Terug naar zoekresultaten

2.14.13 Inventaris van het archief van de Raad van Beroep voor de Perszuivering, 1947-1951

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.14.13
Inventaris van het archief van de Raad van Beroep voor de Perszuivering, 1947-1951

Auteur

W.J.E. van de Water

Versie

31-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1970 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Raad van Beroep voor de Perszuivering
Raad van Beroep Perszuivering

Periodisering

archiefvorming: 1947-1951
oudste stuk - jongste stuk: 1947-1951

Archiefbloknummer

O23917

Omvang

; 140 inventarisnummer(s) 1,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Raad van Beroep voor de Perszuivering

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Raad van Beroep voor de Perszuivering werd na de Tweede Wereldoorlog ingesteld als beroepsorgaan voor uit hun functie gezette 'foute' journalisten, redacteuren, correspondenten en persfotografen van dag- en weekbladen. Het archief bestaat voor het overgrote deel uit dossiers inzake de afgehandelde beroepen van afzonderlijke journalisten en uit behandeling van de adviezen afkomstig van de Commissie voor Perszuivering. Een klein gedeelte van het archief heeft betrekking op de interne organisatie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Kort overzicht van de wettelijke regelingen op het gebied van de perszuivering.
  1. Onder de overweging "dat het noodzakelijk was bijzondere voorzieningen te treffen van tijdelijkenaard, teneinde na de bevrijding van het Rijk in Europa onverwijld tot zuivering en herstel van het Nederlandse perswezen te geraken", werd het besluit van 5 september 1944 houdende vaststelling van het Tijdelijk Persbesluit (Stb E 69) uitgevaardigd. Ten gevolge van de niet verwachte vertraging van de bevrijding kreeg het Militair Gezag de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een gedeelte van dit besluit. ( Zie het "Overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de bijzondere staat van beleg, 14 september 1944-4 maart 1946", blz. 118 en "Handboek Militair Gezag", april 1945, blz. 34 e.v. )
  2. Ter vervanging van het Tijdelijk Persbesluit en om nadere voorzieningen te treffen voor de zuivering en het herstel van het Nederlandse perswezen, werd in het Staatsblad F 177 opgenomen het Besluit van 18 september 1945, houdende vaststelling van een Tijdelijk Persbesluit 1945. Hoezeer men van mening was dat de perszuivering binnen korte tijd zou zijn voltooid, blijkt uit het feit, dat dit besluit uiterlijk met ingang van 1 januari 1947 buiten werking zou treden (art. 32 lid 3). Deze termijn werd echter bij de wet van 28 december 1946 (Stb G 402) verlengd tot 1 juli 1947. ( Zie ook de mededelingen van de Minister van Binnenlandse Zaken in de vergadering van de Tweede Kamer van 22 januari 1946, Handelingen, Zitting 1945-1946, blz. 364 e.v. )
  3. Bij Koninklijke Boodschap van 19 maart 1947 werd de Tweede Kamer het ontwerp van Wet houdende noodvoorziening Perswezen ter vervanging van het Tijdelijk Persbesluit 1945 aangeboden. Aanvankelijk lag het in de bedoeling, aldus de memorie van toelichting, een definitieve Perswet tot stand te brengen, maar gebleken was, dat "voorziening bij de Wet met betrekking tot dezen belangrijken en teeren sector van het maatschappelijk leven" zich niet leende voor een behandeling op korte termijn. Derhalve had men in dit wetsontwerp uitsluitend onderwerpen opgenomen, waarvan de wettelijke regeling geen uitstel kon dulden. De belangrijkste verschillen met het Tijdelijk Persbesluit 1945 waren:
    1. een beroepsmogelijkheid voor degenen, die door de perszuivering waren getroffen.
    2. een wettelijke regeling van de bevoegdheden van de Commissie voor de Perszuivering.
    3. bijzondere bevoegdheden van de Persraad in verband met nog onvoldoende mogelijkheden om technische outillages aan te schaffen.
    4. een ontzetting van recht zou zich slechts uitstrekken tot het bekleden van een journalistieke of een leidende niet journalistieke funktie.
Verder werd uitbreiding gegeven aan de categorieën van personen, die onder het bereik van de perszuivering vielen (artt. 1 en 2). Binnen vier weken kon bij de Raad van Beroep, hetzij door betrokkene hetzij door de zgn. deskundige, die ter openbare zitting van de Commissie voor de perszuivering ten aanzien van de te treffen maatregel had geconcludeerd, beroep worden ingesteld ter zake van de volgende uitspraken van de Commissie:
  1. ontzetting van recht om in enige journalistieke of leidende niet journalistieke funktie in het perswezen werkzaam te zijn op grond van artikel 2 van deze Wet of van artikel 2 Tijdelijk Persbesluit 1945.
  2. verbod een persorgaan uit te geven onder een bepaalde naam op grond van artikel 6.
  3. weigering een certificaat van geen bezwaar te verlenen op grond van artikel 15 van deze Wet of van artikel 24 Tijdelijk Persbesluit 1945.
Ook stond beroep op de Raad van Beroep open van beschikkingen van de Persraad, waarbij deze, indien de Commissie daartoe de noodzakelijkheid te kennen had gegeven, in het bestuur van een onderneming, welke een of meer persorganen uitgaf, voorzag door het aanstellen van een bewindvoerder (artt. 16 en 17).
Ten slotte diende een advies (van de Commissie voor de perszuivering aan de minister belast met de zorg voor de perszaken) tot vordering in eigendom van hetzij alle bezittingen van een onderneming hetzij van een deel daarvan aan de goedkeuring van de Raad van Beroep te worden onderworpen (art. 18).
Na de parlementaire behandeling op 3, 4, 5, 6 en 10 juni 1947 in de Tweede Kamer en op 26 juni 1947 in de Eerste Kamer werd de wet opgenomen in het Staatsblad H 211 van 28 juni 1947.
Een K.B. van dezelfde datum (Stb H 212) bepaalde de datum van inwerkingtreding op 1 juli 1947.
Deze wet verviel op 17 mei 1951 n1. één dag na de inwerkingtreding van de Wet Voorziening Perswezen 1951 van 25 april 1951 (Stb 130), welke wet tot stand werd gebracht, omdat de perszuivering was beeindigd. De uitspraken krachtens het Tijdelijk Persbesluit 1945 en de Wet noodvoorziening Perswezen bleven van kracht.
B. Raad van Beroep.
1. Instelling.
Zoals hierboven reeds vermeld, werd in de Wet noodvoorziening Perswezen de mogelijkheid geopend van de uitspraken van de Commissie in beroep te komen (artt. 10-12), zulks naar aanleiding van de van vele zijden geuite wens, voor de van recht ontzette funktionarissen de gelegenheid open te stellen beroep aan te tekenen bij een grotendeels uit juristen bestaande instantie.
Art. 10, lid 1, luidde: "Ingesteld wordt een Raad van Beroep voor de Perszuivering, die zijn zetel heeft te 's-Gravenhage"; en lid 2: "De Raad van Beroep bestaat uit ten hoogste 11 leden, onder wie een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters, die door Ons op de voordracht van Onze Minister worden benoemd en ontslagen".
Nadat de wet per 1 juli 1947 in werking was getreden, kon eerst op 6 september d.o.v. een voordracht inhoudende een ontwerp-besluit voor de benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de leden ter bekrachtiging aan de Koningin worden voorgelegd. Het benoemingsbesluit van 28 oktober 1947 bevatte de volgende namen:
Lid en voorzitter: Jhr. Mr. G.W. van Vierssen Trip, oud-vice-president van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam.
leden en plaatsvervangende voorzitters:
  • Mr. L. van Lookeren Campagne, raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam,
  • Mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh, raadsheer in het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
  • leden: Prof. Mr. J.M. van Bemmelen, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, Mr. H.P. Berghuis, burgemeester van Smilde, F.J.W. Drion, oud-lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Mr. H.Th.H.P. van der Loos, raadsheer in het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch,
  • S.W. Melchior, uitgever te Hoevelaken,
  • Mr. dr. A.C. Scholtens, oud-secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken,
  • A. Stapelkamp, oud-voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Dr. Jos Gielen, installeerde de Raad van Beroep op 24 november 1947.
De leden Berghuis en Stapelkamp wendden zich in een schrijven (ingekomen 24 mei 1948) tot de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, met het verzoek hun ontslag te verlenen, aangezien zij zich niet konden verenigen met het uitgangspunt van de Raad bij het beoordelen van de beroepen die waren ingesteld, en met de principiele strekking van 's-Raads uitspraken. De Minister verwees hen naar de Regentes, tot wie zij hetzelfde verzoek richtten. Aan hun wens werd indirekt voldaan door hen niet voor herbenoeming voor te dragen. In de vacatures, hierdoor ontstaan, werd niet meer voorzien, evenmin als in die ontstaan door het overlijden van F.W.J. Drion (Zie K.B. van 14 januari 1949, nr. 46).
De voorzitter en overige leden werden herbenoemd per 1 januari 1950 en per 1 januari 1951.
2. De werkwijze.
Volgens de Wet noodvoorziening Perswezen (art. 11, lid 5) diende het beroep te worden ingesteld bij nota van grieven, "houdende de middelen en gronden, waarop het steunde". Van een ingesteld beroep werd door de Raad terstond kennis gegeven aan de Commissie voor de Perszuivering. Deze deed binnen een week na ontvangst van deze kennisgeving het volledige dossier van de zaak aan de Raad toekomen. Indien de betrokkene daartoe de wens te kennen had gegeven, stelde de Raad hem in de gelegenheid te worden gehoord. Uiteraard kon de Raad hem ook zelf oproepen om te worden gehoord.
Voor de behandeling van de beroepen werd de Raad in kamers van drie leden verdeeld. In een kamer moest de voorzitter of een van zijn plaatsvervangers zitting hebben. De secretaris of een der adjunctsecretarissen trad als griffier van een kamer op. Behalve te 's-Gravenhage was een kamer in Amsterdam gevestigd. De Raad van Beroep deed zijn uitspraken in de Nederlandse Staatscourant opnemen. Aanvankelijk deed de Commissie voor de Perszuivering dit niet. Op 4 oktober 1950 ging de Commissie over tot publikatie van alle door haar gedane uitspraken zonder er rekening mede te houden, of deze door de Raad van Beroep waren gewijzigd of vernietigd.
Uiteraard veroorzaakte dit bij betrokkenen verwarring. De Raad publiceerde op 13 oktober 1950 "tot goed verstand en juiste waardering een recapitulatie van alle uitspraken, waardoor een wijziging in de uitspraken van de Commissie was gebracht, in de Staatscourant.
3. Secretariaat.
Tot secretaris van de Raad van Beroep werd per 1 juli 1947 benoemd Mr. J.B.W.A. Kickert te 's-Gravenhage. ( Beschikking Minister Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, nr. 633, 2 juli 1947, Afd. Pers. ) Deze was reeds secretaris van de Centrale Zuiveringsraad voor het bedrijfsleven. Tot adjunct-secretarissen werden benoemd: ( Zie voorl. inv. nr. 40 archivalia perszuivering, archief Kabinet, Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. )
per ontslagen per
Mr. J. Biemond 1 juli 1947
Mr. J.A.M. Leistikow 1 september 1947 1 juni 1949
Mr. R. Kolthals Altes 1 februari 1948 1 maart 1949
Mevr. Mr. A. Groen-Kolthof 1 februari 1948 1 maart 1949
Mr. W.A.H. Fuchter 1 februari 1949 1 juli 1949
Het secretariaat van de Raad van Beroep was gevestigd Surinamestraat 3 te 's-Gravenhage.
Behalve bovengenoemden werkte bij het secretariaat een aantal bureau-ambtenaren, die allen maandelijks een "beloning" voor hun werkzaamheden ontvingen.
Hiertoe behoorden o.a. een Comptabele, een hoofd Algemene Dienst en een hoofd van de Afdeling Opsporing.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de opheffing van de Raad van Beroep in mei 1951 bleef het archief bewaard in het gebouw, waarin de Raad was gevestigd geweest (Surinamestraat 3). De secretaris van de Rijksberoepscommissie Algemeen Vorderingsbesluit 1940, Mr. J. Biemond, had het onder zijn hoede. Het secretariaat van deze commissie werd op 5 januari 1953 overgebracht naar de Rutger Jan Schimmelpennincklaan 20. Het archief van de Raad van Beroep ging mee. Omstreeks 1955 is het archief gedeponeerd in de Centrale archiefbewaarplaats van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
De archivalia van de Raad van Beroep, evenals de overige zich in het archief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bevindende stukken, betrekking hebbende op de perszuivering, waren als gevolg van onvoldoende inzicht in de structuur van de stukken niet juist geordend. Zij waren samengevoegd met de stukken, die de afdeling Pers en later de Afdeling Kabinet van het Ministerie hadden geproduceerd. Het "respect des fonds" was niet in acht genomen.
Een oude inventaris van de stukken in het archief was en is niet aanwezig. De bij de Raad ontvangen of door de Raad opgemaakte bescheiden kregen een volgnummer bij de inschrijving in een agenda, die niet is aangetroffen. De wijze van opbergen in het archief is voor wat betreft de stukken die niet een bepaalde beroepszaak betroffen, niet bekend. De procesdossiers kregen een "dossiernummer", in volgorde van binnenkomst van de nota's van grieven door de betrokkenen of de deskundigen ingediend.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
  1. Doorslagen van uitgaande aanbiedingsbrieven inzake doorzending van verkeerd geadresseerde stukken, december 1947 - september 1949
  2. Ingekomen brief van de Persraad houdende verzoek uitspraken van de Raad aan hem toe te zenden, maart 1948.
  3. Briefwisseling betreffende toezending van uitspraken van de Raad aan de Commissie voor de Perszuivering, november 1948 - juli 1949.
  4. Briefwisseling betreffende toezending van uitspraken en dossiers van de Commissie voor de Perszuivering aan de Raad, februari 1949 - juni 1950.
Ordening van het archief
Bij de inventarisatie is de volgorde waarin de procesdossiers zich bevonden, zoveel mogelijk gehandhaafd. Alleen is een onderscheid gemaakt tussen de taken, die de Raad van Beroep had, namelijk uit behandelen van beroepen tegen de op verschillende wetsartikelen berustende uitspraken van de Commissie voor de Perszuivering en het al of niet goedkeuren van een advies van Commissie.
De uitspraken van de Commissie voor de Perszuivering hielden vaak niet alleen een ontzetting van recht, maar tevens een naamsverbod in of zij werden gecombineerd met een advies aan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om over te gaan tot vordering in eigendom op grond van art. 18 Wet noodvoorziening Perswezen. Deze zaken werden, als beroep was aangetekend, door de Raad tegelijk behandeld. Bij de inventarisatie is met deze wijze van werken rekening gehouden, zoals blijkt uit de volgende indeling.
A. Organisatie
B. Behandeling van beroepen
I. algemeen
II. in het bijzonder
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 2 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 2 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 6 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 24 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 15 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • behandeling van het advies van de Commissie voor de Perszuivering op grond van artikel 18 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 2 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 2 Wet noodvoorziening Perswezen en op grond van artikel 6 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 2 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 2 Wet noodvoorziening Perswezen, op grond van artikel 6 Wet noodvoorziening Perswezen en op grond van artikel 16 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 17 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 2 Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 2 Wet noodvoorziening Perswezen en behandeling van het advies van de Commissie voor de Perszuivering op grond van artikel 18 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 2 van het Tijdelijk Persbesluit 1945 of van artikel 2 van de Wet noodvoorziening Perswezen en op grond van artikel 6 Wet noodvoorziening Perswezen en behandeling van het advies van de Commissie voor de Perszuivering op grond van artikel 18 Wet noodvoorziening Perswezen.
  • beroepen tegen uitspraken op grond van artikel 6 Wet noodvoorziening Perswezen en behandeling van het advies van de Commissie voor de Perszuivering op grond van artikel 18 Wet noodvoorziening Perswezen.
Van elke zaak die is behandeld, zijn in de inventaris vermeld:
  • de naam en de in de oorlog vervulde funktie(s) van degene, die het beroep heeft aangetekend;
  • het persorgaan of de uitgeefster van het persorgaan, waarbij degene die beroep heeft aangetekend, in de oorlog werkzaam is geweest;
  • indien nodig, de aanduiding: naamsverbod of vordering in eigendom;
  • de periode, waarover de stukken lopen.
Ten slotte is een namenindex opgenomen.
Bij de archivalia van de Raad van Beroep bevonden zich ook stukken die thuis horen in het archief van de Commissie voor de Perszuivering. Deze zijn gezonden aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam, alwaar het archief van deze commissie zich bevindt.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Raad van Beroep voor de Perszuivering, nummer toegang 2.14.13, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Raad van Beroep Perszuivering, 2.14.13, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie: Archief van de Commisie voor de Perszuivering, toegangsnr. 194.
perontslagen per

Archiefbestanddelen