Terug naar zoekresultaten

2.20.51 Inventaris van het archief van de NV Billiton Maatschappij en Dochtermaatschappijen: Nederlands-Indische en Indonesische Aktiviteiten, (1849) 1860-1985

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.20.51
Inventaris van het archief van de NV Billiton Maatschappij en Dochtermaatschappijen: Nederlands-Indische en Indonesische Aktiviteiten, (1849) 1860-1985

Auteur

M.W.M.M. Gruythuysen, R. Kramer

Versie

04-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1990 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Billiton Maatschappij
Billiton

Periodisering

archiefvorming: 1860-1985
oudste stuk - jongste stuk: 1849-1985

Archiefbloknummer

I17500

Omvang

; 847 inventarisnummer(s) 31,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

NV Billiton Maatschappij en Dochtermaatschappijen: Nederlands-Indische en Indonesische Aktiviteiten, (1849) Dit archief is gevormd door de volgende archiefvormers Bauxiet Syndicaat Billiton Maatschappij Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton Landsbedrijf Banka Tinwinning Maatschappij tot Exploitatie van Waterkracht in de Asahan-rivier (MEWA) Mijnbouw Maatschappij Celebes Mijnbouw Maatschappij Mercuur Mijnbouw Maatschappij Nederlands Nieuw-Guinea Mijnbouw Maatschappij Stannum Mijnbouw Maatschappij Zuid-Bantam Nederlandse Tinhandel Maatschappij Nederlandse-Indische Bauxiet Exploitatie Maatschappij Nederlands-Indische Aluminium Industrie Nederlands-Indische Aluminium Verwerkings Industrie Nederlands-Indische Tin Exploitatie Maatschappij Nederlands-Indische Tinsmelterij Syndicaat Singkep Tin Exploitatie Maatschappij Singkep Tin Maatschappij
Loudon, J.F.
, , 1860-1985

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken betreffende de hoofdtaken van de maatschappij namelijk het ontginnen van delfstoffen en het in cultuur brengen van onbebouwde gronden op het eiland Billiton. Het archief is gerangschikt op maatschappij. Deze indeling is verder uitgesplitst in rubrieken: bedrijfsvorm, vermogen en bedrijfsmiddelen, financiële administratie en bedrijfsvoering. De maatschappijen van het Billiton concern die stukken nagelaten hebben zijn onder meer de NV Billiton Maatschappij; NV Mijnbouw Maatschappij Stannum, vanaf 1949 NV Stannum; NV Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton en vele andere onderdelen van het concern. Ook zijn er enkele stukken betreffende deelnemingen in andere maatschappijen. Een aparte rubriek bevat stukken van J.F. Loudon.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Het Billiton concern
Westelijk gedeelte van Nederlands-Indië / Indonesië. ( (Algemeen Rijksarchief, Afdeling Kaarten en Tekeningen, Archief Hydrografische Dienst, Hydro O.I.A., G.A. 15/7). )Embedded Image
I. Van tinbedrijf tot concern
De winning en verwerking van delfstoffen in Nederlands-Indië waren in het midden van de negentiende eeuw nog weinig ontwikkeld. Het gouvernement was uitsluitend actief in de exploitatie van tinertsmijnen op Banka (de Banka Tinwinning). Particuliere exploitatie van delfstoffen kwam vrijwel niet voor, en enige reglementering op dit punt ontbrak.
Het vraagstuk of, en zo ja in hoeverre, particulier initiatief op dit terrein wenselijk was werd rond 1850 actueel. Nadat minister van Koloniën Baud zich in 1847 als eerste over de status van de Banka Tinwinning had gebogen, benoemde zijn ambtsopvolger Pahud in 1850 een kommissie tot advisering over particuliere mijnexploitatie in geheel Nederlands-Indië en over privatisering van het gouvernementsbedrijf. Het resultaat hiervan was dat het gouvernementsbedrijf op Banka in stand bleef en dat voor particuliere mijnbouw in Nederlands-Indië, met uitzondering van Java en Banka, een regeling werd vastgesteld: het Mijnreglement van 1850 ( Het Mijnreglement bepaalde dat alleen Nederlandse ondernemingen delfstoffen in Nederlands-Indië, met uitzondering van Java en Banka, mochten ontginnen. Een onderneming diende een contract af te sluiten met de Gouverneur-Generaal, nadat deze een vooronderzoek had ingesteld naar de haalbaarheid van de exploitatie en naar de rechten van de lokale bevolking. Het gouvernement bood tegen vergoeding de nodige (militaire) bescherming. Er werden geen subsidies verstrekt en de contractduur was maximaal veertig jaar. Invoer van vrije werklieden van elders werd toegestaan. concessies mochten alleen na toestemming van het gouvernement worden overgedaan. ) . Al voor het tot stand komen van het Mijnreglement werd door enige particulieren ( Aanvraag op 12 februari 1850 door Vincent Gildemeester baron Van Tuyll van Serooskerken en Prins Willem Frederik Hendrik der Nederlanden, later dat jaar trad J.F. Loudon als concessionaris toe. De stukken die Loudon met betrekking tot de Billiton Maatschappij heeft ontvangen en opgemaakt zijn opgenomen in rubriek 20 van deze inventaris. ) een concessieaanvraag ingediend voor de winning en verwerking van tinerts op het eiland Billiton. Die concessie werd, na het vaststellen van het Mijnreglement, in 1852 verleend voor een periode van veertig jaar, tegen een nettowinstaandeel van tien procent voor het gouvernement ( Het winstaandeel van tien procent was niet de enige bron van inkomsten die het gouvernement door de onderneming kreeg. De heffing van uitvoerrechten, de belasting op tin en de vendukosten verbonden aan de openbare veilingen in Batavia leverden aanzienlijke inkomsten op. Deze lasten drukten zwaar op de onderneming. In 1856 openden de concessionarissen onderhandelingen met het gouvernement om de voorwaarden in de concessie in gunstige zin te wijzigen. Dat leidde in 1864 tot een beperkte herziening van de concessie. ) . In verband met het waarborgen van de continuïteit en het versterken van de financiële basis werd in 1860 de onderneming van de concessiehouders omgezet in de Naamloze Vennootschap Billiton Maatschappij (BM) ( Opgericht bij notariële akte van 29 september 1860, bewilliging verleend bij Koninklijk besluit van 28 oktober 1860, nr. 61, concessieoverdracht goedgekeurd bij beschikking van de minister van Koloniën van 15 november 1860/La. A, nr. 23. ) .
De levensduur van de onderneming was economisch gezien afhankelijk van de aanwezige bodemvoorraden tinerts. Daarbij speelden de kwaliteit van de exploratie, de winningstechnieken en de marktprijzen voor tin een rol. Het in kaart brengen van de aanwezige voorraden was van groot belang om de levensduur van de onderneming te kunnen schatten. De winningstechnieken waren van grote invloed op de kostprijs van tin. Beheersing van de kostprijs was van groot belang omdat nauwelijks invloed mogelijk was op de prijsvorming. Bij lage afzetprijzen daalden de voorraden economisch winbaar erts, omdat alleen die ertslagen in aanmerking kwamen waarvan de exploitatiekosten nog enige winst toelieten. De toekomstverwachtingen van de Billiton Maatschappij waren daardoor steeds aan verandering onderhevig.
Naast bedrijfseconomische factoren speelden voor het voortbestaan van de onderneming in even grote mate de politieke bereidheid tot ondersteuning van particuliere exploitatie een rol. De eerste concessie, die in 1852 was verleend, zou in 1892 aflopen. Het gouvernement had de bevoegdheid de concessie te verlengen maar was daarbij wel gebonden aan de instructies van de minister van Koloniën. Daardoor werd de concessieverlening onderwerp van politieke besluitvorming in het Nederlandse parlement, als onderdeel van de discussies over de wenselijkheid van staatsexploitatie dan wel vrije particuliere exploitatie.
Nettowinst Billiton Maatschappij 1860 - 1900. ( (Bron cijfers: Arntzenius, Billiton Maatschappij de eerste twintig jaren 1860 - 1880: ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 64). )Embedded Image
Al in 1875 verzocht de maatschappij de Gouverneur-Generaal het contract, dat in 1892 af zou lopen, open te breken en de looptijd van de concessie met 35 jaar -tot 1927- te verlengen. Zeven jaar later, in 1882, werd overeenstemming bereikt met het gouvernement, maar het Nederlandse parlement wees de overeenkomst af (de zgn. Billitonaffaire). Pas in 1892, dus nog eens tien jaar later, werd de contractverlenging tot 1927 parlementair goedgekeurd, zodat de maatschappij pas op het laatste moment zekerheid kreeg over haar voortbestaan.
In 1910 deed zich een vergelijkbare situatie voor. In deze periode was de directie tot het inzicht gekomen dat bij ongewijzigd beleid het niet rendabel was de onderneming na 1927 voort te zetten. Het voortbestaan van de maatschappij op lange termijn zou alleen verzekerd zijn indien werd overgeschakeld op de winning van primaire tinertsen. Nieuwe ontginningstechnieken stonden ter beschikking die echter grote investeringen vereisten. Om een verantwoord investeringsbeleid te kunnen uitzetten ( Inv.nr. 41: Jaarverslag Billiton Maatschappij 1910/11. ) was het in de eerste plaats van belang de concessie, die in 1927 afliep, opnieuw voor een periode van minstens veertig jaar verlengd te krijgen. In 1910 werden onderhandelingen met het gouvernement gevoerd die in 1915 tot een overeenkomst leidden. Het parlement wees deze overeenkomst af (in 1917), waarna de onderhandelingen tussen maatschappij en gouvernement voorlopig niet werden hervat.
Evenals in 1892 stond het voortbestaan van de onderneming op het spel. Statutair was de maatschappij opgericht uitsluitend voor het winnen en verwerken van tinerts op Billiton. Wanneer de concessie hiertoe ontbrak had de onderneming geen mogelijkheden elders activiteiten te ontplooien en zou tot liquidatie moeten worden overgegaan.
De Billiton Maatschappij kon de ontwikkelingen daarom niet lijdzaam afwachten maar trachtte op andere wijze haar toekomst veilig te stellen. Gekozen werd voor een constructie om van de Billiton Maatschappij een holding company te maken en de kennis en het kapitaal onder te brengen in een dochtermaatschappij die statutair de mogelijkheden had in geheel Nederlands-Indië mijnbouwkundige activiteiten te ontplooien. In 1920 ontstond zo de NV Mijnbouw Maatschappij Stannum (STANNUM). ( Zie inv.nr. 89: Voorstel tot regeling van de verhouding Billiton Maatschappij tot Mijnbouw Maatschappij STANNUM van 1 augustus 1924: ) ( "Langdurige en zeer ernstige pogingen om deze concessie verlengd te krijgen zijn mislukt, de door de Regeering voorgestelde verlenging werd in October 1917 door de Tweede Kamer verworpen. Rekening houdende met de tegenwoordige neiging tot staatsexploitatie, is de kans dat te elfder ure nog concessieverlenging zal worden verkregen niet groot. In ieder geval kan de Billiton Maatschappij bij de vaststelling harer exploitatiepolitiek met die kans geen rekening meer houden, en moet zij hierbij wel als richtsnoer nemen, dat haar tegenwoordig bedrijf haar in 1927 ontvalt. Hierbij is overwogen dat de Billiton-Maatschappij gebonden door haar contract met de Regeering (...) als zoodanig niets nieuws kan beginnen. Daarom is gezocht naar een middel om de voordeelen te behouden, verbonden aan de zeer krachtige organisatie der Billiton-Maatschappij, die beschikt over een schat van ervaring, een uitstekend practisch geschoold technisch en administratief personeel, een volijverig en rustig Chineesch arbeiderscorps waarmede de verstandhouding niets te wenschen overlaat, en belangrijke relaties." )
Pas in 1921 werden de onderhandelingen tussen regering en Billiton Maatschappij heropend. Er werd een compromis bereikt tussen particuliere exploitatie en staatsexploitatie met de oprichting van de NV Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton (GMB) in 1923 waarin de staat een winstaandeel van 62,5 % kreeg. De Billiton Maatschappij werd als enige met de directie belast. Hierdoor bleef de werkelijke invloed van de Billiton Maatschappij op de dagelijkse gang van zaken in het bedrijf behouden. In de nieuw gevormde raad van beheer kreeg het gouvernement een overwegende invloed.
Hoewel de Billiton Maatschappij de overheid moest dulden bij de exploitatie van tinerts op Billiton, had de nieuwe constructie ook voordelen. Het gouvernement deelde mee in de risico's en de kosten van het bedrijf. Bovendien waren de activiteiten van de Billiton Maatschappij in haar nieuwe statutaire vorm niet langer gebonden aan het eiland Billiton. De maatschappij was nu holding company, een vorm waarbij de moedermaatschappij (holding) niet zelf exploiteert maar haar belangen onderbrengt in dochtermaatschappijen. ( Zie inv.nr. 43: Jaarverslag Billiton Maatschappij over 1924. ) Het concern ging haar arbeidsterrein verbreden, zowel in Nederlands-Indië als daarbuiten, met delfstoffen als bauxiet, ijzer, nikkel, goud en zilver. ( Er werden mogelijkheden gezocht in Siam, Duits West Afrika, Nigeria en Bolivia (inv.nr. 89: brief van de directie aan de aandeelhouders van 16 mei 1927). Van activiteiten in Bolivia werd om financiële redenen al in 1928 afgezien vanwege de vereiste investering. (inv.nr. 89: notitie van 1 mei 1928). ) Al deze activiteiten werden in aparte maatschappijen ondergebracht binnen het Billiton concern. In de jaren 1923 - 1942 breidde het Billiton concern zich in Nederlands-Indië geleidelijk uit, waarbij gezocht werd naar verdere samenwerking met het gouvernement.
De opbouw van het concern werd onderbroken met de Duitse inval in Nederland in mei 1940. De statutaire zetel van het concern werd direct naar Batavia verplaatst, waartoe in een eerder stadium al voorzieningen waren getroffen. Na de Japanse aanval op Nederlands-Indië werd de zetel opnieuw, nu van Batavia naar Paramaribo, verplaatst. In Nederland werden de belangen van het concern in Europa door een agent waargenomen. In de periode 1942 - 1944 werd de maatschappij in Nederland onder Duits beheer gesteld, met een Verwalter aan het hoofd van de onderneming.
Met de Japanse inval trad volledige stagnatie op van de bedrijfsactiviteiten, deels door ontmanteling van de bedrijven door het personeel zelf. Na 1945 kwam de exploitatie in Nederlands-Indië gedeeltelijk en slechts geleidelijk weer op gang. Elders in de wereld werden de belangen van het Billiton concern versterkt: voor de oorlog al in Afrika (tin) ( STANNUM richtte met andere ondernemingen de NV Centraal-Afrikaansche Exploratie Maatschappij en het Uganda Syndicaat op met het doel een belang te verkrijgen in de Kagera Tinfields Ltd., een belang dat in de loop der jaren belangrijk werd uitgebreid. ) en in Suriname (bauxiet) ( In deze periode werd ook een begin gemaakt met de opbouw van bauxietbelangen in Suriname. In 1938 werden aanvragen voor exploratievergunningen gedaan en in 1940 werden de eerste ertshoudende terreinen gelokaliseerd. In 1942 werd het eerste bauxiet geproduceerd. ) , na 1942 in de Verenigde Staten (tinsmelterijen). ( Met de oorlog in Europa en de dreigende situatie in Zuidoost Azië werd het noodzakelijk voorzieningen te treffen voor het smelten van tin. Daartoe werd door de Billiton Maatschappij -op initiatief van de overheid- in de Verenigde Staten de Tin processing Corporation opgericht die de smelterij Longhorn Tin Smelter exploiteerde. Deze onderneming functioneerde van 1942 tot 1957 en had als verkoopmaatschappij de Tin Sales Corporation. ) In Nederland breidde het concern zijn belangen sterk uit op industrieel terrein (kunsthars, steenwol) en in de handel in nonferrometalen. Door de belangenspreiding.
In 1961 had het Billiton concern de volgende activiteiten:
  • Mijnbouw (Billiton Maatschappij Suriname; Kamativi Tin Mines Ltd; Kamativi Smelting & Refining Comp. Ltd; Mbeya Exploration Company Ltd; Rungwe Coal Company Ltd; Nigadoo Mines Ltd; Claga).
  • Metallurgische bedrijven (NV Hollandsche Metallurgische Bedrijven; Consolidated Tin Smelters; H.J. Enthoven & Sons Ltd)
  • Chemische bedrijven (Zaanchemie; Chemische Fabriek v/h Dr. A. Haagen; Titaandioxydefabriek).
  • Handelmaatschappijen (Billiton Handel Maatschappij; Billiton Chemie Verkoop Maatschappij; Montaan Metaalhandel; Flower & Lucas; Technical Equipment Corporation; J. Braconnot & Cie).
  • Diverse maatschappijen (Stannum; Chemidus Plastics Ltd; Beleggingsmaatschappij Billiton; Assurantiekantoor Interore).
en was het Billiton concern niet meer zo sterk afhankelijk van de activiteiten in Indonesië, waar de positie na 1953 geleidelijk aan verslechterde. In 1958 kwam een abrupt einde aan alle Indonesische activiteiten toen de Indonesische regering overging tot het onder beheer stellen en nationaliseren van Nederlandse bedrijven.
In de volgende paragraaf zullen de verschillende belangen in Nederlands-Indië afzonderlijk worden beschreven.
II. De activiteiten van het concern in Nederlands-Indië
A. Tin
1. De exploitatie van tinerts tot 1920
( Zie voor het volgende ondermeer Kamp, A.F., De standvastige tinnen soldaat, 's-Gravenhage 1960. )
Tinerts kan worden aangetroffen in primaire en secundaire afzettingen. Primaire afzettingen zijn ontstaan door geologische processen van binnenuit en zijn op verschillende diepten te vinden. Secundaire ertsafzettingen zijn ontstaan door erosie van gesteenten en het wegspoelen ervan via het water waarna neerslag en afzetting plaatsvindt. Deze afzettingen liggen direct onder het aardoppervlak. De secundaire ertsafzettingen worden ook aangeduid als alluviale afzettingen of stroomtinerts. Hierin kunnen twee types worden onderscheiden: koelit en kaksa; koelit vindt men aan de oppervlakte, kaksa is bedekt door rivier- of zeeafzettingen.
De activiteiten bestaan uit exploratie -het opsporen en registreren van tinertslagen en het vaststellen of winning economisch verantwoord is- en de exploitatie -de feitelijke winning van het erts, de verwerking tot tin en de verkoop ervan.
Het eiland Billiton. ( (Jaarverslag Billiton Maatschappij 1960: ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 45). )Embedded Image
Voor 1880 vond nog weinig systematisch grondonderzoek plaats. Na 1900 werd -met in 1850 ontwikkelde boortechnieken- de exploratie grondig en systematisch aangepakt. Het vaststellen van voorraden exploitabel tinerts vormde de basis voor de bedrijfsvoering. Aan de hand hiervan en aan de hand van de prijsontwikkelingen op de internationale tinmarkt kon min of meer bepaald worden hoeveel jaar men de exploitatie nog rendabel kon voortzetten. Bij de onderhandelingen over concessieverlenging speelden deze schattingen uiteraard een grote rol.
Kamp onderscheidt in de exploitatie van het alluviale (secundaire) tinerts vier perioden:
  • Tot 1872 werden overwegend de ondiepe koelitontginningen (circa één à twee meter diep) geëxploiteerd. De koelit ligt in een dunne schil aan de oppervlakte. Na het schoonbranden van de ontginningsterreinen werd de onbedekte koelit gezuiverd. Dat gebeurde door het spoelen (vermodderen) van de grond waarbij het tinerts als residu achterbleef. De bouw van stuwdammen, die de aanvoer en regulatie van het water regelden, moest zorgvuldig worden voorbereid. Vooral tijdens de regentijd kregen de dammen veel te verduren.
  • In de periode 1872 - 1885 lag het zwaartepunt van de exploitatie bij de ontginning van ondiepe kollong-terreinen ( Hiermee wordt bedoeld de open ontginning op de kaksa. )die op dezelfde manier werd voorbereid als de koelit-ontginning.
  • In de periode 1885 - 1907 werden de diepere kollong-terreinen ontgonnen (variërend van één tot vijftien meter), waarbij eerst de bovenlaag verzet moest worden.
  • Na 1907 werden veel ondiepe terreinen niet meer handmatig maar met kleinere, zogenaamde pompbaggerinstallaties verricht, die sinds 1914 in toenemend aantal in gebruik werden genomen. De ontginning van de diepste reserves (15 à 20 meter) gebeurde aanvankelijk door spuitbaggers. Later werden alle pompbaggerontginningen door spuitbaggers vervangen.{%lijst%}
  • Ter onderscheiding van de open mijnbouw bij de ontginning van alluviale ertsafzettingen sprak men bij de ontginning van primaire ertsafzettingen van diepmijnbouw. De winning van primaire (ader) tinertsen door middel van mijnschachten stelde hoge technische eisen en vereiste grote investeringen. Nadat de gesteenten omhoog waren gebracht werden de primaire ertsen van de waardeloze gesteenten gescheiden, waarna het ertsgesteente moest worden gebroken en vermalen. Daarna werd het erts gewassen zoals bij alluviaal erts. Pas na 1900 werden de primaire lagen systematisch gewonnen, als gevolg van betere exploratie- en winningstechnieken, waardoor de kostprijs op een gunstiger niveau kwam te liggen.
  • In de periode 1852 - 1920 was de Billiton Maatschappij uitsluitend actief in de exploratie en exploitatie van tinerts op Billiton. De maatschappij werkte geheel voor eigen rekening. Na 1920 werd de maatschappij, zoals hiervoor beschreven, omgezet in een holding company, waarbij de bedrijfsvoering was ondergebracht in de GMB (tinwinning op Billiton) en STANNUM (tinwinning elders in Nederlands-Indië).
Tinproductie Nederlands-Indië 1853 - 1925. ( (Bron cijfers: Gedenkboek Billiton 1852 - 1927, pag. 235, ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 69). )Embedded Image
2. Concentratie van de tinwinning in Nederlands-Indië
Na de oprichting van GMB breidde het concern haar belangen in de tinwinning uit. De Nederlands-Indische regering was erbij gebaat dat de Billiton Maatschappij de tinbelangen buiten Banka in Nederlands-Indië beheerste, gegeven het feit dat het gouvernement via GMB de overheidsbelangen veilig kon stellen. Verdere bundeling met betrekking tot het smelten en verkopen van tin uit geheel Nederlands-Indië zou 25 % van de wereldmarkt opleveren en één Nederlands-Indisch kwaliteitsproduct.
Nadat GMB was gerealiseerd werd gelijktijdig onderhandeld over concessieverlening voor de Riouw Archipel en de realisatie van een centrale tinsmelterij voor Nederlands-Indië. In 1926 werd door GMB en BM de NV Nederlands-Indische Tin Exploitatie Maatschappij (NITEM) opgericht, bedoeld voor de exploitatie van tinerts buiten Billiton. In 1928 werden concessies voor de gehele Riouw Archipel verkregen. ( Er werden ten behoeve van het Bauxiet Syndicaat ook exploraties naar bauxiet in de Riouw Archipel verricht. (Zie verder paragraaf B.2 De exploitatie van bauxiet op Bintan). )
Ook andere maatschappijen werden opgericht. In 1932 begon GMB onderhandelingen met de NV Singkep Tin Maatschappij (STM) die sinds 1886 op het eiland Singkep actief was. De besprekingen leidden in 1933 tot overname van het bedrijf. STM bleef als GMB-dochter bestaan, maar de exploitatie werd ondergebracht in een nieuwe maatschappij, de NV Singkep Tin Exploitatie Maatschappij (SITEM) met concessies voor de winning van tinerts op land en zeebodem en voor de winning van wolfram.
In 1932 werd door STANNUM deelgenomen in de Anglo-Siamese Tin Syndicate Ltd. Aanleiding tot de oprichting van het syndicaat was de gelegenheid, die geboden werd om op gunstige condities de ontginningsterreinen en eigendommen over te nemen, welke oorspronkelijk toebehoorden aan twee mijnbouwmaatschappijen in het zuiden van Siam.
Daarnaast werd gewerkt aan het centraliseren van de tinsmelterijen. Voor 1900 had elke mijn een eigen smelterij, na de eeuwwisseling werd veel erts naar Singapore verscheept om aldaar gesmolten te worden. Het product werd als Straits tin op de markt gebracht.
Dat had verschillende voordelen. Straits tin stond beter aangeschreven dan Billiton tin en maakte hogere prijzen op de wereldmarkt. Verwerking van het tinerts in Singapore ontlastte de smeltwerkzaamheden op Billiton en betekende bovendien een besparing op de vendukosten omdat het tin niet meer via de openbare tinveilingen van Batavia op de markt werd gebracht.
De invoering van de diepmijnbouw op Billiton vereiste grotere technische kennis en omvangrijkere investeringen. Door deze ingrijpende vernieuwing van het productieproces kwam ook het realiseren van een technisch hoogwaardige centrale smelterij binnen bereik.
In 1910 werd in het district Manggar (Billiton) een eigen centrale smelterij gebouwd. Het project verliep moeizaam. Het technisch moeilijke smeltproces vereiste hoog gekwalificeerd personeel dat in Nederlands-Indië niet voorhanden was. De aanvoer van steenkool -brandstof voor de ovens- stagneerde door een gebrekkige infrastructuur. In 1921 werd het project stopgezet.
Kort daarna ontwikkelde het concern (aanvankelijk STANNUM, vanaf 1924 GMB) nieuwe plannen, ditmaal om te komen tot een gezamenlijke smelt- en verkooppolitiek met het Landsbedrijf der Banka Tinwinning (BTW). Daarmee zouden de Banka- en Billitonertsen als één hoogwaardig tinproduct op de wereldmarkt gebracht kunnen worden.
Het eerste doel was de realisatie van een centrale smelterij. In 1925 werd overleg geopend met de Nederlands-Indische regering. Dat leidde in 1926 tot oprichting door de Billiton Maatschappij en GMB van het Nederlands-Indisch Tinsmelterij Syndicaat (NITS). BTW was vertegenwoordigd in het bestuur van de NITS maar leverde geen financiële bijdrage.
NITS bleef -om verschillende redenen- in de voorbereidende fase steken. De belangrijkste oorzaak daarvan was dat GMB noch BTW zich onvoorwaardelijk achter het project stelden. In Europa (Duitsland) werd onder supervisie van NITS geëxperimenteerd met een nieuw elektrisch smeltprocédé. De resultaten daarvan waren bevredigend en er werd overwogen de proef op grotere schaal op Billiton voort te zetten. Beide partijen stonden aarzelend tegenover een verdere ontwikkeling in deze richting. BTW had weinig belangstelling voor de Europese proeven en was bovendien vergevorderd met de perfectionering van de eigen smeltoven op Banka. GMB gaf de voorkeur aan voortzetting van de proeven in Nederland. Nederland beschikte niet alleen over beter gekwalificeerd personeel, ook de prijs van elektrische energie lag lager dan in Nederlands-Indië. GMB had berekend dat verscheping van tinerts uit Nederlands-Indië en verwerking ervan in Nederland geen nadelige invloed had op de kostprijs.
In 1928 besloot GMB de smeltproeven in Nederland voor eigen rekening voort te zetten zonder tussenkomst van NITS. Voor het plaatsen van de proefinstallatie viel de keuze op de in 1927 opgerichte maatschappij NV Hollandsche Metallurgische Bedrijven (HMB). ( In 1927 namen BM, GMB, Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika en Administratiekantoor Unitas het initiatief tot oprichting van de Hollandsche Metallurgische Bedrijven op, die in 1929 in bedrijf kwam voor de smelting van Bolivia-ertsen. In 1931 werden alle aandelen door BM en GMB overgenomen. ) Het experiment bleek levensvatbaar. In 1933 werden de contracten met de Straits Trading Company in Singapore opgezegd en werd de gehele tinertsproductie van het concern uit Nederlands-Indië in Arnhem gesmolten. De plannen voor een centrale smelterij waren hiermee definitief van de baan. Beide partijen hadden geen belang meer bij het voorzetten van NITS. In 1931 werd het syndicaat ontbonden. ( Inv.nr. 543: notulen van de vergadering van de Raad van Beheer van de NITS van 12 oktober 1928. ) Tevens verviel het plan om de verkoop van de Nederlands-Indische tinproductie gemeenschappelijk te organiseren. In het verlengde van de oprichting van de smelterij in Arnhem werd door BM en GMB in 1930 de NV Nederlandsche Tinhandel Maatschappij (NTM) opgericht als centrale verkooporganisatie voor de producten van GMB, BM, NITEM en HMB. De pogingen tot concentratie van de tinproductie in Nederlands-Indië stonden niet op zichzelf. Na de Eerste Wereldoorlog werden de tinproducerende landen geconfronteerd met groeiende tinvoorraden door de economische recessie. De vraag naar tin is inelastisch, een lage prijs leidt nauwelijks tot toeneming in de afzet. Mijnsluiting leidt tot enorm kapitaalverlies, zodat daartoe pas in het uiterste geval wordt besloten. Voor sommige landen, zoals Bolivia en Malakka, waar de tinmijnbouw een sleutelindustrie vormde, leidden de gevolgen van overcapaciteit tot grote kapitaalverliezen en dreigende mijnsluitingen. In 1921 kwamen een aantal tinproducenten ( De Federated Malay States, het Nederlands-Indisch gouvernement, de Straits Trading Company, Eastern Smelting Company en de Billiton Maatschappij. ) bijeen te Bandoeng met als doel het probleem van de groeiende tinvoorraden in internationaal verband op te lossen (Bandoeng-Pool 1921-24). In 1924 waren de bestaande voorraden geruimd. In 1929 kwam een Tin Producers Association tot stand die, op basis van vrijwillige afspraken, verkoopregulerend trachtte te werken. Het Billiton concern geloofde niet in een vrijwillige restrictie van de productiequota, maar achtte restrictie alleen haalbaar als op regeringsniveau bindende regelingen werden getroffen. De maatschappij sloot zich om die reden niet bij de Association aan. In 1931 kreeg de internationale samenwerking een breder en meer permanent karakter. In Londen werd overeenstemming bereikt over een internationale regulering van de wereldtinproductie voor de periode 1931 - 1934, bekend onder de naam Tinrestrictie. Op basis van de productie in 1929 kregen de deelnemende landen een quotum toegewezen. Een Internationale Tincommissie hield toezicht op de naleving van de afspraken. Ook voor de jaren 1934 - 1946 werden restrictieovereenkomsten gesloten. In 1946 kwam men niet verder dan de instelling van de International Tin Study Group (ITSG) ( De ITSG vond een volledig ingewerkt bureau. Van 1932 tot 1948 was het Statistical Office van de International Tin Research and Development Council in het pand van BM gevestigd en vervolgens naar Londen verplaatst. De eerste Statistical Bulletins zijn afkomstig van de "Statistical Department of the Billiton Company", initiatief van de Billiton Maatschappij. Het vormde de basis voor de internationale tinstatistiek. ) , vanaf 1953 werden weer nieuwe restrictieovereenkomsten gesloten.
Hiervoor is al geschetst hoe in 1923 de Billiton Maatschappij en het gouvernement van Nederlands-Indië tot gemeenschappelijke exploitatie van het tinerts op Billiton waren gekomen. Het gouvernement bleef daarnaast zelfstandig op Banka tin produceren met het Landsbedrijf Banka Tinwinning (BTW). De totstandkoming van internationale samenwerking tot regulering van de wereldtinproductie tussen de tinproducerende landen was aanleiding voor verdergaande samenwerking. De vorming van één Nederlands-Indisch tinfront, door samenvoeging van de bestaande tinbedrijven, zou de concurrentiepositie van Indische tinproducenten aanmerkelijk kunnen versterken. De beoogde samensmelting van de tinbedrijven schiep tevens mogelijkheden om BTW drastisch te reorganiseren. Al vele jaren stond de interne organisatie van dit bedrijf ter discussie. Voorstellen van de bedrijfsleiding om het Bankabedrijf te herstructureren waren politiek niet haalbaar gebleken. De ambtelijke beheersvorm van het bedrijf -financiële en bestuurlijke afhankelijkheid van Indische regering- bleef onaangetast.
Tinproductie GMB en BTW 1923 - 1936. ( (Bron cijfers: Groothoff, De tinfusie in Nederlandsch-Indië, Bijlage III: ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 383). )Embedded Image In 1932 vonden tussen het gouvernement, het departement van Koloniën en GMB oriënterende besprekingen plaats over de mogelijkheden tot samensmelting van de Nederlands-Indische tinbedrijven op Banka, Billiton en Singkep in één gemengd bedrijf. In 1934 werd door het gouvernement een informele kommissie van deskundigen benoemd, die tot taak kreeg om de onderlinge waardeverhouding van de tinbedrijven op Banka en Billiton te bepalen. In haar eindrapport kwam de kommissie eenstemmig tot de conclusie dat de fusie van tinbedrijven moest worden gerealiseerd. ( Het eindrapport van de informele tincommissie werd niet aangetroffen in het archief van de Billiton Maatschappij, zie hiervoor het archief van het Ministerie van Koloniën, geheim verbaal van 5 juni 1935, Lett. A11. )
In 1935 presenteerde de regering een wetsontwerp tot vorming van een nieuw gemengd bedrijf, de NV Vereenigde Nederlandsch-Indisch Tinbedrijven (VENIT). De opzet was de vorming van één gemengd tinbedijf waarin alle tinbezittingen van Banka en GMB werden ingebracht. Behalve de tinbelangen werden ook de bauxietbelangen van GMB (via GMB-dochter NIBEM, zie hierna) ingebracht. De leiding van VENIT werd gevormd door een raad van bestuur waarvan vier leden benoemd werden door de gouverneur-generaal en twee door de Billiton Maatschappij, die ook de dagelijkse leiding kreeg. De positie van de directie was aan strenge regels gebonden.
Het uitbreken van de oorlog verhinderde de definitieve invoering van de nieuwe fusiewet.
3. De wederopbouw en liquidatie van de tinbedrijven na de Tweede Wereldoorlog
In 1944 werd de Billiton Maatschappij als directie van GMB door vertegenwoordigers van het Indisch gouvernement uitgenodigd om na de bevrijding van Nederlands-Indië de wederopbouw van de tinbedrijven voor te bereiden en uit te voeren. De directie van GMB verbond aan het verzoek van het gouvernement een principiële voorwaarde: verlenging van de overeenkomst van GMB die op 31 december 1948 afliep. In 1945 werd overeenstemming bereikt maar door de Raad van Departementshoofden van het gouvernement afgewezen. Kennelijk werd de conceptovereenkomst door de raad geïnterpreteerd als een verkapte totstandbrenging van de fusie, die voor de oorlog in Nederlands-Indië veel stof had doen opwaaien. ( Zie notulen van de Raad van Beheer van de GMB van 21 augustus 1945, inv. nr. 366. ) De plannen tot wederopbouw van de tinbedrijven werden hierdoor in de politieke sfeer getrokken, waardoor de uitvoering aanzienlijke vertraging opliep.
Uiteindelijk werd op basis van een compromis een contract gesloten tussen GMB en het gouvernement, waarbij de beheersvoering over BTW met ingang van 1 maart 1948 aan GMB werd opgedragen voor een termijn van 5 jaar.
Met de totstandkoming van het beheerscontract werd GMB in de gelegenheid gesteld om de sinds jaar en dag gewenste coördinatie tussen de tinbedrijven in Nederlands-Indië uit te voeren. GMB zou in haar werkzaamheden worden bijgestaan door een Nederlands-Indische Tinraad. GMB stemde aanvankelijk niet in met de instelling van een tinraad die, naar men vreesde, de positie en bevoegdheden van de raad van beheer zou kunnen aantasten. Het gouvernement stelde de instelling van de Tinraad als harde eis en GMB ging uiteindelijk akkoord.
NTM sloot een overeenkomst af met het Verkoopkantoor van 's Lands Mijnbouwproducten "tot samenwerking in de meest uitgebreide zin bij de verkoop van tin". Deze overeenkomst hing direct samen met het sluiten van het beheerscontract en het streven van de Tinraad naar integratie van de werkzaamheden.
Geleidelijk aan kwamen GMB, BTW en SITEM weer volledig in bedrijf. STANNUM werd in 1949 omgezet in een Nederlands productiebedrijf voor de productie van Estanisol-slakkenwol, gevestigd op het terrein van de met STANNUM gelieerde HMB in Arnhem. Hier werden tinslakken, die bij het smelten van tinerts bij HMB ontstaan waren, tot slakkenwol verwerkt. Alle belangen die STANNUM had werden door de Billiton Maatschappij overgenomen. ( In 1957 werd een aparte verkoopmaatschappij voor STANNUM in het leven geroepen door de NIAVI om te zetten in de NV Billiton Verkoopmaatschappij. )
Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 trad Indonesië in de plaats van Nederlands-Indië als aandeelhoudster van GMB.
Tegen de achtergrond van het aflopen van het beheerscontract van GMB over BTW per 1 januari 1953 en de beëindiging van GMB per 28 februari 1953 werden door de directie van het Billitonconcern onderhandelingen gevoerd met de Indonesische regering over de status van de tinbedrijven in het algemeen en de verlenging van beide contracten in het bijzonder. De onderhandelingen werden beïnvloed door een complex van politieke, fiscale en sociaal-economische factoren. Met name de politieke verdeeldheid binnen de regeringskringen tussen voor- en tegenstanders van radicale nationalisatie van Nederlandse bedrijven speelde een rol.
In de onderhandelingen zijn twee perioden te onderscheiden: 1949 - 1953 en 1953 - 1958. Tijdens de eerste onderhandelingen stond de toekomstige status van de tinmijnbouw in Indonesië centraal. Uitgangspunt hierbij was om de ontwikkelingen van na de Tweede Wereldoorlog te continueren. De onderhandelingspartners streefden naar een samensmelting van de tinbedrijven op Banka, Billiton, Singkep en de Riouw Archipel tot één gemeenschappelijk mijnbouwbedrijf, waarin de Indonesische regering als hoofdaandeelhoudster (90 procent) participeerde en waarin de Billiton Maatschappij was belast met de dagelijkse leiding. In feite was de oprichting van één gemeenschappelijk tinbedrijf een logische voortzetting van de fusieplannen, die sinds 1934 (tinfusie) onderwerp van gesprek waren en in 1948 voorlopig tot het beheerscontract van GMB over het Landsbedrijf der Banka Tinwinning hadden geleid.
Realisatie van de plannen stuitte echter op overwegende politieke bezwaren. De Indonesische regering wilde de exploitatie van BTW in eigen hand nemen en zag af van verlenging van het managementcontract. ( Zie akte van overgave en overname (akte Timbamg Terima) van 26 februari 1953, inv. nr. 827. ) Met de overname van BTW, die als naam kreeg Perusahaan Negara Tambang Timah Bangka, werd tevens de eerste periode van de onderhandelingen afgesloten. Onderhandelingen met de Republik Indonesia (1953-1958): plan tot reorganisatie van de GMB. ( (ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 387). )Embedded Image
In de periode 1953-1958 werd uitsluitend onderhandeld over de positie van GMB en de verlenging van de Billiton-concessie. Namens de Indonesische regering werd een ministeriële kommissie ingesteld, die was belast met de bestudering van de plannen tot voortzetting van GMB.
Met het oog op de dreigende (automatische) liquidatie van GMB per 28 februari 1953 kwamen de gesprekspartners een basisovereenkomst -Letter of Intent- overeen met als doel mee te werken aan de totstandkoming van een verlenging van GMB, waarbij de Indonesische regering een aantal voorwaarden formuleerde betreffende het beheer. Zo moest de zetel van GMB naar Indonesië worden overgeplaatst waardoor de onderneming onder de Indonesische wetgeving kwam te vallen.
Ten gevolge van de politieke spanningen streefde Indonesië "naar een zo volledig mogelijke uitschakeling van Nederlandse belangen in het economische verkeer". De concessie van GMB werd niet verlengd. SITEM en NIBEM werden in 1957 onder militair toezicht geplaatst en in 1959 genationaliseerd. Dat kwam bij het concern hard aan:
"Nog voor kort hadden wij de indruk gekregen, dat de G.M.B., evenals ook reeds eerder was geschied, opnieuw verlengd zou worden, zodat het niet mogelijk was op zo korte termijn elders werkgelegenheid voor het nu in grote omvang niet meer benodigde personeel te vinden. Het een en ander noodzaakte ons aan het overgrote deel van de uit Indonesië gerepatrieerde beambten ontslag te verlenen, alsmede de organisatie van ons hoofdkantoor te 's-Gravenhage en van de Hollandsche Metallurgische Bedrijven te Arnhem in te krimpen." ( Inv.nr. 45: Jaarverslag 1958. )
De verkoopmaatschappij NTM werd in 1961 omgezet in NV Billiton Chemie, aangezien de verkoop van tin uit Indonesië stil was komen te liggen.
Voor de Billiton Maatschappij betekende het een verdere heroriëntatie die overigens al veel eerder begonnen was.
"Met het honderdjarig bestaan van onze vennootschap sluiten wij aldus een periode af, die, begonnen in het voormalige Nederlandsch-Indië en geëindigd in Indonesië, voor onze vennootschap van grote betekenis is geweest. (...) Een nieuw tijdvak begint thans, waarin wij, zonder de mijnbouw te verwaarlozen, onze aandacht mede zullen richten op het uitbreiden van bestaande en het entameren van nieuwe industrieën." ( Ibidem. )
B. Bauxiet en aluminium
1. De exploitatie van bauxiet op Bintan
Het eiland Bintan. ( (Jaarverslag Billiton Maatschappij 1960: ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 45). )Embedded Image
Bauxiet is een mineraal dat op Bintan in lagen wordt aangetroffen, bestaande uit zogenaamde concreties: grove harde uitscheidingen. De lagen zijn niet homogeen maar ingebed in een gele kleiachtige vulmassa.
De ontginning van deze bauxietvelden was vrij eenvoudig. Allereerst werd de begroeiing van de te ontginnen velden verwijderd. Vervolgens werd de bauxietlaag afgegraven. In een centrale wasserij werd door het wassen en zeven de tussenliggende klei verwijderd. Met behulp van roosters en steenbrekers werden de bauxietconcreties vergruisd. Na reiniging en vergruizing werd de bauxiet opgeslagen in opslagbunkers, die aansloten op de afscheepinstallaties. Tot circa 1936 geschiedde de ontginning handmatig. Vanaf 1937 werd de exploitatie gemechaniseerd.
Als grondstof heeft bauxiet een geringe waarde. Een rendabele exploitatie wordt mede bepaald door de eenvoud van het winningsproces en de lage transportkosten van het erts. Bauxiet wordt, afhankelijk van de kwaliteit, voornamelijk gebruikt als grondstof voor aluminium en aluminiumzouten.
Vanaf 1920 werd door het Indisch Gouvernement onderzoek verricht naar bauxietafzettingen in de Riouw Archipel, met teleurstellende resultaten. In 1924 werd door de NV Oost-Borneo Maatschappij (OBM) in samenwerking met het Stikstofsyndicaat het onderzoek hervat. ( De belangstelling voor bauxiet van beide ondernemingen was niet gelegen in het zelfstandig ontginnen en exploiteren van de bauxietafzettingen. De Oost-Borneo Maatschappij zocht als steenkoolexploitant en transportbedrijf naar uitbreiding van de afzet van steenkool en naar uitbreiding van transporten. Het Stikstofsyndicaat had plannen in voorbereiding tot exploitatie van de Mamasa waterkracht op het eiland Celebes. Het vooruitzicht tot levering van energie aan een toekomstige bauxiet/aluminium industrie zouden de bovenvermelde plannen tot exploitatie van waterkracht bevorderen. ) Ditmaal waren de resultaten van het onderzoek gunstig. In 1925 kwamen OBM, Billiton Maatschappij en Mijnbouw Maatschappij Aequator tot oprichting van het Bauxiet Syndicaat (BS). Het syndicaat kreeg tot taak de exploraties voort te zetten, onderzoek te doen naar de afzetmogelijkheden van bauxiet en aluinaarde, en een studie te maken van de rentabiliteit van bauxietexploitatie en bauxietverwerking. Na een voorspoedig begin kreeg het syndicaat in 1926 te kampen met een aantal problemen met betrekking tot de interne besluitvorming en het verkrijgen van concessies die het onderzoek vertraagden. Een oplossing werd gevonden door in 1927 NITEM de opsporingswerkzaamheden van bauxiet en het onderzoek naar mogelijkheden van afzet en verwerking van bauxiet op te dragen. NITEM had vergevorderde plannen voor een grootschalig geologisch onderzoek naar tinerts en wolfram in de Riouw Archipel. Binnen deze opzet kon onderzoek naar de bauxietafzettingen in de Riouw Archipel zonder problemen worden ingepast. Een belangrijk voordeel was dat door dit voorstel de exploratie en winning van delfstoffen (tinerts, wolfram, bauxiet e.a.) in de Riouw Archipel feitelijk werd beheerst door het Billiton concern en de concurrentie van mogelijke outsiders in belangrijke mate werd beperkt.
De feitelijke exploitatie van de bauxietafzettingen werd ondergebracht in de nieuw opgerichte NV Nederlandsch-Indische Bauxiet Exploitatie Maatschappij (NIBEM), waarin NITEM en deelnemers van het voormalige BS waren vertegenwoordigd.
Bauxietproductie NIBEM 1936 - 1956. ( (Bron cijfers: jaarverslagen NIBEM: ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 560). )Embedded Image
In de jaren 1935-1939 werden door een actief exploratiebeleid tal van nieuwe ertsreserves in kaart gebracht.
In 1936 werd NIBEM als grondstofleverancier van bauxiet betrokken bij de plannen tot oprichting van een aluminiumindustrie in Nederlands-Indië (zie de paragraaf hierna). Door de oorlogsdreiging in 1942 werd op last van het gouvernement de productie van bauxiet gestaakt en werd het bedrijf ontmanteld. In 1947 werd de productie hervat. Voortbouwend op de vooroorlogse plannen tot oprichting van een aluminiumindustrie werd door NIBEM gestreefd naar verdere uitbreiding van de concessies. Ook werden belangrijke leveringscontracten afgesloten met maatschappijen in de Verenigde Staten, Japan en Engeland. De productie nam sterk toe. Na 1950 vertoonden de bedrijfsresultaten een dalende tendens als gevolg van interne en externe oorzaken. Intern kreeg het bedrijf te maken met een slepend arbeidsconflict. Daarnaast werd men geconfronteerd met een drastische stijging van vrachttarieven waardoor afzetgebieden in Europa (met name Duitsland) niet rendeerden. De vooroorlogse bauxietleveranties aan de Verenigde Staten namen af als gevolg van de kwaliteitsnormen die de Amerikaanse aluminiumindustrie aan het bauxiet ging stellen en waaraan NIBEM niet kon voldoen. In dit opzicht moest het Nederlands-Indisch bauxiet het afleggen tegen het hoogwaardige Surinaamse bauxiet.
Het lot van de hierna geschetste pogingen tot opbouw van een aluminiumindustrie werd definitief beslecht met de maatregel van de Indonesische regering om NIBEM in december 1957 onder beheer te stellen. In 1959 werd het bedrijf met terugwerkende kracht vanaf december 1957 werd genationaliseerd. ( In 1967 werd NIBEM, die door het Billiton concern niet was geliquideerd, omgezet in de Billiton Exploratie Maatschappij NV. ) ( Inmiddels waren initiatieven genomen om elders nieuwe vindplaatsen te exploiteren. In 1956 werd een overeenkomst gesloten tussen Aluminium Industrie A.G., Olin Mathieson Chemical Corporation, Vereinigte Aluminium Werke en de Billiton Maatschappij tot oprichting van een syndicaat, met als doel het opsporen en exploiteren van nieuwe vindplaatsen van bauxiet. )
2. De productie van aluminium in Nederlands-Indië
De eerste plannen tot oprichting van een aluminiumverwerkende industrie dateren uit 1934 en kwamen van het gouvernement. De directie van NIBEM reageerde aanvankelijk terughoudend en twijfelde aan de haalbaarheid van de plannen met het oog op de geringe afzetmogelijkheden. Potentiële afnemers, Japan en Brits Indië, stonden op het punt een eigen aluminiumindustrie te vestigen. Tenslotte werd ook de kapitalisatie van een dergelijk, niet zonder risico's ontbloot project gering geacht. Verder wees NIBEM op de dreigende overcapaciteit van bauxiet op de wereldmarkt en de kartelvorming van aluminiumproducenten; in 1926 werd het Europees Aluminium Kartel (vanaf 1931 Alliance Aluminium Compagnie) opgericht als reactie op de economische crisis in de jaren twintig. Het omvatte alle aluminiumproducenten met uitzondering van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Het kartel stelde zich ten doel de gemeenschappelijke belangen (uniforme prijs, vaststelling verkoopquota, handelsinlichtingen) van de leden te bevorderen en te bewaken. In de praktijk betekende dit, dat een nieuw op te richten aluminiumindustrie was aangewezen op medewerking van het kartel.
Vanaf 1936 trad geleidelijk verandering op in de geschetste omstandigheden. Sinds de oprichting van NIBEM nam de vraag naar bauxiet als grondstof voor de aluminiumindustrie toe en ook NIBEM profiteerde daarvan. Onder deze omstandigheden overwoog NIBEM alsnog de vestiging van een aluminiumindustrie in Nederlands-Indië. Men beschikte over een goede kwaliteit bauxiet en nam in het verre oosten een sleutelpositie in. Nederlands-Indië beschikte over grote en goedkope hoeveelheden voor de aluminiumindustrie noodzakelijke energiebronnen (waterkracht en steenkool). Uit kostprijsberekeningen bleek dat de aluminiumindustrie in staat zou zijn concurrerend te kunnen produceren. De noodzakelijke investeringen werden mogelijk gemaakt door deelname van GMB. In het kader van overheidsmaatregelen ter bevordering van nijverheid werd onderhandeld over een aantal beschermende maatregelen, zoals ontheffing van invoerrechten op kapitaalgoederen en levering van energie tegen kostprijs.
Ook internationale factoren, zoals de eerder vermelde kartelvorming, vormden niet langer een belemmering. In 1939 werd een overeenkomst gesloten tussen het Billiton concern en de Aluminium-Industrie-Aktien-Gesellschaft (AIAG) te Neuhausen. Bij de overeenkomst verplichtte AIAG zich haar ervaring en technische kennis op het gebied van de aluminiumverwerking ter beschikking te stellen van de Nederlands-Indische aluminiumindustrie. Tevens zou AIAG als vooraanstaand lid van het Europese aluminiumkartel, de Alliance Aluminium Compagnie, haar bemiddeling verlenen bij een verzoek van de Nederlands-Indische aluminiumindustrie tot aansluiting bij het kartel. ( Zie inv. nr. 798. )
Bij het opbouwen van de aluminiumindustrie in de periode 1939 - 1941 werden verschillende bedrijven opgericht: de NV Nederlandsch-Indische Aluminium Industrie (NIAI), de NV Nederlandsch-Indische Aluminium Verwerkings Industrie (NIAVI) en de NV Maatschappij tot Exploitatie van de Waterkracht in de Asahanrivier "Mewa" (MEWA). Daarmee was een groot deel van de bedrijfskolom in handen: NIBEM leverde bauxiet, NIAI verwerkte het tot aluminium, NIAVI verwerkte het aluminium tot halffabrikaten en MEWA leverde de energie.
Door het uitbreken van de oorlog in Europa en de Japanse oorlogsdreiging in de Pacific werden de opbouwwerkzaamheden aan de aluminiumindustrie gestaakt. Bestellingen van bedrijfsinstallaties in Europa bereikten door het uitbreken van de oorlog niet hun bestemming. NIBEM hervatte in oktober 1947 haar exploitatie, de opbouw van een aluminiumindustrie werd echter niet hervat. ( 29 Inv.nr. 786 (jaarverslag NIAVI 1939 - 1948): ) ( "Zo moet dan thans, 9 jaren na de oprichting van onze vennootschap niet alleen geconstateerd worden, dat sedert de oprichting nog niets werd tot stand gebracht, doch ook, dat een niet onbelangrijk verlies op de bestellingen en de aangekochte fabriek werd geleden." )
Na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan de Republik Indonesia werd met de Indonesische regering onderhandeld over oprichting van één Gemengd Aluminium Bedrijf (GAB), waarbinnen alle productiestadia, van het delven van bauxiet tot en met de aflevering van aluminium eindproducten, waren geïntegreerd. De onderhandelingen liepen vast toen bleek dat de regering andere plannen had met de exploitatie van de waterkracht in de Asahanrivier dan de levering van elektrische energie ten behoeve van de aluminiumindustrie.
Het Billiton concern gaf verdere plannen in deze richting op. De overige deelnemers in NIAI en NIAVI werden uitgekocht en NIAVI werd in 1957 omgezet in de NV Billiton Handelmaatschappij als verkoopmaatschappij voor STANNUM, dat inmiddels een volledig Nederlands productiebedrijf geworden was. NIAI werd in 1968 ontbonden, MEWA in 1975.
C. IJzer en nikkel
In 1917 begon het gouvernement met een systematisch onderzoek naar ijzer- en nikkelafzettingen op het eiland Celebes. In de periode 1917-1921 werden plannen ontwikkeld voor de oprichting van een hoogoven- en staalindustrie op Midden-Celebes. ( Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling, 's-Gravenhage, Archief van ir. J. van der Waerden als gedelegeerd lid en voorzitter van de Commissie tot ontwikkeling van de Fabrieksnijverheid in Nederlandsch-Indië, (1904) 1919-1926 (1940), inv. nrs. 95-99. ) Na onderzoek door het gouvernement werden terreinen in Zuidoost Celebes en Midden Celebes gereserveerd voor de exploitatie van ijzer, nikkel, kobalt en chroom. ( Besluit van de gouverneur-generaal van 2 februari 1921, nr. 1a, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 november 1923, nr. 1. ) De feitelijke exploitatie werd door het gouvernement niet ondernomen, aangezien de toenmalige stand van de techniek een rendabele exploitatie niet toeliet. Op grond van de onderzoeksresultaten bleef ook de belangstelling vanuit het particuliere bedrijfsleven uit.
In 1933 ontstond een hernieuwde belangstelling voor de ijzer- en nikkelafzettingen op Celebes. Dat was het gevolg van de ontwikkelingen van nieuwe verwerkingsmethoden, waarbij ook ertsen met een laag nikkelgehalte economisch konden worden verwerkt. In 1933 en 1934 werden achtereenvolgens door OBM en het Syndicaat voor Brandstofveredeling "Brikcarbo" (BRIKCARBO) concessieaanvragen voor de gereserveerde terreinen ingediend.
De concessievoorwaarden die het gouvernement stelde leidden tot langdurige onderhandelingen met vertegenwoordigers van de betrokken maatschappijen. Behalve de hoge financiële eisen werden door het gouvernement waarborgen geëist tegen roofbouw van de rijkere ertslagen ten koste van de armere ertslagen.
Het gouvernement ging er van uit dat de exploitatie van de ertsafzettingen slechts economisch rendabel was voor één ontginningsmaatschappij, die op grond van bedrijfservaring en wetenschappelijk-technische kennis in de grootmijnbouw de noodzakelijke deskundigheid kon waarborgen en bovendien garant stond voor de hoge investeringen, die met het project waren gemoeid. De concessie werd gegund aan STANNUM en BRIKCARBO ( Ministerie van Koloniën, geheim verbaal van 14 september 1937 Litt. B24. ) die in 1938 de NV Mijnbouw Maatschappij Celebes (CELEBES) oprichtten.
In de jaren 1938-1939 vonden korte oriënterende exploraties plaats. De International Nickel Company uit Canada, die 85 % van de wereldproductie in handen had en belangstelling toonde voor participatie, zag daarvan af na ongunstige rapporten over de verwachte rentabiliteit van de exploitatie.
Na de definitieve toekenning van de concessie in maart 1940 werden voorbereidingen getroffen voor de exploitatie van de concessieterreinen. De Japanse bezetting van Nederlands-Indië in 1942 maakte een einde aan de exploratie. In april 1947 konden de werkzaamheden worden hervat. De exploraties werden geïntensiveerd en gesystematiseerd. Na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan de Republik Indonesia braken op Celebes politieke onlusten uit. Met het oog op de veiligheid van het personeel werd de exploratie voor onbepaalde tijd stopgezet. Ondanks verzoeken de concessie te verlengen werd deze in 1959 ingetrokken; in hetzelfde jaar brandden de bedrijfsemplacementen geheel af. De maatschappij werd in 1975 ontbonden.
D. Goud en zilver
In Zuid-Bantam werd in de jaren 1925 - 1929 door het gouvernement onderzoek ingesteld, waarbij zilver- en goudhoudende ertsgangen werden aangetroffen. Naar aanleiding van dit onderzoek werd in 1928 een uitgestrekt gebied in Zuid-Bantam voor opsporing en ontginning van gouvernementswege gereserveerd.
Door STANNUM en de Exploitatie Maatschappij Nederlandsch-Indië werd in 1934 de NV Mijnbouw Maatschappij Zuid-Bantam (ZB) opgericht die met het gouvernement een opsporings- en ontginningscontract afsloot, waarbij Zuid-Bantam voor een periode van veertig jaar het exclusieve recht van exploratie en exploitatie van goud, zilver en enkele andere delfstoffen kreeg. Na intensief onderzoek werd in 1936 tot ontginning besloten en werd gestart met de voorbereidende werkzaamheden zoals de bouw van een waterkrachtcentrale en een centrale verwerkingsinstallatie. In 1939 werden de werkzaamheden vertraagd mede door de politieke ontwikkelingen in Europa. Met name de bouw van de ertsverwerkingsinstallatie was van Europese leveringen afhankelijk. Volledige stagnatie trad op na de Japanse inval. Aangezien de maatschappij na de oorlog op republikeins grondgebied lag, kon men pas in 1948 een beeld van de situatie krijgen. Het bedrijf lag er redelijk bij, maar men diende zich opnieuw te oriënteren op de exploitatiekosten en afzetmogelijkheden.
Onderhandelingen met de Indonesische regering maakten duidelijk dat verdere uitbouw van de onderneming niet aantrekkelijk was. Het bedrijf werd verplicht het te produceren goud in te leveren in ruil voor compensaties bij eventuele exploitatieverliezen. Om die reden werd besloten het bedrijf aan de Indonesische regering over te doen. Toen dat niet lukte werd in 1951 tot liquidatie besloten. STANNUM had inmiddels de belangen in Zuid-Bantam aan de Billiton Maatschappij overgedaan. ZB handhaafde haar aanspraken bij de Republik Indonesia op een deel van de opbrengst van een na de oorlog teruggekomen partij goud en zilver, die ten dele afkomstig was uit de vooroorlogse productie. Liquidatie vond uiteindelijk in 1958 plaats toen bleek dat de claims die de onderneming had niet gehonoreerd werden.
In 1934 onderzocht STANNUM met Erdmann & Sielcken of een onderzoek naar delfstoffen in Australisch Nieuw Guinea kon worden uitgevoerd. Met dat doel werd een syndicaat gevormd waarin beide partijen voor de helft deelnemen. In 1936 verkeerde het syndicaat in liquidatie. Alle aandacht werd nu geconcentreerd op het Nederlandse deel van Nieuw-Guinea. In 1936 werd door STANNUM, Erdmann & Sielcken en andere ondernemingen de NV Mijnbouwmaatschappij Nederlandsch Nieuw Guinea (NNG) opgericht. ( STANNUM, Erdmann & Sielcken, Australian Selection Trust Ltd, New Consolidated Gold Fields Ltd, Anglo-Oriental and General Investment Trust Ltd, Mount Elliott Ltd. ) Met de Nederlands-Indische regering werd onderhandeld over een 5a-contract voor Nederlands Nieuw Guinea. In 1937 werd een overeenkomst afgesloten. In de periode 1936 - 1938 werden drie expedities verricht, die heel weinig opleverden. In 1937 en 1939 werden de concessies teruggegeven. In 1946 bestond de maatschappij nog steeds en werd liquidatie voorbereid. In 1949 nam de Billiton Maatschappij alle aandelen over en zette in 1953 de maatschappij om in de NV Beleggingmaatschappij Billiton. Organisatieschema hoofdkantoor Billiton ca. 1950. ( (ARA-II, Bill.Mij, inv.nr. 387). )Embedded Image
Interne organisatie van het Billiton concern
In deze paragraaf volgt een globale beschrijving van de interne organisatie van het concern, zoals deze al gedeeltelijk in het voorgaande gedeelte naar voren is gekomen.
Tot 1920 was de Billiton Maatschappij uitsluitend werkzaam op het eiland Billiton. De directie van de maatschappij zetelde in 's-Gravenhage, onder toezicht van een raad van commissarissen. In Nederlands-Indië was de directie vertegenwoordigd door de Vertegenwoordiger, gevestigd in Batavia. De exploitatie werd op Billiton uitgevoerd onder leiding van de Hoofdadministrateur; onder hem ressorteerde een aantal administrateurs als hoofd van kleinere geografische eenheden. In 1905 werd de functie van Vertegenwoordiger en Hoofdadministrateur in één persoon verenigd, toen het wenselijk bleek de standplaats van de Vertegenwoordiger te verplaatsen van Batavia naar Tandjong-Pandang op Billiton. ( Inv.nr. 41: Jaarverslag Billiton Maatschappij 1905/1906. ) Er werd periodiek gerapporteerd vanuit Billiton, zowel door de Vertegenwoordiger als door de Hoofdadministrateur. ( Zie de inventarisnummers 169 - 249. )
Na 1920 veranderde de structuur van het concern principieel, al kwamen de praktische veranderingen pas geleidelijk tot uiting in de organisatie. De Billiton Maatschappij werd een holding company en exploiteerde niet zelf meer. Alle exploitatieactiviteiten werden ondergebracht in aparte naamloze vennootschappen waarin de Billiton Maatschappij een kleiner of groter aandeel had. De keuze om de uiteenlopende activiteiten in aparte maatschappijen onder te brengen en niet in afdelingen of divisies van dezelfde maatschappij is gedeeltelijk in de voorgaande paragraaf verklaard uit de verhouding tot het gouvernement. Daarnaast hangt het samen met de aard van het bedrijf. Het beginnen van een mijnbouwonderneming is een kapitaalintensief en riskante onderneming, omdat er eerst kostbare exploratie zal moeten plaatsvinden alvorens vaststaat of exploitatie lonend is. Deze ondernemingen werden dan ook vaak in samenwerking tussen verschillende maatschappijen opgezet. Dit samenwerkingsverband bracht met zich mee dat de werkzaamheden in een aparte maatschappij werden ondergebracht. In de fase van exploratie en vergunningaanvrage gebeurde dat veelal in de vorm van een syndicaat, dat bij goede rendementsverwachtingen omgezet kon worden in een exploitatiemaatschappij. Het onderbrengen van activiteiten in verschillende maatschappijen had bovendien het belangrijke fiscaal/juridische voordeel dat minder gunstige exploitaties niet drukten op de resultaten van andere concernonderdelen, en dat bepaalde activiteiten makkelijker konden worden geliquideerd of afgestoten wanneer ze in een aparte maatschappij waren ondergebracht. Activiteiten konden ook worden beëindigd zonder een maatschappij op te heffen. In dat geval was er sprake van een min of meer lege NV die in een latere fase met een ander doel kon worden gebruikt.
De organisatie zag er na 1923 globaal als volgt uit (zie ook Overzicht II). In 's-Gravenhage zat de Billiton Maatschappij als holding company met een directie onder toezicht van een raad van commissarissen. De maatschappij had een toenemend aantal dochterondernemingen, waarvan de GMB een bijzondere was, in die zin dat het gouvernement er een meerderheidsbelang in had. De dochtermaatschappijen hadden zelf weer -al dan niet onderling gezamenlijke- dochtermaatschappijen. In vrijwel alle gevallen voerde de directie van de Billiton Maatschappij ook de directie over deze dochters. De concerndirectie stond in haar functie als directie van een dochteronderneming bij elk van die ondernemingen onder toezicht van een raad van commissarissen. Evenals dat de Billiton Maatschappij vòòr 1920 het geval was, had elke dochter in 's-Gravenhage de directie en in Nederlands-Indië de bedrijfsvoering onder leiding van een hoofdadministrateur, administrateur of administrateur-superintendent. De Billiton Maatschappij had haar activiteiten dus niet in afdelingen of divisies ondergebracht maar in juridisch zelfstandige ondernemingen. Het directiebeleid in Den Haag was centraal, daarin werd uiteraard uitsluitend een concernpolitiek ontwikkeld en uitgevoerd. Voor de hierna te bespreken archiefvorming had dat de logische consequentie, dat men de behoefte had aan één centraal gevormd archief waarin de stukken met betrekking tot concernaangelegenheden als zodanig, de concernaangelegenheden met betrekking tot de dochters en directieaangelegenheden van de afzonderlijke dochters bijeen zaten.
Overzicht van de ontwikkeling van de Nederlands-Indische/Indonesische aktiviteiten:
Embedded Image
Vervolg van het overzicht van de ontwikkeling van de Nederlands-Indische/Indonesische aktiviteiten:
Embedded Image
Basisgegevens maatschappijen Billiton concern 1860 - 1970
Dit overzicht bevat de belangrijkste gegevens per maatschappij, die in de volgende volgorde zijn opgenomen:
1. NV Billiton Maatschappij
2. NV Mijnbouw Maatschappij Stannum, vanaf 1949 NV Stannum
3. NV Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton
4. Bauxiet Syndicaat
5. NV Nederlands-Indische Tin Exploitatie Maatschappij
6. Nederlands-Indisch Tinsmelterij Syndicaat
7. NV Nederlandsche Tinhandel Maatschappij
8. NV Mijnbouw Maatschappij Mercuur
9. NV Nederlandsch-Indische Bauxiet Exploitatie Maatschappij
10. NV Singkep Tin Maatschappij
11. NV Mijnbouw Maatschappij Zuid-Bantam
12. NV Singkep Tin Exploitatie Maatschappij
13. NV Mijnbouwmaatschappij Nederlandsch Nieuw Guinea
14. NV Mijnbouw Maatschappij Celebes
15. NV Nederlandsch-Indische Aluminium Industrie
16. NV Nederlandsch-Indische Aluminium Verwerkings Industrie
17. NV Maatschappij tot Exploitatie van de Waterkracht in de Asahanrivier "Mewa"
1. NV Billiton maatschappij
Oprichting: 29 september 1860
Directie:
1860 - 1865 H. Hope Loudon
1860 - 1864 P.J. Landry
1864 - 1865 R. Browne (tijdelijk)
1865 R. Browne
1865 - 1866 H.F. Baron van Zuylen van Nyevelt (tijd.)
1865 - 1866 G.L.J. van der Hucht (tijdelijk)
1865 - 1889 R.H. Arntzenius
1886 - 1891 M.A. van Walchren
1892 G.C.R. Baron van Tuyll van Serooskerken (tijdelijk)
1892 - 1912 A.J.H. van Kappen
1907 - 1923 W. de Jongh Dzn.
1921 - 1936 A. Fokker
1924 - 1928 E.A. Pan
1929 - 1940 F.J. Houwert
1931 - 1942 ir. J. van den Broek
1940 ir. C.H. van Hasselt
1940 - 1942 ir. S.H. van Kuyk
1942 - 1945 ir. J.B. Peyrot
1942 - 1945 ir. J.A. Vermeulen
1945 - 1948 F.J. Houwert
1945 - 1950 ir. A.M.A. Wijnans
1948 - 1950 ir. F.A. Begemann
1950 - 1960 ir. A.M.A. Wijnans (Directeur-Generaal)
1951 - 1955 ir. R. Tijken
1951 - 1960 M.J.A.C. Verschure
1956 - ir. Ph.H.A. Zaalberg
1961 - E.A.E. Schicht
1961 - dr. ir. H. Ebbinge
Statutair doel:
  • 1860: verdere voortzetting en krachtige uitbreiding van de onderneming tot het ontginnen van delfstoffen bevattende, en het in cultuur brengen van onbebouwde gronden op het eiland Billiton.
  • 1918: het ontginnen van delfstoffen op het eiland Billiton, zomede het verwerken van delfstoffen en de handel in de daaruit verkregen producten.
  • 1924: het meewerken tot de oprichting van, en deelnemen in de samen met het Land in overeenstemming met de wet van 24 april 1924 op te richten NV GMB; het verkrijgen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen en onderzoekingen; het exploiteren van ondernemingen en concessies van mijnbouw; het verwerken van tinerts en andere delfstoffen en het drijven van handel in daaruit verkregen producten; het verkrijgen, exploiteren en vervreemden of tijdelijk in gebruik afstaan als anderszins van octrooirechten, betrekking hebbende op de bewerking of verwerking van tinerts en andere delfstoffen; het deelnemen in en het voeren van beheer over ondernemingen, vennootschappen of lichamen, welke een doel, gelijksoortig aan dat der vennootschap bezitten.
  • 1951: het oprichten, exploiteren en beheren van ondernemingen en bedrijven, zo van mijnbouw en van andere nijverheid als van handel.
  • 1967: het oprichten, het exploiteren en het beheren van ondernemingen van mijnbouw, van metallurgische, chemische en verwante nijverheid en van handel op vorenbedoelde gebieden enz.
Ned.-Ind./Indonesische deelnemingen:
1920 - (1970) STANNUM
1924 - 1959 GMB
1925 - 1932 BS
1926 - 1931 NITS
1926 - 1961 NITEM
1930 - 1961 NTM
1932 - 1968 NIBEM
1934 - 1964 SITEM
1939 - 1967 NIAI
1939 - 1957 NIAVI
1941 -(1970) MEWA
1949 - 1953 NNG
1949 -(1970) CELEBES
Beheer over:
1924 - 1959 GMB
1926 - 1961 NITEM
1931 -(1970) STANNUM
1932 - 1967 NIBEM
1933 -(1970) STM
1934 - 1964 SITEM
1936 - 1953 NNG
1938 -(1970) CELEBES
1939 - 1957 NIAVI
1939 - 1960 NIAI
1940 - 1961 NTM
1941 -(1970) MEWA
Opmerkingen: In 1923 werd de maatschappij holding company. In 1970 werd de Billiton Maatschappij door Shell overgenomen.
2. NV MIJNBOUW-MAATSCHAPPIJ STANNUM
Oprichting: 20 april 1920
Omzetting: In 1949 wordt het een Nederlands productiebedrijf NV Stannum
Directie:
1920 - 1930 E.A. Pan
1927 - 1931 ir. J. van den Broek
1931 - NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • Derden
Statutair doel:
  • 1920: het verkrijgen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen en van mijnconcessies tot ontginning, het verkrijgen van mijnrechten in het algemeen; het doen van mijnbouwkundige opsporingen en onderzoekingen; het exploiteren van ondernemingen en concessies van mijnbouw; het verwerken van tinerts en andere delfstoffen en het drijven van handel in daaruit verkregen producten.
  • 1950: het oprichten en exploiteren van ondernemingen van mijnbouw en andere nijverheid, zomede het drijven van handel.
  • 1961: de vervaardiging van en de handel in minerale wol voor thermische en akoestische isolatiedoeleinden.
Ned.-Ind./Indonesische deelnemingen:
1927 - 1928 MERCUUR
1936 - 1949 NNG
1938 - 1949 CELEBES
1934 - 1949 ZB
In 1949 worden de dochtermaatschappijen door BM overgenomen.
Beheer over:
1927 - 1928 MERCUUR
Opmerkingen: In 1949 wordt STANNUM een volledig Nederlands productiebedrijf dat zich bezig houdt met de productie en verkoop van slakkenwol, vervaardigd uit tinslakken.
3. NV GEMEENSCHAPPELIJKE MIJNBOUWMAATSCHAPPIJ BILLITON
Oprichting: 9 september 1924
Liquidatie: 1 maart 1958
Directie:
1924 - 1959 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • Nederlands-Indisch Gouvernement (tot 1949), Republik Indonesia (1949 - 1959)
Statutair doel:
het opsporen en het winnen van tinerts en andere delfstoffen op het eiland Billiton, op de het gewest Billiton vormende eilanden en in de daaraan grenzende territoriale wateren, het verwerken van de gewonnen delfstoffen en het te gelde maken van de daaruit verkregen producten, deelname in andere vennootschappen welke een gelijksoortig doel hebben buiten de het gewest Billiton vormende eilanden.
Ned.-Ind./Indonesische deelnemingen:
1926 - 1959 NITEM
1926 - 1931 NITS
1930 - 1959 NTM
1934 - 1959 SITEM
1939 - 1959 NIBEM
1939 - 1959 NIAI
1939 - 1955 NIAVI
1941 - 1959 MEWA
Beheer over:
1948 - 1953 BTW
Opmerkingen: In 1959 werd de GMB geliquideerd, omdat de Indonesische regering het samenwerkingscontract wenste te beëindigen.
4. BAUXIET-SYNDICAAT
Oprichting: 27 april 1925
Liquidatie: 27 mei 1932
Bestuur: Vertegenwoordigers van de Billiton Maatschappij, NV Mijnbouw Maatschappij Æquator en de NV Oost Borneo Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB
  • Derden
Statutair doel:
1925: voortzetten, uitbreiden en afdoen van de exploratie van de bauxietlagen in de Riouw Archipel, tot nu toe verricht door de Oost-Borneo Maatschappij en het te Bandoeng gevestigde Stikstofsyndicaat; bestudering en uitwerking van een plan tot oprichting van een aluinaardefabriek; bestudering der afzetmogelijkheden van de produceren aluinaarde; bestudering van de rentabiliteit van een bedrijf ter verwerking van bauxiet tot aluinaarde, en van de mogelijkheid tot oprichting van een nv tot exploitatie daarvan
1927: het verkrijgen en eventueel exploiteren of vervreemden van vergunningen tot winning van bauxiet binnen Nederlands-Indië.
Opmerkingen: Liquidatie in verband met oprichting NIBEM. De op te richten mijnbouwmaatschappij in 1925 zou NV Mijnbouwmaatschappij Alumina gaan heten.
5. NV NEDERLANDSCH INDISCHE TIN EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ
Oprichting: 8 oktober 1926
Liquidatie: 7 november 1961
Directie:
1926 - 1961 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB (tot 1959)
Statutair doel:
het verkrijgen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen en van mijnconcessies tot ontginning; het verkrijgen van mijnrechten in het algemeen; het doen van mijnbouwkundige opsporingen en onderzoekingen; het exploiteren van ondernemingen en concessies van mijnbouw en daarbij het winnen en verwerken van tinerts en andere delfstoffen en het drijven van handel in de daaruit verkregen producten; deelnemen in en beheer voeren over verwante organisaties.
Ned.-Ind./Indonesische deelnemingen:
1932 - 1939 NIBEM
Opmerkingen: Na de oorlog is het bedrijf niet meer tot exploitatie gekomen.
6. NV NEDERLANDSCH INDISCHE TINSMELTERIJ SYNDICAAT
Oprichting: 22 juni 1926
Liquidatie: 22-12-1931
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB
Doel: (Voorlopig) onderzoek der mogelijkheid in Nederlands-Indië te komen tot oprichting van een centrale tinsmelterij en het voeren van onderhandelingen daarover.
Opmerkingen: De plannen werden in deze vorm niet doorgezet.
7. NV MIJNBOUW MAATSCHAPPIJ MERCUUR
Oprichting: 9 maart 1927
Liquidatie: 18 december 1928
Directie: NV Mijnbouw Maatschappij Stannum
Aandeelhouders:
  • STANNUM
  • Derden
Statutair doel:
voortzetten van het onderzoek naar het voorkomen van kwikerts in het gewest Padangsche Bovenlanden op Sumatra; het verkrijgen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen van mijnconcessies tot ontginning en van alle zodanige rechten, als de belangen der vennootschap zullen vorderen; het verkrijgen van mijnrechten in het algemeen; het doen van mijnbouwkundige opsporingen en onderzoekingen; het exploiteren van ondernemingen en van de verkregen rechten; het verwerken van alle ertsen en delfstoffen en het drijven van handel in ertsen, delfstoffen en de daaruit verkregen producten; het verkrijgen, exploiteren of vervreemden of tijdelijk in gebruik afstaan als anderszins van octrooirechten, betrekking hebbende op de bewerking of verwerking van ertsen en delfstoffen; deelnemen etc.
Opmerkingen: In verband met de hoge exploratiekosten werd de maatschappij in 1928 geliquideerd.
8. NV NEDERLANDSCHE TINHANDEL MAATSCHAPPIJ
Oprichting: 4 februari 1930
Omzetting: 1961 in NV Billiton Chemie
Directie:
1930 - 1940 H.J. van Arkel
1940 - 1961 NV Billiton Maatschappij
1956 - 1960 R. Hardiman
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB (tot 1959)
Statutair doel:
drijven van handel in
  1. tin en andere metalen;
  2. tinertsen en andere ertsen;
  3. bijproducten en afvalstoffen van metaal- en ertsverwerking
Opmerkingen: Na beëindiging van de activiteiten in Indonesië verloor de NTM een belangrijk deel van zijn taken. In 1961 werd de maatschappij omgezet in de NV Billiton Chemie, in 1968 in Billiton Exploratie Maatschappij Indonesia.
9. NV NEDERLANDSCH-INDISCHE BAUXIET EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ
Oprichting: 26 mei 1932
Omzetting: Op 14 februari 1968 wordt de maatschappij omgezet in de Billiton Exploratie Maatschappij.
Directie:
1932 - 1967 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB (tot 1959)
  • Derden
Statutair doel:
het verkrijgen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen; het doen van mijnbouwkundige opsporingen en onderzoekingen; het exploiteren van ondernemingen en concessies van mijnbouw; het verwerken van bauxiet en andere delfstoffen en het drijven van handel daarin en in daaruit verkregen producten; het deelnemen in en het voeren van beheer over ondernemingen met gelijk of aanverwant doel.
Opmerkingen: Op 31 december 1957 onder beheer gesteld van de Republik Indonesia. Op 14 oktober 1959 en met ingang van 3 december 1957 genationaliseerd. In 1967 omgezet in de Billiton Exploratie Maatschappij NV.
10. NV SINGKEP TIN MAATSCHAPPIJ
Oprichting: 8 mei 1889
Overname: 21-10-1933
Directie:
1933 -(1970) NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • GMB (tot 1959)
  • BM (vanaf 1959)
Statutair doel:
1933: exploitatie der concessie tot ontginning van tinerts op Singkep; ontginning van tinerts in andere delen van Lingga en Riouw, zowel andere delfstoffen op Singkep of elders; ontginning van tinerts en andere delfstoffen buiten Lingga en Riouw; voor de markt gereedmaken en verkoop van de daardoor verkregen producten;
1948: beheer voeren over ondernemingen, vennootschappen of lichamen die ten doel hebben de ontginning van tinerts en andere delfstoffen, het voor de markt gereed maken daarvan en het verkopen van de daardoor verkregen producten; beleggen in obligaties of effecten in ondernemingen die een ander doel hebben.
Deelneming:
1933 - NV Billiton Maatschappij
Opmerkingen: Overgenomen door het concern in 1933. De activiteiten werden ondergebracht in de SITEM. STM heeft vanaf dan alleen beleggingen in BM en GMB en is als holding company te beschouwen, of als beleggingsmaatschappij.
11. NV MIJNBOUW MAATSCHAPPIJ ZUID BANTAM
Oprichting: 19-05-1934
Liquidatie: 28-08-1951
Directie:
1934 - 1958 Erdmann en Sielcken, Batavia
Aandeelhouders:
  • STANNUM (tot 1949)
  • BM (vanaf 1949)
  • Derden
Statutair doel:
opsporing, ontginning en verwerking van ertsen in het gebied hetwelk in Zuid Bantam bij gouvernementsbesluit voor mijnbouwkundige opsporing en ontginning van gouvernementswege werd gereserveerd, met betrekking tot goud, zilver, koper, zink, lood, mangaan, ijzer en zwavel, zomede de handel in die ertsen en de daaruit verkregen producten.
Opmerkingen: Met de Indonesische regering kon na de oorlog geen overeenstemming worden bereikt. Na vergeefse claims op oude voorraden goud werd de maatschappij in 1958 ontbonden.
12. NV SINGKEP TIN EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ
Oprichting: 14 februari 1934
Directie:
1934 - 1964 NV Billiton Maatschappij
1964 - 1966 ir. P.H.A. Zaalberg
1966 -(1970) G.J. van Gent
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB (tot 1959)
  • NV Beleggingsmaatschappij Billiton (vanaf 1964)
Statutair doel:
uitoefenen van de mijnbouw, in het bijzonder op Singkep, het verwerken van en de handel in delfstoffen en daaruit verkregen producten en het deelnemen in of voeren van beheer over ondernemingen met een gelijksoortig doel.
Opmerkingen: Op 31 december 1957 onder beheer gesteld van de Republik Indonesia. Op 14 oktober 1959 en met ingang van 3 december 1957 genationaliseerd. In 1972 omgezet in de Billiton Exploration Holding BV. In 1972 is de maatschappij omgezet in Billiton Exploration Holding BV.
13. N.V. MIJNBOUW MAATSCHAPPIJ NEDERLANDSCH NIEUW-GUINEA
Oprichting: 15 januari 1936
Omzetting: 22 juni 1953 in NV Beleggingsmaatschappij Billiton
Directie:
1936 - 1953 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • STANNUM (tot 1949)
  • BM (vanaf 1949)
  • Derden
Statutair doel:
het verkrijgen en overdragen van mijnrechten, opsporen en winnen van delfstoffen, verwerken van en drijven van handel in delfstoffen en daaruit verkregen producten, het vervreemden of inbrengen van bezittingen enz, het mede oprichten van, deelnemen in of voeren van ondernemingen etc.
Opmerkingen: Vanaf 1939 was de maatschappij niet meer actief.
14. NV MIJNBOUW MAATSCHAPPIJ CELEBES
Oprichting: 18 november 1938
Liquidatie: 1 juli 1975
Directie:
1938 - 1975 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • STANNUM
  • BM (vanaf 1949)
  • Derden
Statutair doel:
opsporing, ontginning en verwerking van ertsen, voorkomende in het gebied, liggende in de gewesten Celebes en Onderhorigheden en Menado, alsmede de handel in deze ertsen en daaruit verkregen metalen.
Opmerkingen: De activiteiten werden in 1950 gestaakt.
15. NV NEDERLANDSCH-INDISCHE ALUMINIUM INDUSTRIE
Oprichting: 12 april 1939
Liquidatie: 1 oktober 1967
Directie:
1939 - 1960 NV Billiton Maatschappij
1961- 1966 Dr. ir. H. Ebbinge
1966 G.J. van Gent
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB
  • NV Beleggingsmaatschappij Billiton (vanaf 1960)
  • Derden
Statutair doel: het oprichten en exploiteren van elektrochemische en metallurgische bedrijven van elke aard, in het bijzonder voor de vervaardiging van aluinaarde, aluminium, aluminiumlegeringen en aluminiumproducten, het drijven van handel enz.
Opmerkingen: Na de oorlog werd de opbouw van een aluminiumindustrie niet gerealiseerd. NIAI werd in 1968 ontbonden.
16. NV NEDERLANDSCH-INDISCHE ALUMINIUM VERWERKINGSINDUSTRIE
Oprichting: 12 april 1939
Omzetting: NV Billiton Handel Maatschappij (1957)
Directie:
1939 - 1957 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB (tot 1955)
  • Derden
Statutair doel:
1939: bewerking en verwerking van metalen, in het bijzonder aluminium, en van daarmee verband houdende stoffen, alsmede de handel daarin en in de verwerkende producten.
1957: het drijven van handel, in het bijzonder in tinerts en andere delfstoffen en in de daaruit verkregen metalen en andere producten, bijproducten en afvalstoffen, alsmede het verrichten van alle handelingen, welke kunnen strekken tot bevordering van -of verband houden met de bereiking van dit doel.
Opmerkingen: Na de oorlog werd de opbouw van een aluminiumindustrie niet gerealiseerd. In 1957 werd NIAVI omgezet in de NV Billiton Handelmaatschappij als verkoopmaatschappij voor STANNUM.
17. NV MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN WATERKRACHT IN DE ASAHANRIVIER "MEWA"
Oprichting: 1 mei 1941
Liquidatie: 1 november 1975
Directie:
1941 - 1975 NV Billiton Maatschappij
Aandeelhouders:
  • BM
  • GMB
  • Gouvernement van Nederlands-Indië (1941-1949), Republik Indonesia (1949-1956)
  • Derden
Statutair doel:
het aanleggen en exploiteren van waterkracht- en elektriciteitswerken, daaronder begrepen het voortbrengen, overbrengen, verdelen, zo nodig in andere energievormen omzetten, kopen en verkopen van elektrische arbeid.
Opmerkingen: Na de oorlog werd de opbouw van een aluminiumindustrie niet gerealiseerd. Mewa werd in 1975 ontbonden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Beheer en overdracht
Over de wijze van registratuur en archiefvorming over de periode vòòr 1927 is weinig feitelijke informatie in het archief aangetroffen. De stukken werden niet van een registratuurkenmerk voorzien en aangenomen mag worden dat de meeste stukken in grotere series werden geordend. ( De archivaris die in 1927 werd belast met de invoering van een nieuw systeem, omschreef -hoewel zij hierin niet geheel objectief was- de oude situatie als volgt: "De belangrijke stukken hield men zoo lang mogelijk onder eigen berusting, daar men er niet zeker van was als men er afscheid van nam of men ze ooit wel weer terug zou zien. Tot voor korten tijd kende men slechts een alphabetische of chronologische rangschikking en liep iedere poging een indeeling naar den inhoud te maken verkeerd af, daar dit lang niet zoo eenvoudig was als men dacht." (Inv.nr. 56: Verslag invoering en betekenis decimaal archiefsysteem, september 1928. Mej. N. Lefèbre). ) In de twintiger jaren, toen het voortbestaan van de onderneming op middellange termijn was verzekerd en de bedrijfsactiviteiten zich gingen uitbreiden in een complexer wordende organisatie, werd de noodzaak tot reorganisatie van registratuur en archief urgent. In 1927 besloot de raad van bestuur tot een nieuwe opzet te komen, gebaseerd op het principe van de decimale classificatie, zoals al eerder werd ingevoerd bij o.a. de Bataafsche Petroleum Maatschappij, de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Eerste Nederlandsche Levensverzekering Maatschappij. ( Inv.nr. 56: Notulen van de Raad van Bestuur van GMB van 17 februari 1927. )
De stukken werden op verschillende wijze geregistreerd en geordend: geclassificeerd, categorisch of alfabetisch.
De geclassificeerde stukken waren de stukken van meer principiële aard. Deze werden op code geordend, waarbij zonodig onderlinge verwijzingen werden gemaakt, of van bepaalde stukken extra kopieën werden vervaardigd (voorzien van de aanduiding kopie voor classificatie) om deze vanuit meerdere gezichtspunten in het archief te kunnen onderbrengen. In die gevallen waarin het voorkeur verdiende stukken als serie te ordenen, werden kopieën vervaardigd voor de onderwerpsdossiers.
Tot de categorisch geordende stukken rekende men voornamelijk administratieve stukken, waarvan het gewenst was dat ze bleven berusten onder de personen die ermee werkten. Pas wanneer de stukken waren verouderd werden ze aan het centraal archief aangeboden. Hiertoe behoren de personeelsdossiers, stukken betreffende statistische gegevens, het archief van de afdeling Technische Dienst en stukken aan de raad van beheer of raad van commissarissen.
Voor elke maatschappij van het concern werd daarnaast een alfabetisch geordende serie aangelegd van stukken die niet voor classificatie en evenmin voor categorische ordening in aanmerking kwamen.
Het doel van het geheel was een efficiënte voortgangscontrole alsmede het vormen van een geschoond beleidsarchief (de geclassificeerde stukken) ter ondersteuning van de werkzaamheden van de onderneming.
"Het decimaal Archief is dus een gezuiverd Archief; de groote massa papier, waarin men slechts gedachten of feiten vindt, die slechts een momenteele waarde hebben, gaat aan het decimaal Archief voorbij. Deze stukken vinden een plaats in alfabetische of categorische bundels." ( Inv.nr. 56: Voorstel tot het invoeren van de afdeeling registratuur en tot reorganisatie van het archief, d.d. september 1927. )
Met de invoering van het systeem werd een nieuw aangestelde archivaris belast die bij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij ruim tien jaar ervaring met decimale classificatie had opgedaan.
De archivaris voerde het beheer over het centraal archief, met uitzondering van het technisch archief en de personeelsdossiers die door de betreffende afdelingen werden beheerd. ( Brief directie GMB aan GMB Tandjong Pandan dd 2-2-1949. )
Registratuur en archiefvorming waren als volgt opgezet. De decimale archiefcode die was ontwikkeld, bestond uit negen hoofdgroepen (zie bijlage I) die naar behoefte kon worden uitgebreid en verfijnd. Inkomende post werd van een dagstempel voorzien waarin registratie- en classificatienummer werden ingevuld. Mailbrieven (correspondentie met de maatschappijen van het concern) kwamen in drievoud binnen. Alle mailbrieven waren genummerd.
Van ieder uitgaand stuk werd een geparafeerde kopie aan de registratie verstrekt. Dit papier heeft aan de bovenzijde een gekleurde balk met de namen der maatschappijen erop: geel GMB, wit BM, rose STANNUM, lichtblauw NITS, oranje NITEM. Van telegrammen werd het origineel chronologisch per maatschappij geborgen, en werd een kopie in de onderwerpsdossiers gevoegd. Van uitgaande telegrammen ging eveneens een exemplaar in de onderwerpsdossiers.
Ingekomen mail werd chronologisch geborgen, de bijlagen na classificatie in de dossiers. Kopieën van de ingekomen mail werden, al dan niet verknipt, geclassificeerd en in de dossiers geborgen.
Van uitgaande mail ging een kopie in de dossiers. Een andere kopie werd chronologisch per maatschappij geordend.
Om het verband tussen dossiers met dezelfde basisclassificatie te leggen werd in de dossiers een lijst verband der dossiers opgenomen, waarop de verwante classificaties met een korte inhoud staan omschreven.
Er werd zowel een chronologische als een alfabetische agenda bijgehouden. Daarnaast werden verschillende systematische toegangen op het archief bijgehouden op kaartsystemen.
In 1927, kort na de invoering van het systeem, werd geschat dat 85 % van de ingekomen en minuten van uitgaande brieven in alfabetische en categorische bundels terecht kwam, de overige 15 % in het decimaal archief.
Bij de invoer van het systeem in 1927 zijn de oudere stukken daarin verwerkt, voor zover er geen alfabetische/chronologische series (correspondentie) van waren gevormd. Bij de indeling in onderwerpen werd geen onderscheid in maatschappij-archieven gemaakt. Wel is in de code over het algemeen aangegeven op welke maatschappij een bepaald onderwerp betrekking had. Een strikte scheiding in maatschappijen zou ook niet zinvol zijn geweest. De juridische positie van dochtermaatschappijen had geen enkel gevolg voor de administratieve organisatie van het concern.
In de loop der tijd is veel uit het archief vernietigd, met name uit de groepen chronologische en categorale stukken. Er bestaan echter geen specificaties van de in het verleden verrichte selectiewerkzaamheden. Wel staat vast dat het kaartenarchief door de maatschappij zelf is vernietigd.
In 1979 werden door het Algemeen Rijksarchief initiatieven genomen het archief te verwerven die niet tot resultaat leidden. ( Archief Tweede Afdeling 1979 dossier X 4.254 Billiton M_, 1979 D 9.67 en D.9 165/67: briefwisseling met Billiton International Metals BV. ) In 1987 benaderde Billiton International Metals BV het Algemeen Rijksarchief met het verzoek tot overname van het oud-archief. Dit heeft geresulteerd in de overdracht in 1987 van het archief van het Billiton concern, voor zover werkzaam geweest in voormalig Nederlands-Indië/Indonesië over de periode 1852 - 1963. Overgenomen werd het beleidsarchief (codearchief), alsmede stukken opgemaakt door J.F. Loudon. ( Het gaat hier om de 'trommel van Loudon'. Bij zijn overlijden in 1895 liet hij een trommel na met stukken betreffende de Billiton-onderneming, waaronder zijn dagboek. De trommel werd in 1960 door de familie Loudon aan de Billiton Maatschappij geschonken. ) De collectie filmmateriaal (bedrijfsfilms en particulier materiaal) is overgedragen aan de Rijks Voorlichtingsdienst in 's-Gravenhage. Buiten de overdracht zijn gebleven stukken betreffende het personeel van het concern en de dossiers met geologische gegevens. Overeengekomen werd dat notulen van de raad van beheer vanaf 1945 niet openbaar zijn tot 1 januari 2000. ( Archief Tweede Afdeling dossier X 4.254 Billiton M_, 1987 D 2496/MG/RK, brief aan Billiton International Metals BV van 18 december 1987. ) Eveneens is overeengekomen dat in de toekomst nog nader te bepalen dossiers van de concernactiviteiten buiten Nederlands-Indië/Indonesië zullen worden overgedragen. ( Archief Tweede Afdeling dossier X 4.254 Billiton M_, 1989 D 294 brief Billiton International Metals BV van 29 mei 1989/MTGO/21. )
Archiefcode gebruikt door de Billiton Maatschappij
(Voor de volledige code zie inventarisnummer 56.)
1
Maatschappijen tot opsporing, winning en verwerking van delfstoffen.
11
Oprichting en voorbereiding tot oprichting. Doel van de NV.
12
Statuten.
13
Statutair kapitaal.
14
Bestuur.
16
De vennootschap als lid der gemeenschap.
17
Voeren van beheer over andere bedrijven.
18
Winstverdeling, commissarissen en directietantièmes.
19
Geschiedenis der maatschappij.
2
Geldmiddelen en balans
20
Bankwezen. Bankoperaties.
21
Betalingsmiddelen. Verrekeningen. Remises.
22
Beleggingen.
23
Opgenomen gelden, leningen.
25
Belastingen.
28
Inventaris en Exploitatiebegroting.
29
Balans, balanspolitiek. Rekeningen.
3
Etablissementen. Bedrijfsgebouwen. Transportmiddelen, wegen, bruggen, waterleiding, vaarwater en verdere bezittingen.
31
Terreinen voor etablissementen.
32
Plantages.
33
Dienstetablissementen.
34
Hotels, logeergebouwen, bibliotheken, sociëteiten, tennis- en kegelbanen, hoenderparken, zwembaden, schaftlokalen.
37
Vaartuigen, steigers, los- en laadhoofden, dokken, auto's en motorrijwielen, stoomtrams, spoorlijnen, telefooninstallaties, wegen, bruggen, sluizen, waterleiding, vaarwater, vliegvelden, vliegtuigen.
38
Bescherming van bedrijfsgebouwen (oorlogsgevaar).
4
Bedrijfsinstallaties. Ertswinnings-, ertsverwerkings- en ertstransportinstallaties, machines en machineonderdelen, motoren, werktuigen, instrumenten, gereedschappen, technische-, hygiënische-, laboratorium-, hospitaalbenodigdheden, mijnmateriaal, verlaadinrichting, administratieve en verdere benodigdheden.
40
Normalisatie.
41
Boormateriaal.
42
Ertswinnings-, ertsverwerkings- en ertstransportinstallaties.
43
Machines en machineonderdelen, motoren, werktuigen, instrumenten, gereedschappen, technische-, hygiënische-, laboratorium-, hospitaalbenodigdheden.
44
Mijnmateriaal, fabrieksbenodigdheden.
46
Ter beschikking stellen van materiaal, verkoop van materiaal.
47
Huur, overname van materiaal, bruikleen.
48
Administratieve benodigdheden.
49
Verzekeringen.
5
Bedrijf
50
Efficiency.
51
Aanvang en uitbreiding bedrijf. Voorbereiding en expeditie. Verkenningen. Mijnbouwkundige opsporingen. Rentabiliteitsberekening.
52
Exploratie.
53
Exploitatie.
54
Ontginning; fabricage.
55
Smelterij; fabriek.
56
Laboratorium; research.
57
Resultaten. Verkoop. Begrotingen.
58
Overeenkomsten met en leveranties aan derden.
59
Bedrijfsgevaren en -ongelukken, diefstallen. Luchtbescherming. Sabotage. Bedrijfsspionage.
6
Organisatie van de dienst
61
Hoofdadministratie.
62
Vertegenwoordiging.
65
Organisatie van nevenbedrijven.
67
Dienst- en inspectiereizen.
7
Personeel en arbeidsvoorwaarden
71
Formatie van personeel.
72
Indeling van personeel.
73
Arbeidsvoorwaarden. Wederzijdse rechten en verplichtingen.
74
Uitwisseling van personeel. Detachering.
75
Voorlichting aan personeel inzake levensomstandigheden op standplaats.
76
Vakopleiding.
8
Mijnwerkers. Fabrieksarbeiders.
81
Werving. Aanneming van arbeiders. Formatie.
82
Indeling.
83
Arbeidsvoorwaarden.
84
Uitwisseling van arbeiders.
85
Arbeidssterkte. Mijnwerkerssterkte.
87
Mijnvergaderingen. Arbeidersvergaderingen.
89
Arbeidsmethoden.
9
Buitenwereld
91
De Staat, zijn inrichting, financieel beheer, bemoeiingen, zie ondernemer. Verhouding ten opzichte van andere staten. Internationale regelingen.
92
Cultuur. Industrie. Handel. Nijverheid.
93
Kunst. Wetenschap. Filantropie. Sociale en godsdienstige aangelegenheden.
95
Publicaties, abonnementen.
Schenking (van een niet overheidsarchief)
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Voorwoord
Het inhoudelijk rijke en goed gestructureerde archief van de Billiton Maatschappij vormt een belangrijke bron voor de ondernemingsgeschiedenis van Nederland in Nederlands-Indië/Indonesië en indirect voor de geschiedenis van Indonesië. Het bestand is door de onderneming in 1987 aan het Algemeen Rijksarchief geschonken en bevat van het concernarchief in principe alle bestanddelen die betrekking hebben op de activiteiten in Nederlands-Indië/Indonesië.
Het archief is in de loop van 1988 en 1989 beschreven. In 1989 is met de maatschappij overeengekomen dat de archiefbescheiden met betrekking tot de overige activiteiten van het concern in de toekomst eveneens zullen worden overgedragen. De inventaris van het overgedragen archief heft daarom als ondertitel meegekregen Band I: Nederlands-Indische / Indonesische activiteiten. Het nog over te dragen gedeelte zal te zijner tijd in Band II: overige activiteiten worden beschreven.
De uitgave van de inventaris in deze vorm is mogelijk geworden door medewerking van Billiton International Metals BV. Met name gaat onze dank uit naar de bedrijfsarchivaris H. Hoogenkamp en zijn opvolger J. Prins (vanaf 1988). Met de heer Hoogenkamp is de overdracht op uiterst plezierige wijze geregeld. De heer Prins heeft met veel enthousiasme de mogelijkheden gecreëerd om de uitgave in deze vorm technisch mogelijk te maken.
M.W.M.M. Gruythuysen / R. Kramer
's-Gravenhage, november 1989
Bewerking
Het overgedragen archief bestond uit een grote serie genummerde dossiers, alsmede een aantal niet gecodeerde series correspondentie uit de periode vòòr de invoering van de decimale code.
Zoals hierboven is beschreven vormt het codearchief op zich een selectie van het concernarchief. Hierin is door de maatschappij in het verleden geschoond, terwijl bij overdracht een aantal dossiers zijn achtergelaten die niet voor blijvende bewaring in aanmerking kwamen. Op dossierniveau was het daarom niet noodzakelijk tot selectie over te gaan. Selectie binnen de dossiers is om reden van efficiency achterwege gelaten.
De bewerking van het archief bestond uit twee hoofdactiviteiten: het beschrijven van de afzonderlijke dossiers en andere series bescheiden, en het uitwerken van een indelingsschema. Het bleek niet raadzaam de oorspronkelijke indeling in negen hoofdgroepen te handhaven omdat deze onvoldoende consequent uitgewerkt en toegepast is. Er is een nieuw indelingsschema ontwikkeld waarbij uiteindelijk gekozen is voor een hoofdindeling naar maatschappij. Deze hoofdindeling bevat uitdrukkelijk niet de beschrijvingen van afzonderlijke maatschappij-archieven maar moet uitsluitend als een onderwerpsindeling worden opgevat.
De hoofdindeling is verder uitgesplitst in de rubrieken: bedrijfsvorm, vermogen en bedrijfsmiddelen, financiële administratie en bedrijfsvoering. Dit levert een eenvoudig en inzichtelijk schema op (zie bijlage II). Omdat uit dit schema de concernstructuur niet valt af te leiden is in overzicht II de volledige concernopbouw weergegeven, en zijn in overzicht III per maatschappij alle relevante gegevens opgenomen.
De stukken afkomstig van J.F. Loudon zijn geplaatst in een aparte rubriek op hetzelfde niveau als de maatschappijen.
In principe is het archief met de nieuwe indeling en de beschrijvingen volledig toegankelijk. Daarnaast is de mogelijkheid gehandhaafd via de oorspronkelijke decimale code het archief te raadplegen. In de dossiers staan de codes nog vermeld, terwijl in voorkomende gevallen verwezen wordt naar andere dossiers. Om deze verwijzingen bruikbaar te houden is achterin de inventaris een concordantie opgenomen, waarin vanuit de oude code wordt verwezen naar de nieuwe inventarisnummers. In inventarisnummer 56 bevindt zich bovendien een volledig codeoverzicht van het archief. Voor de wijze waarop het archief geraadpleegd kan worden, verwijzen wij overigens naar het hoofdstuk Aanwijzingen voor het archiefonderzoek.
Na herverpakking bedraagt de omvang van het archief 38,5 m'.
Gebruik van de inventaris
De toegang is opgebouwd uit vier onderdelen:
  1. Toelichting
  2. Overzichten
  3. Inventaris
  4. Bijlagen
De toelichting bevat enige hoofdstukken die onafhankelijk van elkaar kunnen worden geraadpleegd, met betrekking tot:
  • het archiefonderzoek en het aanvragen van stukken
  • de organisatie en geschiedenis van de maatschappij
  • structuur en bewerking van het archief
  • relevante primaire bronnen en literatuur
Een uitputtende historische beschrijving van het concern zal men niet aantreffen, er is alleen aandacht besteed aan de activiteiten in Nederlands-Indië en Indonesië. Het accent ligt daarbij op de ontwikkeling van het concern met betrekking tot organisatie en activiteiten.
De overzichten vormen een ondersteuning van de toelichting. Een aantal gegevens over maatschappij en archief is hier gestructureerd, deels grafisch, gepresenteerd.
De inventaris bevat de archiefbeschrijvingen geordend naar de door ons ontworpen indeling.
Indelingscode toegepast in deze inventaris
01.
BILLITON MAATSCHAPPIJ
02.
STANNUM
03.
GEMEENSCHAPPELIJKE MIJNBOUWMAATSCHAPPIJ BILLITON
04.
BAUXIET Syndicaat
05.
NITEM
06.
NITS
07.
MERCUUR
08.
NTM
09.
NIBEM
10.
STM
11.
ZUID-BANTAM
12.
SITEM
13.
NNG
14.
CELEBES
15.
NIAI
16.
NIAVI
17.
MEWA
18.
BTW
19.
OVERIGE MAATSCHAPPIJEN
20.
LOUDON
1
Niet naar onderwerp ingedeelde stukken
2
Naar onderwerp ingedeelde stukken
21
Bedrijfsvorm
211
Oprichting en opheffing
212
Bestuur en interne organisatie
213
Jubilea en geschiedschrijving
22
Vermogen en bedrijfsmiddelen
23
Financiële administratie
24
Bedrijfsvoering
241
Bedrijfsvoering in Nederland
242
Bedrijfsvoering in Nederlands-Indië
2421
Algemeen
2422
Financiële en personele aangelegenheden
2423
Vooronderzoek, exploratie en exploitatie
243
Oprichting van, deelneming in en/of beheer over andere ondernemingen
244
Samenwerking met derden
3
Foto- en kaartmateriaal
Ordening van het archief
Aanwijzingen voor het archiefonderzoek
Voor het raadplegen van het archief wijzen wij op de volgende punten:
Het archief is oorspronkelijk geordend op de decimale code die door de Billiton Maatschappij is ontworpen. Deze code is nog bruikbaar als toegang met behulp van de codelijst die is opgenomen in inventarisnummer 56. In bijlage III is een concordantie opgenomen waarin verwezen wordt vanuit de codenummers naar de huidige inventarisnummers. Daarbij dient men er rekening mee te houden dat alleen die codenummers zijn opgenomen waarvan zich stukken in het archief bevinden.
Elke hoofdrubriek bevat in principe alle stukken betreffende een bepaalde maatschappij. De hiërarchische structuur van het concern is in de indeling buiten beschouwing gelaten. Zie hiervoor de overzichten II en III.
Wanneer de specificatie van een verzamelbeschrijving over meer dan één pagina loopt, is bovenaan elke vervolgpagina de verzamelbeschrijving opnieuw, maar dan cursief, afgedrukt.
Stukken betreffende de bedrijfsvoering van de Billiton Maatschappij lopen in principe niet verder dan 1924. Vanaf dat jaar is de maatschappij uitsluitend holding company, en dient men de betreffende rubriek onder de verschillende dochtermaatschappijen te raadplegen.
De boekhouding is volgens het systeem van dubbel boekhouden bijgehouden. De "leesbaarheid" van de grootboeken na 1950 is door het ontbreken van boekhoudkundige rubriekencodes beperkt.
De meeste chronologisch geordende series correspondentie en periodieke verslagen bevatten geen index op onderwerp.
In het hoofdstuk Primaire bronnen en literatuur zijn alleen archieven vermeld die bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief berusten en die relevant kunnen zijn bij het onderzoek in dit archief.
Bij het onderzoek verdient het aanbeveling eerst de jaarverslagen te raadplegen alvorens men dossiers opvraagt.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Billiton Maatschappij, nummer toegang 2.20.51, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Billiton, 2.20.51, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar
Onder de archivalia bevinden zich kaarten, grafieken, organogrammen en foto's.
Verwante archieven
Primaire bronnen te raadplegen bij het Nationaal Archief:
2.06.039.08 - Plaatsingslijst van archieven overgedragen door het Ministerie van Economische Zaken / The International Tin Study Group, 1947-1957
2.10.01; 2.10.02; 2.10.03 - Archieven van het ministerie van Koloniën e.o. 1814 - 1963. De archieven zijn gedeeltelijk slechts via eigentijdse toegangen toegankelijk.
2.20.01 - Nederlandse Handelmaatschappij (NHM), (1784) 1824-1964 (1994)
2.20.21 - Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM): Classificatie
2.20.35 - Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM); Koninklijke Java-China Paketvaart Lijnen (KJCPL): Plaatsingslijst volgens Classificatie, 1892-1972 (1973)
2.21.076 - Inventaris van het archief van ir. A. Groothoff (1883-1971) over de jaren 1895-1969, 's-Gravenhage 1979.
2.21.183.50 - Plaatsingslijst van het archief van J. Loudon (1824 - 1901), 's-Gravenhage, z.j.

Bijlagen

Archiefbestanddelen