Terug naar zoekresultaten

2.21.079 Inventaris van het archief van mr. dr. H.H.A. van Gybland Oosterhoff [levensjaren 1887-1937], 1890-1937 (1940); enkele familieleden, 1913-1969

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.079
Inventaris van het archief van mr. dr. H.H.A. van Gybland Oosterhoff [levensjaren 1887-1937], 1890-1937 (1940); enkele familieleden, 1913-1969

Auteur

W.L.A. Roessingh

Versie

11-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1975 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 175 Van Gybland Oosterhoff
Gybland Oosterhoff, van

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1890-1969

Archiefbloknummer

C25067

Omvang

; 353 inventarisnummer(s) 5,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale, geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff (1887-1937)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff (1887-1937) was werkzaam voor de Bataafsche Petroleummaatschappij, en werd secretaris van de Indologische faculteit van de Utrechtse universiteit. In zijn denken stond een politiek, die gericht was op een nationale eenheid-zowel intern als van de rijksdelen onderling-en die voortbouwde op historische grondslag en zich schaarde om het huis van Oranje als nationaal volkssymbool, centraal. Deze politiek richtte zich tegen alles wat "rood" was. In de crisisjaren was hij betrokken bij de oprichting van het reactionaire "Verbond van Nationaal Herstel". Na zijn dood werd ter zijner nagedachtenis een stichting in het leven geroepen ter bekroning van prestaties, van welke aard dan ook, die uitdrukking zouden geven aan de rijkseenheidsgedachte: de mr. dr. Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff-Stichting. Het archief bevat veel correspondentie, herinneringsplakboeken, en stukken opgemaakt uit hoofde van zijn functies.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff werd op 26 mei 1887 geboren te Batavia als zoon van Wybe Jacobus van Gybland Oosterhoff, arts en officier van gezondheid bij het K.N.I.L., en Diane Susanne Jéhenne Frederique Neys ( Nederlands Patriciaat, jrg. 24 (1938), p. 223. ) . Op jeugdige leeftijd naar Nederland gekomen doorliep hij het gymnasium te Haarlem. Op 28 januari 1909 behaalde hij zijn doctoraalexamen in de rechten aan de universiteit te Amsterdam en promoveerde op 31 maart daaraanvolgend tot doctor. Na in maart van het daarop volgende jaar tot adjunct-commies aan de afdeling Arbeid van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel te zijn aangestald behaalde hij op 23 mei 1911 zijn doctoraalexamen in de staatswetenschappen aan de universiteit te Utrecht ( Hiervoor en voor het hierna volgende zie het door mej. L.J. van Gybland Oosterhoff over haar broer opgetekend curriculum vitae voorin inv. nr. 23. ) . Ook hierin behaalde hij een doctorstitel en wel op 7 juni van het daarop volgende jaar. Op 1 maart 1913 verlegde hij zijn arbeidsterrein naar de Centrale Directie van de arbeidsinspectie in Den Haag. In augustus 1914 werd hij adjunct-secretaris belast met de dagelijkse leiding van het Koninklijk Nationaal Steuncomité. Op 16 juni 1916 werd hij aangesteld bij de Bataafsche Petroleummaatschappij, vanaf 1918 was hij daar chef van de afdeling Algemene zaken en privésecretaris van dr. H. Colijn, die in die tijd behalve lid van de Eerste Kamer directeur van deze maatschappij was. Samen met dr. F.C. Gerretson, die in die tijd eveneens privésecretaris van Colijn was, jhr. W.F. van Lennep, C. Plokhooy, G.H.J. Gijsberti Hodenpijl en mr. W.F.M. Bosschart vormde hij een groep, die contra-actie voerde tegen de revolutionaire aktiviteiten van Troelstra c.s. in de novemberdagen van 1918 ( Zie inv. nr. 321. ) . Van Van Gijbland Oosterhoff was het plan afkomstig de Landstorm te mobiliseren, hetgeen op 12 november, toen de provocatie van de S.D.A.P. er officiëel was, ook inderdaad geschiedde. Samen met Gerretson stelde hij een telegram op voor Colijn, die op dat moment in Londen verbleef, hetgeen deze de suggestie aan de hand deed, dat bij de te sluiten overeenkomst voor de levering van levensmiddelen van Entente-zijde zou worden gesteld dat geen levensmiddelen zouden worden geleverd aan een regering, die met geweld aan het bewind zou zijn gekomen.
De gebeurtenissen in de periode van 8 tot en met 15 november van 1918 vormden een begin-gebeurtenis, die bepalend zijn voor heel het politieke denken en voelen van Van Gybland Oosterhoff. Dit manifesteerde zich vooral ná 1924 toen hij tot secretaris was geworden van de toen van de universiteit van Utrecht opgerichte Indologische faculteit. In dit denken stond een politiek, die gericht was op een nationale eenheid-zowel intern als van de rijksdelen onderling-en die voortbouwde op historische grondslag en zich schaarde om het huis van Oranje als nationaal volkssymbool, centraal. Deze politiek richtte zich tegen alles wat "rood" was, d.w.z. elke politieke richting, die zich richtte op een vaag illusionistisch internationalisme, die antikoloniaal, dus tegen de rijkseenheid was, die niet voortbouwde op een historische grondslag en daarom-voor zover het ons land betrof-antimonarchaal, anti-oranje was. Wij komen hier nog nader op terug.
Tot 1920 bleef hij werkzaam bij de afdeling Algemene zaken van de Bataafsche Petroleummaatschappij en was hij als zodanig tevens secretaris van Colijn in Londen. In deze periode, vooral in de jaren 1915-1917 reisde hij veel, maakte o.a. een wereldreis en diende tijdens een verblijf in Nederlands-Indië het gouvernement aldaar van advies over de mijnordonnantie en de indische mijnwet ( Zie inv. nr. 70 en 313-314. ) . In 1920 werd hij uitgezonden naar Mexico om met de regering aldaar te onderhandelen over de mijnwetgeving. In februari 1920 werd hij opgenomen in de directie van de Corona, een dochtermaatschappij voor Mexico van de Koninklijke Petroleum Maatschappij. In Mexico-City was hij voorzitter van de Nederlandse vereniging. Weer terug in Nederland speelde hij in de jaren 1924-1925 een rol bij de oprichting van de Indologische faculteit aan de universiteit van Utrecht, waarvan hij secretaris van het college van curatoren werd alsmede secretaris van het voor de instandhouding van deze faculteit opgerichte Indologische fonds ( Zie inv. nr. 102 en 322. ) . In oktober 1929 verscheen het eerste nummer van De Rijkseenheid, een staatkundig en economisch weekblad ter versterking van de banden tussen Nederland en de Indiën. Het blad werd geredigeerd door mr. A.J.A.A. baron van Heemstra, A.J.W. Harloff en mr. dr. H.H.A. van Gybland Oosterhoff ( Zie inv. nr. 324. ) . Voor de Utrechtse indologische faculteit vormde De Rijkseenheid een belangrijke spreekbuis. Zowel de staatkundige ontwikkelingen als de cultuurbeweging in Zuid-Afrika werden op de voet gevolgd. In het bijzonder hield het weekblad zich bezig met de gebreken van onze defensiepolitiek en de daaruit voortvloeiende gevaren voor de verdediging van de rijksdelen overzee. Voor de rechtvaardiging van het nederlands gezag in Indië greep hij terug op de opvatting, die de toen overleden staatsman jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman daarover had ( Zie voor het hierna volgende: inv. nr. 188. ) . In het kort komt deze gedachtengang hierop neer. Een volk heeft niet het recht om de schatten, die het in zijn bodem bewaart, of die door zijn bodem worden voortgebracht, voor zichzelf te bewaren. Zomin een volk als een individu mag zichzelf een zodanig recht toekennen op de grond, dat de schatten, die de Schepper erin verborgen heeft, niet tot gemeen gebruik van allen kunnen worden gebezigd. Maar wanneer dat zo is, dan moet ook degene, die een bepaald land gaat exploiteren, dat kunnen doen en daarvoor van de overheid van dat land de nodige bescherming genieten. Schiet de overheid te kort, dan mag dat volk door zijn vertegenwoordigers zelf die taak overnemen. Als nu een volk in een vreemd land komt, welks regering niet in staat is het recht in zo voldoende mate te handhaven dat dit daar kan leven en handeldrijven, dan moet dat volk als sterker van aanleg, dat bestuur zelf wel gaan uitoefenen. De vreemdeling mag dus het gezag overnemen, maar dat gezag moet rechtvaardig zijn en aan zijn hoge roeping voldoen: handhaving van het recht. De oprichting van het Verbond voor Nationaal Herstel ontstond uit de kringen rondom De Rijkseenheid ( Zie voor het hierna volgende: de inv. nrs. 133-134. ) Reeds in 1932 werd er een beroep gedaan op professor dr. J.L. Pierson zich aan het hoofd te stellen van een groot nationaal front op de grondslag van de rijkseenheid. Hij belegde een bijeenkomst en hieruit ontstond een kerngroep van slechts weinigen, die geregeld overleg pleegden. In het nummer van 22 oktober 1932 van De Rijkseenheid ( Zie inv. nr. 214. ) stond een artikel over de "Nationaal-herstel"-concentratie, waarin de vraag gesteld werd of deze concentratie, die in dit artikel niet zozeer als een nieuwe partij gezien werd maar als een federatief verband van partijen, op basis van een christelijk-nationale politiek tot stand zou kunnen worden gebracht. Van Gybland Oosterhoff schreef op 28 oktober 1932 aan Bauduin dat hij bezig was "poolshoogte te nemen of met eerste klasse mensen een concentratie mogelijk is"; ook professor Gerretson meende dat hier autoriteit tegenover majoriteit gesteld moest worden. Terwijl men naarstig bezig was met de opstelling van een manifest vond juist de beruchte muiterij op de "Zeven Provinciën" plaats. De inhoud van het manifest werd hierop afgestemd door daarin te stellen dat door dit gebeuren het voor ieder weldenkend Nederlander duidelijk geworden moest zijn "welke noodlottige en voor het Nederlandsche volk beschamende gevolgen de bestaande verslapping van het gezag met zich medebrengt". Het manifest trok hierdoor in brede kringen de aandacht. De oprichting van het Verbond voor Nationaal Herstel vond hierna plaats op 21 februari 1933. Als voorzitter trad luitenant-generaal H.N.A. Swart op. Dr. H.H.A. van Gybland Oosterhoff was ondervoorzitter. De grootste aanhang verkreeg het Verbond uit de conservatief-oppositionele vleugels van de Christelijk-Historische Unie, waartoe ook Van Gybland Oosterhoff behoord had, en van de Liberale Vrijheidsbond. Voorts vond het Verbond in katholiek-nationale kringen aanhang; een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze groep was pater Wouter Lutkie, die aan alle voorbereidende besprekingen van het Verbond deelnam. Generaal Snijders, die erevoorzitter van het Verbond was, steunde het door een oproep aan het Nederlandse volk in zijn radiorede van 29 maart 1933, welke vooral in militaire en intellectuele kringen weerklank vond. Anderzijds bleek al spoedig, dat de nationale gedachte van het Verbond, waar deze niet verbonden was met een sociale idee, geen aantrekkingskracht op de massa kon uitoefenen. De eigenlijke oprichting van het Verbond voor Nationaal Herstel had plaats op 21 februari 1933 ( Zie inv. nr. 151. ) . Als doelstelling werd aangegeven het bevorderen van de nationale gedachte op een tiental grondslagen te weten:
  1. Trouw aan het Oranjehuis,
  2. Erkenning van het christelijk karakter van ons volksleven als de historische grondslag en de bezielende geest van onze nationale beschaving,
  3. De nationale staat als de staatkundige verwerkelijking van de historische vrijheidsgedachte op geestelijk en stoffelijk gebied,
  4. Krachtige handhaving van orde en gezag; wering van elke gezagsondermijning,
  5. Handhaving en versterking van de band tussen de verschillende delen van het rijk,
  6. Handhaving en versterking van de weerbaarheid des rijks tot wettige zelfverdediging,
  7. Erkenning van de individuele bestaansverantwoordelijkheid, in zover deze strookt met de welvaart des volks in al zijn geledingen,
  8. Verwerping van de klassenstrijd,
  9. Aanvaarding van het organisch-corporatief element in onze staatsinrichting in het kader van de nationale gedachte als middel tot bestrijding van het verworden parlementair-democratische stelsel,
  10. Aanvaarding van het beginsel van economische zelfbescherming, in verband van de rijkseenheid (Nederland en de Indiën), waar en wanneer dit door de economische ontwikkeling in de wereld noodzakelijk wordt gemaakt ter verdediging van het levensbestaan van het rijk.
Het Verbond voor Nationaal Herstel werd door haar tegenstanders niet ten onrechte als een fascistische beweging gekarakteriseerd, al moet men daarbij bedenken dat fascisme een modewoord was in die tijd en niet die verwerpelijke betekenis had, die het door de Tweede Wereldoorlog gekregen heeft ( Zie voor het hierna volgende: inv. nr. 188. ) . De Verbondsleiding kon dan ook schrijven: "Wij hebben zelf ook gezegd, dat wanneer men onder "fascisme" verstaat de levenswil van een volk, dat niet ten onder wil gaan, wij ons dan ook "fascisten" noemen. Trouwens een man als prof. de Savornin Lohman is door de heer Mendels in de Eerste Kamer een"edel-fascist" genoemd. Van de N.S.B. distancieerde het Verbond zich in 1935 definitief: "Bij overeenstemming van sommige nationale doeleinden is het Verbond voor Nationaal Herstel van de N.S.B. gescheiden door het onoverkomelijk beletsel van het leidersbeginsel ...". Wel aanvaardde het Verbond onvoorwaardelijk de noodzaak van een corporatieve ordening, zoals deze door het fascisme in Italië en Portugal in praktijk werd gebracht, zij het dan een "corporatieve ordening in overeenstemming met volksaard en historie", zoals de titel van een door J.C. den Baars aan dit onderwerp gewijde brochure van het Verbond luidde ( Zie inv. nr. 180. ) . In het programma van het Verbond, zoals dat in de brochure "Alle hens aan dek" uiteengezet wordt ( Zie inv. nr. 164 ) ., luidt één van de doelstellingen: "wijziging van het kiesrecht". Hierop wordt de volgende toelichting gegeven: "Er dient gebroken te worden met een stelsel, dat het aantal boven de hoedanigheid stelt. Met afschaffing van de evenredige vertegenwoordiging kome de adviserende, deskundige vertegenwoordiging van economische en geografische groepen". In het totaal worden in deze brochure 36 doelstellingen genoemd en wel de volgende:
  1. Het verhogen en versterken van het nationale bewustzijn.
  2. Trouw aan ons vorstenhuis als symbool der vaderlandse eenheid en onafhankelijkheid.
  3. Afschaffing van het verworden democratische parlementaire stelsel.
  4. Wijziging van het kiesrecht.
  5. Bescherming van de gemeenschap tegen niet-nationale bedrijfsvoering van ondernemingen.
  6. Beperking van de gemeentelijke autonomie, geen gelegenheid meer voor inflatoire politiek van openbare lichamen, centrale preventieve contrôle van alle openbare financiële aangelegenheden.
  7. Bevordering van het particulier initiatief.
  8. Beperking van vrijheid van drukpers, misbruik van deze vrijheid tot ondermijning van godsdienst, gezin en gezag kunnen niet langer worden geduld.
  9. Een nationale omroep.
  10. Verbod van marxistische en anarchistische partijen en organisaties.
  11. Verwerping van de klassenstrijd.
  12. Uitbreiding van de rijkspolitie.
  13. Geen steun zonder productieve arbeidsprestatie.
  14. Inperking der sociale wetgeving, wèl gemeenschapszorg voor ouden van dagen.
  15. Dekking van begrotingstekorten door krachtige bezuiniging, niet door nieuwe lasten.
  16. Handhaving van gezonde kapitaals-verhoudingen; bestrijding van het marxisme.
  17. Aankweken van plichtsgevoel, verantwoordelijkheidsbesef en vertrouwen.
  18. Loon en bevordering naar prestatie.
  19. Afschaffing van de on-economische arbeidsbeperking.
  20. Rijkseenheid.
  21. Handhaving, versterking en centralisatie van alle gezag.
  22. Bevordering van eenvoud en spaarzin.
  23. Vrijheid van godsdienst.
  24. Versterking van het gezinsverband.
  25. Algemene dienst- en arbeidsplicht.
  26. Snel en streng recht.
  27. Regeling van de immigratie.
  28. Bestrijding van de partijpolitiek.
  29. Afschaffing van het stelsel van accumulatie van inkomens.
  30. Bevordering van kunsten en wetenschappen in nationale zin en rekening houdend met de volksaard.
  31. Bevordering van de kennis van onze vaderlandse geschiedenis.
  32. Nationaal onderwijs, geen sectarisme, geen rode onderwijzers; stopzetting van scholenbouw.
  33. Vaststelling van maximum en minimum loongrenzen.
  34. Economische zelfbescherming.
  35. Bevordering van de geestelijke kracht en economische waarde onzer landbouwbevolking.
  36. Herziening van het belastingstelsel, vereenvoudiging van de wijze van aanslag en inning.
Van Gybland Oosterhoff was als hoofdredacteur van het vanaf 20 maart 1933 verschijnende orgaan de ziel van het Verbond ( Zie voor het hierna volgende: inv. nr. 188. ) . Hoewel het Verbond zich aanvankelijk uitdrukkelijk als "beweging" manifesteerde, begaf het zich toch in de verkiezingsstrijd voor de Kamerverkiezingen van 1933. Generaal Snijders fungeerde als lijsttrekker, maar zou bij verkiezing niet in het parlement zitting nemen, maar zijn zetel ter beschikking stellen van de volgende kandidaat, mr. dr. W.M. Westerman. Inderdaad behaalde het Verbond één zetel in de Tweede Kamer, welke dus door Westerman, één van haar extreemste vertegenwoordigers, die later naar de N.S.B. zou overgaan, werd ingenomen. In 1934 voerde ir. Wigersma besprekingen met generaal Snijders over de mogelijkheid van een fusie met de N.S.B. Het initiatief ging geheel van de N.S.B. uit en leidde tot geen enkel resultaat, omdat het leidersbeginsel van de N.S.B.-en meer in het bijzonder de persoon van de leider-een beletsel bleef. Wel kwam het tot een nauwe samenwerking met Nationaal Jongeren Verbond, het Indo-Europees Verbond en de Vaderlandse Club, vooral ook omdat er ook in Nederlands-Indië een bloeiende afdeling van het Verbond was, onder de geïnspireerde leiding van de marineofficier J.A. van Gelder te Soerabaja, met wie Van Gybland Oosterhoff uitgebreidde contacten onderhield ( Zie inv. nr. 159. ) . Voor de Kamerverkiezingen van 1937 diende Nationaal Herstel voor de laatste maal een kandidatenlijst in ( Zie voor het hierna volgende: inv. nr. 188. ) . Wegens overgang naar de N.S.B. van mr. dr. Westerman was dit maal dr. W. Emmens lijstaanvoerder. Te midden van de voorbereidingen voor de verkiezingsveldslag stierf Van Gybland Oosterhoff plotseling aan een acute buikvliesontsteking op 21 januari 1937. Voor het Verbond liepen deze verkiezingen uit op een fiasco. Het verwierf slechts 6000 stemmen en verloor dus zijn enige zetel in de Tweede Kamer. Dit had een grote uittocht van leden tot gevolg. Toch bleef het Verbond nog voortbestaan tot 31 oktober 1940. Behalve politicus was Van Gybland Oosterhoff nog secretaris van de Ondernemersraad voor Suriname en voorzitter van de Nederlands-Mexicaanse kamer van koophandel ( Zie afdeling B-I-d van deze inventaris. ) . Daarnaast kunnen twee belangrijke particuliere activiteiten van Van Gybland Oosterhoff niet onvermeld blijven: zijn arbeid ter bestrijding van het communisme zowel op nationaal als internationaal niveau, vooral als deelgenoot aan de Entente internationale contre la IIIe internationale (Entente internationale anti-communiste), alsmede zijn inspanning om meer bekendheid te geven aan de nederlandse cultuur in Zuid-Afrika ( Zie de afdelingen B-III-a en B-III-b van deze inventaris. ) . Door zijn beschikking werd na zijn dood zijn uiterst uitgebreide verzameling voorwerpen, boeken, prenten, oude proclamaties, porcelein, meubels etc., alles betrekking hebbende op het Oranjehuis, geschonken aan het Nederlands Cultuurhistorisch Instituut van de universiteit van Pretoria. Daarbij bevindt zich o.m. de kerkbank waarin Willem van Oranje de kerkdiensten placht bij te wonen. Het geheel werd opgesteld in een afzonderlijke ruimte: de Van Gybland Oosterhoff-kamer ( Zie inv. nr. 323. ) . Deze "Oranje-collectie" werd ná 1945 aangevuld met een verzameling "Oorlog en bezetting van Nederland", waarvan de kern geschonken werd door mej. L.J. van Gybland Oosterhoffen waarvan de catalogus, na geregeld ontvangen aanvullingen, ruim 2500 nummers telt. Deze oorlogscollectie is daarmee een van de grootste, zo niet de grootste van die aard buiten Nederland. Tenslotte werden de door mr. dr. H.H.A. van Gybland Oosterhoff geschonken boeken over Nederlands-Indië en de vóóroorlogse ontwikkelingen aldaar nog aangevuld met een verzameling publicaties betreffende Indonesië in en na de oorlog ( Mededeling van de heer C. van Wermeskerken te Den Haag, alsmede de periodieken Op Wacht, jrg. 1946 en Nederlandse Post (Kaapstad) jrg. 1951. ) . Eveneens werd na zijn dood ter zijner nagedachtenis een stichting in het leven geroepen ter bekroning van prestaties, van welke aard dan ook, die uitdrukking zouden geven aan de rijkseenheidsgedachte: de mr. dr. Horace Hugo Alexander van Gybland Oosterhoff-Stichting. In 1939 werd de gouden medaille van deze stichting voor het eerst uitgereikt aan dr. V.I. van de Wall voor zijn dissertatie over het hollandse-koloniale barokmeubel, van welk type meubelen de ouders van Horace een grote verzameling hadden aangelegd ( Zie inv. nr. 352. ) .
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van Van Gybland Oosterhoff werd in 1964 door mej. L. J. van Gybland Oosterhoff te Den Haag geschonken aan het Algemeen Rijksarchief onder de volgende bepalingen:
1. het archief met de daarbij behorende literatuur dient als één geheel te worden bewaard;
2. de toestemming van de schenkster ( Inmiddels is mej. L.J. van Gybland Oosterhoff op 5 maart 1973 overleden. ) en van de heer C. van Wermeskerken te Den Haag is vereist:
a. tot 1980 voor de publicatie van gegevens uit het archief door leden van de staf van het Algemeen Rijksarchief;
b. tot 1980 voor raadpleging van het archief en publicatie van gegevens daaruit door derden;
c. voor het vernietigen van eventueel bij nadere inventarisatie daarvoor in aanmerking komende stukken.
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De indeling van deze inventaris spreekt weliswaar voor zich zelf, al moet de gebruiker daarbij in ogenschouw nemen dat de verschillende aktiviteiten en nevenaktiviteiten van de archiefvormer zozeer verband met elkaar hielden dat bij plaatsing van losse archiefbestanddelen en bij de indeling daarvan het toevallig overwegende aspect daarbij veelal de doorslag gaf. Dit geldt vooral voor bescheiden ondergebracht onder de hoofden Secretaris van de Indologische faculteit van de universiteit van Utrecht, Bemoeienissen met de koloniën, Bevordering van de rijkseenheid en Ondervoorzitter van het Verbond van Nationaal Herstel en van bescheiden onder laatst genoemd hoofd met die betreffende de Bestrijding van het wereldcommunisme.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 175 Van Gybland Oosterhoff, nummer toegang 2.21.079, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Gybland Oosterhoff, van, 2.21.079, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen