verzocht om de Schotse brigade ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 401-407; Bartstra, pp. 156-160; Wijk, pp. 21-23; Archives, vijfde serie, I, p. 407 e.v. Colenbrander, deel I, p. 115. ) voor de strijd tegen de Amerikanen af te staan. Hoewel in het verdrag van 1678 overeengekomen was, dat in geval van oorlog van één van de beide partijen, Groot-Brittannië en de Republiek, de andere partij hulptroepen zou sturen, vroegen de Engelsen hier niet om. Ze hadden dit wel gedaan aan het begin van de Zevenjarige Oorlog, in 1756, maar de Republiek had toen geweigerd troepen te zenden, zich beroepend op het feit dat de casus belli buiten Europa lag. Volgens de Engelsen stond de Schotse brigade, die sinds het einde van de zestiende eeuw in de Republiek gelegerd was, officieel nog onder het commando van de Engelse koning. Dit werd echter bestreden door de Republiek, die aanvoerde dat de Schotse brigade de eed aan de stadhouder aflegde. Na enkele maanden van touwtrekken hierover, begrepen de Engelsen dat hun verzoek niet ingewilligd zou worden en zagen van verder aandringen af.
3 Het gedrag van de commandeur van St. Eustatius
De basis van een tweede conflict was gelegen in "het gedrag van de commandeur van St. Eustatius". ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 473-479; Wijk, pp. 25-30; Archives, vijfde serie, 1, pp. 455-468, 484, 485, 491; Colenbrander, deel I, p 124; zie ook het artikel van Menkman in noot 18, pp. 331-336; Schulte Nordholt, pp. 45-49. ) In 1777 kaapte een Amerikaanse kaper een Engels handelsschip. De Engelsen beweerden dat dit gebeurd was voor de kust van St. Eustatius, de Nederlanders echter dat dit voor de kust van St. Christopher had plaats gevonden (beide eilanden liggen naast elkaar in het Caraïbisch gebied). Naast het verwijt dat vanuit St. Eustatius geen hulp was geboden aan het Engelse handelsschip, verweten de Engelsen de commandeur van St. Eustatius dat hij de Amerikaanse vlag, die de kaper voerde, had gegroet alsof het de vlag was van een soevereine staat. Na hevige protesten van Joseph Yorke, uit naam van de Britse regering zag de WIC zich genoodzaakt De Graaf, de commandeur van St. Eustatius, naar Nederland terug te roepen om verantwoording af te leggen voor zijn handelingen. De Engelsen beschouwden dit terugroepen als een reprimande en dachten dat De Graaf van zijn post ontheven zou worden. Daarom staakten zij hun protesten. De Graaf keerde echter na zijn verantwoording terug naar St. Eustatius en bleef commandeur van het eiland.
4. De "affaire Paul Jones"
Het derde conflict, dat de gemoederen in Groot-Brittannië hevig in beroering bracht was "de affaire Paul Jones". ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 408-420; Wijk, pp. 64-83; Schulte Nordholt, pp. 72-84; Nederlandsche jaarboeken,1779, pp. 1207-1224, 1365-1381. )
Op 3 oktober 1779 zeilde (al dan niet om de verhouding tussen Groot-Brittannië en de Republiek verder te verslechteren) de kaper-kapitein Paul Jones, een Amerikaans onderdaan, met twee buitgemaakte Engelse schepen de haven van Texel binnen. Via Joseph Yorke, de Britse gezant in de Republiek, werd door de Engelse regering geëist, dat Paul Jones aan Groot-Brittannië zou worden uitgeleverd als rebel en dat de twee Engelse schepen aan Groot-Brittannië zouden worden teruggegeven. Terwijl de Staten van Holland en de Staten-Generaal alles deden om de zaak te traineren, wist Paul Jones door chantage gedaan te krijgen dat de Engelse kapitein Richard Pearson op 31 oktober 1779 verklaarde, dat de bemanning van de Engelse schepen Amerikaanse krijgsgevangenen waren. Pas nadat hij dit verklaard had werden de gewonden verzorgd en werd er voedsel vrijgegeven. Nu kon ook Groot-Brittannië niet veel meer aan de zaak doen en zag van verdere eisen af.
5. Het verdrag van gewapende neutraliteit
Naast problemen over het handelsmonopolie op de kust van Guinée ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nr. 280-290. ) , zorgden èn het vloottreffen van 1780 èn de politieke botsingen tussen 1775 en 1780 ervoor dat de spanningen tussen Groot-Brittannië en de Republiek steeds hoger opliepen. Toen dan ook in het begin van 1780 Katarina van Rusland met het initiatief kwam om een bondgenootschap van neutrale landen te vormen, werd dit idee in de Republiek niet meteen afgewezen. Alle neutrale landen - Frankrijk en Spanje waren al sinds juli 1779 in oorlog met Groot-Brittannië - zouden zich aaneensluiten om de ongehinderde vaart van neutrale schepen te waarborgen. In juli 1780 traden Denemarken en Zweden tot dit "verdrag van gewapende neutraliteit" van Rusland toe. ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 608-631; I. de Madriaga, Britain and the armed neutrality of 1780, Sir James Harris's mission to St. Petersburg during the American revolution, New Heaven 1962 en de bespreking van dit boek door P.J. van Winter in het Tijdschrift voor geschiedenis, 76e jrg., Groningen 1963, pp. 66-72. ) De Republiek aarzelde. Er werden wel twee gezanten naar Rusland gestuurd om de onderhandelingen te openen, maar men was bevreesd dat in Groot-Brittannië het aangaan van dit verdrag door de Republiek als een daad van agressie gezien zou worden. Bovendien eiste de Republiek dat niet alleen schepen in de Europese wateren onder het verdrag zouden vallen maar ook de schepen buiten Europa. Rusland, dat niet genegen was een oorlog met Groot-Brittannië aan te gaan vanwege Nederlandse handelsschepen die op de koloniën voeren, wees deze eis af. Door deze twee factoren ging veel tijd met onderhandelen verloren en pas op 26 december 1780 tekende ook de Republiek het verdrag van gewapende neutraliteit. Groot-Brittannië had echter al op 21 december 1780 de oorlog aan de Republiek verklaard. Dat de angst voor toetreding van de Republiek tot het verdrag van gewapende neutraliteit hen hiertoe noopte, lijkt nu waarschijnlijker dan het feit dat de Engelsen een concept-verdrag, gesloten tussen Amsterdam en het congres van Noord-Amerika, uit zee wisten te vissen, wat officieel als reden voor de oorlogsverklaring was opgegeven.
6. Concept-handelsverdrag tussen Amsterdam en het congres van Noord-Amerika
Op last (of niet) van de stad Amsterdam had Jean de Neufville, koopman uit Amsterdam, in Aken met William Lee een concept-handelsverdrag afgesloten. ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 480-482; Wijk, pp. 104-121; Schulte Nordholt, pp. 61-70, 134-145. ) Dit verdrag zou bekrachtigd worden en in werking treden op het moment dat Groot-Brittannië de Verenigde Staten van Noord-Amerika erkend zou hebben. In 1780 werd "het verdrag" door de Engelsen uit zee opgevist toen zij een schip aanhielden waarop zich Henry Laurens, oud-president van het congres van Noord-Amerika, bevond. Op hoge poten eiste de Engelse regering genoegdoening van de Staten-Generaal voor deze handelwijze van de stad Amsterdam. Bovendien eisten ze dat de stad berecht en berispt zou worden. Toen de Republiek door de bekende methode van deliberaties, commissies en nieuwe deliberaties de zaak op de lange baan probeerde te schuiven, voegde Yorke, gezant van Groot-Brittannië in de Republiek, aan zijn dreigementen toe, dat wanneer er geen stappen zouden worden ondernomen dit ook als een weigering zou worden opgevat om iets aan de zaak te doen. De daad bij het woord voegend verklaarde hij, namens de koning van Engeland, op 21 december de oorlog aan de Republiek. Zoals reeds is gezegd valt de dreigende toetreding tot het verdrag van gewapende neutraliteit waarschijnlijk eerder aan te merken als de reden voor deze oorlogsverklaring. Wat Engeland gehoopt had gebeurde, Katarina van Rusland verklaarde dat de Republiek te laat was toegetreden tot het verdrag en er derhalve niet door beschermd werd, maar dat ze wel wilde bemiddelen tussen de Republiek en Groot-Brittannië. De pro-Franse partij wilde echter dat Frankrijk in de onderhandelingen betrokken zou worden, zodat de Russische bemiddelingspogingen op niets uitliepen ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 632-637, zie verder de literatuur vermeld in noot 26. ) .
7. De vrede van Parijs
Nadat de bemiddelingspogingen van Rusland mislukt waren, werd onder druk van de pro-Franse partij besloten de onderhandelingen met Groot- Brittannië in Parijs voort te zetten. Gerard Brantsen werd hiervoor speciaal als buitengewoon gezant toegevoegd aan Mattheus Lestevenon, die als diplomatiek vertegenwoordiger van de Republiek in Parijs resideerde. In de hoop minder territoriale concessies te moeten doen, rekte de Republiek de onderhandelingen en trachtte de datum van het tekenen van het preliminair akkoord en het vredesverdrag te rekken. Maar op 2 september 1783 werd het preliminair akkoord en op 20 mei 1784 het vredesverdrag,"de vrede van Parijs", getekend. ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 380, 382, 390- 393, 493-513; Smit, pp. 263-267. ) De Republiek raakte Negapatnam en het monopolie op de vaart op de Molukken kwijt. De andere door Groot-Brittannië bezette koloniën werden echter teruggegeven en ook Frankrijk droeg de koloniën die ze gedurende de oorlog bezet had weer over. Dat Frankrijk de koloniën van de Republiek had verdedigd en deels uit handen van de Engelsen had gehouden, kwam doordat de oorlogsvloot van de Republiek zelf niet tot verdediging in staat was.
d. De openstelling van de Schelde
Nog tijdens de onderhandelingen met Groot-Brittannië kwamen ook de onderhandelingen op gang tussen de Republiek en Oostenrijk. Al in 1775 vonden de eerste conflicten over de grensscheiding tussen de Oostenrijkse Nederlanden en de Republiek in Staats-Vlaanderen plaats. Deze conflicten bleven voortbestaan en in 1781 eiste keizer Joseph II de ontmanteling van de barrièresteden. De Staten-Generaal besloten uiteindelijk op 21 december 1781 onder protest aan deze eis gehoor te geven, maar weigerde de ontmanteling van de barrièrestad Namen. Toch moest ook hierin toegegeven worden en op 8 maart 1782 keurden de Staten-Generaal ook de ontmanteling van Namen goed.
Toen in 1784 de conflicten over de grensscheiding steeds hoger opliepen eiste Joseph II grenscorrecties in Staats-Vlaanderen en de landen van Overmaze, de terugtrekking van de Republiek uit Maastricht en openstelling van de Schelde voor de handel op Antwerpen. ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nrs. 380, 542, 544-596; Colenbrander, deel II, pp. 8-59, 263-280; Smit, pp. 276-284. ) Gesteund door Frankrijk wist de Republiek te bereiken dat de openstelling van de Schelde en de territoriale aanspraken voor 10 miljoen gulden konden worden afgekocht. Voor dit echter in werking trad, dreigde Oostenrijk in september 1785 de Republiek binnen te vallen om alsnog gewapenderhand de eisen te verwezenlijken. Dreiging van Frankrijk dit als een daad van agressie te zien, waarbij men niet werkeloos zou toekijken, heeft dit gevaar afgewenteld. Op 8 november 1785 werd het verdrag met Oostenrijk getekend, waarbij de Republiek de eisen van Joseph II afkocht. Twee dagen later, op 10 november werd het defensieverdrag tussen de Republiek en Frankrijk - dat een gedeelte van de afkoopsom aan de Republiek had geleend - afgesloten.
e. De positie van prins Willem V
Naast al deze problemen op buitenlands gebied waren er ook binnen de Republiek grote problemen. De verhouding tussen prins Willem V en delen van de Staten van Holland was, mede door de problemen over het herstel van de vloot en de legeraugmentatie, allengs verslechterd. ( C.H.E. de Wit, De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw, 1780-1787, Oirsbeek 1974; P. Geyl, De patriottenbeweging, Amsterdam 1947; Tweede Afdeling, Archief Dumont Pigalle; Verzameling van Placaaten, resolutien en andere authentyke stukken enz. betrekking hebbende tot de gewichtige gebeurtenissen in de maand september 1787 en vervolgens in het gemeenebest der Vereenigde Nederlanden voorgevallen, Kampen 1787, 50 dln.; Colenbrander, 3 dln.; Nederlandsche jaarboeken, 1782-1787 L. Leeb, The ideological origins of the Batavian revolution, history and politics in the Dutch Republic, 1747-1800, Den Haag 1973, pp. 99-219; S. Schama, Patriots and Liberators, revolution in the Netherlands, 1780-1813, New York, 1977. ) In mei 1782 trok de vroedschap van de stad Schoonhoven de resolutie van 1747 in, waarbij aan de stadhouder het recht van recommandatie voor ambten was gegeven. De meeste steden van Friesland en alle steden van Holland volgden dit voorbeeld. Toen op 6 december 1782 het zogenaamde St. Nicolaasoproer uitbrak, waarbij door een aantal omgekochte personen getracht werd het volk mee te krijgen om zijn aanhankelijkheid aan het huis van Oranje te demonstreren, werd dit door een aantal leden van de Staten van Holland als een bedreiging gezien. Van Berckel, pensionaris van Amsterdam, en De Gijselaar, pensionaris van Dordrecht dreigden met de herinvoering van de in juli 1672 buiten werking gestelde resolutie uit maart 1672, waarbij de Gecommitteerde Raden het bevel gegeven werd over het garnizoen van Den Haag ( Colenbrander, deel 1, pp. 264-273, 403-407; Archives, vijfde serie, III, p. 168 e.v. ; Nederlandsche jaarboeken, 1782, p. 1582 e.v. ) . Het commando over dit garnizoen beschouwde prins Willem V als een privilege van de stadhouder. De problemen tussen de stadhouder en de Staten van Holland groeiden en op 8 september 1785 werd het dreigement in werkelijkheid omgezet en werd prins Willem V het commandorecht over het garnizoen van Den Haag ontnomen ( Colenbrander, deel II, pp. 100,101. ) . Op 22 november van datzelfde jaar dreigde Willem V dat hij weg zou blijven uit Den Haag als hij niet in zijn functie van commandant van het garnizoen hersteld werd ( Archives, vijfde serie, III, p. 352 e.v. ) . De Staten van Holland weigerden hier op in te gaan en op 6 september 1786 werd Pieter van Bleiswijk zelfs vrijgesteld van het zevende artikel uit zijn instructie, waarin hem werd opgedragen met de stadhouder te corresponderen. Prins Willem V voerde zijn dreigement uit en na een aantal omzwervingen vestigde hij zich in Nijmegen. Reeds lang voor het vertrek van prins Willem V kwamen in Amsterdam een aantal regenten uit Holland, Utrecht, Overijssel en Friesland bijeen, zij vormden tussen 16 augustus 1783 en 14 oktober 1786 de "vergadering van vaderlandsche regenten". Hier werden de plannen gemaakt tot wijziging van de staatsvorm van de Republiek ( H.T. Colenbrander, Aantekeningen betreffende de vergadering van Vaderlandsche regenten te Amsterdam, 1783-1787, in: Bijdragen en mededelingen van het historisch genootschap, 20e deel, 1899, pp. 77-192. ) . In de zomer van 1787 spitsten de problemen zich toe. Vanaf 15 juni van dat jaar zaten van de Staten van Utrecht twee deputaties in de Staten-Generaal, die beide beweerden de enige echte te zijn ( Archives, vijfde serie, III, p. 496. ) . Om de situatie te doorbreken besloot prinses Wilhelmina, hiertoe aangezet door James Harris, gezant van Groot-Brittannië in de Republiek, om alleen naar Den Haag te reizen. Op weg naar Den Haag werd zij echter op 28 juni aangehouden en naar een hofstede bij Goejanverwellesluis gebracht ( Colenbrander, deel III, pp. 222-228; Archives, vijfde serie, III, p. 498 e.v.; Echte bescheiden aangaande het gebeurde aan haar Koninglijke Hoogheid mevrouwe de princesse van Orange en Nassau geboren princesse van Pruissen op hoogst derzelve reize van Nijmegen naar de Orangezaal den 28 juni 1787, Nijmegen 1787. ) . Met de na dit incident ingeroepen hulp van Pruisen en Groot-Brittannië wist prins Willem V de macht weer aan zich te trekken. Op 18 september werd in de Staten van Holland een resolutie aangenomen, waarbij Willem V werd hersteld in zijn waardigheid van kapitein-generaal en commandant van het garnizoen van Den Haag met het verzoek naar Den Haag terug te keren ( Colenbrander, deel III, pp. 229-271. ) . Op 21 september werd de intrekking van het zevende artikel van de instructie van Van Bleiswijk ongedaan gemaakt, waarop deze op 3 november (gedwongen) zijn ontslag aanbood. Met het ontslag van Van Bleiswijk en de aanstelling van Laurens Pieter van de Spiegel - een trouw aanhanger van Oranje - als raadpensionaris, was het herstel van prins Willem V in zijn stadhouderlijke waardigheden, tijdelijk, een feit.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Pieter van Bleiswijk had - evenals de andere raadpensionarissen - alle stukken, benodigd voor zijn werkzaamheden als raadpensionaris in zijn woonhuis staan, dat fungeerde als zijn officiële kantoor. Hoewel de instructie voor de raadpensionaris opdracht gaf ieder jaar een lijst van stukken en registers op te maken, opdat de stukken behorend tot het archief van de Staten van Holland en West-Friesland in dit archief konden worden gevoegd, is hier door Pieter van Bleiswijk nauwelijks de hand aan gehouden. Toen hij op 3 november 1787, onder zware druk, zijn ontslag aanbood, werd er verder niet gesproken over zijn archief. Gezien de hoeveelheid papieren die na zijn overlijden tussen 7 en 18 november 1791 werden geveild ( Zie voor een gedeelte van de veiling-catalogus onder de rubriek 'Bijlagen'. ) lijkt het niet waarschijnlijk dat Pieter van Bleiswijk - behalve de minuut- en concept-resoluties archivalia bij de Staten van Holland heeft ingeleverd.
Het archief is door de veiling van 1791 over vele personen verspreid geraakt en bij stukjes en beetjes teruggekomen in het Algemeen Rijksarchief. De in deze inventaris beschreven stukken vormen geenszins het volledige archief en eventuele aanvullingen zullen verwerkt worden in de definitieve versie van de inventaris.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In tegenstelling tot het archief van zijn voorganger Pieter Steyn, bevat dit archief in de diplomatieke correspondentie meer afschriften van brieven aan Hendrik Fagel en de Staten-Generaal dan aan Van Bleiswijk zelf gerichtte brieven. Evenals in het archief van Pieter Steyn is ook voor de periode van Pieter van Bleiswijk het archief van de secrete kas, waaruit geheime missies in binnen- en buitenland betaald werden, bewaard gebleven. Een bijzonderheid bij de jaarlijkse rekeningen is wel dat na 1781 ( RAZH, Archief van Pieter van Bleiswijk, inv.nr. 33. ) de rekeningen niet meer zijn afgehoord. Kon men bij Steyn veronderstellen dat voor de niet afgehoorde periode (1759-1766) deze competentie niet aan de hertog van Brunswijk gegeven was, in de ambtsperiode van Van Bleiswijk was er wel degelijk een stadhouder! Of men hieruit mag afleiden dat de macht van prins Willem V inderdaad al zo geslonken was, dat hij hierin niet meer gekend werd is niet duidelijk, wel is het een aardige aanwijzing dat de verhoudingen waarschijnlijk niet zó goed waren.
Verantwoording van de bewerking De in deze inventaris beschreven stukken vormen slechts een klein gedeelte van het oorspronkelijk archief van Pieter van Bleiswijk. Alvorens tot inventarisatie werd overgegaan werd getracht de ontbrekende stukken op te sporen. Een aantal stukken werd bij dit onderzoek teruggevonden en voor een deel in deze inventaris opgenomen ( Zie bijlage 1 en p. 163 van deze inventaris. ) . De verzamelbeschrijving van Bijlage 1 staat ook onder blanco nummer in de inventaris vermeld, aan het opnemen van de stuksgewijze beschrijvingen hiervan in de inventaris zelf kleefden een aantal praktische bezwaren. De bedoeling is echter wel dat bij een definitieve versie deze stukken en eventuele nieuwe vondsten in de inventaris zullen worden opgenomen.
De indeling van het archief gemaakt door B. van 't Hoff berustte slechts op de volgorde waarop de stukken als aanwinsten waren binnengekomen, zodat voor een geheel nieuwe indeling is gekozen.
Aangezien een groot deel van het archief buitenlandse aangelegenheden betreft en er geen scheiding was aan te brengen tussen de stukken ontvangen of opgemaakt als raadpensionaris en de stukken ontvangen of opgemaakt als leider van de afvaardiging van de Staten-Generaal (als voorbeeld moge dienen het feit dat soms op concept-memories voor de Staten-Generaal ook klad-notulen van de Staten van Holland staan) is hier gekozen voor een indeling naar onderwerpen van bemoeiing.
Bij deze indeling werd er van uitgegaan dat (stukken betreffende) koloniën van de VOC en de WIC ook tot de binnenlandse aangelegenheden behoorden. In de rubriek buitenlandse zaken is de alfabetische volgorde van de landen aangehouden. Zoveel mogelijk is getracht verwijzingen aan te brengen waar dat nodig was.
Voor namen van bezittingen van de VOC is de eigentijdse spelling aangehouden. Wel is in de index ook de huidige naam, deels afkomstig uit de Bosch-atlas en deels uit de Times-atlas, opgenomen. In de rubriek buitenlandse zaken is getracht de inhoud van de subrubrieken duidelijker te maken, door waar mogelijk de onderwerpen aan te geven waarover de stukken handelen. Als er onder de naam van een bepaald land slechts één onderwerp vermeld staat, betekent dit dan ook dat er geen andere onderwerpen in die rubriek voorkomen.
Tenslotte zij vermeld, dat bij het beschrijven de regel is aangehouden, dat wanneer een stuk een afschrift is en er achter het woord "afschrift" geen datering staat aangegeven, aangenomen is, dat dit een gelijktijdig afschrift is geweest. Tevens is besloten bij die beschrijvingen die beginnen met het woord "uittreksel" aan het eind van de beschrijving het woord "afschrift" te laten vervallen. Bovendien moet worden vermeld dat de mogelijkheid nieuwe archiefstukken te vinden, behorend tot dit archief, niet denkbeeldig is, zodat de definitieve versie waarschijnlijk uitgebreider zal worden. Aangezien het echter onmogelijk is om nu al de hoeveelheid hiervan te bepalen, zal tussen de publicatie van de voorlopige en de definitieve versie getracht worden door middel van plaatsingslijsten toch de nieuwe stukken toegankelijk te maken.
Globaal overzicht van de herkomst der stukken die in deze inventaris zijn opgenomen
  • A = stukken die zich in 1806 bij het archief van het departementaal bestuur van Holland bevonden (vervallen inv. RA. 125bis)
  • B = aanwinsten 1911, XV 10-19
  • C = aanwinsten 1914, III 1-9
  • D = aanwinsten 1926, IV 1
  • E = stukken afkomstig van de 1e afdeling.
Voorts toegevoegd:
  • aanwinsten 1851, ?
  • aanwinsten 1899, XIII 19
  • aanwinsten 1913, I 38-41
  • verspreide collecties, 117
  • Van Wijn, 11
  • collectie 1902
Verder zitten archiefstukken van Pieter van Bleiswijk in (voor zover nu bekend):
  • familie-archief Slingelandt-de Vrij Temminck inv.nr. 609-617
  • collectie van Stralen: 22
  • particuliere notulen van gedeputeerden ter dagvaart Delft inv.nr. 1-9
  • L.P. van der Spiegel inv.nrs. 409, 502-503a
  • collectie Van Beresteyn inv.nrs. 1710-1726
  • collectie Gogol inv.nr. 166.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Pieter van Bleiswijk, nummer toegang 3.01.25, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Raadpensionaris Van Bleiswijk, 3.01.25, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Bijlage I, waarnaar in deze toegang wordt verwezen, is een kopie van het archief van de admiraliteitscolleges, toegang 1.01.47.22. De bijlage is niet opgenomen in dit document. Voor het bekijken van stukken uit bijlage I raadpleegt men daarom toegang 1.01.47.22.

Bijlagen

Gedeelte van de veiling-catalogus van de boeken en papieren van Pieter van Bleiswijk gehouden van 7 tot 8 november 1791 in Den Haag.
Zie voor deze veilingcatalogus in Koninklijke Bibliotheek, Veilingcatalogus nr. 4618.
  1. Weis de Faederibus Belgarum, cum Populis esteris.
  2. Extrait d'un Mémoire touchant le gouvernement des Provinces-Unies des Pays-Bas, fait par Monsr. de Bonrepaus à son retour de l'Ambassade de Hollande en 1699.
  3. Een oud Manuscript ten tyde van den Hertog van Alba, br. band.
  4. Retroacta's en andere Stukken raakende de Limietschydingen der Oostenryksche Nederlanden.
  5. Korte Staat en Beschryving van de Regeering der VII Vereenigde Provintien der Nederlanden.
  6. Kort Begrip der Nederlandsche Historie, volgens de order van P. Bor, E. van Meteren, L. van Aitzema en Basnage, beginnende met den Jaare 1555 tot den Jaare 1672, in 7 deelen, met een duidelyke hand geschreeven, roodleere banden.
  7. Stukken betreffende de Vreedehandeling tot Utrecht van 1712.
  8. Een Tractaat rakende de oude gesteldheid van Holland.
  9. Verhaal van de handelingen over het XIIjaarig Bestand en het sluiten van dien, getrokken uit een oud en met de hand geschreven boek, gekomen uit den Boedel van een voornaam Heer.
  10. Spiegel van Rampzaligheid in de schielyke Verheffinge van den Burgerlyke Huize Médicis, in Rym, hoorne band.
  11. Staatkundige Geschriften van den Raad-Pensionaris van Slingeland. [In druk reeds uitgegeeven.]
  12. Eenige Stukken rakende het voorgevallene met de Stad Haarlem in den Jaare 1757.
  13. Verzameling van Stukken rakende de Constitutie en Staatswetten van deeze Republiek, getrokken zo uit de Hollandsche als Generaliteits Resolutien, 3 deelen in parysche banden.
  14. Uittreksel uit de Secreete Resolutien van Holland, van den Jaare 1669 tot 1741, met een Alphabetisch Register op dezelve, 2 deelen, hoorne banden.
  15. - uit de Resolutien van Holland, (uitgezonderd alle Zeezaaken) van den Jaare 1524 tot 1653. 2 deelen, hoorne banden.
  16. - der Hollandsche Resolutien, alleen betreffende de Admiraliteit en Zeezaaken, van 1524-1654. hoorne b.
  17. Index op de Resolutien der Admiraliteit, van den Jaare 1578 tot 1610. 2 deelen.
  18. Resolutien van de Staaten van Holland, van 23 November tot 22 December 1640 en van 9 Jan. tot 11 Oct. 1641. in een hoorne band.
  19. Beredeneerde Index op de Resolutien van Holland, van de vroegste tyden af, in eene Alphabetische ordre geschikt.
  20. Index op de Resolutien van d'Heeren van de Ridderschap en Edelen van Holland en Westvriesland, van den Jaare 1640-1747, benevens verscheidene Retroacta, dezelve orde betreffende.
  21. - van Holland van Consideratie, van den Jaare 1669 tot 1742.
  22. - van Holland, naar de orde des tyds, van den Jaare 1721-1740.
  23. Generaal Register op de Resolutien van Holland, van den Jaare 1687 tot 1713. 2 deelen, hoorne banden.
  24. Recueil op de Resolutien van Gecommitteerde Raaden, van 1621 tot 1766.
  25. Resolutien en Instructien van de Staaten van Holland en Hun Hoog Mogende, waar naar den Raad-Pensionaris van het gemeene Land van Holland en Westvriesland hem in zynen dienst zal hebben te reguleeren, franse band, vergul, op snee en plat.
  26. Index van Retroacta, rakende het Raad-Pensionaris-Ampt.
  27. Beschrijving van het Ampt van Raad-Pensionaris en Retrocta's daar toe behoorende.
  28. Breedvoerige Beschryving der Ampten, zoo van Stadhouder en Registermeester van de Leenen, als van Chartermeester en groot Zegelbewaarder van de Provincie van Holland en Westvriesland, en van het geen met betrekking tot de respective Ampten is voorgevallen, zedert der zelver eerste oorsprong, benevens verscheide andere Stukken daar toe betrekkelyk.
  29. Register op de Resolutie van H.H. M. genomen in de extra Vergadering van den 28 November 1716 en gesloten den 15 September 1717.
  30. - van de Brieven, Memorien en verdere Stukken, specterende tot bovengem. Register, in een parysche band, benevens nog eenige gedrukte losse Stukken.
  31. Resolutien van H.M. Mog. en den Raad van Staaten van den Jaare 1709 gezonden aan de Heeren Gedeputeerden te Velde.
  32. Dito en diverse andere Stukken raakende de Commissie van gem. Heeren Gedeputeerden te Velde, van 1709 en 1713.
  33. Origineele Minuten Missives door de Heeren Gedeputeerden te Velde aan H.H. Mog. en den Raad van Staaten, geschreeven in den Jaare 1709.
  34. Resolutien van den Raad van Staaten in den Jaare 1712, gezonden aan de Heeren derzelver Gedeputeerden te Velde.
  35. Origineele Minuten Missives door de Heeren Gedeputeerden te Velde aan H.H. Mog. en den Raad van Staaten, geschreeven in den Jaare 1712.
  36. Een Verzameling van Resolutien betreffende de Ampten en 't Amptgeld in de Generaliteit, van den Jaare 1649 tot 1777, daar onder eenige gedrukten.
  37. Resolutien van de Staaten Generaal, betreffende het Huis van Oranje en Nassau, als mede den Hertog van Brunswyk-Wolfenbuttel, van 1747 tot 1773.
  38. Staat van Oorlog te Water, van den Jaare 1628, 1631 en 1654.
  39. Verzameling van Staaten van Oorlog, benevens eenige Petitien van 1595-1746, met eenige defecten daar agter. Copie van een oud Boekje, gevonden in de Generaliteits Rekenkamer, over den staat van Oorlog en Petitien etc. van 1586-1668 par. band.
  40. Petitien van den Raad van Staaten, van den Jaare 1702. 6. 15. 18. en andere, in een hoorne band.
  41. Index op de Petitien van 1700 tot 1740.
  42. Ordonnantie van de Munt, gemaakt in de Maand van February 1520.
  43. Korten Inhoud van het Gulde-boek, waar agter de Instructien en Reekening van de Munte.
  44. Codex Impositionum, bevattende de Placaaten, Publicatien en Resolutien van Haar Edele Gr. Mog. en de Edele Mog. Heeren Gecomm. Raaden, op de respective Ordonnantien van des gemene Lands Middelen, etc.
  45. Generaale Lyst van alle de Resolutien, concerneerende de Vrydommen en Remissien, als mede de faveuren en verminderingen der Imposten, aan de Trafiquanten en Neringdoende Lieden van tyd tot tyd geaccordeert, benevens de Resolutien daar toe gearresteerd.
  46. Index van Placaaten, Ordonnantien, Instructien, Reglementen, Handvesten, Privilegien, Octroyen, etc. in de Domeinen by zyne Koninklyke Majesteit van Groot-Brittanje William III nagelaate, geformeert door Mr. P. Dryfhout in 1730. en andere Stukken betrekkelyk tot de Domeinen van Zyne Hoogheid.
  47. Een Register van de Domeinen van Zyn Hoogheid, benevens een Naamlyst der Amptenaaren, met de tyd hunner aanstelling, beginnende zederd den Jaare 1630.
  48. Eenige Stukken en bescheiden, concerneerende verscheidene mesulen en malversatien by eenige Leden, Ministers en Bediendens in 't Collegie ter Admiraliteit op de Maze gepleegd, in den Jaare 1625, dienstig tot verstand der Huishouding in het voorn. Collegie ten goede te verkrygen, in een halve band.
  49. Verzameling van onderscheide Stukken rakende de Admiraliteit en Zee-zaaken.
  50. Steenstra wegens de verbeteringen van 't Y, 1777 met een fraaye getekende kaart van 't Y, halve band.
  51. A. Lieftinck het derde Plan van een gefortificeerde regte Linie de Ingenieurs voorgesteld, met plaaten.
  52. Tractaat van Defensie eener Vesting, door J.A. Meybaum.
  53. H.J. Nuis Redenen en Middelen van Verdieping en Verzanding der Rivieren en Havens, op een Meetkundige manier betoogd en aangeweezen.
  54. Memorie over de Militaire Jurisdictie in de Vereenigde Nederlanden, door J.G. Tulling van Oldenbarneveld, en verscheide andere Stukken daar toe betrekkelyk.
  55. Stukken betrekkelyk het Recht van de Jagt in Steenbergen.
  56. Noodt Definitiones & Diviones Institutionum D. Justiniani.
  57. Rerum Quotidianarum Quaestiones & Observationes, van 1642 tot 1648 h. band.
  58. Jurusdictie Quaestien en andere differenten tusschen Heeren Gecomm. Raaden en den Hove van Holland, van den Jaare 1603 tot 1718.
  59. Index op de Notulen en Resolutien van den Hove van Holland, van den Jaare 1720-1741. in een hoorne band.
  60. - als voren, van den Jaare 1757.
  61. Register van Mr. Floris Oem van Wyngaarden, van den Jaare 1513 tot 1518. in een hoorne band.
  62. Memoriaal-Boek van het Hof van Holland, inhoudende Placaten, Keuren, Octroyen ende andere Ordonnantien, gehouden ten tyde van Mr. Aernoult Sandelyn, van den Jaare 1513-1600. in een hoorne band.
  63. Korte Beschryving van de Constitutie der Hoven van Justitie in Holland, en de manier van Procedeeren dewelke voor dezelven worden gehouden.
  64. A. van der Mieden Hollandsche Bedenkingen over een gedeelte van de materie der manier van Procedeeren in Crimineele zaaken, en specialyk van die Proceduuren, die by ons genaamd zyn Extraordinaris belegd te worden.
  65. Generaale Remarques wegens de Justitie of Practyk hier te Lande gebruikelyk, par. band.
  66. Korte Examen der Notarissen, drie-differente stukken.
  67. Verscheide Stukken betreffende het Notarieele in Holland, Zeeland en de Generaliteit.
  68. Verscheide Stukken betreffende de zaak van Jacob en Jan Pesters, daar onder eenige gedrukt.
  69. Artikelen en Responsiven, benevens Advertissementen van Rechten in de zaak van Frederik Muller, alias Jaco. 2 stukken.
  70. Extract uit het Crimineel Sententieboek der Stad Amsterdam, van den Jaare 1608 tot 1659. in halve hoorne banden.
  71. Eene Verzameling van Pleit-Memorien.
  72. Stukken betreffende de Huwelyken en Matrimonieele Questien.
  73. Costumen en Ordonnantien van 's Hertogenbosch, een zeer oud stuk.
  74. Verscheide Stukken raakende de Heerlykheid Tilburgh.
  75. Een Verzameling van allerhande stukken, betreffende Sluis in Vlaanderen.
  76. Acta of Handelingen des Provinciaale Synode van Zeelandt, gehouden binnen Middelburgh den 1 February 1591.
  77. Verscheide Stukken rakende de Provintie van Zeeland, waar onder eenigen betrekkelyk het Finantie-Weezen.
  78. Eenige Aanteekeningen op verscheide Zaaken en Artikelen, begrepen in de gedrukte Costumen der Stad Middelburg.
  79. Natuur van de Zeeuwsche Leenen en d'order, die daar in werd gehouden, door Pieter van Hooge.
  80. Ordonnantie van het Landrecht der Stad Zierikzee.
  81. - op de Weeskamer van gem. Stad.
  82. Verbaal van de Heeren Haar Ed. Gr. Mog. Gedeputeerden na de Provincien van Gelderland, Utrecht en Overijssel 1722, daar onder een enkel gedrukt stukje.
  83. Instructien zoo voor den Stadhouder, als andere hooge en mindere Amptenaaren in Vriesland, par. band.
  84. Resolutien van Hun H. Mog. rakende Oostvriesland, van Jan. 1633 en 1634. h. band.
  85. Repertorium van de Registers van de Leenkamer.
  86. Register van de Previlegien, Handvesten, Ordonnantien en Keuren van Delfland, mitsgaders ook de Sententien, Rechtvorderingen, ofte Vonnissen by Heemraden gepronuncieert, arbitragien tusschen partyen, verscheidingen ende verdeylingen van Polders by hunne luyden, uitgesproken, verdeelt, ende verscheyden, ende ook al 't gunt, dat den Dykregten en Heemradschap van Delfland roert ende aangaat, in een par. band.
  87. Procedures over de Brugge van Overschie, van de Stad Delft contra Rotterdam.
  88. Stukken raakende de Weeskamer der Stad Delft.
  89. Instructie voor de Vierschaar der Stad Delft.
  90. Verscheide Stukken rakende het Hoogheemraadschap van Delfland.
  91. Statuten van Batavia.
  92. Ordonnantien en Instructien betreffende de Zeedienst van de Engelsche Natie, in een maroquine band verguld.
  1. Resolutien van de Heeren Staaten zedert 1772 tot 1782. in 13 hoorne banden.
  2. - item van 1700 tot 190, in een pakket.
  3. Resolutien van de Generaliteit, zederd 1752 tot 1764, waar onder geschreeven Stukken, een halve band.
  4. Missives van den Raad van Staaten, van 1707 tot 1713. h. band.
  5. - aan Hun H. Mog. over het stuk van den Staat van Oorlog, Anno 1716 tot 1717.
  6. Staaten van Oorlog, van 1760 tot 1785
  7. Petitien van den Raad van Staaten, van 1753 tot 1768 en andere stukken over dezelven, met geschreeven Aantekeningen, halve band.
  8. - dito, van 1698 tot 1772, met eenige defecten tusschen beide.
  9. Advysen en Consenten op Petitien en Staaten van Oorlog van verscheiden Jaaren, waar onder geschreeven.
  10. Nouvelles van Staat, in 16 pakken.
  11. Resolutien van de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, zedert 1672 tot 1727. in een pakket.
  12. - item van 1728 tot 1745 in een dito.
  13. - item van 1746 tot 1790. in 42 dito.
  14. Pointen van Beschryving van Hun Ed. Groot Mogende, zedert 1725 tot 1787. in 7 pakken.
  15. Resolutien van Heeren Gecommitt. Raaden, zedert 1696 tot 1787. in een dito.
  16. Verscheide Stukken zoo gedrukte als geschreeven, specteerende tot de Meijerye van 's Bosch.
  17. - rakende de Stad en Meijerye van 's Bosch, daar onder geschreeven.
  18. - dito van de Generaliteits-Landen, daar onder eene menigte geschreeven.
  19. Verscheide Stukken betrekkelyk den Raad en Leenhove van Braband en derzelver Domeinen. item Appellen voor gemelden Raade &c. waar onder eene menigte geschreeven stukken.
  20. Resolutien van de Staaten van Holland betreffende het Huis van Oranje, van 1747 tot 1763, waar onder eenige geschreeven, halve band.
  21. Een Verzameling van allerhande Stukken betreffende het Huis van Oranje, daar onder verscheide geschreeven stukken.
  22. Stukken betreffende de Domeinen van Zyne Hoogheid.
  23. Resolutien en andere Stukken rakende 's Lands Universiteit te Leiden.
  24. - betreffende de achterstallige Lyfrenten van de Stad Groningen en andere stukken.
  25. Verschillen tusschen de Leden van Regeering in verscheide Steden.
  26. Resolutien betreffende zaaken van diverse Steden, van 1754 tot 1763, halve band.
  27. Een dito Verzameling betreffende diverse Provintien.
  28. Een Verzameling van verscheide Stukken raakende zaake van diverse Steden, volgens het Alphabeth in order gelegd, daar onder een met nigte geschreeven.
  29. Een dito Verzameling betreffende diverse Dorpen.
  30. Plans en Projecten van Finantien, zedert den Jaare 1751 tot 1755, met eene menigte geschreeven Aantekeningen en Secreete Stukken, een halve band.
  31. Resolutien, Requesten, Memorien, Advysen &c. van en aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, betreffende het Finantie-wezen, met geschreeven Aantekeningen, waar onder ongedrukte stukken, van den Jaare 1752 tot 1770. in 4 halve banden en eenige losse.
  32. Dito Resolutien &c. betreffende het Finantie-wezen van Zeeland, zedert den Jaare 1767 tot 1779, daar onder Secreete.
  33. Rapport over 't Finantie-wezen van de Admiraliteit in Vriesland, met Bylaagen, 2 stukken.
  34. Staatsstukken, behelzende eene eene uitgebreide Deductie, met twee aanmerckelyke Byvoegsels over den waaren toestand der Finantien van Vriesland, Leeuw. 1786.
  35. Memorie, houdende het Generaal Rapport van de personeele Commissie van het Defensie-wezen, met Bylaagen, 28 Oct. 1789.
  36. Memorie, houdende het Generaal Rapport van de Commissie van het Finantie-wezen, met Bylaagen, 21 Mey 1790. 2 stukken.
  37. Een fraaye Verzameling van Resolutien, Extracten uit de Notulen en andere Stukken, betreffende alle de Admiraliteiten en de Equipagien van dien, der onderscheide Provintien van diverse Jaaren, beginnende reeds met het Jaar 1700, daar onder verscheide Secreete en eenige zeer net en leesbaare geschreeven stukken.
  38. Stukken raakende Gidion Braak, extraordinaris Capitein ter Zee, ressorteerende onder 't Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam, gecommandeerd hebbende 's Lands Fregat van Oorlog de Dankbaarheid, door onder verscheide geschreeven.
  39. Verbaal van de Besoignes by Haar Ed. Mog. de Heeren Gecommitt. uit de respective Collegien ter Admiraliteit der Vereenigde Nederlanden, gehouden in den Hage in den Jaare 1732. h. band.
  40. Diverse Resolutien betreffende de Convoyen, van den Jaare 1752 tot 1764, waar onder Secreete en geschreeven Stukken, halve band.
  41. Allerhande Stukken raakende de Commercie en Navigatie &c. daar onder geschreeven, in een pakket.
  42. Een Verzameling van allerhande Stukken, raakende de Oost-Indische Compagnie, meest geschreeven, waar onder origineele stukken, met een geschreeven Register in twee omslagen.
  43. Een dito Verzameling van Resolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, betreffende de Oost-Indische Comp. daar onder geschreeven en Secreete Stukken, een halve band.
  44. Bedenkingen over de intrinsiquen Staat van de Nederl. Oost-Ind. Compagnie, door J. Mossel, met geschreeven Aanmerkingen op dezelven.
  45. Differenten van de Oost-Indische Comp. met diverse, en eenige andere stukken, daar onder geschreeven.
  46. Verscheide Resolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, raakende de West-Indische Compagnie, van den Jaare 1751 tot 1761. halve band.
  47. Een Verzameling Stukken van onderscheide materien betreffende gemelde Comp. daar onder geschreeven.
  48. Een dito Verzameling raakende Essequebo en Demerary.
  49. Een dito Verzameling betreffende St. Eustatius, Surinamen, Curaçao, St. Croix, Guinea &c. waar onder geschreeven stukken.
  50. Een dito raakende de Berbice, daar onder geschreeven stukken.
  51. Een Verzmaaling van Resolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland en de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, betreffende buitenlandsche Zaaken, daar onder Secreete en geschreeven Resolutien en eenige Aantekeningen, beginnende met het Jaar 1751 en eindigende met 1770. in 3 halve banden.
  52. Een dito Verzameling betreffende binnen- en buitenlandsche Ambassadeurs, Ministers, Agenten enz. daar onder geschreeven stukken.
  53. Een dito compleete Verzameling van Stukken betreffende de Graave van Wartensleben.
  54. Een dito Verzameling van diverse Stukken, als Conventien, Contracten, Advysen, Vredes-Tractaaten met de meeste buitenlandsche Hoven, daar onder veele geschreeven en raare stukken, leggende volgens de order van 't Alphabeth.
  55. Resolutien betreffende de Munt, van 1747 tot 1762 met geschreeven Aantekeningen, in 2 halve banden, en eenige lossen, waar onder geschreeven stukken.
  56. Een Verzameling van Stukken raakende het Militaire wezen: als het aannemen van Soldaaten, augmentatie van Troupes, Deferteurs, Exercitien, Hospitaalen, Legerlasten &c. daar onder verscheiden geschreeven, zeer net by een gebragt, volgens het Alphabeth.
  57. Een dito raakende het Corps Artillerie, Magazynen, Ammunitie van Oorlog &c. daar onder geschreeven.
  58. Een dito betreffende de Fortificatien, Entrepreneurs of Aanneemers &c. waar onder geschreeven.
  59. Resolutien betreffende de Posteryen, van 1754 tot 1762. in 2 halve banden.
  60. Index op de Resolutien van de Heeren Commissarissen van de Posteryen van de Staaten van Holland en Westvriesland, zedert 1752 tot 1779 incl. en andere stukken over dezelve, waar onder geschreeven.
  61. Resolutien, Memorien en Requesten betreffende Rhynland, Delfland en andere Heemraadschappen of Dyk-Collegien.
  62. Resolutien, raakende de Rivieren, Dyken, Polders en Landeryen, van 1752-1764. halve band.
  63. Een Verameling allerhande Stukken raakende Bedykingen, Droogmakeryen, Polders, Molens, Sluizen, Veenderyen &c. daar onder eenige geschreeven, leggende volgens 't Alphabeth.
  64. Een dito Verzameling betreffende Rivieren, Dyken, Polders en Projecten of Uitvindingen daar toe betrekkelyk.
  65. Resolutien en andere Staatsstukken betreffen de de Rivieren, met kaarten, van 1729 tot 1770. in 7 halve banden.
  66. Pointen, Differentiaal tusschen de resp. Provintien over de Rivieren, halve band.
  67. Waterstaat der Hollandsche Rivieren, benevens eenige stukken over de Haarlemmer en Leidsche Meeren en anderen, waar onder eenige geschreeven, met getekende figuuren.
  68. Extraditie van in Zee dryvende, reddelooze, beschadigde of uitgezonden Schepen, gebergde of binnen gesleepte Goederen, en Judicature over de Berg- en Hulploonen en andere onkosten.
  69. Cognitie en Judicature over Strandroof. item over het gedrag der Lootsen benoorden de Maas, en ontwerp ter efficacleufer voorziening tegen alle Excessen op de Stranden.
  70. Dito over de Zeewerken, Zeevaart &c. met kaarten, waar onder geschreeven, in 2 halve banden, en eenige losse stukken.
  71. Resolutien en andere Stukken betreffende de Visseryen.
  72. Verzameling van Stukken over Justitiezaaken, van den Jaare 1751 tot 1770. in 4 halve banden.
  73. Een extra schoone verzameling van Rechtsgeleerde Stukken over verscheide zoo Judicieele als Crimineele zaaken, daar onder veele raare stukken en eene menigte geschreeven, leggende volgens het Alphabeth, in 3 pakken.
  74. Een extra compleete Verzameling der Geschriften voor en tegen O.Z. van Haarren, wier onder verscheiden geschreeven, zeer net by een verzamelt met een dito Register.
  75. Allerhande Memorien, Consideratien, Advysen &c. over differente zaaken.
  76. Een Verzameling van allerhande Deductien, Memorien, Advertistementen van Rechten &c. in 3 pakketten.
  77. Allerhande Requesten.
  78. Een compleete Verzameling van Stukken rakende het Proces van den Heere Praecident van der Mieden, waar onder verscheiden Origineele geschreeven en andere Stukken, als mede de Aantekeningen en Advyzen van verscheiden Leden. De zeldzaame geschreeven en andere stukken, die deeze Collectie meer als over Compleet maakt, doet dezelven van de eerste rariteit zyn, waar van met geen mogelykheid een weergaê te vinden zoude zyn.
  79. Quaestien tusschen het Hof van Holland en de Magistraat van 's Gravenhage, daar onder geschreeven stukken.
  80. Een Verzameling van Resolutien over Kerkelyke zaaken, van 1752-1764. halve band.
  81. Een Verzameling van Stukken over Kerkelyke zaaken, zoo ten opzichten van Holland als de Generaliteit, betreffende onderscheiden Gezintheden, daar onder een menigte geschreeven.
  82. Resolutien en Placaaten specteerende tot besmettelyke Ziektens, benevens Lysten wegens de Ziekte onder het Rundvee, in 2 pakken.
  83. Resolutien op de Collective Middelen, van 1748 tot 1770 met de Index, in 11 hoorne banden.
  84. Een Verzameling van Resolutie, Memorie, Missiven en Placaaten betreffende de Collective Middelen, van 1752 tot 1763. met geschreeven Aantekeningen, in halve banden.
  85. Een dito Verzameling losse Stukken van diverse Jaaren, daar onder geschreeven en verscheide Instructien voor de Collecteurs van de Gemeene Middelen geschreeven.
  86. Lysten van de Gemeene Middelen van diverse Jaaren.
  87. Eenige Placaaten en Publicatien van diverse Jaaren.
  88. Een Verzameling van allerhande Stukken, in 9 pakketten.
  89. Missiven, Memorien, Consideratien en andere Stukken van diverse Jaaren, in 3 pakketten.
  90. Een pakje met diverse Instructien.
  1. Een ongemeene schoone Verzameling van Politique Historische en andere Tractaaten, Staatsstukken, Resolutien &c. benevens een Collectie van particuliere Zaaken, leggende in een Alphabetische order geschikt, waarby een aantal raare, zelden of nooit voorkomende. Het geen deeze Verzameling nog keuriger maakt, is, dat men in dezelven eene menigte stukken vind die met eene zeer leesbaare en nette hand geschreeven zyn.
  1. Verzameling van Politique Tractaaten, Ordonnantien en andere stukken van Consideratie, beginnende met den Jaare 1563 tot den Jaare 1696. In 23 hoorne banden.
  2. Verzameling van dito Politique Tractaaten, beginnende met den Jaare 1565 tot den Jaare 1689, in 25 stuks omslagen.
  3. Sententien van verscheide Staatspersoonen, van den Jaare 1582 tot 1693. met een geschreeven Register, h.h. band.
  4. Politique Tractaaten over 't Twaalfjaarig Bestand, van den Jaare 1607 tot 1609. 93 stuks, met een geschreeven Register in een omslag.
  5. Verzameling van Politique Tractaaten raakende het Huis van Oranje, van den Jaare 1613 tot 1668, daar onder geschreeven.
  6. Politique Tractaaten van de Jaaren 1617 tot 1618, 18 stuks, met geschreeven Annotatien en dito Register, fr. band.
  7. Politique Tractaaten over de Munstersche Vrede, van den Jaare 1646- 1648, 100 stuks met een geschreeven Register, in een omslag.
  8. - Tractaaten van de Defensie in den Jaare 1650 en 1651. en van 't beleg van Amsterdam, 125 stuks met een geschreeven Register, in een omslag.
  9. - Tractaaten tot de Engelsche Vrede, van den Jaare 1672, 1673 en 1674, 382 stuks, met een geschreeven Register, in 4 omslagen.
  10. - Tractaaten van den Jaare 1672, 116 stuks, met een geschreeven Register, hoorne band.
  11. - en Mengelingen van den Jaare 1672, 37 stuks, met een geschreeven Register, hoorne band.
  12. Verscheiden Stukken raakende de Beroerte van 't Jaar 1672 en 't vermoorden van J. en C. de Wit &c. Verhaal der Staatszaaken over 't sluiten van de Triple Alliantie &c. een hoorne band.
  13. Staatszaaken van Nederland, van de Jaare 1684 en 1690. met geschreeven Registers, in 3 hoorne banden.
  14. Een Collectie van Politique en andere Tractaaten, waarvan verscheide deelen met geschreeven Registers, in 34 diverse banden gebonden.
  15. Een Verzameling van allerhande Tractaaten, Blaauwboekjes, Gedichten en andere, waar onder veele zeldzaame stukken leggende in 90 omslagen, geschikt volgens het Alphabeth.
  16. Polittique Tractaaten, 69 stuks, met geschreeven Registers, in 3 halve banden.
  17. Een Collectie van dito Politique en andere Tractaaten van diverse Jaaren, in 27 pakketten.
Concordans
Oud nr. Nieuw inv.nr.
A 1 399, 401-407, 421, 427-433, 460-468, 471, 647
A 2 385, 399, 408-417, 419, 420, 451, 452, 459, 485-489
A 2b 159, 384, 418, 422, 423, 425, 434-438, 440, 442-450, 454-458, 469, 470, 472, 475-477, 483, 514
A 3 184, 185, 201, 399, 400, 424, 439, 441, 479-482, 515
A 4 388, 390, 497-509, 511, 513, 516, 579
A 5 150, 541-543
A 6 645, 646
A 7 608, 610, 613
A 8 609
A 9 494-496, 612, 614-619, 621-623, 625, 632-634, 636, 637
A 10 484, 610, 611, 620, 621, 624, 626-631, 635
A 11 641-643
A 12 378, 379, 386, 387, 389, 394-398, 493, 512, 572, 597
A 13 380, 381, 383
A 14 374, 391-393, 553, 554, 561, 571, 576-578, 580, 581, 583-596
A 15 118, 567, 605-607
A 16 149, 151, 377, 536-540, 598-603, 638-640
A 17 517-532, 534, 535
A 18 33
A 19 33
A 20 6-9, 11-19, 34, 75, 127, 128
A 21 1-5, 10, 20, 35
A 22 246, 248, 265, 266, 270, 273, 297, 301, 307, 310, 311, 319, 324-326, 331, 333-335, 338-342, 344
A 23 217, 224, 225, 249, 251-253, 258, 260, 264, 267-269, 272, 274, 276-279, 293, 298-300, 343, 426, 473, 474, 533, 644
A 24 245, 247, 280-292, 294, 295
A 25 254-256
A 26 250, 261-263, 275, 296, 297, 302-306, 308, 309, 312-323, 327-330, 332, 336-337
A 27 257, 271
A 28 233
A 29 164, 211-216, 219, 223, 226, 235-236, 240, 242, 243, 510,
A 30 220-222, 227-232, 234, 237-239
B 10 658
B 11 659
B 12 660
B 13 657
B 14 145
B 15 146
B 16 26, 31, 36, 57, 65, 110, 137, 142, 160, 346, 350-352, 604, 649
B 17 22, 24, 25, 28, 38-42, 48-50, 54, 58, 59, 61, 67, 70, 74, 102, 113, 116, 121, 124-126, 130-135, 139, 141, 205, 366-368, 370
B 18 23, 27, 29, 37, 43, 45, 51-53, 55, 56, 60, 62, 63, 66, 68, 69, 73, 90, 93, 95, 96-100, 112, 114, 115, 119, 120, 122, 138, 143, 208, 369, 372
B 19 47, 117, 347-349, 353-363, 365
C 1 Hof van Holland, supplement 2
C 2 Hof van Holland, supplement 2
C 3 86
C 4 87, 148, 152, 153, 163, 165, 175-180, 182, 187, 188-198, 202, 204, 206, 218, 244, 259, 345, 374-376, 453, 582
C 5 147, 207
C 6 21, 30, 44, 64, 71, 72, 76-83, 91, 92, 101, 103-108, 111, 136, 140, 181, 183, 186, 241, 371, 373, 661, 662
C 7 364
C 8 199, 200, 203
C 9 648, 650-656
D 1 144
E 1 545-550, 555-559, 562, 565, 566, 568, 569
E 2 544, 551, 560, 563, 564, 570, 573-575
Aanwinsten 1851,? 378
Aanwinsten 1899, XIII nr. 19 156
Aanwinsten 1913, I nr. 38 183, 552
idem, nr. 39 89
idem, nr. 40 88
idem, nr. 41 123
Verspreide collecties, 117 46
Van Wijn, 11 129
- 84, 85, 154-158, 161, 162, 166-174, 492, 478
Collectie 1902 32, 95, 109
Oud nr.Nieuw inv.nr.

Archiefbestanddelen