Terug naar zoekresultaten

2.21.333.01 Inventaris van het archief van de familie Van Hoogstraten - I - Hoogstratiana, stukken betreffende de familie Van Hoogstraten en aanverwante families, 1696-2004

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.333.01
Inventaris van het archief van de familie Van Hoogstraten - I - Hoogstratiana, stukken betreffende de familie Van Hoogstraten en aanverwante families, 1696-2004

Auteur

G.H.P. van Hoogstraten, M. Roscam Abbing

Versie

21-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2004 (c)

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Familiearchief Van Hoogstraten: Hoogstratiana
Hoogstraten, van

Periodisering

archiefvorming: 1696-2004
oudste stuk - jongste stuk: 1696-2004

Archiefbloknummer

C12

Omvang

; 216 inventarisnummer(s) 4,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Engels
Frans
Latijn

Soort archiefmateriaal

Geschreven, getypte en gedrukte documenten. Kennsi van het 17e en 18e eeuwse handschrift is noodzakelijk. Het archief bevat tekeningen, litho's en foto's.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Familie van Hoogstraten

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de familie van Hoogstraten bevat vele brieven van de verschillende leden van deze familie. Daarnaast bevat het archief onder ander reisverslagen van verschillende leden van de familie, stukken betreffende de nalatenschappen van overleden familieleden, verschillende krantenknipsels en diverse genealogische aantekeningen en verschillende resultaten van het genealogische onderzoek naar de familie Van Hoogstraten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
I. Geschiedenis van het familiearchief Van Hoogstraten
1. Inleiding
In de zomer van 2001 overhandigde Jan Samuel François van Hoogstraten, wonende in Thompson Ct, USA, een groot deel van het familiearchief Van Hoogstraten aan de in oktober 2000 opgerichte Stichting Familie van Hoogstraten. Het archief bestaat uit twee delen die afzonderlijk geïnventariseerd zijn: het archief Van Hoogstraten (deel I) en het archief Schrijver (deel II). Beide delen zijn door de Stichting in 2004 in bruikleen overgedragen aan het Nationaal Archief te Den Haag.
De protestantse familie Van Hoogstraten behoort tot de families die in oorsprong het katholieke Vlaanderen verlieten en zich aan het einde van de zestiende en begin van de zeventiende eeuw in Holland vestigden. De familie vestigde zich in Dordrecht en behoorde tot de economische en culturele bovenlaag. De eerste generaties zijn uitgebreid beschreven door Peter Thissen in zijn proefschrift Werk, netwerk en letterwerk van de familie van Hoogstraten in de zeventiende eeuw (proefschrift aan de Katholieke Universiteit Nijmegen 1994). Latere generaties behoorden ook tot de politieke elite. Korte biografieën verschenen in het Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek (1911-1937) van: David (1658-1724); Dirck (1596-1640); François (1632-1696); François (1763-1813); Jacob François (1806-1878); Jan (1629/30-1654); Jan (1660-1736); Samuel (1627-1678); Samuel (1756-1830); Samuel Anne (1808-1875). Een genealogisch overzicht verscheen onder meer in het Nederlands Patriciaat jaargang 51 (1965).
De totstandkoming van het gehele archief vindt zijn oorsprong in het huwelijk van Wilhelmia de Wildt (1694-1776) en Fransois van Hoogstraten (1689-1759). Dit huwelijk werd in 1718 te Oudewater voltrokken. De Scriveriana zijn via Wilhelmia de Wildt, achterkleindochter van de geleerde Petrus Scriverius (1576-1660), in de familie van Hoogstraten terechtgekomen. Zie hierover verder de inleiding op deel II. Haar echtgenoot Fransois van Hoogstraten moet beschouwd worden als de grondlegger van het Van Hoogstraten-archief. Dit is het deel van het archief dat hier eerst ingeleid wordt. Hij is naar alle waarschijnlijkheid de eerste geweest die welbewust familiepapieren beheerde en wellicht bij elkaar bracht. Hieronder wordt eerst op zijn rol ingegaan. Vervolgens komen zijn nazaten aan bod. Van deze nazaten zijn niet alleen eveneens archivalia bewaard gebleven in het archief, ook waren zij in meer of mindere mate bij het archief betrokken; als beheerder, door het te ordenen of anderszins. De Van Hoogstratens in deze inleiding, in de inventaris zelf en in de genealogie (zie V Genealogie) worden aangeduid met een generatienummer ( Zie ook: G. van Hoogstraten, M. Roscam Abbing, Genealogie van de familie van Hoogstraten, Nieuwegein 1997. ) .
2. Fransois (VIII-B)
In 1756, drie jaar voor zijn overlijden, noteerde Fransois het volgende op het voorblad van een in het archief aanwezig schriftje: "Ao 1756 heeft Fransois Van Hoogstraten Secretaris Van Oudewater zijn stam of geslagt nagegaan, en opgezogt, zoo veel in zijn vermogen was, en daar af gevonden 't geene volgt ( Stuknr. 154. ) ". Voorgaande versies van zijn op schrift gestelde naspeuringen zijn eveneens bewaard gebleven ( Stuknrs. 149-153. ) . Een van de vroegste versies dateert al van vóór 1736, het jaar waarin zijn vader Jan (VII-B) overleed, en betreft een minuut-brief van hem aan zijn broer Samuel (VIII-C) ( Stuknr. 150. ) . Hij verzamelt allerlei gegevens over zijn familie en gebruikt daarvoor de volgende methoden: navraag door correspondentie of gesprekken, wat hij zich herinnert uit overlevering, wat hij vindt in (familiaal) drukwerk, welke familieportretten hij kent, en door het bestuderen van oudere ten dele nu nog aanwezige archiefstukken. In de zomer van 1756 bezoekt zijn in Amsterdam wonende neef Jakobus (VII-A-i) hem te Oudewater ( Stuknr. 138. ) . Deze jongste zoon van Fransois' oom David (VII-A) bezit als langstlevende van Davids kinderen een aantal familiestukken. Daaronder bevindt zich in elk geval een vel met oude familie-aantekeningen in de hand van hun beider grootvader François (VI) ( Stuknr. 43. ) . Fransois kopieert dit vel en schrijft erbij: "dit heb ik gecopieerd naar de eijgen hand van mijn grootvader fransois van hoogstraten, naar wien ik vernoemd ben, als 't mij vertoond wierd door mijn neef Jakobus van Hoogstraten, dezen 11 junij 1756. F:V: Hoogstraten. 1756 ( Stuknr. 151. ) ". Nog geen maand later, op 7 juli, is Jakobus ziek en laat hij in zijn huis op Wittenburg, gelegen tegenover de Oosterkerk waar hij gravenmaker is, zijn testament opmaken. Daarin vermaakt hij alle familieportretten, twee uit gezonderd, aan zijn neef in Oudewater. ( Gemeentearchief Amsterdam, O.N.A. 9552, acte 71 (notaris S. de Knuijt). ) Op 13 december dat jaar overlijdt de kinderloos gebleven neef Jakobus te Amsterdam. Via Jakobus' weduwe, Henrica Janssen, zal hij vervolgens het bewuste document van hun grootvader ontvangen hebben. Want ook dat stuk, afgezien van portretten het oudst bewaard gebleven stuk met betrekking tot de Van Hoogstratens, is in het archief bewaard gebleven. Ook portretten komen langs deze weg in zijn bezit. Elders schrijft Fransois bijvoorbeeld over het portret van zijn oom David: "Zijne afbeelding, als ook die van zijn vrouw, heb ik bekomen van zijn zoon Jacobus, geschilderd door .. Boonen" en over dat van zijn eigen grootvader "Een nog geringer afbeelding, in 't klein, is ook nog onder mij, herkomstig van Jacobus van Hoogstraten" ( M. Roscam Abbing, Van Hoogstraten: iconografie van een familie, Amsterdam 1987, 18. ) . In het archief bevinden zich bovendien nog andere stukken met betrekking tot David (VII-A), zoals de handgeschreven lofdichten van een aantal in die tijd bekende dichters die afgedrukt staan in Davids Gedichten (1697) en brieven die David van zijn zoon Mattheus uit Indië ontving ( Respectievelijk stuknrs. 58-65 en 80-82, 86, 90, 93, 94. ) . Zijn oom David had ook het zelfportret van Dirck van Hoogstraten (V) in bezit dat nog altijd in de familie aanwezig is ( Roscam Abbing 1987, 25-26. ) . Het oudst en in de familie bewaard gebleven stuk (gedateerd 25 juli 1631) is het door Dirck getekende portret van diens grootvader Franchois (III-B) ( Roscam Abbing 1987, 31-33. Deze tekening is niet uit de nalatenschap van Jakobus afkomstig. Fransois meldt in de al genoemde minuut-brief, die dateert van vóór 1736, dat de tekening op dat moment in zijn bezit is. ) . Deze tekening is net als de overige familieportretten en de meeste familiefoto's buiten de bruikleenoverdracht van het archief gehouden. Van Fransois zelf zijn enkele stukken die betrekking hebben op zijn werk als notaris bewaard gebleven ( Stuknrs. 119-125. ) , alsmede notities op bijbelbladen over zijn eigen gezin ( Stuknr. 118. Met toegevoegd een transcriptie door M. Roscam Abbing. ) . Het is echter opmerkelijk dat er in feite niets met betrekking tot het werkzame leven van zijn vader Jan (VII-B), schrijver en dichter, bewaard is gebleven. Zijn vader had in zijn testament van 10 maart 1726 bepaald dat onder zijn twee zonen (Fransois en Samuel) "alle zyne Boeken, gebonden en ongebonden [...]" verdeeld zouden worden ( Gemeentearchief Rotterdam, O.N.A. 2480, f. 231 en volgende (notaris van Schelluyne). ) . We weten verder slechts dat bij Samuel (VIII-C), Fransois' jongere broer, veel Hoogstratiana terecht moeten zijn gekomen. Dit kan afgeleid worden uit een passage uit het verzoek tot in adelstandheffing van de broers Samuel Anne (XI-B) en Pieter François (XI-C), dat 8 maart 1847 gedateerd is ( Stuknr. 2491. ) . Ze schrijven: "Een groot gemis, vooral in betrekking tot eenen ouden zijtak van ons geslacht [...] zoude er echter altijd hebben bestaan, uit hoofde dat vele documenten en genealogische aantekeningen van ouden tijden, die een volle neef van onzen grootvader, (wijlen de Heer Cornelis Adriaan van Hoogstraten, oud bewindhebber der O.I. Compagnie) verzameld had, in den ramp van Leyden [dat wil zeggen 12 januari 1807] verloren zijn geraakt, toen diens huis, een der aanzienlijkste gebouwen op het Rapenburg, in een puinhoop werd omgekeerd." Cornelis Adriaan (IX-B) was de enige zoon van de genoemde Samuel (VIII-C). Tot de toen verloren geraakte Hoogstratiana zullen bovendien ook zeventiende-eeuwse portretten behoord hebben. Wanneer Fransois schrijft over het portret van de schilder en Rembrandt-leerling Samuel (V-a), merkt hij op: "Zijne afbeelding, als ook die van zijn huisvrouw Sara Balen, door hem zelf gedaen, in een stuk, berust onder den zeekapitein Samuel van Hoogstraten, wiens oud-oom hij was, en die na hem genoemd is ( Stuknr. 155. Vgl. Roscam Abbing 1987, 105-106. ) ". Dit schilderij wordt door Jakobus in zijn testament aan de zeekapitein vermaakt. Het wordt bij die gelegenheid als volgt beschreven "een groot stuk schilderij, hangende thans in zijn Testateurs voorhuijs, door weijlen den Heer Samuel van Hoogstraten geschildert in den jare 1657". ( Gemeentearchief Amsterdam, O.N.A. 9552, acte 71 (notaris S. de Knuijt, 6 juli 1756). ) Dankzij deze (niet eerder gepubliceerde) vermelding kan nu afgeleid worden dat Samuel in het jaar na zijn huwelijk zichzelf en zijn vrouw in een groot schilderij vereeuwigd moet hebben. Daarnaast bezat de zeekapitein al een zelfportret van zijn oudoom. ( Zijn broer Fransois schrijft voor 1736 aan hem over de schilder Samuel "en welkers portrait, door hem zelf geschilderd, onder UE berust", stuknr. 150. ) Het dubbelportret en het zelfportret hebben verder geen sporen nagelaten en zijn vermoedelijk dus bij de Ramp van Leiden verloren geraakt. Toch is er toen nog iets uit de puinhopen gered en bewaard gebleven. Het betreft een cahier met gedichten van dezelfde zeekapitein Samuel (VIII-C) ( Stuknr. 158. ) . Zijn zoon Cornelis Adriaan (IX-B) schrijft voorin dit cahier: "Dit boek is in de ramp van Leijden op den 12 January 1807 in dien stand gebragt, zoo als het zig thans bevind. Zijnde er verschijde bladen uit verloren. Echter uit agting voor mijn waarde vader heb ik het zoo willen behouden zoo als het zig thans bevind. C.A. van Hoogstraten". Dit cahier is vermoedelijk via zijn kleindochter (Catharina Johanna Susanna, X-C-e), die in 1835 huwde met haar verre neef Samuel Anne van Hoogstraten, bij de nazaten van laatstgenoemde terechtgekomen.
3. Jan Willem (IX-A)
De enige zoon van Fransois met nageslacht is Jan Willem die in 1722 geboren werd. Al vroeg blijkt zijn interesse in zijn voorfamilie. In het archief wordt een 13 maart 1745 gedateerde brief bewaard aan zijn oom Samuel (VIII-C) en tante Alida Meerhout, waarin hij, 22 jaar oud, het volgende voorstel doet: "Zoo nu Oom of vader de afstammelingen van gem. Frans van Hoogstraten konden opgeven, zag ik mij in staat om een complete geslachtboom van die broeders te maken, die in tijd en wijlen van geen minder nut dan genoegen zoude konnen zijn." ( Stuknr. 172. ) Het is dan ook niet verwonderlijk dat van hem vele notities in het archief bewaard zijn gebleven. Hij trachtte zowel van zijn moeders kant (met name de families De Wildt en Schrijver) als van zijn vaders kant uitgebreide genealogieën samen te stellen ( Stuknrs. 225-239. ) . Daarbij baseerde hij zich op veelal nog aanwezige archivalia in het Schrijver-archief, waaronder de bijbel met aantekeningen die na het overlijden van zijn oud-tante Christina Henrietta Schrijver in 1760 in bezit van zijn moeder kwam ( Deze bijbel is buiten de overdracht gehouden en bevindt zich in de bibliotheek van de familiestichting. Zie over de bijbel het artikel in De Nederlandsche Leeuw, 2002, 319-338. ) . Hij deed verder naspeuringen naar familiewapens, vermoedelijk ten behoeve van het vervaardigen van een eigen wapenbord met kwartieren. Hij maakte afschriften van stukken en deed navraag bij verre familieleden. Er is bijvoorbeeld een brief van zijn achterneef Petrus Adrianus Swalmius (geb. 1728) bewaard gebleven van 27 september 1762 ( Deel II, Scriveriana, stuk 35.3. ) . Swalmius schrijft Jan Willem naar aanleiding van diens verzoek om aanvullende familie-gegevens betreffende Swalmius zelf, zijn vrouw en haar ouders. Deze gegevens worden vervolgens overgenomen in een eveneens bewaard gebleven door Jan Willem samengestelde genealogie-De Wildt ( Deel II, Scriveriana, stuk 35.2. ) .
4. Samuel (X-A)
De oudste zoon van Jan Willem is Samuel. In de Inleiding op de Scriveriana staat beschreven dat hij de Scriveriana in bezit had en dat in 1819 door een (verre) neef van hem, Cornelius de Jong van Rodenburgh (1762-1838), een bepaald stuk uit zijn bezit uit 1628 gekopieerd werd ( Deel II, Scriveriana, stuk 22.1 en bijlage I.27. Dit stuk werd "afgeschreven naar het origineel Extract berustende onder den Heer Samuel van Hoogstraten, Ridder. 18 2/6 19 [= 2 juni 1819] de Jong van Rodenburgh". ) . Uit opschriften blijkt verder dat hij het archief heeft geordenend. Hij stelde een uitvoerige lijst van familieportretten samen waarover Wolleswinkel publiceerde ( E.J. Wolleswinkel, 'De portrettenverzameling van Mr. Jan Willem van Hoogstraten (1722-1770)', Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau, 34 (1980), 79-98. ) . Nader onderzoek heeft uitgewezen dat hij die lijst benut zal hebben voor zijn verhuizing in 1806 naar de Wijnhaven in Rotterdam ( In het protocol van not. Adam Schadee in het gemeente-archief van Rotterdam (inv. nr. 523, p. 258-396) wordt de inventaris bewaard van de goederen die tussen 21 en 23 oktober 1830 in het sterfhuis (Wijnhaven Wijk B numero 246) werden aangetroffen. De namen van de vertrekken komen overeen met de namen van de herinrichtingslijsten met familieportretten. Portretten worden overigens niet in de inventaris genoemd. ) . Van hem zijn relatief veel stukken van persoonlijke aard, bijvoorbeeld met betrekking tot zijn huwelijk, bewaard gebleven.
5. Hendrik Johan Caan, 1781-1864, echtgenoot van Margaretha Gerardina (X-A-b)
Uit het hiervoor genoemde verzoek tot verheffing in de adelstand door Samuel Anne (XI-B) en zijn broer Pieter François (XI-C) blijkt dat de papieren in feite uit de familie geraakten en via een omweg er weer in terugkwamen. Na het overlijden van Samuel (X-A) waren ze in het bezit gekomen van zijn schoonzoon Hendrik Johan Caan. Eén van Caans dochters was weer getrouwd met een Van Hoogstraten: Pieter François (XI-C). Beide broers schrijven dat de familiepapieren "nu eindelijk, bij gelegenheid eener zogenaamde opruiming, nagenoeg twee jaren geleden, door den Heer schoonzoon van gemelden onzen oom Samuel, Jhr Mr H.J. Caan, in de handen van diens schoonzoon, den tweeden onderteekenaar dezer, zijn gekomen ( Stuknr. 2491. ) ".
6. Samuel Anne (XI-B)
Vermoedelijk is het vervolgens zo gegaan dat deze Hoogstratiana terechtkwamen bij Samuel Anne, wellicht omdat hij de oudste van de twee was, en dan ondanks het feit dat er nog een oudere broer was: Jacob François (XI-A). Beide broers woonden in elk geval te Den Haag en ze waren gezamenlijk maar tevergeefs opgetreden om een adellijke titel te verwerven. Ten behoeve van dat verzoek hadden ze de papieren uitgebreid bestudeerd om aan te tonen dat het bij de Van Hoogstratens om een voornaam en aanzienlijk geslacht zou gaan. De bekende negentiende eeuwse historicus G.D.J. Schotel (1807-1892) schreef in 1850 en 1851 een lang artikel over de Van Hoogstratens ( G.D.J., 'Het geslacht van Hoogstraten', Vaderlandsche Letteroefeningen (1850) II Mengelwerk, 382-400 en 549-570 en (1851) Mengelwerk, 45-59. ) . Daarin citeert hij de - vermoedelijk door Jan (VII-B) opgestelde - biografie van David (VII-A) en hij vermeldt dat een geschilderd portret van Franchois van Hoogstraten (III) zich nog in de familie in Den Haag bevindt ( Noot 29 op blz. 388 en blz. 383 van Schotels artikel. ) . Hoewel hij kennelijk toegang had tot het archief, maakt hij er verder weinig gebruik van. Schotel had op 12 maart 1847 in een brief aan Samuel Anne aangekondigd dat hij sedert lang van plan was een letterkundig opstel over de Van Hoogstratens te publiceren. Samuel Anne had hem kennelijk om gegevens over zijn voorouders gevraagd. Schotel antwoordt: "Ik weet niet of gij alleen een genealogische tabel uwer familie wilt opstellen, dat of gij een voorlezing over haar vervaardigen wilt. Ook natuurlijk niet of gij na de mededeeling van mijn plan, in uw opzet blijft volharden. Zoo ja, wil ik gaarne mededeelen hetgeen ik verzamelde, dat echter betrekkelijk en gering is, zoo niet zou ik u verzoeken mij bij gelegenheid uwe collectie mede te deelen ( Stuknr. 1588. Samuel Anne, die al eerder met Schotel correspondeerde, had ongetwijfeld om deze gegevens gevraagd ten behoeve van het betoog dat hij samen met zijn broer Pieter François opstelde ten behoeve van het verzoek aan de Koning om in de adelstand verheven te worden. Dat 8 maart 1847 gedateerde verzoek was al afgerond toen de brief arriveerde. ) ".
7. Caroline Gerardina Johanna (XI-C-d)
Na het achtereenvolgens overlijden van Pieter François (in 1875) en zijn echtgenote Johanna Catharina Margaretha Caan (in 1879) bleven hun ongehuwde kinderen Hendrik Gerard Johan en Caroline Gerardina Johanna in het ouderlijk huis op Koninginnegracht nummer 35 te Den Haag wonen. Caroline was, in tegenstelling tot haar broer, zo blijkt uit bewaard gebleven correspondentie, zeer begaan met de Hoogstratiana. In dit huis hing ook een groot aantal familieportretten. In 1895 schreef ze aan haar neef Jan Samuel François (XII-C), zoon van Samuel Anne: "Men wil zoo gaarne in oude souvenirs een oogenblik vertoeven, en de geschiedenis der dingen nagaan ( Stuknr. 3685. ) ". Zij beijverde zich ervoor dat archivalia die in haar handen kwamen bij haar neef Jan Samuel François zouden komen. Aan haar tante Marie van Hoogstraten-Frieswijk (1826-1899), de weduwe van Samuel Anne, schreef ze in 1892: "Voorlopig zal ik die stukken bewaren. Acht mij gelukkig als ik ze aan mijn neven zal kunnen ter hand stellen, die de overige papieren hebben ( Stuknr. 3674. ) ". Deze brief biedt interessante informatie over de herkomst van die bewuste stukken. Ze schrijft: "Jacob ( Haar neef Jacob Karel (XI-B-d), zoon van de geadresseerde. ) hielp mij gisteravond eenige papieren te doorsnuffelen die tante Swaving ( Haar tante Jkvr. Anna Elisabeth Swaving-Caan, 1823-1897. ) zoo vriendelijk was voor mij af te zonderen, gevonden onder den boedel van Oom Piet ( Jhr. Mr. Pieter Caan, 1821-1894. De ongehuwd gebleven oom was in 1892 nog niet overleden, maar misschien dat toch van een boedel sprake kan zijn. ) [...]. Deze papieren waren bij grootpapa Caan ( Jhr. Mr. Hendrik Johan Caan, 1781-1864. ) , daarna bij oom Piet, die er niets geen notitie van nam. En nu komen te voorschijn onder anderen: het testament van tante Meyners ( Johanna van Hoogstraten (IX-A-e), die gehuwd was met Nicolaes Adriaen Meyners 1757-1827. Haar testament is gedateerd 20 november 1812, en aanwezig in het familiearchief. ) , van haren broeder Oom Piet ( Pieter van Hoogstraten (IX-A-h). Zijn testament gedateerd 23 november 1826 berust in het familiearchief. ) , oud Oom Samuel ( Samuel van Hoogstraten (X-A). Dit testament is niet meer aanwezig in het familiearchief. In het protocol van notaris A. Schadee in het gemeentearchief Rotterdam berust wel een testament van Samuel v.H. gedateerd 19 oktober 1825 (Inv. nr. 521, p. 414-417). ) . Daar grootpapa Caan en Oom J.W. ( Jan Willem (X-B-a). ) tweemaal als executeuren samen werkten bleven deze documenten bij grootpapa Caan bewaard. [...] Tante Swaving wist, ik zwak had voor die oudheden en gaf zich die moeite, om voor mij te ziften waar ik haar zeer dankbaar voor ben. Ik sauveerde 2 doozen vol, die anders op publieke verkoop zouden gekomen zijn en zegde aan den taxateurs, bezorg die nog heden avond bij mevrouw Swaving".
Vervolgens schrijft zij direct daarna aan haar neef Jan Samuel François (XII-C): "Hier is de sleutel van een handkoffer dat ik U verzend, met de documenten. Gaande weg werd het mij al interessanter, en ik ben zeer blij dat deze bezending in goede haven terecht komt, en in bewaring zal blijven. Gij zult vinden opschriften op couverten die den inhoud beschrijven, deze zijn van de hand van mijnen grootvader Caan. Wij zijn aan zijne nagedachtenis dank schuldig. Hij was met een zekeren verzamelgeest ("Versammelgeist") toebedeeld, hierbij ging gepaard groote orde voor de zaken waarin hij als exécuteur was werkzaam geweest, terwijl de verzamelgeest tot drijfveer zal gehad hebben om met nauwkeurigheid te bewaren wat op de familie van zijne vrouw betrekking had, en kon hebben voor het nageslacht".
Ze deelt mee dat drie inventarissen met betrekking tot Samuel van Hoogstraten nog bij haar zijn. En dat ze, alvorens die te vernietigen, "omdat mijne tante Swaving meent het meer Caan papieren zijn" ze hem daarop bij haar wil wijzen. "Een dier cahiers is b.v. zuiver inventaris van huis Wijnhaven Rotterdam, dat vind ik zeer interessant, en ik vind dat dit met geen décharge te maken heeft". Desondanks zal dit stuk vernietigd zijn. Deze inventaris is althans niet onder de familiepapieren aanwezig ( In het protocol van not. Adam Schadee in het gemeente-archief van Rotterdam (inv. nr. 523, p. 258-396) wordt het orgineel van de hier vermoedelijk bedoelde inventaris bewaard. ) . Net zo min als andere stukken waaraan zij in deze brief refereert, met name de inventarissen van haar oudoom Piet en oudtante Meyners en een "uitgaafboek van tante Meyners" waarin posten voorkomen voor de schilder Anspach ( Anspach vervaardigde in 1795 tweemaal het portret van Johanna (IX-A-e). Zie Roscam Abbing 1987, 43 en 77. ) . Ze merkt op dat "Grootpapa Caan schrijft op alle couverten, papieren bevattende Bescheiden betreffende Vrouwe Johanna van Hoogstraten wed: Meijners." Deze couverten (of enkele daarvan) bevinden zich wel in het archief ( Stuknr. 309. ) . Ze eindigt de brief met: "De bestudeering van het oude is mij een veertien dagen lang een interessante afleiding geweest".
8. Jan Samuel François (XII-C) en Jan Willem Pieter (XII-D)
Twee zonen van Samuel Anne (XI-B) hebben een belangrijke rol gespeeld met betrekking tot het archief. De eerste, Jan Samuel François, als feitelijk beheerder, de tweede in de rol van onderzoeker, hoewel beiden samenwerkten bij de samenstelling van de familie-genealogie ten behoeve van het prestigieuze wapenboek van Vorsterman van Oyen (1885-1890) ( Dit blijkt uit een brief van 16 september 1917 van Jan Samuel François (XII-C). Beide broers, met hun broer Jacob Karel (XI-B-d), tekenden afzonderlijk in op het werk van Vorsterman van Oyen. ) . Uit het voorgaande bleek al dat Jan Samuel François via zijn vader èn via zijn nicht Caroline het beheer kreeg van in feite het gehele familiearchief, zoals dat in zijn huidige vorm nog bestaat. Uit niets blijkt echter dat hij zich er werkelijk voor interesseerde. Er is zelfs een sterke aanwijzing dat hij niet wist wat hij onder zijn hoede had. Jan Samuel François overleed in 1936. Wanneer zijn zoon François een half jaar later de nagelaten boedel opruimt aan de Nieuwe Parklaan in Den Haag komt hij tot zijn verbazing allerlei Hoogstratiana tegen, waarvan hij het bestaan niet wist. Enthousiast maakt hij zijn vondst in een brief bekend aan zijn oom Jan Willem Pieter: "Beste Oom, Ik haast mij U te berichten dat ik vanmiddag een belangrijke ontdekking gedaan heb, op 't gebied 'Hoogstratiana'. Bij 't opruimen op de Parklaan na Vader's overlijden vond ik op zolder eenige kisten met vele paperassen: meest kasboeken van uw Ouders, en oude administratien van functies die Uw Vader had gehad. Enkele dingen heb ik bewaard. Ook vond ik daarbij een pak correspondentie inzake verheffing vH in den adelstand. Voorts een pak brieven aan Petrus Scriverius, meest in het latijn. Ettelijke etsen van Samuel, David, Dirk vH, waarschijnlijk bijeenverzameld voor de adelsverheffings-aanvrage. Vermoedelijk heeft Vader 't bestaan van deze dossiers nooit geweten; ik ben blij dat ik 't gemerkt heb [...]. Gaarne zal ik het hele pakket eens meebrengen, dan kunt U 't zelf eens rustig bestudeeren ( Deel II, Scriveriana, Bijlage I.12 (Brief van François van Hoogstraten, Hengelo Gld, 28 november 1937, aan zijn oom Jan Willem Pieter te 's-Gravenhage). ) ".
Jan Willem Pieter van Hoogstraten heeft daarop van met name vele Scriveriana transcripties, uittreksels en notities gemaakt. Mogelijk heeft hij toen ook de correspondentie van zijn vader, die uit honderden brieven bestaat, gelezen en deze van registers en regesten voorzien en de persoonsnamen die in die brieven voorkomen geïdentificeerd.
Een kleine dertig jaar eerder, op 11 september 1918, had Jan Willem Pieter zijn broer geschreven naar aanleiding van de verdeling van familieportretten waarvan hun nicht Caroline bij testament had bepaald dat deze, de miniaturen uitgezonderd, "tegen billijken prijs ter overname worden aangeboden aan de beide zoons van wijlen mijn Oom Samuel van Hoogstraten". Hij mijmert in deze brief over zijn toekomst: "Wanneer ik mijne betrekking zal hebben neergelegd, en, naar ik hoop, ergens buiten zal kunnen gaan wonen, hoop ik ook wat meer tijd te hebben, om mij aan deze aangelegenheid [nl. de genealogie van de familie] te wijden; ik stel er mij een genoegen van voor, om de winteravonden (en de vóór- en najaarsdito's) daarvoor te gebruiken".
Jan Willem Pieter was buitengewoon geïnteresseerd in alles wat de Van Hoogstratens betrof. Zijn hele leven moet hij bezig zijn geweest met onderzoek naar zijn familie. Hij bracht bezoeken aan archieven en bezocht de leeszaal van de Nederlandsche Leeuw, van welk genootschap hij op 19 november 1883 lid was geworden. In 1888 neemt hij speciaal les in Latijn bij de rector van een gymnasium. Eén van de oudste gedateerde notities in zijn hand heeft betrekking op een zeventiende-eeuwse inventaris en vermeldt dat een bepaald onderdeel "nog niet ontcijferd of gefolieerd" is op 11 oktober 1883 ( Deel II, Scriveriana, stuk 32.4. ) .
Het resultaat van zijn onderzoek is vastgelegd in een familieboek dat hij niet geheel heeft kunnen afmaken. Het opschrift luidt "Aanteekeningen betreffende het geslacht van Hoochstraten, later van Hoogstraten." In de inleiding schrijft hij onder andere: "De genealogie werd verder aangevuld en voor zoover noodig van onjuistheden gezuiverd door J.W.P. van Hoogstraten, aan de hand van publicaties (Schotel, Veth, Nolen enz); voorts door afschriften van acten uit diverse protocollen van notarissen te Dordrecht, Amsterdam en 's Gravenhage, door de welwillende bemiddeling van Dr. A. Bredius geleverd door den copiist D.S. van Luiden; eindelijk door eigen onderzoek van protocollen van Dordsche notarissen, en door nasporingen in de archieven te Antwerpen [...]".
In dit ongedateerde familieboek, dat nu bewaard wordt in de bibliotheek onder beheer van de Stichting Familie van Hoogstraten, zijn de levens van de Van Hoogstratens chronologisch en op generatienummer beschreven ( Een kladversie bevindt zich in het archief: inventarisnummer 122, stuknr. 3478. ) . Het blijkt dat hij sommige stukken uit het archief wel, maar andere niet kende. Van Fransois (VIII-B) kent hij wel het geslachtregister uit 1756, maar niet de bijbelbladen met notities over diens eigen gezin, terwijl deze archivalia op dat moment in het bezit waren van zijn broer Jan Samuel François. De laatste was hetzij onwillig om deze stukken tijdelijk af te staan, hetzij onwetend omtrent hetgeen hij beheerde.
9. François (XIII-H)
François, oudste zoon van Jan Samuel François, heeft in augustus 1941 op p. 229 van het familieboek het volgende geschreven: "De samensteller van dit manuscript, mijn Oom Gen. J.W.P. v. Hoogstraten, die zooveel moeite, kosten en onderzoek voor de completeering hiervan ten koste legde, had bij zijn leven meermalen mondeling dit werk na zijn overlijden toegezegd aan zijn neef François v. Hoogstraten [...] die hem na circa 1925 regelmatig steunde in diens familieonderzoek, en aan wien hij zulks schriftelijk bevestigde bij brief van 6 jun. 1940 met deze woorden 'natuurlijk is het boek met aanteekeningen die ik van ons geslacht heb verzameld, mettertijd voor jou bestemd. Ik berg het geregeld in mijn (kleinen) brandkast op; mocht er een bom op mijn huis vallen, dan bestaat er nog eenige kans, dat dit meubel onbeschadigd uit het puin te voorschijn komt.' Tot mijn groot leedwezen overleed mijn Oom na korte ongesteldheid op 18 Mrt. 1941 te 'sGravenhage. Zijn weduwe zond mij in Juli 1941 2 koffers met boeken en een groot aantal paperassen van Oom afkomstig en betrekking hebbend op het familieonderzoek, en waaronder zich ook dit manuscript bevond. [...] Ik ontwaarde nu dat Oom de geheele beschrijving van de genealogie vH niet heeft kunnen voleinden [...]". François neemt het op zich dit alsnog te doen, en inderdaad bevinden zich in dit boek enkele aanvullingen betreffende latere generaties in zijn hand. Tot slot spreekt hij de hoop uit dat de "collectie familiepapieren, -portretten en andere voorwerpen, met veel moeite en kosten door mij, mijn vader en Oom bijeenverzameld en gekocht, zooveel mogelijk bijeen zullen [blijven]".
François was een gedreven amateurgenealoog, die beschikte over een uitgebreide genealogische bibliotheek (hij zette de abonnementen op genealogische tijdschriften en jaarboeken van zijn vader en oom voort) en die als hobby enkele duizenden genealogische kwartierstaten samenstelde ( Deze kwartierstaten en het bijbehorende fichessysteem zijn na zijn overlijden overgedragen aan de Nederlandse Genealogische Vereniging te Naarden. ) . Hij heeft zich uitvoerig met familieonderzoek bezig gehouden, maar relatief weinig archief-onderzoek verricht. In de hierboven geciteerde brief aan zijn oom schrijft hij het oude schrift vaak niet te kunnen lezen. Dit zal de belangrijkste reden zijn geweest dat hij niet de oude archiefstukken bestudeerde, maar uitsluitend gedrukte bronnen gebruikte ( Op basis van gedrukte bronnen en het genoemde familieboek heeft hij samen met Jan Willem (XIV-C) zorggedragen voor de opname van het geslacht Van Hoogstraten in het Nederland's Patriciaat 51 (1965). ) . De archiefstukken lagen, net als bij zijn vader, decennia lang half in vergetelheid in een kluis of kast opgeborgen. Familieleden betuigden soms hun interesse. Zo schrijft Maria Dorothea (XII-A-g) op 21 februari 1949 aan hem: "Wat zou ik het gezellig vinden eens met je te snuffelen in ons familie archief!" en op 7 augustus 1956 "Ik mag zo graag snuffelen in oude documenten. Wat zou ik graag eens bij jou "grasduinen" in 't familie archief!!" ( Stuknrs. 4126 en 4133. ) . Een andere zoon van Jan Samuel François was de predikant Samuel Anne (XIII-I). Hij vertrok in 1927 naar Soerabaja op Java om voor de zending te gaan werken. De brieven die hij aan zijn familie in Holland schreef zijn bewaard gebleven en in 2000 door zijn dochter Renée bezorgd ( Inventarisnummers 155-158 (stuknrs. 4143-4720). R. van Hoogstraten, Als steeds uw Samuel. Brieven van ds. S.A. van Hoogstraten op Java 1927-1945, Zoetermeer 2000. ) .
10. Jan Samuel François (XIV-K)
Na het overlijden van François, in 1979, maakte zijn kleinzoon Michiel Roscam Abbing een eerste zeer summiere inventaris van het archief. Na het overlijden van François' weduwe, in 1981, verhuist het hele archief naar de toen in Königswinter wonende oudste zoon Jan Samuel François (XIV-K). Daar wordt in november 1982 door mevrouw Ruitenberg van het Centraal Register van Particuliere Archieven te Den Haag een "Voorlopig overzicht van het familie-archief van Hoogstraten, 16e - 20e eeuw" opgesteld. ( Het Centraal Register van Particuliere Archieven registreerde dit archief onder CRPA- collectienummer 712. ) Vanaf december 1984 worden de Scriveriana afzonderlijk beschreven aan het Instituut voor Neolatijn te Amsterdam. Zie hierover de inleiding op deel II. Vooral na zijn verhuizing en pensionering naar de Verenigde Staten heeft Jan Samuel François de tijd zich in het archief te verdiepen. Hij brengt onder andere een ordening aan op generatienummer en maakt, veelal met een blauwe viltstift en in het Engels, notities. In de zomer van 2001 draagt hij het grootste deel van het archief over aan de Stichting Familie van Hoogstraten. Daarna worden nog de resterende archivalia, en ook boeken, overgedragen via Diederik (XV-E-c) die als journalist in New York woont en regelmatig naar Nederland vliegt. Twee bestuursleden van de Stichting, Gustaaf Herman Paulus (XVI-A) en Michiel Roscam Abbing, maakten gedurende de jaren 2002-2004 de voorliggende inventaris ten behoeve van de overdracht in bruikleen aan het Nationaal Archief.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Een enkel stuk kan in slechte staat verkeren, wat tot gevolg heeft dat het niet geraadpleegd kan worden.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Familiearchief Van Hoogstraten: Hoogstratiana, nummer toegang 2.21.333.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hoogstraten, van, 2.21.333.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Toegang 2.21.333.02 - Inventaris van het archief van het Familiearchief Van Hoogstraten - II - Scriveriana, stukken betreffende Petrus Scriverius (1576-1660), de familie Schrijver en aanverwante families, 1590-1762.

Bijlagen

Archiefbestanddelen