Terug naar zoekresultaten

2.13.161 Inventaris van de archieven van de garnizoenscommando's in Zuid-Holland van het Ministerie van Defensie, 1890-1974

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.161
Inventaris van de archieven van de garnizoenscommando's in Zuid-Holland van het Ministerie van Defensie, 1890-1974

Auteur

J.M.M. Cuijpers, H.E.M. Mettes, E.A.v. Heugten, R.v. Velden

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2007 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Garnizoenscommando's in Zuid-Holland
Garnizoenscommando Zuid-Holland

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1890-1974

Archiefbloknummer

D66

Omvang

; 241 inventarisnummer(s) 3,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Defensie / Garnizoenscommando's in Zuid-Holland

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Garnizoenscommando's in Zuid-Holland (1837-1974) bevat documenten die te maken hebben met de organisatie van het garnizoenscommando, zoals samenstelling, bevelvoering en overdracht van het commando, correspondentie, verslagen van vergaderingen en stukken die samenhangen met de uitvoerende taken van de garnizoenscommandanten in vredes- en oorlogstijd. Zo zijn er legerorders, stukken en instructies betreffende ceremoniële plechtigheden, stukken inzake de inzet van personeel, materieel en gebouwen, alsmede rapporten en verslagen naar aanleiding van onderzoeken en klachten. Bij de meeste garnizoensarchieven ligt de nadruk op stukken van na de Tweede Wereldoorlog.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Hoofdlijnen uit de geschiedenis van de garnizoenen en de taken van de garnizoenscommandanten
In deze inleiding worden alleen de hoofdlijnen geschetst van de geschiedenis van de garnizoenen en de taken van de garnizoenscommandanten. Koninklijke en ministeriële besluiten en legerorders betreffende de garnizoenen vormen het raamwerk van deze inleiding.
Doel is de onderzoeker snel inzicht in de geschiedenis van de garnizoenen en overzicht van de taken van de garnizoenscommandant in de loop der tijden te verschaffen.
Alhoewel bij de meeste garnizoensarchieven de nadruk ligt op stukken van na de Tweede Wereldoorlog, begint, om een en ander in een breder historisch perspectief te plaatsen, deze inleiding met de periode voor 1795.
Op deze plaats spreken wij ook onze dank uit aan drs. J.P.C.M. van Hoof van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie voor zijn kritische aanmerkingen en suggesties op de inleiding van deze inventaris.
2. Geschiedenis van de garnizoenen
2.1 Voor 1795
( Een belangrijk deel van de hierna volgende gegevens is ontleend aan: H.H.A. de Graaff, De militair-rechterlijke organisatie en haar verband met de bevelsverhoudingen bij de Landmacht 1795-1955 ('s-Gravenhage, 1957) blz 8-10, 20-23, 30-43, 249-250, 256-257. Om na te gaan wanneer, welke regimenten waar in garnizoen lagen, raadplege men: H. Ringoir, Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815 tot 1949. (Bijdragen van de Sectie Militaire Geschiedenis nr. 8, 's-Gravenhage, 1980.) ) Ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden was er geen sprake van een militair -territoriale indeling. Versterkte plaatsen stonden onder het commando van hooggeplaatste officieren die de titel van gouverneur dan wel commandeur droegen. Grote vestingen zoals 's-Hertogenbosch hadden zowel een gouverneur als een commandeur. Deze waren direct ondergeschikt aan het opperbevel. De gouverneur was de hoogste militaire autoriteit ter plaatse, chef van de commandanten van de in zijn plaats gelegerde regimenten en korpsen en hij was bevoegd reglementen op te stellen. ( Zie De Graaff, blz. 9 en H. Hardenberg, Overzigt der voornaamste bepalingen betreffende de sterkte, samenstelling, betaling, verzorging en verpleging van het Nederlandsche leger, sedert de vrede in 1713 tot den tegenwoordige tijd, hoofdzakelijk op voet van vrede. ('s-Gravenhage, 1858), deel I, blz. 78. Voor verdere informatie over de instructies van goeverneurs, zie: J. Dibbetz, Het groot militair woordenboek, waar in gevonden worden (...) de verschijde garnizoens-ordres van eenige voornaeme frontieren van den staat, en veele weetenswaardige nootwendigheden omtrend den dienst, krijgssaaken, en discipline militair ('s-Gravenhage, 1715) )
2.2 1795-1813
De omwentelingen die in 1795 plaatsvonden bleven niet beperkt tot staatsrechtelijke veranderingen. Het zogenaamde Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande stelde, behalve een groot aantal veranderingen op het gebied van leger en defensie in het algemeen, ook wijzigingen op militair-territoriaal terrein voor. Suggesties om te komen tot de indeling van het land in militaire arrondissementen en de inschakeling van garnizoenen in een hoger territoriaal verband werden op 8 juli 1795 door de Staten-Generaal aangenomen, voorlopig voor twee jaar. De titels gouverneur en commandeur werden tegelijkertijd afgeschaft. Commandant van het garnizoen was voortaan de oudste of hoogst in rang zijnde in het garnizoen aanwezige troepencommandant. De vorming van militaire gezagsgebieden, als een schakel tussen de garnizoenscommandanten en de legerleiding, vormde een inbreuk op de zelfstandigheid van de garnizoenscommandant. De vorming van brigades, divisies, kortom grotere eenheden onder leiding van bijvoorbeeld een brigadecommandant leidde tot verlies van bevoegdheden van de garnizoenscommandanten.
Op 8 juni 1796 werd het eerste Reglement op de garnizoensdienst, geldig voor alle garnizoenen, vastgesteld. Hierin was ondermeer bepaald dat de garnizoenscommandant ondergeschikt was aan de commandant van het militair arrondissement waarbinnen het garnizoen gelegen was.
2.3 Vanaf 1813
In 1814, het eerste regeringsjaar van (toen nog) de soeverein Vorst Willem I werd voor officieren en soldaten, die hem en het vaderland "op eene gedistingueerde wijze gediend hadden" een apart garnizoensbataljon gevormd.
Diegenen die dertig jaar gediend hadden in het leger of "honorabele wonden" hadden opgelopen, konden hierin worden opgenomen. Er werden vier compagnieën van 100 man sterk opgericht, welke in Delft, Woerden, Zwolle en Nijmegen werden gestationeerd. In december 1814 kwam het "Besluit, houdende de meer speciale bepaling van de organisatie en den dienst van de garnizoenskompagnien" tot stand. Naast bepalingen over de standplaatsen van de verscheidene compagnieën bevatte dit besluit ook de taakstelling van deze compagnieën. Artikel 10 bepaalde, dat deze bestond uit het "behulpzaam zijn tot instandhouding der publieke rust" en het "bezetten van de wachten en posten bij de arsenalen, magazijnen en 's lands gebouwen". ( Soeverein Besluit SB) van 24 januari 1814, nr. 70. ) Op 9 februari 1814 kwam het "Besluit, houdende formatie en voet van betaling der kompagnien van het garnizoens bataillon" tot stand. Dit besluit had betrekking op de garnizoensbataljons welke permanent in een garnizoen gelegerd waren. Het Nederlandse grondgebied werd verdeeld in 8 militaire arrondissementen, doch deze regeling was slechts zeer korte tijd van kracht. ( SB van 17 januari 1814, nr. 174. ) Op 28 juli 1814 kwam er een nieuwe regeling, waarbij de staat verdeeld werd in drie generale of grote commando's, welke als een koepel lagen over de provinciale commandementen. Een provinciaal commandant kon tevens in zich verenigen de functie van stedelijk commandant in residentie. In 1815 kwam er een nieuw Reglement voor de Garnizoensdienst. Tegelijk verscheen de Instructie voor de Plaatselijke Kommandanten en de Plaats-Majoors. ( SB van 11 januari 1815, nr. 32. ) Het reglement bevatte ondermeer voorschriften betreffende het sluiten van de poorten van de stad, patrouilles et cetera. De eenwording van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in maart 1815 bracht geen wezenlijke verandering in de territoriale indeling. ( Omdat het Belgische grondgebied het bestek van deze inventaris te buiten gaat wordt hierop niet verder ingegaan. (Voor verdere informatie; Koninklijk Besluit KB) van 5 december 1815, nr. 55.) ) Na de afscheiding van België in 1839 werden de eerder genoemde generale militaire commando's opgeheven. Hierdoor kwamen de provinciale commandanten rechtstreeks onder de Directeur-Generaal te staan. In 1860 werd de indeling van het rijk in provinciale commandementen, welke in 1815 was ingesteld, opgeheven. ( KB van 25 februari 1860, nr. 56. ) Hiervoor in de plaats werd Nederland ingedeeld in zeven militaire afdelingen, te weten:
  1. Militaire afdeling (MA), provincie Noord-Brabant;
  2. MA, provincies Gelderland en Overijssel;
  3. MA, provincie Zuid-Holland;
  4. MA, provincies Noord-Holland en Utrecht;
  5. MA, provincie Zeeland;
  6. MA, provincies Friesland, Groningen en Drenthe;
  7. MA, provincie Limburg.
In 1864 werd het hele eiland Walcheren garnizoensplaats voor de troepen die op dat eiland waren gestationeerd. Als reden hiervoor werd aangevoerd, dat militairen die zich toen in Veere en Vlissingen in garnizoen bevonden en "(...) zich zonder vergunning van Veere of van Vlissingen naar Middelburg begeven, als deserteur beschouwd en als zodanig (...) vervolgd moeten worden". Maar men toonde begrip, want "Gelet op de omstandigheid, dat die (Veere en Vlissingen, E.M.) garnizoenen voor den soldaat in menig opzigt weinig gelegenheid tot uitspanning geven (...) " kwam men tot bovengenoemde oplossing. ( KB van 14 juli 1864, nr. 40. ) In 1867 werd het aantal militaire afdelingen van zeven naar vier militaire afdelingen teruggebracht. ( KB van 10 april 1867, nr. 54. )
Deze wijziging werd vooral ingegeven door bezuinigingsoverwegingen (zie bijlage 1).
In 1873 vond een aantal belangrijke veranderingen plaats. ( KB van 26 maart 1873, nr. 25. ) Er bleven weliswaar vier afdelingen bestaan, maar hun ressort wijzigde zich.
Dit hing samen met de onderverdeling van de infanterie in vier divisies (zie bijlage 2). De commandanten hiervan waren in vredestijd tegelijkertijd bevelhebber in de militaire afdelingen. De indeling werd aangepast aan de legeringsplaatsen van deze vier divisies.
Twee jaar later werd het aantal militaire afdelingen uitgebreid naar vijf ( KB van 7 juli 1875, Dr. 48. ) om in 1880 te worden teruggebracht tot drie. ( KB van 23 februari 1880, Dr. 1, gewijzigd bij KB van 14 februari 1881, Dr. 1. Hierbij werd bepaald dat de standplaats van de 3e militaire afdeling 's-Hertogenbosch werd in plaats van Gorinchem. ) (Voor de indeling zie bijlage 3.) Bij KB van 5 december 1881 (Staatsblad nr. 189) kwam de eerste regeling voor de garnizoensindeling van het leger tot stand. Artikel 2 van dit KB bevatte een overgangsregeling. Het bepaalde dat gemeenten die op dat moment nog een garnizoen huisvestte, maar volgens de nieuwe indeling niet als garnizoensplaats waren aangewezen toch nog als zodanig "gebruikt" mochten worden. Dit totdat garnizoensplaatsen die wel als zodanig waren aangewezen, maar nog niet in staat waren de troepen behoorlijk onder te brengen (bijvoorbeeld omdat ze nog nooit als legerplaats gediend hadden of door een tekort aan kazernes) door de verbetering of bouw van militaire gebouwen deze huisvesting wel konden bieden. In bijlage 4 vindt men een tabel met de verdeling over de verschillende garnizoensplaatsen. Op 2 februari 1885 werd bovengenoemd besluit gewijzigd. ( KB van 2 februari 1885, Dr. 64. ) De redactie van artikel 2 had tot onduidelijkheid geleid en werd middels dit KB uitgebreid. In 1898 werden de gemeenten Zaandam en Amsterdam tot een garnizoen samengevoegd. ( KB van 8 januari 1898, Dr. 21. ) Op 1 mei van dat jaar werden Loevestein en Woudrichem als garnizoensplaats opgeheven. ( Legerorders LO) 1898, Dr. 88. ) Het garnizoen Alkmaar werd op 1 augustus 1924 opgeheven ( Ministeriele beschikking MB) van 11 juni 1924, He Afd, Dr. 5. (LO 1924, Dr 204.) ) , op 30 juni 1927 gevolgd door het garnizoen Delft. ( MB van 17 mei 1927, IIe Afd., Dr. 36. (LO 1927, Dr. 176.) ) In hetzelfde jaar, op 14 december werden de garnizoenen IJmuiden en Hoek van Holland opgeheven. ( MB van 11 oktober 1927, IIe Afd. Dr. 147. (LO 1927, nr. 328.) ) In elk van deze garnizoensplaatsen was een compagnie van het regiment kustartillerie gelegerd geweest. ( MB van 17 februari 1922, IIe Afdeling, nr. 147. (LO 1922, nr. 64.) In deze beschikking vindt men een opgave van de garnizoensplaatsen en de staven, korpsen en instellingen die daar gesitueerd waren. Men dient er wel rekening mee te houden dat er elk jaar garnizoensveranderingen in deze locaties plaatsvonden. Deze werden elk jaar gepubliceerd in de Legerorders. ) Het Reglement voor de Garnizoensdienst van 1815 kreeg pas in 1927 een nieuwe versie. ( Ministeriele beschikking (MB) van 11 juni 1924, He Afd, Dr. 5. (LO 1924, Dr 204.) MB van 17 mei 1927, IIe Afd., Dr. 36. (LO 1927, Dr. 176.) MB van 11 oktober 1927, IIe Afd. Dr. 147. (LO 1927, nr. 328.) MB van 17 februari 1922, IIe Afdeling, nr. 147. (LO 1922, nr. 64.) In deze beschikking vindt men een opgave van de garnizoensplaatsen en de staven, korpsen en instellingen die daar gesitueerd waren. Men dient er wel rekening mee te houden dat er elk jaar garnizoensveranderingen in deze locaties plaatsvonden. Deze werden elk jaar gepubliceerd in de Legerorders. Gewijzigd bij KB van 9 maart 1936, nr. 41 en 29 november 1946, nr. 24. ) Dit, alhoewel reeds veel eerder de behoefte werd gevoeld een nieuw reglement in te voeren, omdat de taken van garnizoenscommandanten in de loop der tijd verschoven. Vooral staatsrechtelijke en juridische problemen hielden de invoering van een nieuw reglement op. Het nieuwe reglement reflecteerde de gewijzigde functie van de garnizoenscommandant. In plaats van een strategische functie, het commando over de troepen ter verdediging van het garnizoen, beperkte zijn taak zich in de loop der tijd tot meer administratieve en plaatselijke werkzaamheden. Nadat de Koninklijke Landmacht op 28 augustus 1939 overging tot de algemene mobilisatie, verdween de verdeling van Nederland in militaire afdelingen. Ook de toen geldende garnizoensindeling ( Zie boekwerk Vredesorganisatien 1939, blz. 272-291. ) verviel, aangezien garnizoenscommandanten van hun vredestaak werden ontheven. Hiervoor in de plaats kwam de oorlogsorganisatie. Deze kende geen garnizoenen maar kantonnementen en analoog daaraan kantonnementscommandanten.
De Graaff stelt:
"Van een kantonnement spreekt ... (men) . . .als de troepen te velde gelegerd worden in de huizen of gebouwen van een stad of dorp. De taak van een kantonnementscommandant vertoont wel overeenkomsten met die van een garnizoenscommandant, doch de functie is in beginsel van tijdelijke aard. ( Zie ook MB van 12 september 1939, IIde Afd. B, nr. 83. Voor verdere informatie over kantonnementscommandanten zie De Graaff. ) In juni 1940 werd het Nederlandse leger op bevel van de Duitse Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden gedemobiliseerd. Ten gevolge hiervan werden de garnizoenen in de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg op 1 juli 1940 opgeheven. De garnizoenen in de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Noord-Holland werden met ingang van 11 juli 1940 opgeheven. ( Algemeen Hoofdkwartier (Generale Staf) (AHK(GS)), sectie 1, voorlopig inv. nr. 80. Het bevel tot opheffing werd gegeven in een brief d.d. 19 juni 1940, Afd. Landmacht, Sectie I, nr. 8B van de opperbevelhebber van land- en zeemacht. ) Met ingang van 15 juli 1940 werden de nog resterende garnizoenen opgeheven, met uitzondering van Den Haag en Utrecht. ( Departement van Defensie, Afwikkelingsbureau/Commissariaat voor de belangen van de voormalige Weermacht, 1940 -1945, inv. nr. 110. )
Voor wat betreft de toepassing van de militaire rechtspraak werd het land met ingang van 27 mei 1940 ingedeeld in twee justitiële garnizoenen, te weten Den Haag en Utrecht. (Bij besluit opperbevelhebber van land- en zeemacht van 25 mei 1940, nr. 44 B.) Het justitieel garnizoen Den Haag omvatte alle in het militair arrondissement Den Haag verblijvende militairen. Het militair arrondissement Den Haag bestond uit Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
Het justitieel garnizoen Utrecht omvatte alle in het militair arrondissement Utrecht verblijvende militairen. Het militair arrondissement Utrecht bestond uit Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland. Als garnizoenscommandant van het justitieel garnizoen Den Haag werd aangewezen de commandant van de Vesting Holland, van Utrecht de commandant van het Veldleger. De justitiële garnizoenscommando's Den Haag en Utrecht werden op 20 oktober 1940 opgeheven ingevolge bevel van de Duitse Commissaris voor de demobilisatie van de Nederlandsche Weermacht d.d. 15 oktober 1940. ( Garnizoenscommando 's-Gravenhage, inv. nr. 49, en De Graaff, blz. 276. )
Na de Tweede Wereldoorlog werd bij ministeriële beschikking van 19 juli 1945 Nederland ingedeeld in vier militaire afdelingen. De bevelhebbers daarvan bezaten de rang van kolonel. Een militaire afdeling bestond uit een aantal districten met aan het hoofd een luitenant-kolonel of majoor. Deze trad op als directe chef van de in zijn district aanwezige garnizoenscommandanten.
Deze beschikking stuitte in de praktijk op de nodige moeilijkheden. Kort na de Tweede Wereldoorlog wisselden diverse onderdelen herhaaldelijk van standplaats. Omdat de oudste onderdeelscommandant ook als garnizoenscommandant optrad, was er bij deze laatste functie een groot verloop. Nu deed zich vaak het geval voor dat de troepencommandant die optrad als garnizoenscommandant, in die laatste functie ouder of hoger in rang was dan zijn directe chef, de districtsbevelhebber, die de rang van luitenant-kolonel bezat. In december 1945 kwam aan dit soort kwesties een eind door de bepaling, dat garnizoenscommandanten voor wat garnizoensaangelegenheden betrof rechtstreeks onder de bevelhebbers in de militaire afdelingen kwamen te ressorteren. Dit gebeurde met uitzondering van de garnizoenen Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. ( Hoofdkwartier Generale Staf (HKGS), doos 2. Brief van de minister van Oorlog aan de Chef van de Generale Staf d.d. 17 januari 1946, nr. 413. ) In belangrijke garnizoenen, zoals Den Haag, had de garnizoenscommandant een belangrijke en zware taak. Hierdoor kwam dan ook al snel behoefte aan een officier die deze functie niet op ad-hoc-basis hoefde te vervullen. ( Ministerie van Oorlog (MvO), doos 15490, Minuut-brief van de minister van Oorlog aan de Chef van de Generale Staf d.d. 18-12-1946, nr.3. Met retroacta. )
Voor deze gehele problematiek kwam een oplossing met de ministeriële beschikking van 4 november 1946, nr. 926, inzake de voorlopige samenstelling van de garnizoenscommando's en opgave van de vredesgarnizoenen (zie bijlage 5). Hierin werden drie soorten garnizoenen onderscheiden: de kleine, middelbare en de grote garnizoenen. Om de werkzaamheden continuïteit te verlenen werd aan de garnizoenscommandanten van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, welke ook als bevelhebber van het militair district werkzaam waren, boven de organieke sterkte van de districtsstaf onder andere een plaatselijke adjudant toegevoegd. Aan de overige garnizoenen werd een vaste staf verbonden.
De indeling in drie soorten garnizoenen kwam een jaar later al weer te vervallen. Vanaf juni 1947 werd alleen nog een onderscheid gemaakt tussen grote en overige garnizoenen (zie bijlage 6). ( MB van 28 juni 1947, nr. 1002. (LO 1947, nr. 228.) Voor een uitputtende opsomming van de voorlopige vredessamenstelling met bijbehorende organogrammen van elk garnizoen zie Vredessamenstelling KL, 1946. ) Het verschil tussen middelbaar en klein garnizoen kwam te vervallen, omdat in de dagelijkse praktijk bleek dat, vanwege de al eerder genoemde veelvuldige verplaatsingen van troepen, het maken van een verschil ondoenlijk was. Op 11 augustus van dat jaar werd al de eerste wijziging op deze voorlopige opgave ingevoerd. Onder "grote garnizoenen" verviel Harskamp als behorend tot het garnizoen Ede; het werd opgenomen onder "overige". ( MB van 11 augustus 1947, Chef Generale Staf, Sectie G2, Organisatie, nr. 1001.(LO 1947, nr. 266.) )
In december 1948 werd het land verdeeld in vier militaire gewesten, te weten:
  1. Militair Gewest, omvattende Noord-Holland met het eiland Vlieland, Zuid-Holland en Utrecht;
  2. Militair Gewest, omvattende de provincies Gelderland en Overijssel, behoudens de garnizoenen Steenwijk, Oldebroek, Deventer, Kampen en Wezep;
  3. Militair Gewest, de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg;
  4. Militair Gewest, Groningen, Friesland zonder het eiland Vlieland, Drenthe, alsmede de garnizoenen Steenwijk, Oldebroek, Deventer, Kampen en Wezep. ( MB van 20 december 1948, HKGS, sectie G2, nr. 1001. Zie ook Voorlopiqe vredessamenstellinq van de Koninkliike Landmacht. 's-Gravenhage, 1948. )
Deze militaire gewesten werden vervolgens weer onderverdeeld in garnizoenen. Zie voor deze onderverdeling bijlage 7.
Hierdoor lagen de garnizoenen niet meer verspreid als "vlekken op de kaart" over Nederland, maar lag over het gehele land een dekkend net van garnizoenen.
In 1950 werd het garnizoen Zuidlaren opgericht, terwijl tevens de grenzen van de garnizoenen Groningen en Assen zich wijzigde. ( MB van 3 oktober 1950, HKGS, Sectie G1, Dr. 6158. (L0 1950, nr. 252.) ) Een jaar later werd in verband met te houden herhalingsoefeningen het garnizoen Oirschot opgericht. ( MB van 4 januari 1951, Generale Staf, Sectie G1, nr. 6475. (LO 1951, nr. 4.) ) In 1951 vond, mede naar aanleiding van bovenstaande wijzigingen, een nieuwe vaststelling plaats van de verdeling van het land in militaire afdelingen en garnizoenen. ( MB van 11 mei 1951, Generale Staf, Sectie G1, nr. 6819. LO 1951, nr. 111 L-LM.) ) Voor nadere gegevens zie bijlage 8. In december 1952 stelde de minister van Oorlog voor de militaire afdelingen en de daarmee samenhangende functie van bevelhebber in de militaire afdeling op te heffen. Voornoemde functies zouden worden overgenomen door vijf territoriale bevelhebbers (Territoriaal Bevelhebber West, Noord, Oost, Zuidoost en Zuidwest). Deze zouden onder bevel van de Nationaal Territoriaal Bevelhebber komen te staan en geen nevenfuncties vervullen. De territoriaal bevelhebber zou de territoriaal commandanten onder commando krijgen ( Voor de (vredes)instructie van respectievelijk de Nationaal Territoriaal Bevelhebber, territoriaal bevelhebber en territoriaal commandant zie: HKGS, 21-3-1953, nr. 14210/5. Dossier G1/1846/'52, doos 60. ) , welke tevens garnizoenscommandant waren, en de garnizoenscommandanten. ( HKGS 13-12-1952, nr. 14210/1 DG )
Daar echter in meerdere wetten, KB's en dergelijke het begrip "militaire afdeling" en de benaming "bevelhebber in een militaire afdeling" voorkwam en deze wetten ten aanzien van deze terminologie niet gewijzigd waren, werd bepaald dat de territoriaal bevelhebbers met ingang van 1 april 1953 tot nader order tevens de titel van bevelhebber in een militaire afdeling voerden.
Begin 1955 was er wederom een belangrijke wijziging in de verdeling van het Koninkrijk der Nederlanden in gezagsgebieden.
Voortaan was Nederland verdeeld in:
  • Territoriaal Gezagsgebied West (tevens 1 Militaire Afdeling), omvattende de provincies Noord-Holland met uitzondering van het garnizoen Alkmaar, Zuid-Holland en Utrecht uitgezonderd garnizoen Amersfoort;
  • Territoriaal Gezagsgebied Noord (tevens 4 Militaire Afdeling): Groningen, Friesland, Drenthe uitgezonderd Meppel en Nijeveen alsmede de garnizoenen Steenwijk en Alkmaar;
  • Territoriaal Gezagsgebied Oost (tevens 2 Militaire Afdeling): Gelderland, Overijssel minus het garnizoen Steenwijk, de gemeenten Meppel en Nijeveen, de garnizoenen Amersfoort, 's-Hertogenbosch en Grave;
  • Territoriaal Gezagsgebied Zuid-Oost (tevens 3 Militaire Afdeling): Limburg minus het deel gelegen in garnizoen Grave, Noord-Brabant uitgezonderd het deel gelegen in de garnizoenen Grave en 's-Hertogenbosch en de garnizoenen Tilburg, Gilze-Rijen, Breda en Bergen op Zoom;
  • Territoriaal Gezagsgebied Zuid-West (tevens 5 Militaire Afdeling): Zeeland, Noord-Brabant met uitzondering van de garnizoenen Oirschot, Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Grave.
Voor de onderverdeling van de Territoriale Gezagsgebieden in garnizoenen, zie bijlage 9. ( Ministerie van Defensie (MvD) dossier nr. 203.793. ) Met ingang van 1 september 1957 kwamen de militaire afdelingen c.q. de functie van bevelhebber in de militaire afdeling te vervallen. Weer werd tot een nieuwe indeling besloten. ( KB van 5 augustus 1957, 5th. 378. Gewijzigd bij KB van 2 mei 1958, Stb. 245. MvD nr. 227.577 A en K. ) Het gezag werd (wederom) onderverdeeld in territoriale bevelhebbers en territoriale commandanten, een tweetrapssysteem. Voor een organigram en opgave van grondgebieden en onderverdeling van gezagsgebieden van de territoriale commandanten in garnizoenen, zie bijlage 10. In 1962 werden de gezagsgebieden opnieuw vastgesteld (zie bijlage 11). ( KB van 24 september 1962, Stb. 379. MvD nr. 227.577 /Y ) Dit besluit werd daarna tweemaal gewijzigd. ( KB van 11 september 1963, Stb. 403, MvD nr. 227.577/2D en KB van 13 februari 1967, Stb. 122, MvD nr. 227.577/3M. ) Met ingang van 1 februari 1970 werden de territoriale commando's opgeheven. De taken en bevoegdheden van de territoriale commandanten gingen over op territoriale bevelhebbers en garnizoenscommandanten. ( Bij MB van 31 oktober 1969, nr. 247.421/8H. (LO 69031.) )
3. Taken van een garnizoenscommandant
3.1 Voor 1810
Over de taken van de gouverneur onder de Republiek der Verenigde Nederlanden is hierboven reeds het een ander gezegd (zie 2.1) Het Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande arresteerde op 8 juni 1796 het "Reglement op den guarnisoens-dienst voor de armee in dienst van de Republiek der Vereenigde Nederlanden". Dit reglement bevatte een "Instructie voor den commandant van een guarnisoen of plaats". Artikel 1 daarvan bepaalde dat de commanderend officier zich in het bijzonder diende toe te leggen op de goede orde, discipline en de goede verstandhouding tussen de burgers en militairen. Verder bevatte het orders over parades, voor patrouilles en de wacht bij de poort. Volgens Hardenberg ontbrak echter het toezicht op de uitvoering van genoemde instructies. ( Hardenberg, Overzigt, deel I, blz. 180. ) Bij besluit van het uitvoerend bewind van 18 november 1800, nr. 34 werd bepaald dat het toezicht op de dienst in de garnizoenen werd opgedragen aan plaatsmajoors. Officieren van het actieve leger voerden het tijdelijk bevel in de steden. In 1802 verscheen een nieuw reglement, het "Reglement op den guarnisoens-dienst voor de Armee in dienst der Bataafsche Republiek". ( Gearresteerd bij besluit van het Staatsbewind van 13 augustus 1802. ) Ten tijde van het Koninkrijk Holland voerden Commandanten d'armes het bevel in frontplaatsen en forten. ( Hardenberg, Overzigt, deel I, blz. 180-182. )
3.2 Vanaf 1813
In de in 1815 verschenen Instructie voor de plaatselijke commandanten en plaatsmajoors stond dat "de plaatselijke commandanten (...) permanent het bevel (voerden) in de steden (...) aan hunne zorg toevertrouwd". Deze bevoegdheid kon hun slechts worden ontnomen in bepaalde gevallen. De plaatselijk commandant was verantwoordelijk voor de veiligheid van de plaats. Daartoe diende hij posten te stellen en schildwachten op patrouilles uit te zenden. Hij moest zorgen voor het onderhoud en inspectie van de rijksgebouwen in zijn garnizoen. Ook onderhield hij het contact met de burgers en trachtte hij de verstandhouding met deze te bevorderen middels geregeld overleg met de burgemeester. Verder ontwikkelde de plaatselijk commandant een plan voor verdediging voor het geval zijn stad zou worden aangevallen en trainde hij de troepen onder zijn bevel. In tijd van oorlog viel de gewapende burgerwacht en brandweer onder onmiddellijk bevel van de plaatselijke commandant. Volgens artikel 23 van de instructie was hij persoonlijk verantwoordelijk voor het behoud van de stad onder zijn bevel.
Zoals hierboven reeds is opgemerkt (zie 2.3), werd in 1927 een nieuw reglement vastgesteld. ( KB van 26 november 1927, nr. 34. )
Artikel 6 bepaalde dat de garnizoenscommandant belast was met de handhaving van orde en rust onder de niet in dienst zijnde militairen, die zich in het garnizoen buiten de kazerne bevonden. Hij was daartoe gerechtigd deze militairen de toegang tot woningen, dan wel het bijwonen van vergaderingen en voorstellingen te verbieden. Tot de verantwoordelijkheid van de garnizoenscommandant behoorde volgens dit reglement verder het regelen van het gebruik van de voor het garnizoen bestemde terreinen en lokalen. Ook bepaalde hij de gedragsregels van het garnizoen bij brand in of nabij kazernes. Verder bevatte het reglement bepalingen en verplichtingen omtrent wachtdiensten en patrouilles, parades, begrafenissen met militair eerbetoon, rouw en ere- en saluutschoten.
De beperking van de taak van de garnizoenscommandant, waarover reeds in hoofdstuk 2.2 werd gesproken, werd gereflecteerd in dit nieuwe reglement. Zo werd er niet meer gesproken over "persoonlijke verantwoordelijkheid voor het behoud van de stad"; het garnizoen had zijn strategische functie verloren. Vervolgens breidde in de jaren dertig de verantwoordelijkheid van de garnizoenscommandant zich onder meer uit met het voorbereiden en eventueel uitvoeren van de mobilisatie en het afslaan van strategische overvallen. ( AHK (GS) (Secr.), GG 71, bundel 3240, 1936, (Voorlopig nr. 2112). ) In 1936 verscheen een nieuw reglement. ( KB 29 november 1946, nr. 41. ) Ook na de Tweede Wereldoorlog werden regelmatig nieuwe reglementen op de garnizoensdienst vastgesteld. ( Bij KB van 29 november 1946, nr. 24, KB van 2 maart 1951, nr. 10, KB van 25 november 1955, nr. 15. ) Inhoudelijk verschilden deze echter niet wezenlijk van die van 1927.
Bij KB van 9 december 1965, nr. 52 werd het reglement van 2 maart 1951 ingetrokken. In een toelichting op het ontwerp-KB schrijft de toenmalige minister van Defensie, De Jong, dat het betreffende reglement verouderd was, dat er herhalingen in voorkwamen, dan wel dat het te gedetailleerd was. Voorts stelde de minister, dat het regelen van de garnizoensdienst voortaan niet meer bij afzonderlijk KB hoefde plaats te vinden, maar dat daarbij kon worden volstaan met ministeriele voorschriften.
Over de taken van de garnizoenscommandant in oorlogstijd, en de voorbereiding hierop, werd in de respectievelijke reglementen niets vermeld. Toch had de garnizoenscommandant vanaf de jaren dertig de taak om bij mobilisatie in zijn ressort een aantal voorbereidingen te treffen.
In een verslag van een contactbijeenkomst van de burgemeesters van de gemeenten behorende tot het gezagsgebied Deventer en de garnizoenscommandant uit 1965 wordt een kort maar volledig overzicht gegeven van de taken van de garnizoenscommandant in vredes- en oorlogstijd. ( Garnizoenscommando Deventer, inv. nr. 18. Zie ook: Garnizoenscommando Enschede, inv. nr. 5. ) Naast de mobilisatievoorbereiding, de verkeersregeling die hiermee samenhangt, noemt men in dit verslag de rampenbestrijding en de uitvoering van militair gezag als taak van de garnizoenscommandant in oorlogstijd. Krachtens het aanwijzingsbesluit militair gezag van 1965 kon deze militair gezag uitvoeren in een vastgesteld gebied tijdens de staat van beleg dan wel de staat van oorlog. ( Wetten en besluiten m.b.t. staat van oorlog en staat van beleg: Wet op de staat van oorlog en de staat van beleg van 23 mei 1899, Stb. 128; Wet van 16 juli 1964, houdende nieuwe regelen met betrekking tot de staat van oorlog en de staat van beleg in Nederland (Oorlogswet voor Nederland); KB van 10 maart 1964, houdende de aanwijzing van militaire autoriteiten, belast met de uitoefening van het militair gezag (Aanwijzingsbesluit militair gezag); KB van 27 april 1965, houdende vaststelling van de gezagsgebieden van de militaire gezagsdragers (Besluit gezagsgebieden militaire gezagsdragers). )
4. Geschiedenis van de afzonderlijke garnizoenscommando's
4.1 Garnizoenscommando Delft 1934
Het garnizoen Delft werd in de loop van 1946 opgeheven. ( Inventaris van archivalia van het Garnizoenscommando 's-Gravenhage,1945-1953, blz. 2. ) De gemeente Delft werd opgenomen in het garnizoen 's-Gravenhage.
4.2 Garnizoenscommando Den Haag 1890-1967
Voor informatie over de taken en het grondgebied van het garnizoen Den Haag en haar commandanten verwijzen wij naar de algemene inleiding.
Hierna willen wij twee zaken aan de orde stellen. Ten eerste de functie van Gouverneur der Residentie, een exclusief Haagse "institutie" die ook zijn repercussies had op de taakuitoefening van de garnizoenscommandant van de Hofstad.
Daarna stippen we enkele naoorlogse organisatorische kwesties aan die speelden in Den Haag, die uitstekend de positie van de garnizoenscommandant weerspiegelen in het grotere militair-organisatorisch geheel.
Voor de garnizoenscommandant van Den Haag golden, naast zijn normale taken en instructies, nog bijzondere voorschriften welke hem door de Gouverneur der Residentie, op grond van diens instructie, werden gegeven. Artikel 4 van de "Instructie Gouverneur residentie" stelt: "Hij geeft in voorkomende gevallen de vereiste bevelen voor het door het garnizoen der residentie te geven militair eerbetoon, de garnizoenscommandant te 's-Gravenhage is te zijner beschikking voor de verdere uitvoering dezer bevelen." ( Voor verdere informatie over dit onderwerp, zie J.W.G. Cornet en D. Langedijk, "Leven en bedrijf van de gouverneur van de Koninklijke residentie 's-Gravenhage 1813-1963" (z.p., z.j). )
Een voorbeeld hiervan treffen we aan in inventarisnummer 34 van het onderhavige archief, stukken betreffende de grote garnizoensparade ter gelegenheid van de plechtige eedsaflegging van Z.D.H. Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. Hierin treft men onder andere garnizoensorder nummer 41 aan. Deze order, welke de genoemde parade regelt, is een uitvloeisel van de bevelen van "de gouverneur der residentie vervat in diens schrijven van 18 december 1936 no. 27". De troepen werden tijdens deze parade overigens ook gecommandeerd door de Gouverneur der Residentie, luitenant-generaal Jhr. W. Roell.
Andere interessante stukken treft men aan in inventarisnummer 3, stukken betreffende de aanwijzing en overname van commando en bevelvoering. Hierin vindt men ondermeer een briefwisseling over de bevelsverhouding tussen de bevelhebber van het militaire district en de garnizoenscommandant. Aangezien de garnizoenscommandant in Den Haag omstreeks november 1945 de rang van kolonel bezat en de bevelhebber van het militair district (zijn hiërarchieke meerdere) luitenant-kolonel, gaf dat problemen. Verder bracht de regel, dat de hoogst of oudst in rang zijnde officier ter plaatse op zou treden als garnizoenscommandant problemen met zich mee. Immers, in de overgangstijd na de Tweede Wereldoorlog werd er veelvuldig gewisseld met troepen en onderdelen, waardoor steeds een ander officier als garnizoenscommandant optrad. Tenslotte was er nog twijfel omtrent de status waarin de Koninklijke Landmacht zich bevond. Dit alles bracht een briefwisseling op gang waarin bovengenoemde facetten aan de orde kwamen.
4.3 Garnizoenscommando Dordrecht 1902-1958
Ten gevolge van een nieuwe territoriale indeling werd het garnizoen Dordrecht met ingang van 15 maart 1958 opgeheven.
4.4 Het Garnizoenscommando Gouda, 1967-1970
Tegelijkertijd met de opheffing van het Garnizoenscommando Schoonhoven in februari 1967 werd het Garnizoenscommando Gouda opgericht. Op 1 februari 1970 werd vervolgens het garnizoen Gouda opgeheven.
4.5 Garnizoenscommando Leiden 1927-1955
Het garnizoen werd met ingang van 15 maart 1958 opgeheven ten gevolge van een nieuwe territoriale indeling van Nederland binnen de KL.
4.6 Het Garnizoenscommando Rotterdam 1837-1974
Het Garnizoenscommando Rotterdam werd in verband met de reorganisatie van de Nationale Sector samengevoegd met dat van Den Haag en opgeheven met ingang van 1 maart 1974. ( Inv. nr. 180. )
4.7 Het Garnizoenscommando Schoonhoven 1951-1966
Op 11 mei 1862 werd bij Koninklijk Besluit nr. 51 een instructiecompagnie "tot aankweking en opleiding uitsluitend voor korporaals en onderofficieren der artillerie" opgericht. Deze compagnie werd gestationeerd in Schoonhoven. Of hiermee Schoonhoven meteen als garnizoensplaats moet worden beschouwd is niet duidelijk. Expliciet staat dit echter niet vermeld in het Koninklijk Besluit.
In het Besluit betreffende de regeling der garnizoensindeling van het leger ( 5 december 1881, nr. 189. ) uit 1881 wordt Schoonhoven echter wel als garnizoen genoemd. In 1962 werd echter wel het eeuwfeest van Schoonhoven als garnizoensstad gevierd. ( Zie inventarisnummer 230. ) In een brief van de garnizoenscommandant aan de minister van Defensie van 11 december 1961 schrijft deze: "Aangezien Schoonhoven Garnizoensplaats is geworden door oprichting van de Artillerie Instructie Compagnie (...)". Het wekte dan ook verbazing dat wij in de onderdeelsmap "inleveringen" een inleveringsbewijs aantroffen waarin de garnizoenscommandant bericht dat "het Garnizoenscommando Schoonhoven bestaat vanaf augustus 1951". ( Brief van 28 november 1958 ) Onderzoek in diverse bronnen naar oprichtingsbesluiten heeft echter niets opgeleverd. Er zijn echter geen archiefbescheiden van voor 1951 van het garnizoen Schoonhoven aanwezig bij het CAD.
Het Garnizoenscommando Schoonhoven werd per 7 februari 1966 verplaatst naar Gouda.
Bij besluit van 13 februari 1967, nummer 122 werd artikel 4 van het besluit van 24 september 1962, Stb. 379 gewijzigd. Een van veranderingen was dat in plaats van garnizoenscommandant Schoonhoven gelezen moet worden Gouda. Feitelijk was hiermee het Garnizoenscommando Schoonhoven opgeheven.
4.8 Het tijdelijk Garnizoenscommando Woerden 1946-1948
Na de oorlog deed het Garnizoen Woerden dienst als doorgangskamp. ( Zie inv. nr. 233. Zie ook de ministeriele beschikking van 10 juli 1946, nr. 920, LO 1946, nr. 239, gewijzigd bij MB van 4 oktober 1946, nr. 902, LO 1946, nr. 356 en bij MB van 18 december 1946, nr. 904, LO 1947, nr. 10 betreffend de Voorlopige samenstelling van het Doorgangskamp. ) Tevens werd er een brigade Koninklijke Marechaussee gelegerd.
In het verbaal nummer 926 van 4 november 1946 van het Ministerie van Oorlog wordt Woerden genoemd als een tijdelijk garnizoen.
In een brief van 14 december 1949 ( Inventaris van het archief van het Garnizoen Utrecht, inv. nr. 4. ) van de bevelhebber 1 Militaire Gewest aan de garnizoenscommandant Utrecht wordt medegedeeld dat het garnizoen met ingang van 22 december 1949 tijdelijk wordt opgeheven. Het rayon van het Garnizoen Utrecht werd tegelijkertijd uitgebreid met het rayon van het Garnizoen Woerden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
1. Het Weermachtsarchief
Op 1 december 1940 werd het Weermachtsarchief opgericht, met als doel het bijeenbrengen van de belangrijkste archieven van de land- en zeemacht van na 1845. Vanaf oktober 1940 was al begonnen met het overbrengen van de archieven uit de garnizoenen naar het depot te Delft. ( 1e jaarverslag van de directeur van het Weermachtsarchief, 1940-1941, blz. 1. )
In de provincie Zuid-Holland betrof dit de archieven van de garnizoenen Delft, Dordrecht, Gorinchem, Den Haag, Leiden, Rotterdam en Woerden.
In de jaren 1961 - 1962 werden de archieven van de garnizoenscommando's die toen berustten bij een der opvolgers van het Weermachtsarchief, het Centraal Archievendepot (CAD) van het Ministerie van Defensie, wegens ruimtegebrek overgebracht naar een dependance in Hellevoetsluis. ( CAD, bureau Beheer, Overzicht van de archieven die destijds (1961-1962) door het Archief KL te Leiden naar Hellevoetsluis werden gebracht (zgn. "Leidse Boek"). ) Alle na 1961 door de garnizoenscommando's ingeleverde archieven werden echter in Den Haag opgeslagen. Na uitbreiding van het in 1979 betrokken nieuwe depot ( Gans, blz. 67. ) , kon in november 1982 de dependance te Hellevoetsluis worden ontruimd en konden de twee archiefdelen weer worden samengevoegd. ( Jaarverslag 1982 Centraal Archievendepot, blz. 1. )
2. De archieven van de afzonderlijke garnizoenscommando's
2.1 Garnizoenscommando Delft
Van het onderhavige archief werd in 1946 inventaris vervaardigd. De inventaris, met stukken uit de jaren 1934 en 1939-1940, werd verdeeld in algemeen en justitie-archief.
In de loop van 1962 werd 0,05 meter bewerkt archief van het Garnizoenscommando Delft uit het jaar 1934 overgebracht van het Archief KL te Leiden naar het hulpdepot van het CAD te Hellevoetsluis. In 1975 werd dit archief bewerkt. ( Jaarverslag CAD 1975, blz. 9. Hier wordt een overzicht gegeven van de dat jaar "bewerkte archieven. Een groot aantal archieven werd voor zover nodig opnieuw geordend, (o)ver(ge)pakt in deugdelijke archiefdozen etc.". Er wordt per archief niet precies aangegeven welke bewerking het betrokken archief heeft ondergaan. )
In 1982 verhuisde het archief mee naar het nieuwe gebouw van het CAD in Den Haag.
2.2 Garnizoenscommando Den Haag
In 1957 ontving het Archief KL te Leiden een onbekende hoeveelheid archief van het Garnizoenscommando Den Haag over de jaren 1948-1951. ( 17e jaarverslag van de directeur van het archief van de Koninklijke Landmacht, blz. 6. ) Over de inhoud van het ingeleverde archief is niets bekend. Het volgende jaar ( 18e jaarverslag, 1 januari 1958 - 1 januari 1959, bijlage 1. ) verwierf men acht meter "archiefgedeelten uit het jaar 1952 en vroeger (doch niet voor 1945)" van onder andere het Garnizoenscommando Den Haag. ( Voor een gedetailleerd overzicht van de inhoud van deze en andere, hierna genoemde overdrachten, zie Rapport 'inleveringen', onderdeelsmap 21, aanwezig bij het bureau beheer van het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie. ) Het volgend jaar volgde wederom een overplaatsing aan het Archief KL. ( De rechtsvoorganger van het Centraal Archievendepot. ) Het ging nu om vier meter archief over het jaar 1953. In 1960 droeg de garnizoenscommandant 2,65 meter archief over. Welk jaar of jaren het hier betrof werd op het overdrachtsbewijs niet vermeld, maar waarschijnlijk betrof het hier het jaar 1954.
In 1961 werd 4,9 meter archief betreffende 1955 overgeplaatst naar wat inmiddels was gaan heten het Centraal Archievendepot Koninklijke Landmacht. Het daarop volgend jaar verhuizen de archieven die tot nu toe zijn overgeplaatst van de Wittepoortkazerne te Leiden naar de dependance te Hellevoetsluis.
In 1967 leverde het garnizoenscommando 1,68 meter onuitgedund archief in bij het CAD. Deze, en aIle latere aanwinsten werden naar aIle waarschijnlijkheid opgelegd in de Breedstraat te Den Haag. Het betrof hier de jaren 1946-1960. Het jaar daarna volgde een aanwinst van 2,62 meter archief over de jaren 1963-1967. Een na-inlevering volgde in 1972, toen 0,37 meter over de jaren 1961-1963 werd overgeplaatst naar het CAD. Tenslotte werd in 1975 een onbekende hoeveelheid over de jaren 1963-1969 aangewonnen. In datzelfde jaar werd het archief over de jaren 1890-1940 voor zover nodig opnieuw geordend en (o)ver(ge)pakt in deugdelijke archiefdozen. ( Jaarverslag Centraal Archievendepot, 1975, blz. 9-10. )
In november 1982 werd het archief van het garnizoen Den Haag over de jaren 1890-1940, 1945-1955, dat zich nog steeds in het hulpdepot te Hellevoetsluis bevond, overgeplaatst naar de nieuwe behuizing van het CAD. Het blok 1890-1940 was bewerkt en omvatte 0,85 centimeter. Ook het blok 1945-1953 was inmiddels geïnventariseerd. Hiervan restte 0,10 meter. Het jaar 1954 was uitgedund tot 1,45 meter en 1955 was onbewerkt. Ook de stukken van de jaren 1956 en later, die zich in de Breedstraat bevonden, werden naar de nieuwe locatie van het CAD overgeplaatst.
Bewerkingen in het verleden
Gedeelten van het archief zijn in het verleden al eens bewerkt en resulteerden in twee inventarissen. De eerste inventaris liep van 1890-1940 en vermeld op de titelpagina "Inventarissen van het algemeen-mobilisatie-justitie-beëdiging en garnizoensorders archief van den garnizoenscommandant te 's-Gravenhage".
Het is niet bekend wie de bewerker van dit archief is. Evenmin werd een inleiding of verantwoording van de inventarisatie aangetroffen. Waarschijnlijk is deze inventarisatie in de loop van 1946 gereedgekomen. ( Zesde jaarverslag van de directeur van het Archief KL, 1 december 1945 - 1 december 1946, blz. 2. ) De tweede bewerking van het archief van het Garnizoenscommando Den Haag over de jaren 1953-1960 vond plaats van maart tot april 1960 en werd uitgevoerd door kapitein E. Staleman. ( Archivalia van het Garnizoensommando 's-Gravenhage. 1945 / 1953. Leiden, 31 maart 1960. )
In zijn inleiding schrijft deze dat "in het algemeen de stukken chronologisch werden opgelegd in het archief, doch dat dossiervorming ook wel plaats vond. Hiervoor was echter geen vaste regel te onderkennen. Door de administratie werd het agendastelsel gevoerd. Aan de oplegging volgens rubricering werd met strengheid de hand gehouden. Bijzonder veel stukken bleken in het archief te ontbreken." Verder merkte Staleman op, dat "Het archief van het Garnizoen 's-Gravenhage (...) bestond uit de afzonderlijke archieven van het garnizoenscommando, het garnizoensdetachement, zijn compagnieën en de garnizoensgarage, benevens de archieven van de garnizoenen Delft en Leiden voor de tijd dat de garnizoenen nog niet waren opgenomen in het garnizoen 's-Gravenhage". Het vreemde is dat deze op zich juiste conclusie niet leidt tot feitelijke toepassing. Staleman heeft aIle stukken beschreven als zijnde een archief, dat van het garnizoen Den Haag.
De beschrijvingen van beide voornoemde inventarissen voldoen, zowel redactioneel als inhoudelijk, niet meer aan de eisen van deze tijd.
Het archief van het Garnizoenscommando Den Haag bestaat uit de archieven van de garnizoenscommandant, het archief van de garnizoensgarage en het garnizoensdetachement. Feitelijk bestaat laatstgenoemd archief uit meerdere archieven (elke compagnie van het detachement vormde zeIf archief), maar uit praktische overwegingen is dit op detachementsniveau als een archief behandeld. Dit omdat van sommige compagnieën maar een of enkele stukken aanwezig waren.
Bij aanvang van dit project in 1990 was van het totale garnizoen 16 meter aanwezig bij het CAD. Na vernietiging was er nog 1,38 meter archief over. Het archief van de Territoriaal Commandant Den Haag, dat vermengd in dit archief werd aangetroffen, werd overeenkomstig het structuurbeginsel afgescheiden.
2.3 Garnizoenscommando Dordrecht
In 1962 werd 0,55 meter bewerkt archief over de jaren 1899-1940, 1,20 meter uitgedund archief over de jaren 1945-1954 en 0,45 meter over het jaar 1955 overgebracht van het Archief KL te Leiden naar het hulpdepot van het CAD te Hellevoetsluis. In augustus 1969 werden de werkzaamheden ten bate van de vervaardiging van een conceptinventaris van onder andere onderhavig archief hervat. ( Maandverslag CAD augustus 1969. )
De "Inventaris van het archief garnizoenscommando Dordrecht 1902-1958", samengesteld door J. de Boer, G. van Dalen en T. Pronk kwam tot stand in 1972. De inventaris was verdeeld in twee delen, gerubriceerd en niet-gerubriceerd.
In 1982 werd het archief overgebracht naar het nieuwe CAD-onderkomen in Den Haag.
2.4 Garnizoenscommando Leiden
In 1946 werd van een gedeelte van het betreffende archief, namelijk tot 1940, een inventaris vervaardigd. De (onbekende) inventarisator maakte een onderverdeling in twee deelarchieven, namelijk geheim en mobilisatiearchief. Op een gedeelte van het mobilisatie archief, de ingekomen en uitgegane brieven, werd nog een nadere toegang gemaakt. In 1962 werd dit bewerkte archief, welk een omvang had van 0,15 meter, tezamen met een halve meter uitgedund archief over de jaren 1949-1952 overgeplaatst van het Archief KL te Leiden naar Hellevoetsluis.
In 1975 werd het gedeelte over 1928-1939 nogmaals bewerkt. In 1982 werd het archief van het Garnizoenscommando Leiden dat zich nog in de dependance te Hellevoetsluis bevond vergeplaatst naar het nieuwe CAD-onderkomen te Den Haag.
2.5 Garnizoenscommando Rotterdam
Voor een gedetailleerd overzicht van de inhoud van aIle overdrachten en vernietigingen zie de jaarverslagen over de jaren 1944-1945 tot en met 1961 van het Archief van de Koninklijke Landmacht en het rapport 'inleveringen', onderdeelsmap 408, aanwezig bij het bureau beheer van het Centraal Archievendepot.
In de loop van het jaar 1957 ontving het Archief KL te Leiden het archief van het Garnizoenscommando Rotterdam over 1946 -1951. De daarop volgende jaren werden regelmatig archiefgedeelten ontvangen. In 1962 werd het archief over de jaren 1902-1955 overgeplaatst naar Hellevoetsluis. Het betrof in totaal 2,87 meter. In 1968 volgde een overdracht van 3,25 meter betreffende de jaren 1956-1962. Het archief van voor 1940 onderging in 1975 een bewerking. Vervolgens werd in november 1981 het archief dat zich nog in de dependance te Hellevoetsluis bevond overgeplaatst naar het nieuwe onderkomen van het CAD in Den Haag. Bij aanvang van de selectie in 1992 werd 10,04 meter archief aangetroffen. Hiervan werd 9,80 meter vernietigd.
Bewerkingen in het verleden
Een deel van het onderhavige archief werd reeds eerder bewerkt. In de loop van 1946 kwam de inventaris over 1851-1940 gereed. De titelpagina vermeldt "Inventarissen van de algemeene, geheime, persoonlijke, mobilisatie, justitie, garnizoensorders en keuringsarchieven van de garnizoenscommandant te Rotterdam".
Deze inventaris maakt geen melding van de inventarisator, noch wordt een verantwoording of geschiedenis van het archief aangetroffen. De beschrijvingen in de inventaris voldoen niet aan de eisen zoals die heden ten dage gesteld worden. De stukken zijn dan ook opnieuw beschreven. Het archief van het garnizoen Rotterdam bestaat uit de archieven van het garnizoenscommando en het garnizoensdetachement.
2.6 Garnizoenscommando Schoonhoven
In de loop van het jaar 1958 werd één meter archief over de jaren 1951-1952 ingeleverd bij het Achief KL te Leiden. ( 18e jaarverslag van de directeur van het Archief KL, Bijlage 1. ) In 1960 droeg de garnizoenscommandant 1,1 meter ( Voor een gedetailleerd overzicht van deze en andere, hierna genoemde overdrachten, zie Rapport 'inleveringen', onderdeelsmap 105, aanwezig bij bureau beheer van het Centraal Archievendepot. Deze en de volgende overdrachten betreffen steeds reeds uitgedunde archieven. ) over, betreffende de jaren 1953-1954. Het volgend jaar leverde men een halve meter in met stukken betreffende het jaar 1955.
Omstreeks 1962 werden de archieven over de jaren 1951-1955 overgeplaatst naar de dependance te Hellevoetsluis. In 1963 werden 11 archiefdozen van het Garnizoenscommando Schoonhaven over de jaren 1953-1957 overgeplaatst. Waarschijnlijk werden deze en latere archieven in de Breedstraat te Den Haag opgelegd. In 1964 volgde een aanwinst van 1,1 meter archiefbescheiden betreffende de jaren 1956-1957. In latere jaren volgde nog enkele "staartjes" archief aan inlevering.
November 1982 werden de archiefbescheiden betreffende de jaren 1951-1955 overgeplaatst naar het nieuwe gebouw van het CAD aan de 2e van der Kunstraat. Voor de jaren 1951-1954 betreft het 0,25 meter uitgedund archief, 1955 is dan nog niet bewerkt. Ook de archieven die zich in de Breedstraat bevonden werden naar het nieuwe onderkomen van het CAD overgeplaatst.
2.7 Garnizoenscommando Woerden
Van de geschiedenis van het archief valt niet veel te achterhalen. Bekend is dat in 1962 het archief van het Garnizoenscommando Woerden over de jaren 1946-1948 in uitgedunde vorm (0,70 meter) van het Archief KL te Leiden wordt overgeplaatst naar de dependance te Hellevoetsluis. Vervolgens wordt dit archief in 1982 overgeplaatst naar het nieuwe gebouw van het CAD in Den Haag.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
In oktober 1990 werd gestart met het selecteren van de archieven van 48 garnizoenscommando's op te vernietigen stukken. Bij de overplaatsing van de archieven naar het CAD was, op grond van het bepaalde in het voorschrift voor het vernietigen en inleveren van archiefbescheiden van de Koninklijke Landmacht (VS 2-1112), door de archiefvormer al een eerste selectie uitgevoerd.
Vernietiging vond plaats op grond van het bepaalde in:
  • de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van het Ministerie van Defensie (1987), met name het hoofdstuk Algemeen;
  • het voorschrift voor het vernietigen en inleveren van archiefbescheiden van de Koninklijke Landmacht (VS 2-1112 (4e druk, 1989), met name hoofdstuk 2 Correspondentiearchieven;
  • de brief van de Rijksarchiefinspectie CD/RAI/91/012/RA, d.d. 28-01-1991, betreffende vernietiging van inschrijfmiddelen (o.m. agenda's) indien deze hun functie als primaire toegang verliezen door de kleine hoeveelheid te bewaren archiefbescheiden. ( Archief Centraal Archievendepot, nr. 91/38. )
Specifiek per afzonderlijk garnizoensarchief:
Delft
  • Bij aanvang van het project in 1990 werd door de selecteurs 0,12 meter archief aangetroffen. Na afloop van de selectie resteerden nog twee centimeter.
Den Haag
  • Bij aanvang van dit project in 1990 was van het totale garnizoen 16 meter aanwezig bij het CAD. Na vernietiging was er nog 1,38 meter archief over. Het archief van de Territoriaal Commandant Den Haag, dat vermengd in dit archief werd aangetroffen, werd overeenkomstig het structuurbeginsel afgescheiden.
Dordrecht
  • Bij de aanvang van de selectiewerkzaamheden in 1990 trof men 0,72 meter archief aan. Na afloop van de selectie resteerde er 0,36 meter archief.
Gouda
  • In 1991 werd 0,24 meter van het archief over de jaren 1956-1969 vernietigd.
Leiden
  • Bij aanvang van de selectiewerkzaamheden in 1990 werd 0,36 meter archief aangetroffen. Na beëindiging van de werkzaamheden resteerde nog 12 centimeter archief.
Rotterdam
  • In 1991 werd 4,68 meter archief over de jaren 1947-1974 vernietigd. Een jaar later werd 1,90 meter inschrijfmiddelen vernietigd.
Schoonhoven
  • Bij aanvang van de inventarisatie van het archief was 2,40 meter archief aanwezig op het CAD. Na vernietiging was er nog 0,12 meter over.
Woerden
  • Van de oorspronkelijke 0,70 meter rest na vernietiging nog één centimeter archief.
Verantwoording van de bewerking
In de loop van 1992 werd de selectie van de archieven afgerond, waarna het inventariseren ter hand werd genomen. Als opzet is gekozen voor een bundeling van de inventarissen tot elf verzamelinventarissen, voor elke "oude" provincie een, dit in verband met de overdracht van de archieven aan de rijksarchieven in de provincies.
Dit heeft geresulteerd in verzamelinventarissen van de garnizoenscommando's in de provincies Drenthe, Friesland (alleen Leeuwarden), Gelderland, Groningen (alleen de stad Groningen), Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland.
Voor zover was te achterhalen uit de archieven van de garnizoenscommando's zelf, documentatie bij het CAD en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie wordt in deze inleiding een korte historische schets van de betreffende archiefvormer, dus het garnizoenscommando, gegeven. Verder is de geschiedenis van het archief en de verantwoording van de inventarisatie van het archief van het desbetreffende garnizoenscommando opgenomen.
Oorspronkelijk waren de archieven op basis van het KB van 4 september 1823, nr.7 en het KB van 2 oktober 1950 (Stb. k 425) geordend volgens het agendastelsel. Dat wil zeggen dat de ingekomen en de minuten van uitgaande stukken werden gerangschikt volgens de nummers, waaronder zij in de agenda zijn geboekt. Daarbij werd een tweetal series gevormd, te weten een serie algemeen/dienstgeheim en een serie confidentieel/geheim/zeer geheim. De stukken kregen per serie een doorlopend nummer met de aanduiding A (Algemeen), DG (Dienstgeheim), Conf (Confidentieel), Geh (Geheim) of ZG (Zeer Geheim) en vermelding van het jaar. De stukken werden per jaar opnieuw chronologisch genummerd.
Bij de bewerkingen van een aantal archieven van de garnizoenscommando's werd in de periode 1942 - 1970 de ordening volgens het agendastelsel in veel gevallen verstoord. De inventarissen werden ingedeeld in een gerubriceerd en een niet-gerubriceerd gedeelte, waarbinnen de stukken op onderwerp werden geordend.
In februari 1992 zijn, van ieder garnizoenscommando, de agenda's op basis van de brief van de Rijksarchiefinspectie CD/RAI/91/0R/RA, d.d. 28 januari 1991 vernietigd.
Door het hoge percentage vernietigde stukken was het niet meer mogelijk om de oude orde te herstellen. Er is daarom gekozen voor een indeling naar organisatie en taken, waarbij geen onderscheid is gemaakt in gerubriceerde en niet-gerubriceerde stukken, omdat het in het laatste geval moeilijk was om een scherpe scheiding te maken.
Wij hebben uit praktische overwegingen voor deze indeling gekozen. Op deze manier zijn de archieven beter ontsloten dan door een chronologische rangschikking. De losse stukken over hetzelfde onderwerp zijn samengevoegd. Dit vereenvoudigt het opzoeken van de stukken via de inventaris. Bij chronologische rangschikking is juist sprake van het tegenovergestelde. Stukken handelend over een bepaald onderwerp kunnen dan verspreid over de hele inventaris voorkomen.
Daarbij komt nog dat de garnizoenscommando' s vooral uitvoerende organen waren, met de nadruk op de uitvoering van de taken. Het lag dus voor de hand om een indeling naar organisatie en taken te maken.
Onder de rubriek organisatie valt alles wat te maken heeft met het garnizoenscommando, zoals commandowisselingen, samenstelling van het commando en al die zaken welke betrekking hebben op de structuur van het garnizoenscommando; terwijl de rubriek taken stukken bevat, welke te maken hebben met de uitvoering van de taken van de garnizoenscommandant in vredes- en oorlogstijd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Garnizoenscommando's in Zuid-Holland, nummer toegang 2.13.161, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Garnizoenscommando Zuid-Holland, 2.13.161, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

1. Militaire afdelingen, 1867
  1. Militaire Afdeling:
    • De provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht.
      • Standplaats 's-Gravenhage.
  2. Militaire Afdeling:
    • De provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg.
      • Standplaats Den Bosch.
  3. Militaire Afdeling:
    • De provincies Gelderland en Overijssel.
      • Standplaats Arnhem.
  4. Militaire Afdeling:
    • De provincies Friesland, Groningen en Drenthe.
      • Standplaats Groningen.
2. Militaire afdelingen, 1873
  1. Militaire Afdeling:
    • Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, bewesten de Donge en bezuiden de Amer.
      • Standplaats 's-Gravenhage.
  2. Militaire Afdeling:
    • Noord-Brabant beoosten de Donge en benoorden de Amer en Limburg.
      • Standplaats 's-Hertogenbosch.
  3. Militaire Afdeling:
    • Gelderland, Overijssel, Friesland, Groningen en Drenthe.
      • Standplaats Arnhem.
  4. Militaire Afdeling:
    • Noord-Holland en Utrecht.
      • Standplaats Amsterdam
3. Militaire afdelingen, 1880
  1. Militaire Afdeling:
    • Noord-Holland, Zuid-Holland ten noorden van de Lek, de daar aansluitende Bakkerskil, de Nieuwe Maas, het Scheur en de Nieuwe Waterweg van Rotterdam naar zee.
      • Standplaats Amsterdam.
  2. Militaire Afdeling:
    • Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland ten noorden van de Rijn, Utrecht.
      • Standplaats Utrecht.
  3. Militaire Afdeling:
    • Zeeland, Noord-Brabant, Limburg, Gelderland ten zuiden van de Rijn en de Lek, Zuid-Holland ten zuiden van de Lek, Bakkerskil, de Nieuwe Maas, het Scheur en de Nieuwe Waterweg van Rotterdam naar zee.
      • Standplaats Gorinchem.
4. Garnizoensindeling van het leger, 1881
  • Garnizoenen
    • 1 Militaire Afdeling:
      • Amsterdam, Delft, 's-Gravenhage, Haarlem, Den Helder, Hoorn, Leiden, Naarden, Schoonhoven.
  • Garnizoenen
    • 2 Militaire Afdeling:
      • Amersfoort, Arnhem, Assen, Deventer, Doesburg, Groningen, Harderwijk, Kampen, Leeuwarden, Nieuwersluis, Utrecht, Zutphen, Zwolle.
  • Garnizoenen
    • 3 Militaire Afdeling:
      • Bergen op Zoom, Breda, Brielle, Dordrecht, Geertruidenberg, Gorinchem, Hellevoetsluis, 's-Hertogenbosch, Maastricht, Nijmegen, Venlo, Vlissingen, Willemstad.
5. Voorlopige opgave van de vredesgarnizoenen, 1946
  • Grote garnizoenen:
    • Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam, Utrecht, Amersfoort, Breda, 's-Hertogenbosch, Assen, Ede, Harderwijk.
  • Middelbare garnizoenen:
    • Apeldoorn, Nijmegen, Wezep, Bergen op Zoom.
  • Kleine garnizoenen:
    • Oldebroek, Dordrecht, Gorinchem, Maastricht, Arnhem, Groningen, Kampen, Leiden, Roermond, Grave, Zutphen, Deventer, Tilburg, Haarlem, Eindhoven, Steenwijk, Leeuwarden, Nieuwersluis.
De vliegparken Gilze-Rijen, Woensdrecht, Valkenburg, Twente en Leeuwarden werden geacht te behoren tot respectievelijk de garnizoenen Breda, Bergen op Zoom, Leiden, Arnhem en Leeuwarden. Het Opkomstdepot der Luchtstrijdkrachten op het Vliegveld Ypenburg behoorde tot het garnizoen 's-Gravenhage. Doorn en Zeist behoorden tot het Garnizoen Utrecht; Oisterwijk en Lunteren tot respectievelijk de garnizoenen Tilburg en Ede.
6. Voorlopige opgave van de vredesgarnizoenen, 1947
  • Grote garnizoenen:
    • Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, waartoe tevens behoorde Vliegpark Deelen.
    • Assen, waartoe tevens behoorden Fochtelo, Schoonlo, Westerbork, Hooghalen.
    • Bergen op Zoom, waartoe tevens behoorden Roosendaal, Vlissingen en Vliegpark Woensdrecht.
    • Breda, waartoe tevens behoorde Geertruidenberg.
    • Den Haag, waartoe tevens behoorden Wassenaar, Delft, vliegpark Ypenburg.
    • Ede, waartoe tevens behoorden Harskamp, Lunteren, Leersum.
    • Haarlem, waartoe tevens behoorden Bloemendaal, IJmuiden.
    • Harderwijk, waartoe tevens behoorde Ermelo.
    • 's-Hertogenbosch, waartoe tevens behoorde Vught.
    • Nijmegen, waartoe tevens behoorde Mook.
    • Rotterdam, waartoe tevens behoorde Schiedam.
    • Utrecht, waartoe tevens behoorden Driebergen, Doorn, Elst (Utr.).
  • Overige garnizoenen:
    • Alkmaar, waartoe tevens behoorden Schoorl, Hoorn, Heilo, Den Helder.
    • Apeldoorn, waartoe tevens behoorden Stroe, Teuge.
    • Deventer, waartoe tevens behoorde Schalkhaar.
    • Dordrecht.
    • Eindhoven, waartoe tevens behoorden Helmond, Vliegpark Eindhoven en Volkel
    • Enschede, waartoe tevens behoorden Wierden, Eibergen, Vliegpark Twente.
    • Gilze-Rijen (vliegpark).
    • Gorinchem, waartoe tevens behoorden Waardenburg.
    • Grave, waartoe tevens behoorden Nistelrode, Mill, Wanroy, de Rips.
    • Groningen, waartoe tevens behoorden Zuid-Laren, vliegpark Eelde.
    • Kampen.
    • Leeuwarden, waartoe tevens behoorde Vliegpark Leeuwarden.
    • Leiden, waartoe tevens behoorde Vliegveld Valkenburg (Z.H.).
    • Maastricht, waartoe tevens behoorde Heerlen.
    • Naarden, waartoe tevens behoorden Bussum, Muiderberg, Hilversum.
    • Nieuwersluis.
    • Oirschot.
    • Oldebroek-Wezep.
    • Roermond, waartoe tevens behoorden Roggel.
    • Schoonhoven.
    • Soesterberg, waartoe tevens behoorden vliegpark Soesterberg.
    • Steenwijk, waartoe tevens behoorden Zuidwolde, Havelte.
    • Tilburg, waartoe tevens behoorden Hulten, Hilvarenbeek.
    • Venlo.
7. Voorlopige vredessamenstelling van de Koninklijke Landmacht, 1948
Het land werd verdeeld in vier militaire gewesten, te weten:
1 Militaire Gewest welke de provincies Noord-Holland met het eiland Vlieland, Zuid-Holland en Utrecht omvatte. Dit militaire gewest omvatte de garnizoenen:
  • Amsterdam,
  • Alkmaar,
  • Haarlem,
  • Bussum,
  • Amersfoort,
  • Utrecht, alsmede:
  • Het Garnizoen Den Haag; omvatte de gemeenten Wassenaar (zuid van de lijn Wassenaarse Slag-Schulpweg-Papeweg, kunstwegen inbegrepen), Leidschendam, Den Haag, Voorburg, Nootdorp, Rijswijk, Delft, Wateringen.
  • Het Garnizoen Dordrecht; omvatte de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Dubbeldam, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Puttershoek, Maasdam, 's-Gravendeel, Heerjansdam, Heinenoord, Oud Beijerland, Mijnsheerenland, Piershil, Goudswaard, Zuid Beijerland, Klaaswaal, Numansdorp, Westmaas, Strijen, Ouddorp, Goedereede, Stellendam, Melissant, Dirksland, Sommelsdijk, Herkingen, Middelharnis, Stad aan 't Haringvliet, Nieuwe Tonge, Den Bommel, Oude Tonge, Ooltgensplaat.
  • Het Garnizoen Gorinchem; omvatte de gemeenten Nieuwlekkerland, Streefkerk, Bleskensgraaf, Alblasserdam, Oud-Alblas, Wijngaarden, Sliedrecht, Giessendam, Giessen-Nieuwkerk, Molenaarsgraaf, Brandwijk, Groot Ammers, Goudriaan, Nieuwpoort, Langerak, Hei- en Boeicop, Ottoland, Hoornaar, Peurum, Hoogblokland, Arkel, Kedichem, Schelluinen, Hardinxveld, Noordeloos, Meerkerk, Nieuwland, Heukelum, Asperen, Leerdam, Leerbroek, Schoonrewoerd, Everdingen, Hagestein, Vianen, Lexmond, Ameide, Tienhoven, Gorinchem.
  • Het Garnizoen Leiden; omvatte de gemeenten Leiden, Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout, Noordwijk, Voorhout, Katwijk, Valkenburg, Rijnsburg, Oegstgeest, Sassenheim, Alkemade, Warmond, Voorschoten, Zoeterwoude, Zoetermeer, Benthuizen, Moerkapelle, Waddinxveen, Boskoop, Hazerswoude, Koudekerk aan den Rijn, Alpen aan den Rijn, Leiderdorp, Woubrugge, Ter Aar, Rijnsaterwoude, Leimuide, Nieuwveen, Zevenhoven, Nieuwkoop, Wassenaar (noord van de lijn Wassenaarse Slag-Schulpweg-Papeweg, kunstwegen inbegrepen).
  • Het Garnizoen Rotterdam; omvat de gemeenten Hoek van Holland, Rotterdam, Rozenburg, Oostvoorne, Brielle, Zwartewaal, Vierpolders, Rockanje, Nieuwenhoorn, Nieuw Helvoet, Hellevoetsluis, Oudenhoorn, Zuidland, Hekelingen, Abbenbroek, Spijkenisse, Geervliet, Heenvliet, Rhoon, Poortugaal, Barendrecht, Ridderkerk, Krimpen aan den Lek, Krimpen a/d IJssel, Capelle aan den IJssel, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Maasland, Schipluiden, De Lier, Naaldwijk, Monster, 's-Gravezande, Pijnacker, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Bergschenhoek, Zevenhuizen, Nieuwekerk aan den IJssel.
  • Het Garnizoen Schoonhoven; omvatte de gemeenten Gouda, Haastrecht, Vlist, Moordrecht, Gouderak, Stolwijk, Schoonhoven, Berkenwoude, Bergambacht, Ammerstol, Oudekerk a/d IJssel en Lekkerkerk.
  • Het Garnizoen Woerden; omvatte de gemeenten Reewijk, Hekendorp, Oudewater, Papekop, Lange-Ruige-Werde, Barwoutswaarder, Woerden, Rietveld, Bodegraven, Zwammerdam en Waarder.
Het 2 Militaire Gewest omvatte de provincies Gelderland en Overijssel, behoudens de garnizoenen Steenwijk, Oldebroek, Deventer, Kampen en Wezep. Het omvatte de garnizoenen
  • Enschede,
  • Harderwijk,
  • Apeldoorn,
  • Nijmegen,
  • Harskamp,
  • Ede,
  • Arnhem.
Het 3 Militaire Gewest omvatte de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Het omvat de garnizoenen
  • Middelburg,
  • Bergen op Zoom,
  • Breda,
  • Gilze Rijen,
  • Tilburg,
  • 's-Hertogenbosch,
  • Eindhoven,
  • Grave,
  • Weert,
  • Venlo,
  • Roermond
  • Maastricht.
Het 4 Militaire Gewest omvatte de provincies Groningen, Friesland zonder het eiland Vlieland en Drenthe, alsmede de garnizoenen
  • Steenwijk,
  • Oldebroek,
  • Deventer,
  • Kampen,
  • Wezep. Verder omvatte het de garnizoenen
  • Leeuwarden,
  • Groningen en
  • Assen.
8. Verdeling van het land in militaire afdelingen en de verdeling van de militaire afdelingen in garnizoenen, 1951
  1. Militaire Afdeling:
    • Omvatte de provincies Noord-Holland met het eiland Vlieland, Zuid-Holland en Utrecht. De verdeling in garnizoenen was als volgt:
      • Alkmaar, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Bussum, Utrecht, Schoonhoven, Gorinchem, Amersfoort.
  2. Militaire Afdeling:
    • Omvatte de provincies Gelderland en Overijssel, behoudens het garnizoen Steenwijk. De verdeling in garnizoenen was als volgt:
      • Harderwijk, Ede, Nijmegen, Kampen, Wezep, Oldebroek, Apeldoorn, Harskamp, Arnhem, Enschede, Deventer.
  3. Militaire Afdeling:
    • Omvatte de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. De verdeling in garnizoenen was als volgt:
      • Middelburg, Bergen op Zoom, Breda, Gilzen en Rijen, Tilburg, 's-Hertogenbosch, Oirschot, Eindhoven, Grave, Venlo, Weert, Roermond, Maastricht.
  4. Militaire Afdeling:
    • Omvatte de provincies Groningen, Friesland (zonder het eiland Vlieland), Drenthe, alsmede het garnizoen Steenwijk. De verdeling in garnizoenen was als volgt:
      • Leeuwarden, Steenwijk, Groningen, Zuidlaren, Assen.
9. Verdeling van het land in territoriale gezagsgebieden en de verdeling van deze gezagsgebieden in garnizoenen, 1955
  • Territoriaal Gezagsgebied West.
    • De verdeling in garnizoenen was als volgt: Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Bussum, Utrecht, Schoonhoven, Gorinchem, Soesterberg.
  • Territoriaal Gezagsgebied Noord.
    • Alkmaar, Leeuwarden, Steenwijk, Groningen, Zuidlaren, Assen.
  • Territoriaal Gezagsgebied Oost.
    • Amersfoort, Harderwijk, Ede, Kampen, Wezep, Oldebroek, Apeldoorn, Harskamp, Arnhem, Deventer, Enschede, 's-Hertogenbosch, Nijmegen, Grave.
  • Territoriaal Gezagsgebied Zuid-Oost.
    • Oirschot, Eindhoven, Venlo, Weert, Roermond, Maastricht.
  • Territoriaal Gezagsgebied Zuid-West.
    • Middelburg, Bergen op Zoom, Breda, Gilze en Rijen, Tilburg.
10. Gezagsgebieden van de Territoriale Bevelhebbers en de Territoriale Commandanten, 1958
  • Gezagsgebied Territoriaal Bevelhebber West:
    • Provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht.
    • Het gezagsgebied van de Territoriaal Commandant Noord-Holland omvatte de provincie Noord-Holland en bestond uit de garnizoenen Amsterdam en Den Helder.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Zuid-Holland omvatte de provincies Zuid-Holland en bestond uit de garnizoenen Den Haag, Rotterdam en Schoonhoven.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Utrecht omvatte de provincie Utrecht en bestond uit de garnizoenen Utrecht, Soesterberg en Amersfoort.
  • Gezagsgebied Territoriaal Bevelhebber Oost:
    • provincies Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Noord omvatte het garnizoen Leeuwarden, omvattende de provincie Friesland, het garnizoen Groningen omvattende de provincie Groningen, het garnizoen Assen omvattende de provincie Drenthe.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Overijssel omvatte de provincie Overijssel en het Openbaar Lichaam De Noord Oostelijke Polder en bestond uit de garnizoenen Kampen, Deventer en Enschede.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Gelderland omvatte de provincie Gelderland en het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeer Polders en bestond uit de garnizoenen Harderwijk, Apeldoorn, Ede, Arnhem en Nijmegen.
  • Gezagsgebied Territoriaal Bevelhebber Zuid:
    • Provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland.
    • Het gezagsgebied van de Territoriaal Commandant Zeeland bestond uit het garnizoen Middelburg omvattende de provincie Zeeland.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Noord-Brabant omvatte de provincie Noord-Brabant en bestond uit de garnizoenen Bergen op Zoom, Breda, 's-Hertogenbosch en Eindhoven.
    • Het gezagsgebied van de Territoriale Commandant Limburg omvatte de provincie Limburg en bestond uit de garnizoenen Roermond en Maastricht.
11. Besluit gezagsgebieden territoriale autoriteiten, 1962
  • Het gezagsgebied van de Territoriaal Bevelhebber West omvatte de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht en het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders voorzover deze niet behoorden tot het gezagsgebied van de Territoriaal Bevelhebber Oost.
  • Het gezagsgebied van de Territoriaal Bevelhebber Oost omvatte de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland alsmede het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders het gedeelte Oostelijk Flevoland, met inbegrip van gedeelten van het Veluwemeer, welke niet behoorden tot deze gebieden.
  • Het gezagsgebied van de Territoriaal Bevelhebber Zuid omvatte de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland.
  • voor de Territoriale Commandant Noord-Holland de gelijknamige provincie;
  • voor de Territoriale Commandant Zuid-Holland de provincie Zuid-Holland;
  • voor de Territoriale Commandant Utrecht de provincie Utrecht;
  • voor de Territoriale Commandant Noord de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;
  • voor de Territoriale Commandant Overijssel de provincie Overijssel;
  • voor de Territoriale Commandant Gelderland de provincie Gelderland, het gedeelte Oostelijk Flevoland en een gedeelte van het Veluwemeer;
  • voor de Territoriale Commandant Limburg de provincie Limburg;
  • voor de Territoriale Commandant Noord-Brabant de gelijknamige provincie;
  • voor de Territoriale Commandant Zeeland de provincie Zeeland.
  • Voor de garnizoenscommandant Den Haag de gemeenten:
    • Alkemade
    • Alphen aan den Rijn
    • Benthuizen
    • Berkel en Rodenrijs
    • Bleiswijk
    • Boskoop
    • Delft
    • Den Haag
    • Hazerswoude
    • Hillegom
    • Katwijk
    • Koudekerk aan den Rijn
    • Leiden
    • Leiderdorp
    • Leidschendam
    • Leimuiden
    • Lisse
    • Moerkapelle
    • Moordrecht
    • Nieuwekerk aan den IJssel
    • Nieuwkoop
    • Nieuwveen
    • Noordwijk
    • Noordwijkerhout
    • Nootdorp
    • Oegstgeest
    • Pijnacker
    • Rijnsaterwoude
    • Rijnsburg
    • Rijswijk
    • Sassenheim
    • Ter Aar
    • Valkenburg
    • Voorburg
    • Voorhout
    • Voorschoten
    • Waddinxveen
    • Warmond
    • Wassenaar
    • Woubrugge
    • Zevenhove
    • Zevenhuizen
    • Zoetermeer
    • Zoeterwoude
  • Voor de garnizoenscommandant Rotterdam de gemeenten:
    • Abbenbroek
    • Barendrecht
    • Bergschenhoek
    • Brielle
    • Capelle aan den IJssel
    • De Lier
    • Den Bommel
    • Dirksland
    • Dordrecht
    • Dubbeldam
    • Geervliet
    • Goedereede
    • Goudswaard
    • 's-Gravendeel
    • 's-Gravenzande
    • Heenvliet
    • Heerjansdam
    • Heinenoord
    • Herkingen
    • Hellevoetsluis
    • Hendrik-Ido-Ambacht
    • Herkelingen
    • Klaaswaal
    • Krimpen aan den Lek
    • Krimpen aan den IJssel
    • Maasdam
    • Maasland
    • Maassluis
    • Melissant
    • Middelharnis
    • Monster
    • Mijnsheerenland
    • Naaldwijk
    • Nieuw-Bijerland
    • Nieuwe-Tonge
    • Numansdorp
    • Ooltgensplaat
    • Oostvoorne
    • Oud-Beijerland
    • Ouddorp
    • Oude-Tonge
    • Oudenhoorn
    • Papendrecht
    • Piershil
    • Poortugaal
    • Puttershoek
    • Rhoon
    • Ridderkerk
    • Rockanje
    • Rotterdam
    • Rozenburg
    • Schiedam
    • Schipluiden
    • Sommelsdijk
    • Spijkenisse
    • Stad aan 't Haringvliet
    • Stellendam
    • Strijen
    • Vierpolders
    • Vlaardingen
    • Wateringen
    • Westmaas
    • Zuid-Beijerland
    • Zuidland
    • Zwartewaal
    • Zwijndrecht
  • Voor de garnizoenscommandant Schoonhoven de gemeenten:
    • Alblasserdam
    • Abmeide
    • Ammerstol
    • Arkel
    • Asperen
    • Barwoutswaarder
    • Bergambacht
    • Berkenwoude
    • Bleskensgraaf en Hofwegen
    • Bodegraven
    • Brandwijk
    • Everdingen
    • Giessenburg
    • Gorinchem
    • Gouda
    • Gouderak
    • Goudriaan
    • Groot-Ammers
    • Haastrecht
    • Hagestein
    • Hardinxveld-Giessendam
    • Hei- en Boeicop
    • Hekendorp
    • Heukelum
    • Hoogblokland
    • Hoornaar
    • Kedichem
    • Langerak
    • Lange Ruige Weide
    • Leerbroek
    • Leerdam
    • Lekkerkerk
    • Lexmond
    • Meerkerk
    • Molenaarsgraaf
    • Nieuw-Lekkerland
    • Nieuwland
    • Nieuwspoort
    • Noordloos
    • Ottoland
    • Oud-Alblas
    • Oudekerk aan den IJssel
    • Oudewater
    • Papekop
    • Reeuwijk
    • Rietveld
    • Schelluinen
    • Schoonhoven
    • Schoonrewoerd
    • Sliedrecht
    • Stolwijk
    • Streefkerk
    • Tienhoven
    • Vianen
    • Vlist
    • Woerden
    • Wijngaarden
    • Zwammerdam