De op het ministerie van Buitenlandse Zaken aanwezige archieven die betrekking hebben op de werkzaamheden van Beyen zijn onder te verdelen in twee soorten. Enerzijds is er het zogeheten 'bewindsliedenarchief'. Dit omvat onder andere het persoonlijke archief van Beyen dat aan het departement is geschonken. Daarnaast is er het archief dat in beheer is van het ministerie zelf, het zogeheten departementsarchief, waarin ook dossiers te vinden zijn die betrekking hebben op het ministerschap en ambassadeursschap van Beyen.
Het persoonlijke archief van Beyen bestaat uit vijftien inventarisnummers die alle afkomstig zijn uit de periode 1952-1956.
Nationaal Archief (NA), Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bewindsliedenarchief 1952 - 1998 (Bewindsliedenarchief), 2.05.81, inv.nrs 1-15.
Het deel van het departementsarchief dat betrekking heeft op Beyen bestaat uit drieëntwintig dossiers. Dertien dossiers hebben betrekking op de besprekingen tussen Beyen en Kaufman over schadevergoedingen en de grenscorrecties in de Eems-Dollard regio. Het betreft hier vijf dossiers met correspondentie over de besprekingen
Departementsarchief code 9 / 1955-1964 / 1485-1489
, één dossier van oud-minister Luns met betrekking tot de besprekingenDepartementsarchief code 9 / 1955-1964 / 2703
, zes dossiers met perscommentarenArchieven Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1955-1964, inv.nrs. 16591 - 16592
en één dossier van de werkgroep 'Grensoverschrijdende Wateren'.Archieven Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1955-1964, inv.nr 16590
De overige tien dossiers uit het departementsarchief die betrekking hebben op de werkzaamheden van Beyen bestaan uit zijn personeelsdossier van aanstelling tot ontslag
Departementsarchief code 131 / bd / 00050
, twee dossiers met artikelen en redevoeringen van Beyen over het Nederlandse buitenlands beleid en met name Europese integratieArchieven Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1955-1964, inv.nrs 18689 en Archieven Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945-1954, inv. nr. 16850
, twee dossiers van de interdepartementale commissie voor Europese integratie (Commissie-Beyen)Archieven Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1955-1964, inv.nr. 18774
, één dossier dat betrekking heeft op een verzoek aan minister Beyen om erevoorzitter te worden van Europe Notre PatrieEurope Notre Patrie was de culturele sector van de Union Economique et Douanière Européenne. NA, Archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Buza), 1945-1964, inv.nr. 16873
en vier dossiers betreffende zijn dienstreizen: een bezoek aan kanselier K. Adenauer in november 1953NA, Buza, inv.nr. 14884
, een dienstreis naar Zwitserland in 1953NA, Buza, inv.nr. 14990
, een dienstreis naar Italië (1956) en een dienstreis naar Oostenrijk en Zwitserland (1956)Departementsarchief code 9 / 1955-1964 / 02593
en ten slotte nog één dossier met verzoeken tot verlof tot afwezigheid voor het bijwonen van verschillende internationale conferenties zoals de Conferentie voor het Suezkanaal, Nato-besprekingen en vergaderingen van de West-Europese Unie (WEU).Departementsarchief code 9 / 1955-1964 / 01497
Het kan mogelijk interessant zijn archieven van het ministerie te raadplegen die niet direct verbonden zijn aan de naam Beyen, maar die wel gerelateerd zijn aan de verschillende onderwerpen waar hij in zijn ambtstermijn mee te maken heeft gehad. Voorbeelden hiervan zijn archieven van: Directoraat-generaal Europese Samenwerking (DGES) met betrekking tot de Europese integratie; DWM (Directie West- en Midden-Europa) betreffende de besprekingen over de grenscorrectie met Duitsland. Gegevens over het derde kabinet-Drees zijn te vinden in het archief van het Directoraat-generaal Politieke Zaken (DGPZ). Daarnaast kunnen de archieven van de Nederlandse ambassade te Parijs uit de jaren 1958-1963 mogelijk relevante informatie opleveren.
Jan Willem Beyen (2 mei 1897-29 april 1976) studeerde van 1914 tot 1918 Rechtswetenschap aan de Universiteit Utrecht. Na zijn studie was hij werkzaam bij de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën, alwaar hij in 1923 benoemd werd tot waarnemend thesaurier-generaal. In 1924 maakte hij de overstap naar Philips waar hij werkte als secretaris van de directie. Nog geen twee jaar later vervolgde hij zijn carrière als directeur van de Javasche Bank te Amsterdam. Hierna werd hij in 1927 benoemd tot directeur van de Rotterdamsche Bank.
Duco Hellema, Bert Zeeman en Bert van der Zwan 'De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw' (Den Haag: Sdu uitgevers 1999) p. 200. Verder uitgebreid: W.H. Weenink, 'Bankier van de wereld en Bouwer van Europa. Johan Willem Beyen 1897-1976' (Amsterdam, Uitgeverij Prometheus, Rotterdam, Uitgeverij NRC-Handelsblad, 2005).
In 1935 vertrok Beyen naar het buitenland. Hij werd bij de Bank voor Internationale Betalingen te Bazel aangesteld als vice-president en in 1937 benoemd tot president. Zijn internationale carrière vervolgde hij van 1940 tot 1946 als financieel directeur bij Lever Brothers en Unilever te Londen. Tijdens zijn verblijf in Londen was hij tevens werkzaam als financieel adviseur van de Nederlandse regering in ballingschap. Hij bleef dit tot 1952. In deze zelfde naoorlogse periode (van 1946 tot 1952) was hij de executive director van het Internationaal Monetair Fonds te Washington.
http://www.parlement.com/9291000/bio/01868
Op 2 september 1952 trad Beyen (die partijloos was) naast J.A.H.M. Luns aan als minister van Buitenlandse Zaken (voor een toelichting op dit duaal ministerschap zie pag. 5). Beyen was belast met Europese Zaken en multilaterale betrekkingen. Na zijn ministerschap was hij in 1957 werkzaam als regeringscommissaris voor Duitse aangelegenheden. In die functie hield hij zich bezig met onderhandelingen over geschillen die waren voortgekomen uit de Tweede Wereldoorlog. Het ging hier met name om de grenscorrectie in de Eems-Dollard regio en schadevergoedingen.
Hellema e.a., 'Ministers van Buitenlandse Zaken' p. 207-208
Op 1 januari 1958 werd Beyen voor een periode van vijf jaar benoemd tot ambassadeur te Parijs. 1.2. NevenfunctiesDe nevenfuncties van Beyen zijn zeer talrijk geweest. Zo is hij onder meer lid geweest van diverse Raden van Commissarissen zoals die van de KLM, Philips, het Nederlands syndicaat voor China, de Hollandse Beton Maatschappij en de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij en was hij na zijn ambassadeurschap president van de Raad van Commissarissen van de Rotterdamsche Bank, Wm. H. Müller & Co., de Nederlandsche tak van het Petrofina-concern en de Hollandse Aannemingsmaatschappij.
http://www.parlement.com/9291000/bio/01868
In 1944 was hij hoofd van de Nederlandse afvaardiging naar de conferentie van Bretton Woods, waar geprobeerd werd een nieuw internationale economisch stelsel op te zetten.
Hellema e.a., 'Ministers van Buitenlandse Zaken' p. 200
Andere belangrijke nevenfuncties waren lidmaatschap van de commissie ter oprichting van de Verenigde Naties (Londen, november 1945), presidentschap van de Association pour l'etude des problemes de l'Europe (Parijs, 1963 tot 1967), lidmaatschap van de adviescommissie voor internationale monetaire vraagstukken (sinds 1966) en voorzitterschap van de Nederlandse afvaardiging naar de 5e zitting van de Economic and Social Council van de Verenigde Naties.http://www.parlement.com/9291000/bio/01868
1.3. OnderscheidingenIn juli 1927 werd Jan Willem Beyen benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Op 28 april 1951 werd hij Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.
Ibidem
1.4. Derde kabinet-Drees - minister van Buitenlandse ZakenOp 2 september 1952 trad het derde-kabinet Drees aan. Daarin hadden de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), de Partij van de Arbeid (PvdA), de Christelijk-Historische Unie (CHU) en de Katholieke Volkspartij (KVP) zitting. Bijzonder was dat het kabinet twee ministers voor Buitenlandse Zaken had. Reden hiervoor was dat de uitslag van de verkiezingen tot gevolg had dat de ministersposten evenwichtig verdeeld moesten worden. Dit hield onder meer in dat er een minister zonder portefeuille op Buitenlandse Zaken benoemd diende te worden. Daarnaast was er volgens de historicus Jan Willem Brouwer sprake van een "oude wens van het parlement" om een afzonderlijke minister voor Europese Zaken te benoemen.
Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 201
Beyen werd officieel tot minister benoemd en kreeg Europese Zaken en multilaterale betrekkingen toegewezen. Joseph Luns werd benoemd tot minister zonder portefeuille en kreeg niet-Europese aangelegenheden en bilaterale betrekkingen, zoals Indonesië, toegewezen.
Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland (Utrecht, Uitgeverij het Spectrum, 1995), p.169
Hoewel op papier het een minister zonder portefeuille betrof, was de functie in feite dezelfde als die van Beyen en Luns mocht zich in het buitenland dan ook gewoon minister van Buitenlandse Zaken noemen. De door de minister-president opgestelde strikte taakverdeling tussen Luns en Beyen was echter pas tot stand gekomen nadat in het eerste jaar van het gedeelde ministerschap was gebleken dat beide ministers slecht met elkaar konden opschieten.Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 201
Volgens Dick Houwaart is het opmerkelijk te noemen dat het kabinet geen regeringsverklaring aflegde. Veertien dagen na het aantreden van het kabinet werd de troonrede voorgelezen door koningin Juliana en voor het kabinet was dit meteen haar regeringsverklaring.
Dick Houwaart, Van Drees tot Kok: een halve eeuw regeren (Kampen, Uitgeverij Kok, 1998), p. 74
Een belangrijk passage uit de troonrede was het voornemen de betrekkingen met Indonesië te verbeteren om zo de besprekingen over de Nederlands-Indonesische Unie te kunnen hervatten.
Houwaart, Van Drees tot Kok, p. 75
Helaas verslechterde de relatie met Indonesië zodanig dat op 15 februari 1956 er officieel een einde werd gemaakt aan de Nederlands-Indonesische Unie.http://www.parlement.com/9291000/modules/g0cfvphf
Andere bijzonderheden voor het derde-kabinet Drees waren de watersnoodramp van 1 februari 1953 (waarbij meer dan 1800 mensen omkwamen en de totale schade ruim 500 miljoen gulden bedroeg), de totstandkoming van het Statuut voor het Koninkrijk welke op 29 december 1954 werd afgekondigd (en bepaalde dat Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige onderdelen van het Koninkrijk werden) en de Greet Hofmans-affaire waarbij koningin Juliana onder dusdanig grote invloed van de gebedsgenezeres Greet Hofmans kwam te staan dat dit bijna tot een constitutionele crisis leidde.
Ibidem
1.5. Beyens plan voor EuropaIn 1951 richtten Frankrijk, Duitsland, België Luxemburg, Italië en Nederland de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op. De samenwerking tussen deze Europese landen werd in mei 1952 uitgebreid met een verdrag dat voorzag in de oprichting van een Europese Defensie Gemeenschap (EDG). Uiteindelijk doel van dit verdrag was om de weg vrij te maken voor een overkoepelende Europese Politieke Gemeenschap (EPG).
Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 203
In 1952 presenteerde minister Beyen het 'plan-Beyen'; hierin streefde hij naar een economische integratie die begon met een douanegemeenschap binnen de EGKS-landen (hetgeen betekende dat de interne tariefgrenzen zouden worden opgeheven zodat handelsbelemmeringen wegvielen).
http://www.parlement.com/9291000/bio/01868
Beyen week hiermee af van de visie van zijn voorganger D.U. Stikker, die de voorkeur gaf aan de sectorsgewijze benadering zoals die tot dusver door alle lidstaten was nagestreefd.Hellema, Buitenlandse politiek, p. 171
Volgens Beyen kon politieke integratie niet los van een algehele economische integratie plaatsvinden en dus ook niet per sector van de economie.Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 205
In eerste instantie werd het 'plan-Beyen' niet enthousiast ontvangen door de andere EGKS-lidstaten. De doorbraak (voor zijn visie) kwam echter in 1954 toen het Franse parlement het verdrag voor de EDG verwierp. Automatisch gevolg daarvan was dat de oprichting voor een EPG niet kon plaatsvinden. De Europese integratie kreeg hierdoor te kampen met een terugval en dit bleek de kans voor Beyen om zijn plan nogmaals onder de aandacht te brengen.
Ibidem
Beyen zette zijn plannen voor economische integratie om in een gezamenlijk initiatief met de ministers van Buitenlandse Zaken van Luxemburg (Joseph Bech) en België (Paul-Henri Spaak). Dit werd gecombineerd met het voorstel van de Franse politicus Jean Monnet om de EGKS uit te breiden met kernenergie. Dankzij deze koppeling bereikte hij op de conferentie van Messina in juni 1955 samen met de vijf andere lidstaten een akkoord over de uitbreiding van het Europese integratieproces tot alle economische sectoren.
Ibidem
Het Verdrag van Messina leidde uiteindelijk in 1957 tot het Verdrag van Rome, waarin de oprichting voor de Europese Economische Gemeenschap en Euratom werd vastgelegd.Hellema, Buitenlandse politiek, p. 174
De op het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanwezige archieven die betrekking hebben op de werkzaamheden van Brinkhorst zijn onder te verdelen in twee soorten. Enerzijds is er het zogeheten 'bewindsliedenarchief'. Dit bevat onder andere het persoonlijk archief van Brinkhorst dat door hem is geschonken aan het departement. Daarnaast is er het departementsarchief, waarin ook dossiers te vinden zijn die betrekking hebben op het staatssecretariële werk van Brinkhorst.
Het persoonlijke archief bestaat uit 26 inventarisnummers en beslaat de gehele periode 1973-1977 waarin Brinkhorst staatssecretaris was.
NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs 16-41
Op het ministerie van Buitenlandse Zaken bevinden zich diverse archieven die gerelateerd zijn aan Brinkhorst.
Ten eerste zijn er de archieven die betrekking hebben op zijn werkzaamheden als staatssecretaris (1973-1977). Hierin bevinden zich een overzichtsdossier met voorbereidingen op en verslagen van door Brinkhorst gemaakte reizen en specifieke dossiers over afgelegde werkbezoeken naar Australië en Japan.
Departementsarchief code 9 / 1975-1984 / 1225-1227
Andere archieven uit deze periode bevatten dossiers inzake ontvangen onderscheidingenDepartementsarchief code 2 / 1975-1984 / 1446 en Departementsarchief dkp / ara / 00609
en dossiers met memoranda, telexen en gevoerde correspondentie.Departementsarchief code 9 / 1975-1984/ 000640
Daarnaast zijn er op het departement archieven aanwezig die informatie bevatten over de werkzaamheden van Brinkhorst als minister van Landbouw. Deze dossiers hebben enkel betrekking op de werkzaamheden die zowel het ministerie van Landbouw als het ministerie van Buitenlandse Zaken betroffen. Om een echte indruk te krijgen van Brinkhorsts werk als minister moet men het archief van het departement van Landbouw raadplegen.
De archieven die verbonden zijn aan de werkzaamheden van oud-staatssecretaris Brinkhorst zijn niet altijd aan zijn naam verbonden, maar die wel gerelateerd zijn aan de verschillende onderwerpen waar hij in zijn ambtsperiode mee had te maken. In dat verband kunnen bijvoorbeeld interessant zijn archieven van: Directoraat-Generaal Europese Samenwerking (DGES) - welke het Nederlandse beleid met betrekking tot Europa en de Europese Unie (EU) - ontwikkelt en coördineert- om meer inzicht te krijgen in zijn werkzaamheden; Directie Azië en Oceanië (DAO) om meer inzicht te verschaffen over zijn werkreizen naar Australië en Japan. Gegevens over het buitenlands beleid van het kabinet-Den Uyl zijn te vinden in het archief van het Directoraat-Generaal Politieke Zaken (DGPZ).
Laurens Jan Brinkhorst (18 maart 1937) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Leiden alwaar hij in 1959 doctoraal-examen deed. Hierna behaalde hij in 1961 zijn M.A. Public Law and Government aan Columbia University in New York. Zijn eerste baan was tevens in New York, bij advocatenkantoor Shearman & Sterling (1960-1961).
http://www.ez.nl/content.jsp?objectid=10159
Van 1962 tot 1965 was hij werkzaam als wetenschappelijk medewerker van het Europa Instituut van de Universiteit Leiden en van 1965 tot 1967 was hij directeur van dit instituut. In deze zelfde tijd was hij lector Recht van Internationale Organisaties aan deze universiteit om vervolgens van 1967 tot 1973 hoogleraar Europees Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen te worden.
http://www.parlement.com/9291000/bio/01738
De politiek betrad hij in juli 1970 toen hij voor D66 lid werd van de Provinciale Staten van Groningen. Deze functie behield hij tot oktober 1971. In mei 1973 werd hij benoemd tot staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (belast met Europese Samenwerking) in het kabinet-Den Uyl. Na het aflopen van zijn staatssecretarisschap in 1977 was hij tot 1982 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij van september 1981 tot november 1982 tevens fractievoorzitter was voor D66.
http://www.ez.nl/content.jsp?objectid=10159
Van 1982 tot 1987 was Brinkhorst hoofd van de delegatie van de Europese Gemeenschap te Japan. In 1987 werd hij bij de Europese Gemeenschap benoemd tot directeur-generaal Milieuzaken, Consumentenbelangen en Nucleaire Veiligheid, een functie die hij tot 1994 bekleedde. Van juli 1994 tot juni 1999 was hij lid van het Europees Parlement. Op 8 juni 1999 werd Brinkhorst in het tweede kabinet-Kok (1998-2002) benoemd tot minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Na deze ambtstermijn werd hij deeltijd-hoogleraar Internationaal en Europees Bestuur aan de Universiteit van Tilburg. Op 27 mei 2003 werd hij voor een tweede maal benoemd tot minister, ditmaal van Economische Zaken.
http://www.parlement.com/9291000/bio/01738
Hieraan kwam in november 2006 door de val van het kabinet een einde. Daarna werd Brinkhorst hoogleraar internationaal en Europees recht en bestuur aan de Rijksuniversiteit Leiden. 1.2. NevenfunctiesOud-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Brinkhorst was van juli 2002 tot mei 2003 (tot zijn aantreden als minister van Economische Zaken) adviseur European Affairs bij NautaDutilh Advocaten te Brussel. De nevenfuncties die hij in het verleden bekleedde, waren onder meer het lidmaatschap van de Adviesraad World Resources Institute en lidmaatschap van het curatorium van het Nederlands Economisch Instituut.
http://www.ez.nl/content.jsp?objectid=10159
Daarnaast was hij lid van het dagelijks bestuur van het Genootschap voor Internationale Zaken, van de adviescommissie Volkenrechtelijke Vraagstukken, van het hoofdbestuur Europese Beweging Nederland, van het Executive Committee Centre for European Policy Studies (te Brussel) en van de Adviescommissie Internationale Zaken van de Universiteit Leiden. Bovendien was hij van september 1977 tot september 1981 derde ondervoorzitter van het Presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.http://www.parlement.com/9291000/bio/01738
1.3. OnderscheidingenBrinkhorst heeft diverse onderscheidingen ontvangen. Op 11 april 1978 werd hij benoemd in de Orde van de Nederlandse Leeuw en op 10 december 2002 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Ibidem
Italië onderscheidde hem met het Grootkruis in de Orde van Verdienste in 1973 en in 1974 ontving Brinkhorst eveneens het Grootkruis van Verdienste van Senegal. Koningin Margrethe II van Denemarken kende hem in 1975 het Grootkruis in de Dannebrogorde toe, de president van de Socialistische Republiek van Roemenië verleende hem in 1975 het Grootkruis in de Orde van Tudor Vladimirescu en België verleende hem in 1976 het Grootkruis in de Orde van Leopold II. Tunesië benoemde Brinkhorst in 1976 tot Commandeur in de Orde van de Republiek van Tunesië, dit naar aanleiding van het ondertekenen van de Maghreb akkoorden.
Departementsarchief code 2 / 1975-1984 / 1446
1.4. Kabinet-Den UylVoor een beschrijving van het kabinet-Den uyl zie: "Inleiding op de archieven van prof. P.H. Kooijmans", Kabinet-Den Uyl.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2049
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Bevat o.a. stukken betreffende bezoeken en bijeenkomsten in binnen- en buitenland.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2049
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2053
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2053
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2053
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2049
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2050
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2051
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2052
Beperkt openbaar B
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2053
Beperkt openbaar B
De op het ministerie van Buitenlandse Zaken aanwezige archieven die betrekking hebben op de werkzaamheden van Hans van den Broek als kamerlid, staatssecretaris en minister zijn onder te verdelen in twee soorten. Enerzijds is er het zogeheten 'bewindsliedenarchief'. Dit bevat onder andere het persoonlijke archief van Van den Broek dat aan het departement is geschonken. Daarnaast beheert het ministerie zelf ook een archief, het zogeheten departementsarchief, waarin zich ook dossiers bevinden zijn die betrekking hebben op het werk van Van den Broek.
Het persoonlijke archief bestaat uit 370 inventarisnummers. Dit archief is op basis van verschillende politieke functies onderverdeeld in drie rubrieken: kamerlid
NA, Bewindsliedenarchief, 2.05.81, inv.nrs 42-68
, staatssecretarisIbidem, inv.nrs 69-73
en minister.Ibidem, inv.nrs 74-362
Het wordt afgesloten met twee gedeponeerde archieven, te weten van de particulier secretaris en van het secretariaat van Van den Broek tijdens zijn ministerschap.Ibidem, inv.nrs 363-371 en 372-413
Het deel van het departementsarchief dat betrekking heeft op de periode dat Van den Broek minister was, is zeer omvangrijk. Het onderdeel dat betrekking heeft op zijn werkzaamheden als staatssecretaris ten tijde van het kabinet-Van Agt I en II bevat dossiers over afgelegde werkbezoeken en zijn benoeming tot staatssecretaris.
De tien-jarenblokken van het departementsarchief over de werkzaamheden van minister Van den Broek tijdens het eerste, tweede en derde kabinet-Lubbers bevatten met name verslagleggingen van en werkdossiers ter voorbereiding op afgelegde bezoeken aan diverse landen. Daarnaast bevatten deze dossiers met betrekking tot de Europese Gemeenschap, het Benelux Comité van ministers, de voorbereiding en verslaglegging van gesprekken met buitenlandse collega's en Nederlandse organisaties, EG-ASEAN conferenties, brieven van en aan de minister, brieven van de journalist Willem Oltmans, letterlijke weergaven van speeches en toespraken, memoranda en zijn aanstelling tot en werkzaamheden als Speciaal Gezant van het Nederlands voorzitterschap voor de ASEM (Asia-Europe Meeting).
Verder is er een dossier waarin zich de felicitaties en dankbetuigingen naar aanleiding van zijn aanstelling tot minister bevinden en zijn er dossiers die informatie bevatten over een landbouwproject in Indonesië, zijn benoeming tot lid en voorzitter van het bestuur van de Carnegie-Stichting, de levering van onderzeeboten aan Taiwan, de bilaterale besprekingen met Indonesië en de ambtsoverdracht en zijn afscheidsreceptie.
Naast de hierboven genoemde persoonlijke- en departementsarchieven kan het mogelijk interessant zijn archieven op het ministerie te raadplegen die weliswaar niet direct verbonden zijn aan Van den Broek zelf, maar die wel gerelateerd zijn aan de verschillende onderwerpen waar hij in zijn ambtstermijnen mee te maken heeft gehad. Bijvoorbeeld de archieven van de: Directie Westelijk Halfrond (DWH) met betrekking tot de Verenigde Staten, Suriname en de Nederlandse Antillen; Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten (DAM) betreffende de Golfoorlog en Israël; Directie Zuidoost-Azië en Oceanië (DAO) omtrent de levering van onderzeeboten aan Taiwan en de betrekkingen met China; DAO en DGIS (Directoraat-generaal Internationale Samenwerking) inzake de verbroken ontwikkelingsrelatie met Indonesië; Directoraat-generaal Politieke Zaken (DGPZ) over de NAVO en de stationering van kruisraketten; Directoraat-generaal Europese Samenwerking (DGES) met betrekking tot de Europese Gemeenschap; Directie West- en Midden-Europa (DWM) over de Duitse eenwordingspolitiek en archieven van de Directie Zuidoost- en Oost-Europa inzake de oorlog in voormalig Joegoslavië. Gegevens over het eerste en tweede kabinet-Van Agt en het eerste, tweede en derde kabinet-Lubbers zijn te vinden in het DGPZ-archief.
Hans van den Broek (11 december 1936) studeerde rechten aan de Universiteit Utrecht. Tevens volgde hij de opleiding senior-management aan "De Baak" te Noordwijk. Zijn eerste baan was die van advocaat en procureur bij advocatenkantoor Briët te Rotterdam (1965-1968). Vervolgens werkte hij als directiesecretaris bij E.N.K.A.-Glanzstoff (tegenwoordig AKZO-Nobel) te Arnhem (1969-1973). Daarnaast werd hij op 1 september 1970 namens de KVP gemeenteraadslid van Rheden (Gelderland), een functie die hij bekleedde tot 21 augustus 1974. In 1973 werd hij eveneens bij E.N.K.A.-Glanzstoff commercieel manager produktiegroep industriële garens.
http://www.parlement.com/9291000/biof/01997
In 1976 maakte Van den Broek de overstap naar de landelijke politiek. Hij werd namens de Katholieke Volkspartij (KVP)
De Katholieke Volkspartij (KVP) fuseerde per 11 oktober 1980 met de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU) tot het Christen-Democratisch Appèl (CDA)
op 12 oktober 1976 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en werd in het tweede en derde kabinet-Van Agt benoemd tot staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (11 september 1981 - 4 november 1982). In deze functie was hij belast met Europese Samenwerking. Op 4 november 1982 werd hij benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet-Lubbers (1986-1989) en bleef dit gedurende het tweede en derde kabinet-Lubbers (1989-1993).Na zijn ministerschap werd Van den Broek lid van de Europese Commissie. Hier was hij belast met buitenlandse betrekkingen en uitbreiding van de Europese Gemeenschap. Deze functie bekleedde hij van januari 1993 tot september 1999. Op 25 februari 2005 is Hans van den Broek benoemd tot minister van Staat, een eretitel die slechts aan enkele oud-politici en oud-staatslieden wordt toegekend.
http://www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2005/02February/25/0-42-1_42-56012.jsp
1.2. NevenfunctiesIn het verleden behoorde het lidmaatschap van het bestuur Nederlands Studenten Afrika Gezelschap tot de nevenfuncties van Van den Broek. Sinds mei 1997 is hij lid van de Raad van Toezicht van de Universiteit Utrecht, sinds januari 2000 voorzitter van de Carnegie-Stichting, sinds maart 2000 voorzitter van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael (in 2007 kwam hieraan een einde) en sinds mei 2000 voorzitter van het bestuur van Radio Nederland Wereldomroep.
Van den Broek heeft als gedelegeerde deel uitgemaakt van de "bijzondere commissie van onderzoek naar de kennis, die personen hadden van het oorlogsverleden van mr. W. Aantjes en de wijze waarop deze kennis was verkregen en gehanteerd werd" van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
http://www.grondweteuropa.nl/9326000/1f/j9vvgjnazrhmix9/vg09lliq6gvw
1.3. OnderscheidingenOp 19 januari 1993 kreeg Hans van den Broek het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau.
http://www.parlement.com/9291000/biof/01997
1.4. Staatssecretaris van Buitenlandse ZakenDe resultaten van de Tweede Kamer verkiezingen van 1981 toonden een zeer verdeelde uitslag. Hierdoor waren er zes informateurs en formateurs en uiteindelijk 108 dagen nodig om tot een kabinetsformatie te komen. Op 11 september 1981 werd het tweede kabinet-Van Agt beëdigd. Dit bestond uit het CDA, de PvdA en D66.
Echter voordat de regeringsverklaring was uitgesproken was het kabinet bijna ten val gekomen. Op 16 oktober 1981 leidde onenigheid over bezuinigingen en het creëren van werkgelegenheid tot de ontslagaanvraag van twee PvdA-ministers. Er werden opnieuw twee formateurs aan het werk gezet en na negentien dagen trokken beide ministers hun ontslagaanvraag weer in. Veel mocht dit echter niet baten; op 12 mei 1982 kwam het kabinet alsnog ten val door een ruzie over de Voorjaarsnota.
Gezien de korte periode waarin het kabinet-Van Agt regeerde, heeft het weinig beleid ten uitvoer kunnen brengen. Dit gold ook voor staatssecretaris Van den Broek. Een goede illustratie hiervan is het feit dat er slechts twee dossiers in het departmentsarchief van het ministerie aanwezig zijn van zijn werkzaamheden als staatssecretaris.
1.5. Kabinet- van Agt IIDe resultaten van de Tweede Kamer verkiezingen van 1981 toonden een zeer verdeelde uitslag. Hierdoor waren er zes informateurs en formateurs en uiteindelijk 108 dagen nodig om tot een kabinetsformatie te komen. Op 11 september 1981 werd het tweede kabinet-Van Agt beëdigd. Dit bestond uit het CDA, de PvdA en D66.
Houwaart, Van Drees tot Kok, p. 149
Echter voordat de regeringsverklaring was uitgesproken was het kabinet bijna ten val gekomen. Op 16 oktober 1981 leidde onenigheid over bezuinigingen en het creëren van werkgelegenheid tot de ontslagaanvraag van twee PvdA-ministers. Er werden opnieuw twee formateurs aan het werk gezet en na negentien dagen trokken beide ministers hun ontslagaanvraag weer in. Veel mocht dit echter niet baten; op 12 mei 1982 kwam het kabinet alsnog ten val door een ruzie over de Voorjaarsnota.
Houwaart, Van Drees tot Kok, p. 150
Gezien de korte periode waarin het kabinet-Van Agt regeerde, heeft het weinig beleid ten uitvoer kunnen brengen. Dit gold ook voor staatssecretaris Van den Broek. Een goede illustratie hiervan is het feit dat er slechts twee dossiers in het departmentsarchief van het ministerie aanwezig zijn van zijn werkzaamheden als staatssecretaris.
1.6. Kabinet- van Agt IIINadat alle PvdA-ministers en -staatssecretarissen hun ontslag hadden ingediend in het tweede kabinet-Van Agt, werd er een minderheidskabinet gevormd door alle lege posten op te vullen vanuit het CDA en D66. Het kabinet werd op 29 mei 1982 beëdigd en had als voornaamste taak het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Deze hadden plaats op 6 september van datzelfde jaar en maakten na drie maanden een eind aan het derde kabinet-Van Agt.
Ibidem, p. 157-158
1.7. Minister van Buitenlandse ZakenIn het eerste kabinet-Lubbers hadden leden van het CDA en de VVD zitting. Het kabinet werd op 4 november 1982 beëdigd en legde op 22 november haar regeringsverklaring af. De in rap tempo stijgende werkloosheid baarde het zojuist aangetreden kabinet zorgen en de angst bestond dat de staatschuld een ongekende hoogte zou bereiken. Daarom werden zware maatregelen aangekondigd. De werkgelegenheid moest beter onder de bevolking worden verdeeld en overheidstekorten dienden drastisch te worden teruggebracht.
Ibidem, p. 164
Er werd onder meer bezuinigd op ambtenarensalarissen en uitkeringen, maar ook verschillende overheidssectoren als onderwijs en volksgezondheid moesten inleveren.http://www.parlement.com/9291000/modules/g0cb6864
Daarnaast was er het voornemen om meer dan honderdduizend woningen voor de sociale woonsector bij te laten bouwen, alsmede de tarieven voor het openbaar vervoer met gemiddeld tien procent te laten stijgen. Met betrekking tot de verschillende delen van het Koninkrijk nam het kabinet zich voor een Ronde Tafelconferentie te organiseren om de verhoudingen met de Nederlandse Antillen nader te bekijken. Dit leidde uiteindelijk tot de status aparte voor Aruba.
Houwaart, Van Drees tot Kok, p. 164-166
Belangrijkste twistpunt in de regeringsverklaring was echter de voorgenomen plaatsing van kruisraketten. Het voornemen werd op 1 november omgezet in het definitieve besluit van het kabinet tot plaatsing op de luchtmachtbasis Woensdrecht. Dit leidde tot groot maatschappelijk verzet en één van de grootste massabetogingen ooit in Nederland.
Ibidem, p. 166
Het buitenlands beleid van minister Van den Broek was zeker in de eerste jaren na zijn aantreden een voortzetting van het Nederlandse beleid zoals dat al sinds de jaren zestig was geweest.
Hellema, Buitenlandse politiek, p. 319
Tot aan het einde van zijn ministerschap bleef hij vasthouden aan een beleid dat voornamelijk was gericht op veiligheid, atlanticisme en steun aan de Verenigde Staten.Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 270-272
Deze kenmerken waren het sterkst zichtbaar in zijn houding tijdens de Koude Oorlog. Voorbeeld hiervan is het besluit tot de plaatsing van kruisraketten in Nederland. Tijdens de eerste termijn van Van den Broek als minister van Buitenlandse Zaken, was de relatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie opnieuw verslechterd. De NAVO besloot daarop kruisraketten te plaatsen in Europa en het kabinet stemde ermee in om deze op Nederlandse bodem te laten plaatsen. Deze instemming had volgens de historicus Paul Rusman voor Van den Broek echter meer te maken met herstel van het Nederlandse aanzien binnen de NAVO dan binnenlands-politieke redenen.
Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 271-272
Een terugkerend onderwerp tijdens het ministerschap van Van den Broek was Suriname. Naar aanleiding van de decembermoorden van 7 december 1982 in Suriname, legde hij een week later een verklaring af in de Tweede Kamer
http://www.parlement.com/9291000/biof/01997
en in 1991 dreigde hij met het sturen van Nederlandse troepen om legerleider Desi Bouterse te dwingen de uitslagen van de verkiezingen in Suriname te accepteren.Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 273
Andere onderwerpen die een rol speelden in het buitenlands beleid van Van den Broek waren onder meer de Golfoorlog (waarbij Van den Broek een groot voorstander was van een aanzienlijke Nederlandse bijdrage), de Scud-aanval van Irak op Tel Aviv op 8 januari 1991 waarna Nederland Patriot-luchtafweerraketten aan Israël aanbood, de levering van onderzeeërs aan Taiwan en de gevolgen daarvan voor de betrekkingen tussen China en Nederland, de West-Duitse eenwordingspolitiek, het Nederlandse EG-voorzitterschap in 1991 en de "Zwarte Maandag" in Maastricht toen het Nederlandse voorstel voor een Europese Politieke Unie van de tafel werd geveegd
Zie ook: "Inleiding op de archieven van P. Dankert", onder de rubriek Europa
, de verbreking van de ontwikkelingsrelatie met IndonesiëZie ook: "Inleiding op de archieven van prof. dr. J.P. Pronk", onder de rubriek Ontwikkelingssamenwerking
en het uitbreken van de oorlog in voormalig Joegoslavië waar Van den Broek op sterke wijze poogde tot bemiddeling.Hellema e.a., Ministers van Buitenlandse Zaken, p. 273-278 en http://www.parlement.com/9291000/biof/01997
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2057
Tot 2012 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2058
Tot 2013 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2058
Tot 2013 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2058
Tot 2013 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2058
Tot 2013 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Mogelijk zijn dit (voor een deel) toegangen op het Kabinetsarchief van het ministerie.
Bevat ook persoonlijke en vertrouwelijke correspondentie.
Tot 2015 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2060
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2060
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2060
Bevat ook persoonlijke en vertrouwelijke correspondentie.
Tot 2017 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2062
Tot 2018 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2063
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2063
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2063
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2063
Tot 2019 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2064
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2064
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2064
Tot 2020 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Bevat ook persoonlijke correspondentie.
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Bevat ook persoonlijke correspondentie.
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Bevat ook persoonlijke/privé correspondentie.
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Tot 2021 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Tot 2021 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2039
Niet openbaar tot 2039
Veel uitnodigingen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2064
Tot 2019 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2066
Tot 2021 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2071
Tot 2021 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Bevat o.a. de beantwoording van kamervragen.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2061
Tot 2016 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Bevat persoonlijke en vertrouwelijke correspondentie.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Tot 2020 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Tot 2020 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Tot 2020 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2067
Tot 2022 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2068
Tot 2023 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A
Bevat vertrouwelijke stukken.
Openbaarheid beperkt tot 01-01-2065
Tot 2020 niet openbaar, daarna beperkt openbaar A