Terug naar zoekresultaten

2.21.389 Inventaris van het archief van G.J. Schim van der Loeff (1915-1996) over de jaren 1923-1998

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.389
Inventaris van het archief van G.J. Schim van der Loeff (1915-1996) over de jaren 1923-1998

Auteur

J.A.A. Bervoets

Versie

11-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

G.L. Schim van der Loeff [levensjaren 1915-1996]
Schim vd Loeff

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1923-1998

Archiefbloknummer

C27032

Omvang

239 inventarisnummer(s); 1,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, enkele in het, in heten in het.
Nederlands
Engels
Frans
Italiaans

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte documenten, een enkele maal aangevuld met fotokopieën. Twee fotonegatieven in toegangnr. 39.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Schim van der Loeff, mr. Gerard Leonard (1915-1996)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Mr. G.L. Schim van der Loeff was advocaat in bezettingstijd. Het merendeel van het archief bevat een door hemzelf gevormde selectie van stukken betreffende zijn werk als strafpleiter voor Duitse rechtbanken in bezet Nederland, aangevuld met documentatie betreffende het verzet en herdenking van de oorlog. Het archief bevat daarom belangrijke aanvullende oorlogsdocumentatie, te meer daar de dossiers van het justitiële apparaat voor een groot deel door de bezetter zijn vernietigd.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Context: De rechtspraak en de positie van de strafadvocaat tijdens de bezetting
Een groot deel van het archief betreft de werkzaamheden van Schim van der Loeff als strafpleiter voor speciale tijdens de bezetting werkzame rechtbanken en als bemiddelaar bij Duitse autoriteiten. De rechtbanken waarvan hier sprake is zijn ingesteld door Seyss Inquart, rijkscommissaris voor de bezette gebieden, daarin bijgestaan door zijn Generalkommissar für Verwaltung und Justiz Friedrich Wimmer. Bij verordening van 8 juni 1940 (VOB 1940, p. 26-27) kregen de krijgsraden te velde van de Duitse Wehrmacht de bevoegdheid recht te spreken over misdaden, begaan tegen de Wehrmacht, haar leden, haar gebouwen en inrichtingen. Deze bevoegdheid, normaliter tijdens bezetting bedoeld tegen mogelijke franc-tireurs, werd ruim geïnterpreteerd: alle zaken die de Wehrmacht in gevaar konden brengen vielen daaronder, dus nagenoeg alle verzetshandelingen, zoals sabotage, spionage, maar ook overtredingen van door de Wehrmacht geïnspireerde bevelen en verboden. Een gelijkaardige bevoegdheid kreeg het SS- und Polizeigericht X in Den Haag (vanaf februari 1944 in Velp) voor misdaden tegen SS-ers of tegen politieagenten. De vonnissen van deze krijgsraden en het SS- und Polizeigericht konden gelijk staan aan die voor deserteurs in oorlogstijd: de doodstraf. Krijgsraden hadden de bevoegdheid Nederlandse advocaten de toegang tot het proces te ontzeggen, wanneer naar hun oordeel door de openbaarheid van het proces de belangen van het Duitse Rijk werden geschaad. Rechtsbijstand kreeg de verdachte dan van een Pflichtverwalter, die door de rechtbank werd aangewezen.
Bij verordening van 17 juli 1940 stelde Seyss Inquart twee Duitse rechtbanken in, het Deutsches Landesgericht en het Deutsches Obergericht in den besetsten niederländischen gebiete (, die zaken konden behandelen tegen Duitsers of "personen van daaraan gelijkgestelde nationaliteit", delicten tegen het Groot-Duitse Rijk, het Duitse volk, de NSDAP en haar instellingen.. Verder mochten zij recht spreken over gevallen van "plundering" en voor het algemeen belang gevaarlijke misdrijven (gemeingefärhliches Verbrechen), bijvoorbeeld het in gevaar brengen van de voedselvoorziening. Deze instanties mochten dus ook tegen Nederlanders recht spreken, met voorbijgaan van de Nederlandse rechterlijke instanties Bij het Landesgericht vonniste één rechter, die aanvankelijk slechts gevangenisstraffen lager dan vijf jaar mocht opleggen; vanaf 21 mei 1942 was de rechtsmacht van het Landesgericht uitgebreid tot alle vonnissen behalve levenslang of de doodstraf. Ook kon het Landesgericht zonder zitting vonnissen uitvaardigen in de vorm van Strafbefehle, waartegen dan bezwaar kon worden aangetekend (VO 56/42) . Bij het Obergericht besliste een kamer; dit gerecht had de bevoegdheid doodstraffen uit te spreken. Tegen uitspraken van het Landesgericht was beroep mogelijk bij het Obergericht, tegen uitspraken van het Obergericht was geen beroep mogelijk. Het Obergericht werd voorgezeten door een Duitser, de processen werden in het Duits gevoerd. Een verdachte die de taal niet machtig was en tijdens de procesvoering het slachtoffer werd van een onbetrouwbare tolk, kon slechts proberen door een verzoek om genade herziening van zijn vonnis te verkrijgen. Het werd nog erger als het Obergericht bij bepaalde politieke delicten als Sondergericht optrad: dat was een vorm van snelrecht, waarbij binnen 24 uur na een dagvaarding (normaal was dat een week) een rechtszitting kon houden.
Ook andere instanties konden straffen opleggen, zoals de plaatselijke politiepresident bij verkeersovertredingen de crisiscontroledienst of de Finanzdienst bij economische delicten. Omdat dit veelal administratieve maatregelen waren, kon in sommige gevallen met succes bezwaar worden aangetekend bij het Landesgericht.
De door Seyss Inquart ingestelde rechtbanken waren niet onafhankelijk. Het gehele rechtsstelsel werd namelijk gezien als een instrument ter verdediging van het Duitse Rijk tegen zijn tegenstanders, en misdadigers werden daaronder gerekend. De Rijkscommissaris had de bevoegdheid rechters te benoemen en te ontslaan; een rechter werd dus niet voor het leven benoemd, maar kon worden beoordeeld als een ambtenaar - volgens door Wimmer en Seyss-Inquart te stellen aanwijzingen in de geest van de Führer. In de praktijk betekende ontslag, zeker vanaf 1941, inlijving in de Arbeitseinsatz. Ook had de Rijkscommissaris rechtstreeks invloed op de rechtsgang. Misdrijven moesten bij hem worden aangemeld; hijzelf of zijn Generalkommissar für Verwaltung und Justiz wees dan de rechtbank aan die het oordeel moest vellen. In de praktijk betekende dit onzekerheid voor de verdachte en met name voor zijn naaste verwanten of advocaten, soms tot aan de procesdag. Dit laatste gebeurde regelmatig wanneer Seyss-Inquart of Wimmer vonden dat er een krijgsraad moest worden ingeschakeld. Tenslotte had dit duo de bevoegdheid - soms door de Führer opgelegde plicht - een vonnis van het Landes- of Obergericht te vernietigen. In dat geval moest er een nieuw proces gevoerd worden aan de hand van een door de Rijkscommissaris gedicteerde motivatie voor het vonnis.
Niet alleen strafrechtelijke vervolging kon reden zijn voor arrestatie en gevangenzetting. In Nederland werden ook de wet zum Schütz vom Volk und Staat (Reichsgesetzblatt 28 februari 1933 p. 83) toegepast, die in Duitsland thans nog steeds van kracht is. Personen, die een gevaar zijn voor de staat, kunnen hierdoor gevangen worden gehouden totdat het gevaar geweken is, zij zijn dan in Schützhaft gesteld. In theorie kan een Schütshaftbefehl voor een beperkte termijn gelden. In de praktijk van het Derde Rijk betekende dat een permanent proces van "heropvoeding door arbeid" in een concentratiekamp. De Geheime Staatspolizei (Gestapo) en de Sicherheitsdienst vaardigden daarvoor een Schütshaftbefehl uit, dat door de politie werd uitgevoerd zonder dat nabestaanden daarvan in kennis werden gesteld. Op den duur bleek dat voor specifieke antinationaalsocialistische handelingen als jodenhulp Schützhaft werd toegepast. Zelfs tijdens of na een proces kon de Duitse politie nog een verdachte abtrennen en alsnog in Schützhaft houden. Nederlandse concentratiekampen als Vught en Amersfoort waren overigens ook in gebruik bij langdurig voorarrest.
De advocaat
Werd een advocaat dus met een arrestatie geconfronteerd, dan moest hij eerst achterhalen of er sprake was van aanklacht en een proces. Tegen Schützhaft kon een advocaat niets anders dan bemiddelen voor mogelijke correspondentie of steun. Voor inlichtingen was hij afhankelijk van de medewerking van de Sachbearbeilter van de arrestant, meestal de rechercheur die het onderzoek leidde. Met hem bleef hij in contact totdat het proces voorkwam - of totdat bleek dat de Sicherheitsdienst de arrestant alsnog naar een kamp had afgevoerd. Via deze Sachbearbeilter kon de verdachte een volmacht opstellen waarbij de advocaat voor de rechtbank als zijn vertegenwoordiger kon optreden - mits althans deze rechtbank dat toeliet - bezoekafspraken proberen te maken, te achterhalen welke rechtbank Seyss Inquart wilde aanwijzen en processtukken te bemachtigen. Dat laatste bleek vaak moeilijk. Schim van der Loeffs Amsterdamse collega M.G.Th. Keune zegt van het over het algemeen behoorlijk functionerende Landesgericht: "processtukken kreeg je zelden" ( Van Bijlaarsdam p. 432. ) .Slechts sporadisch slaagde een advocaat erin de verdachte uit de dodelijke klauwen van een krijgsraad te krijgen. Met name de krijsgraden van de Luftgau waren berucht omdat ze elke verdachte a priori als een te executeren volksvijand behandelden, en er openlijk blijk van gaven dat een strafproces voor hen een zinloze formaliteit was.
Na een eenmaal geveld vonnis kon de advocaat slechts door middel van een genadeverzoek aan de Rijkscommissaris proberen iets aan de zaak af te doen. Veelal was dat vergeefs. Alleen bij veroordelingen tot boete slaagde Schim van der Loeff erin om langs deze weg betaling van gedeelten in termijnen te bedingen en daarmee te voorkomen dat een veroordeelde door liquiditeitsproblemen in een Duits tuchthuis belandde, om daar onder streng regime tien uur per dag dwangarbeid te verrichten..
Met Hitlers Terror-und-Sabotage-Erlass van 30 juli 1944 kwam een einde aan de Duitse militaire strafrechtspraak over niet-militairen, wat feitelijk betekende dat deze procedure door standrecht werd vervangen. De eenheden van de Sicherheitsdienst opereerden op eigen inzicht volgens een door hun hoofd uitgevaardigd Niedermachingsbefehl van 11 september. Aan het einde van 1944 viel ook de rechtspraak van het Landesgericht en het Obergericht stil.
Geschiedenis van de archiefvormer en zijn archief
Gerard Leonard Schim van der Loeff werd op 26 februari 1915 in Den Haag geboren. In 1933 behaalde hij het diploma Gymnasium-ß, waarna hij rechten studeerde in Leiden. In 1938 behaalde hij zijn doctoraal examen, waarna hij zich als advocaat in Den Haag vestigde. Hij werd bestuurslid van De jonge balie, waar door kennisuitwisseling de advocatenpraktijk werd verbeterd en mogelijk ook werd gediscussieerd over de ethiek van het vak. Dat was nodig, want de rechtspraktijk werd voor een groot gedeelte gedicteerd door het regime van de bezetter. Van 1945 tot 1949 diende hij als reserveofficier bij de artillerie van het Koninklijke Nederlandsch-Indische Leger op West-Java. Na de soevereiniteitsoverdracht gerepatrieerd als reservemajoor kreeg hij een betrekking van de Afdeling Procedures bij het Nederlands Beheersinstituut. dat weldra werd geliquideerd. In 1952 hervatte hij zijn advocatenpraktijk in Den Haag. In 1960 werd hij deelgenoot van een advocatenkantoor in scheepvaartaangelegenheden in Rotterdam, waaruit hij zich in 1981 terugtrok om zaken uit zijn oude praktijk in Den Haag af te wikkelen. In 1986 trok hij zich definitief terug als advocaat. Hij overleed op 16 februari 1996. Zijn laatste jaren wijdde hij aan het maken van aantekeningen en het bijhouden van documentatie over de advocatuur tijdens de bezetting. Daarvoor bracht hij een nadere ordening aan in zijn archief. De procesdossiers uit de bezettingstijd bewaarde hij selectief met het oog op mogelijk onderzoek naar de rechtsgang in die jaren. Hij ontdeed de meeste dossiers van de vaak uitvoerige persoonlijke correspondentie met verwanten en over te verrekenen kosten en declaraties en behield wat naar zijn oordeel van belang was voor de kennis van de rechtsgang in de oorlog. De belangrijkste dossiers voorzag hij van nummers, waarnaar hij verwees in een index. Aan de stukken voegde hij niet zelden aantekeningen en fotokopieën van latere publicaties toe. Een enkele maal werden ook fotokopieën van elders achterhaalde processtukken, staf- of arrestatiebevelen toegevoegd, soms met de aantekening dat hij die tijdens het proces niet overhandigd had gekregen. Naast deze dossiers legde hij een verzameling vast van circulaires, manuscripten en tijdschriften van het verzet, die hij eveneens van een lijst voorzag. Nadat hij gesproken had met medewerkers van het Algemeen Rijksarchief stelde hij in 1989 een codicil op, waarbij hij zijn archief naliet aan het Algemeen Rijksarchief.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na zijn overlijden droeg zijn weduwe J. Schim van der Loef-Mackaay de bibliotheek "documentatie verdediging van arrestanten gedurende de Duitse bezetting" over aan de Juridische bibliotheek Het archief, dat zij oorspronkelijk als onderdeel van de boekerij beschouwde, werd in 1998 naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht.
In 2009 werd het archief geordend en beschreven door dr. J.A.A. Bervoets, werkzaam als vrijwilliger bij het Nationaal Archief. In dat jaar werd het archief ter uitvoering van het bovengemelde codicil van mr. G.L. Schim van der Loeff formeel aan het Nationaal Archief overgedragen door B. Mackaay in Rijswijk en R.A.H. van Ruler in Den Haag, executeurs-testamentair van J. Schim van der Loef-Mackaay.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Zoals gezegd herordende Schim van der Loeff zijn advocatendossiers gedeeltelijk voor zijn documentatie inzake de Tweede Wereldoorlog en "verrijkte" hij die met eigen aantekeningen en documentatie. Voor een groot deel zijn deze dossiers intact gelaten. Toch heeft de inventarisator enige ingrepen verricht: stukken betreffende eenzelfde zaak, die in verschillende al dan niet genummerde dossiers zijn aangetroffen, zijn weer bijeengebracht, zodat de oorspronkelijke orde is hersteld. Ook documentatie, die ter adstructie van een detail aan de oorspronkelijke stukken was toegevoegd, maar uiteindelijk een "eigen leven" ging leiden, is apart geborgen en van een eigen beschrijving voorzien. Waar nodig zijn gegevens in de beschrijvingen toegevoegd die de relatie met de geschiedenis van het verzet of de oorlogssituatie duidelijk maken. Door middel van een concordantie op de door Schim van der Loeff aangebrachte dossiernummers kunnen zijn daarnaar verwijzende indexen en nummerlijsten alsnog worden gebruikt.
De verzameling stukken betreffende de bezetting, het verzet en de bevrijding, die door Schim van der Loeff van een lijst waren voorzien, zijn door mij nader beschreven en aangevuld met elders verspreid aangetroffen stukken. Enkele van deze stukken bleken later in Schim van der Loeffs numerieke advocatendossiers gelegd ter adstructie van nadere herdenkingen. Ze zijn zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verzameling geplaatst.
Op de toegangen die Schim van der Loef zelf heeft gemaakt, is achterin deze inventaris een concordantie gemaakt. In de inventaris zijn de door Schim van der Loeff aangebrachte kenmerken opgenomen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Enkele documenten zijn ernstig beschadigd of zeer bros en kunnen niet dan na versterking of restauratie aan het publiek beschikbaar worden gesteld.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, G.L. Schim van der Loeff [levensjaren 1915-1996], nummer toegang 2.21.389, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Schim vd Loeff, 2.21.389, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Geraadpleegde bronnen M.J. Barents, `De verdediging van strafzaken voor Duitse gerechten in bezet gebied' , in: Advocatenblad 60/9 (mei 1980), p. 186-191. , Gerrold van der Stroom Duitse strafrechtpleging in Nederland en het lot der veroordeelden Cahiers over Nederland en de Tweede Wereldoorlog 4. 's-Gravenhage 1982. , Karen Bijlaarsdam 'Advocaat in oorlogstijd' , in: Advocatenblad 75/10 (mei 1990), p. 431-435. , G. von Frijtag Drabbe Künzel Het recht van de sterkste, Duitse strafrechtspleging in Nederland. Amsterdam 1999. (hierin ook een analyse van het beschikbare archiefmateriaal over Duitse strafrechtpleging)

Bijlagen

Concordantie 1: van de genummerde procesdossiers met de inventarisnummers
De lijsten waaraan deze concordanties zijn ontleend, bevinden zich in nummer 135. De procesdossiers zijn gedeeltelijk van een alfabetische index voorzien, zie daarvoor nummer 134. Een onvolledige lijst bevindt zich in nummer 135.
Procesdossier Inventarisnummer
1-2 216
3-5 131
6 14
8 10
9 11
10 54
11 185
13-14 20
15 182
16-17 20
18 12
19 20
20 14
21 96
22 26
23-25 124
26-29 28
30-36 93
37-42 92
42A 132, 142
43-49 29
50-51 71
52-60 30
61 47
62 39
63 34
63A-66 36
66B 103
67-68 43
69 85
70 77
71-72 31
73 77
74 32
75 48
76 79
77 105
78 13
79 94
80 59
81 60
82 17
83 62
84 57
85 45
86 83
87 52
88 66
89 70
90 88
91 100
91A 73
92-99 123
100 109
100A 115, 219
100B 172
100C 122
101 98
102 15
103 14
104 104
105-106 106
107-112 20
113 61
114 niet aangetroffen
115 69,
116 51, 210
117 98
118 102
119 1
120 188
121 202
122-123 236
124 206
125 112
125A 8
126-127 91
128 58
129 56
130 44
131 24
132 99
133-135 33
136 97
137 64
138-139 33
139 87
140 72
141 niet aangetroffen
142 76
143 82
144 54
145 74
146-149 112
Concordantie 2: van de lijst "stukken betreffende het verzet" met deze inventaris.
De in deze lijst beschreven stukken werden grotendeels door de archiefvormer in een afzonderlijke verzameling bijeengehouden. Enkele daarvan werden er echter uitgelicht om in andere dossiers te worden ingevoegd. Waar mogelijk is in dat geval alsnog een verwijzing naar deze lijst aangebracht. Illegale bladen waarnaar de lijst zonder nadere inhoudsvermelding verwijst zijn in de inventaris in alfabetische volgorde beschreven in de nummers 137-165.
Nummerlijst Inventarisnummer
1-5 167
6-7 177
8 178
9 180
10 166
11 181
12 165
13 184
14 niet aangetroffen
15 182
16 179
17 187
18 172
19 170
20 186
21 169
22 geen aanknopingspunten gevonden
23 196
24 168
25 26
26 geen aanknopingspunten gevonden
27 geen aanknopingspunten gevonden
28 129.
29 171
30 188
31 176
32 149
33-34 160
35-36 157
37 164
38-39 183
40 162
41 157
42 149
43 140
44 160
45-47 162
48 geen aanknopingspunten gevonden
49 189
50 190
51-52 149
53 159
54 178
55- 56 148
57 157
58 146
59 148
60 157
61 148
62 146
63-65 148
66 152
67 147, 148
68 147
69 142, 148
70 156
71 151
72 160
73 178
74 159
75-76 192
77 150
78-79 187
80 175
81 176
82-83 162
84 Niet aangetroffen
85 198
86 193
87 geen aanknopingspunten gevonden
88 162
89 146
90 geen aanknopingspunten gevonden
91 geen aanknopingspunten gevonden
92 149
93-94 137
94 geen aanknopingspunten gevonden
95 138
96 139
97 141
98 143
99 145
100 150
101 154
102 153
103 155
104 158
105 161
106 163
107 144
ProcesdossierInventarisnummerNummerlijstInventarisnummer

Archiefbestanddelen