Terug naar zoekresultaten

2.13.160 Inventaris van de collectie inzake regeringsonderzoek naar wandaden in Nederlands-Indië in 1945-1949, 1969

Het archief bevat de neerslag van het regeringsonderzoek gedaan in 1969, naar wandaden gepleegd in Nederlands-Indië in 1945-1949, namelijk stukken betreffende het archiefonderzoek. Daarnaast zijn er stukken afkomstig van secretaris-generaal G.H.J.M. Peijnenburg, lid van de Stuurgroep inzake het regeringsonderzoek.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.160
Inventaris van de collectie inzake regeringsonderzoek naar wandaden in Nederlands-Indië in 1945-1949, 1969

Auteur

H.E.M. Mettes

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2007 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Collectie inzake Regeringsonderzoek naar Wandaden in Nederlands-Indië in 1945-1949
Defensie / Cie. Wandaden Ned. Indië

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1969-1969

Archiefbloknummer

D65

Omvang

; 18 inventarisnummer(s) 0,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Defensie G.H.J.M. Peijnenburg

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat de neerslag van het regeringsonderzoek gedaan in 1969, naar wandaden gepleegd in Nederlands-Indië in 1945-1949, namelijk stukken betreffende het archiefonderzoek. Daarnaast zijn er stukken afkomstig van secretaris-generaal G.H.J.M. Peijnenburg, lid van de Stuurgroep inzake het regeringsonderzoek.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inleiding
Deze inleiding geeft een overzicht van de geschiedenis van de excessennota ( Deze inleiding is een samenvatting van de tekst zoals te raadplegen op de website van geschiedenis.vpro.nl. (http://geschiedenis.vpro.nl/attachment.db/ 6049359/excessennota.doc (Geraadpleegd 5 juni 2006)) ) .
Joop Hueting doorliep zijn tweejarige diensttijd in Indonesië en beging daar met zijn bataljon oorlogsmisdaden.
Om rekenschap te kunnen afleggen, wendde Hueting zich in de tweede helft van de jaren vijftig van de vorige eeuw tot de pers. Hij schreef brieven naar de NRC en Het Parool. Beide kranten durfden een publicatie niet aan.
Toen Hueting in mei 1968 promoveerde als psycholoog, luidde één van de stellingen bij zijn proefschrift: 'Men kan zich afvragen, waarom in Nederland nog geen begin is gemaakt met het onderzoek naar de juridische, historische, sociologische en psychologische aspecten van de oorlogsmisdaden, begaan door militairen in dienst van dit land in de periode 1945 tot 1950. Dit in tegenstelling tot de aandacht besteed door een aantal andere landen aan het bedrijven van oorlogsmisdaden door in hun dienst staande militairen'.
Hueting sprak tijdens een interview over zijn proefschrift met Volkskrant-journalist Martin de Ruyter min of meer toevallig over zijn tijd in Nederlands-Indië. De Ruyter wilde daar wel meer van weten en sprak af nog eens langs te komen.
Op 19 december 1968 publiceerde de Volkskrant een paginagroot interview met Hueting onder de kop: 'En jullie schieten op alles wat beweegt - Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië'. Er kwam nauwelijks een reactie.
Wel werd het interview gelezen door de redactie van Achter het Nieuws, de actualiteitenrubriek van de VARA. Deze rubriek zond een interview met Hueting uit op 17 januari 1969. Het effect van Huetings woorden was vele malen groter dan bij het kranteninterview. Achter het Nieuws maakte een week later een extra uitzending van meer dan anderhalf uur waarin andere veteranen eveneens vertelden over het in brand steken van kampongs en het neerschieten van gevangen zonder dat er een militaire noodzaak voor was. De reeks werd afgesloten met een derde uitzending die bestond uit een studiodebat met militairen en politici die in de jaren 46-49 in Indonesië hadden gezeten.
Iedereen was het erover eens dat de ophef die de uitzendingen veroorzaakte moest leiden tot een onderzoek. Niet alleen Hueting, maar ook Indië-veteranen die zich beledigd voelden door de beschuldigingen van de psycholoog. In een brief aan premier De Jong drongen deze veteranen aan op een onderzoek en een wetswijziging die het mogelijk maakte om 'de bedrijvers van deze oorlogsmisdaden, inclusief de heer Hueting', alsnog te kunnen vervolgen.
Joop den Uyl, toen fractievoorzitter van de PvdA, vroeg de regering vier dagen na de televisie uitzending om opheldering: '...het parlement hoort zich de dingen, die naar voren zijn gebracht, zowel ter wille van de 200.000 Nederlandse jongeren die daar in het veld hebben gestaan, als ter wille van de jongeren in ons land, die menen, dat hier doofpotzaken aan de orde zijn, aan te trekken'. Minister-president Piet de Jong zegde de Kamer een onderzoek toe.
Instelling van de stuurgroep
Er werd een stuurgroep ingesteld, daarvan maakten de secretarissen-generaal van de ministeries van Algemene Zaken, Defensie, Justitie, Buitenlandse Zaken, Onderwijs en wetenschappen en Binnenlandse zaken deel uit. De secretaris-generaal van Algemene Zaken was voorzitter van de Stuurgroep. Zij rapporteerde aan het kabinet inzake de voortgang van de werkzaamheden.
De stuurgroep benoemde vervolgens een Coördinatiegroep Indonesië 1945-1950, welke bestond uit vertegenwoordigers van de eerdergenoemde ministeries.
Secretaris van deze groep was drs. mr. Cees Fasseur, toen ambtenaar op het Ministerie van Justitie.
De taak van de werkgroepen luidde:
  • Het doen verzamelen en ordenen van al het materiaal in de overheidsarchieven, alsmede de gegevens die eventueel van andere zijde zullen worden verkregen, betrekking hebbende op excessen door Nederlandse militairen begaan in de periode 1946-1949;
  • Het evalueren van dit materiaal en het samenstellen van een algemeen beeld;
  • Het vaststellen in hoeverre op verantwoorde wijze kan worden beoordeeld in welke mate zich excessen hebben voorgedaan en in welke mate daartegen is opgetreden.
Van een echt onderzoek kon er in dit korte tijdsbestek geen sprake zijn, het ging meer om een inventarisatie van bronnen. Dat was op zich nuttig werk, want volgens Fasseur waren 'een heleboel van die archieven nog niet eens uitgepakt, die zaten nog in de kisten waarmee ze in 1950 naar Nederland waren gekomen'. Het resulteerde in een lange (en volgens de werkgroep zelf 'verre van volledige') droge opsomming van geweldsmisdrijven.
Er kwam in 1969 geen parlementaire enquête naar de gebeurtenissen in Indonesië. Het was zodoende onmogelijk om te beoordelen of de lijst van wandaden die de Excessennota bevatte moest worden gezien als structureel beleid van de krijgsmacht, of als toevallige incidenten. Of dat het ging om werkelijke oorlogsmisdaden of dat het 'slechts' excessen waren.
--------------------------------------------------
Auteurs van de oorspronkelijke tekst: Karin van den Born, Gerda Jansen Hendriks, Yfke Nijland en Martijn Blekendaal. Tekst aangepast en aangevuld door H.E.M. Mettes.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Voor het Ministerie van Defensie was mr. P.G. Kiës, toentertijd werkzaam bij het bureau Algemene Beleidszaken, aangewezen als lid van de coördinatiegroep. De archiefbescheiden die hij als zodanig heeft ontvangen en opgemaakt werden door hem hoogstwaarschijnlijk apart gearchiveerd als werkarchief.
Bij diverse organisatieonderdelen binnen defensie werd op last van Kiës archiefonderzoek uitgevoerd. Meest betrokken bij dit onderzoek waren het Centraal Archievendepot, de sectie Krijgsgeschiedenis van het Hoofdkwartier Koninklijke Landmacht, de Marinestaf, het bureau Maritieme Historie van voornoemde staf en het Hoofdkwartier Korps Mariniers. Voor het bureau Maritieme Historie van de Marinestaf was LTZ1 F.C. van Oosten betrokken bij het onderzoek. De stukken opgemaakt en ontvangen bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden werden aangetroffen in het archief van de Commissie Gedragingen Officieren Nederlands-Indië (COGNI). Dit archief is in 2003 overgedragen aan het Nationaal Archief. De drie dozen die betrekking hebben op voornoemde werkzaamheden zijn destijds afgescheiden van het archief van de COGNI en alsnog bij deze collectie gevoegd.
Het archief van secretaris-generaal G.H.J.M. Peijnenburg als lid van de Stuurgroep inzake het regeringsonderzoek naar wandaden gepleegd in Nederlands-Indië in 1945-1949, 1969 bevond zich tot 2001 in beheer van het Defensie Archieven Registratie Centrum op het Ministerie van Defensie te Den Haag. In dat jaar werd het overgeplaatst naar het Centraal Archievendepot te Rijswijk.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Bij het bewerken van de archiefbescheiden zijn alleen de dubbelen afgescheiden en vernietigd. De twee collecties zijn geordend op onderwerp en als zodanig beschreven. Het archief heeft bij de overdracht een omvang van 1,2 m¹.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Collectie inzake Regeringsonderzoek naar Wandaden in Nederlands-Indië in 1945-1949, nummer toegang 2.13.160, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Defensie / Cie. Wandaden Ned. Indië, 2.13.160, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar