Terug naar zoekresultaten

2.06.055 Inventaris van het archief van de Mijnraad, 1902-1955

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.055
Inventaris van het archief van de Mijnraad, 1902-1955

Auteur

M. Beekhuis, J.H.M. Janssen, J.J. Seekles

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1985 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Economische Zaken: Afdeling Mijnraad
Mijnraad

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1902-1955

Archiefbloknummer

E20194

Omvang

; 329 inventarisnummer(s) 6,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Economische Zaken / Afdeling Mijnraad Overzicht van Ministeries waaronder de Mijnraad heeft geressorteerd: Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid Ministerie van Landbouw, Handel en Nijverheid Ministerie van Waterstaat Ministerie van Verkeer en Energie Ministerie van Economische Zaken, , 1902-1955, (1947 - heden)

Samenvatting van de inhoud van het archief

De kerntaak van de Mijnraad (1902-1955) was advisering van de regering. Dit heeft stukken opgeleverd over de wet- en regelgeving ten aanzien van de opsporing en winning van delfstoffen (steenkool en zout), de exploitatie van mijnen (staats- en particuliere mijnen), milieuaangelegenheden, vervoer van steenkool, vergoeding van schade door mijnen, concessieverlening, elektriciteitsopwekking, uitoefening van staatstoezicht en mijnrechtheffingen, sociale- en veiligheidsvoorzieningen voor het personeel. Het archief bevat ook stukken van de vroegere staatsmijnen Beatrix, Emma, Hendrik, Maurits en Wilhelmina.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Geschiedenis van het archiefvormend orgaan
1.1Instelling
Bij Koninklijk Besluit van 17 april 1899 werd een Commissie voor de Mijnen ingesteld. Deze commissie kreeg als opdracht te onderzoeken of een gedeelte van het in Limburg beschikbare steenkolenterrein van staatswege behoorde te worden ontgonnen, welk gedeelte daarvoor zou zijn te bestemmen en hoe het overblijvende steenkolenterrein ter ontginning door particulieren zou moeten worden verdeeld.
De commissie bracht op 23 augustus 1900 haar rapport uit. Dit rapport, waarin aan de Staat der Nederlanden "de technisch-economische geschiktheid om als mijnexploitant op te treden" werd toegeschreven, is de grondslag geworden van het wetsontwerp betreffende de exploitatie van staatswege van steenkolenvelden in Limburg, welk ontwerp op 24 januari 1901 bij de Staten-Generaal aanhangig werd gemaakt.
De Kamerbehandeling nam drie maanden in beslag. Op 24 juni 1901 werd de Wet op de Exploitatie van Staatswege van Mijnen in Limburg in het Staatsblad gepubliceerd. Op de begroting voor 1902 werden de benodigde gelden voor de nieuw op te richten Staatsmijnendienst uitgetrokken.
Volgens artikel 7 van die wet moest voor de inrichting van de Staatsmijnendienst een regeling worden vastgesteld. Deze regeling kwam tot stand bij Koninklijk Besluit van 29 mei 1902. Daarbij werd het beheer van de Staatsmijnen onder de bevelen van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid opgedragen aan een directeur-generaal en werden onder meer voorschriften gegeven met betrekking tot aanstelling en positie van het personeel. Bij hetzelfde besluit werd de Mijnraad ingesteld. Kort daarna werd een instructie voor de Mijnraad vastgesteld (KB 9-8-1902, nr. 27), die in de daaropvolgende jaren op ondergeschikte punten nog wat zou worden gewijzigd.
1.2 Organisatie en taken
De Mijnraad werd op 28 juni 1902 door de toenmalige Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid geïnstalleerd. De Raad is gevestigd te 's-Gravenhage en bestaat uit ten hoogste 10 leden, alsmede een secretaris. De leden worden voor vier jaar door de Kroon benoemd. Een instructie regelt de werkzaamheden van de Mijnraad en zijn secretaris. Eveneens is een reglement van orde voor de vergaderingen van de Raad opgesteld (KB 25-4-1913, Stb. nr. 139).
De Mijnraad heeft tot taak de Minister desgevraagd te adviseren in alle zaken het mijnwezen betreffende en houdt toezicht op en adviseert ten aanzien van verbetering in de bedrijfsvoering van het Staatsmijnenbedrijf.
De Raad is bevoegd om de directeur van de Staatsmijnen en andere personen of colleges uit te nodigen voor het bijwonen van de raadsvergaderingen of het verstrekken van inlichtingen, alsmede tot het rechtstreeks corresponderen met de Minister, de directie van de Staatsmijnen en andere personen en colleges.
De Raad is verplicht, alvorens zaken openbaar te maken, toestemming te vragen van de Minister en jaarlijks voor 1 juli verslag van haar werkzaamheden uit te brengen.
De leden kan geheimhouding worden opgelegd, dienen zich te onthouden van stemming in zaken die hen of bloedverwanten tot in de derde graad persoonlijk aangaan en mogen geen besluiten nemen als niet minimaal 4 leden aanwezig zijn. Ter ondersteuning van zijn werkzaamheden wordt de Raad bijgestaan door een secretariaat.
In 1904 beschikte de Raad afwijzend op een voorstel van de Minister om aan de Raad het advies op te dragen in gevallen van beroep van derden tegen voorschriften van de Ingenieur der Mijnen. Het ministeriële voornemen om hiervoor deskundigen aan de Raad te verbinden vond geen steun. Wel wenste de Raad om, waar deze het nodig achtte, en zonder verdere machtiging van de Minister, zo in gevallen van beroep de Mijnraad werd gehoord, zich te laten voorlichten door Nederlandse of buitenlandse deskundigen.
In 1912 werd een proef genomen met een nadere onderverdeling van de Raad in subcommissies voor algemene zaken, technische zaken en financieel-economische zaken. Tot 1940-1945 traden er echter geen wezenlijke veranderingen op in de organisatie of het takenpakket van de Mijnraad.
Bij Koninklijk Besluit van 29 maart 1945 werd een tijdelijke Mijnraad ingesteld. Deze viel rechtstreeks onder de Minister van Sociale Zaken en bestond uit 3 leden. De taak en instructie van de tijdelijke Mijnraad werden slechts in geringe mate uitgebreid. Door de Minister werd de tijdelijke Mijnraad, gevestigd te Heerlen, ook belast met de afwikkeling van financiële hulp aan de mijnen; een taakaspect dat voordien aan de Regeringscommissaris voor de Limburgse Mijnindustrie was opgedragen. Bij Koninklijk Besluit van 15 september 1945 nr. 13 werd de tijdelijke Mijnraad opgeheven. Het archief werd overgebracht naar de Mijnraad te Den Haag. Na de bevrijding nam de Mijnraad haar werkzaamheden weer op. Ruime aandacht werd in dat jaar geschonken aan de wijze waarop verandering diende te worden gebracht in de organisatie en de werkwijze van de Raad. Door de secretaris en een tweetal oud-leden werden wijzigingsvoorstellen geformuleerd, die pleitten voor een uitbreiding van het ledental van de Raad, een splitsing van de Raad in gespecialiseerde afdelingen en een versterking van het secretariaat. Deze wijzigingen werden niet geëffectueerd.
De Mijnraad fungeert thans als adviesorgaan van de Minister van Economische Zaken.
Overzicht van voorzitters en secretarissen van de Mijnraad
voorzitters
  • Ir. C. Lely (1902; 1908 - 1913)
  • Jhr. C.H.A. van der Wijck (1902 - 1908)
  • Dr. W.H. Nolens (1913 - 1931)
  • Mr. J.R.H. van Schaik (1932 - 1933)
  • Jhr. Mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck (1933 - 1936)
  • Mr. P.J.M. Aalberse (1937 - 1945)
  • Mr. Dr. L.F.H. Regout (1945 - 1955)
secretarissen
  • Mr. J.A.N. Patijn (1902)
  • Mr. W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht (1902 - 1915)
  • Ir. P. de Voois (1916 - 1917)
  • Ir. J.F. de Vogel (1917 - 1929)
  • Mr. F.H. Neiszen (1930 - 1947)
  • Ir. H.J.M.W. de Quartel (1948 - 1952)
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Het archief had een omvang van c. 24 m', waarvan na selectie c. 7,5 m' resteert. Zodoende werd een vernietigingspercentage van ruim 70% gehaald. Bij de vernietiging is in eerste instantie uitgangspunt geweest dat het te bewaren gedeelte een goede afspiegeling moest zijn van de eigenlijke taak (d.w.z. advisering) van de Mijnraad. Dit houdt onder meer in dat het gros van de ter kennisneming toegezonden stukken vernietigd is en dat stukken betreffende die overlegde zaken waarop een advies volgde bewaard zijn gebleven.
Ten behoeve van een verantwoorde vernietiging is tevoren onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van gelijkluidende stukken in het archief van de Mijnraad en de archieven van de Ministeries (zie bijlage 3a) waaronder de Mijnraad in de loop der jaren respectievelijk ressorteerde. Hieruit bleek dat de archieven van die Ministeries veelal vollediger informatie verschaften dan het Mijnraadsarchief.
Tenslotte speelde het bestaan van het archief van de Directie van de Staatsmijnen in Limburg ook een rol bij de rechtvaardiging van het vrij hoge vernietigingspercentage.
Verantwoording van de bewerking
2. Verantwoording van de inventarisatie
Het archief van de Mijnraad beslaat de periode 1902-1955. Het archief is geordend volgens het rubriekenstelsel waarbij indicateurs als toegang fungeren.
Er waren zes rubrieken, die bij de herordening grotendeels zijn gehandhaafd. De oorspronkelijke ordening is bewaard gebleven, met dien verstande dat in de inventaris het onderscheid tussen de Staatsmijnen (rubriek II), particuliere mijnen (rubriek V) en mijnwezen in het algemeen (rubriek VI), dus niet specifiek Staats- dan wel particuliere mijnen, duidelijker benadrukt is.
Bij de onderverdeling van de hoofdrubrieken van de inventaris is getracht aan te sluiten bij de subrubricering naar onderwerp, zoals in de jaarverslagen staat vermeld.
De indicateurs zijn opgenomen omdat achterin de jaarverslagen van de Mijnraad waren ingebonden, welke een overzicht geven van de correspondentie, ingedeeld naar rubriek en binnen die rubriek naar onderwerp. De jaarlijkse indicateurs zijn echter niet meer bruikbaar als toegang op het archief, daar stukken betreffende eenzelfde onderwerp over meerdere jaren bijeen zijn gevoegd. Het bestaan van de indicateurs maakte overigens een hoofdverdeling "Toegangsmiddelen" en "Rubrieken" voor de hand liggend.
De geologische en topografische kaarten en tekeningen waren als apart bestand bij het archief geplaatst. Zij zijn -voor zover niet vernietigd- teruggebracht naar de dossiers waarop ze betrekking hebben.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Economische Zaken: Afdeling Mijnraad, nummer toegang 2.06.055, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Mijnraad, 2.06.055, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Het archief bevat geologische en topografische kaarten en tekeningen.

Archiefbestanddelen