Terug naar zoekresultaten

2.21.205.80 Inventaris van het archief van jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude [levensjaren 1881-1952], 1940-1945

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.205.80
Inventaris van het archief van jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude [levensjaren 1881-1952], 1940-1945

Auteur

A. Oppelaar

Versie

10-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2001 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 144 Jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude
Lidth de Jeude, O.A.A. van

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1940-1945

Archiefbloknummer

C27022

Omvang

; 11 inventarisnummer(s) 0,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Lidth de Jeude, O.C.A. van
, (1881-1952)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude (1881-1952) was voor de oorlog werkzaam bij Rijkswaterstaat en als technisch directeur van een baggermaatschappij. Hij werkte aan diverse projecten in China en Nederlands-Indië. Van Lidth gold als goed waterbouwkundige en een competent bestuurder. Hij kreeg nevenfuncties als lid van de raad van beheer van de Billiton Maatschappij, voorzitter van het Koloniaal Instituut en het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Vanaf 1923 was hij politiek actief in de Liberale Staatspartij. Van 1935 tot 1937 was hij minister van Waterstaat. In mei 1940 was hij voor werkzaamheden in Nederlands-Indië. Hij vertrok naar Londen waar hij 26 mei arriveerde. Aanvankelijk was hij werkzaam als Regeringscommissaris voor Vluchtelingen en voorzitter van het Londens Comité van het Nederlandsche Roode Kruis. Van 15 september 1942 tot 23 februari 1945 was hij minister van Oorlog.
Het archief bevat het Londens dagboek van Van Lidth de Jeude van januari 1940 tot en met mei 1945. Het dagboek geeft een goed beeld van de werkzaamheden van de Nederlandse regering in ballingschap en de onderlinge verhoudingen in de kleine Nederlandse kolonie in Londen.
De dagboeken zijn uitgegeven: A.E. Kersten (red.), De Londense dagboeken van jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude (Den Haag, 2001), 2 delen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Van Lidth de Jeude doorliep de Rijkshogereburgerschool te Tiel en van 1898 tot 1903 de Polytechnische school te Delft, waar hij van 1901 tot 1903 lid was van de Phoenixcommissie. Als jong civiel ingenieur werd hij in november 1903 als adjunct-ingenieur van de Rijkswaterstaat toegevoegd aan de inspecteur-generaal der 2e inspectie. In de jaren 1904-1909 was hij geplaatst bij de werken der Maasmondverbetering in het bijzonder aan het kanaal van 's-Hertogenbosch naar Drongelen, sedert september 1906 als ingenieur 2e klasse. In augustus 1909 kreeg hij verlof tot het maken van een studie van de haven van Curaçao, waarvan hij de resultaten in 1910 en 1911 publiceerde. Na zijn terugkeer werd hij als arrondissementsingenieur van het Pannerdens kanaal, Nederrijn en Lek te Utrecht geplaatst, maar in september 1913 (kort voor zijn benoeming oktober d.a.v. tot ingenieur 1e klasse) kreeg hij wederom verlof tot het bestuderen van de haven van Tsjifoe in China. Een van de grondslagen van zijn ontwerpen was de constructie van de golfbreker in een zg. sloping bond, waardoor kleine nazakkingen gemakkelijk konden worden opgevangen, terwijl het stellen van de blokken in het algemeen snel kan geschieden (zie: De Ingenieur, 1952). Een rapport volgde in 1914, maar hij bleef er tot 1918. Ook later kwam hij nog herhaalde malen in China, waardoor hij een levendige belangstelling voor Oostaziatische kunst kreeg. Van de in 1923 opgerichte Nederlandsch-Chineesche Vereeniging werd hij voorzitter. De werkzaamheden te Tsjifoe waren uitgevoerd door de in 1912 uit een fusie van drie baggerfirma's ontstane Nederlandse Mij. voor Havenwerken, waarbij hij in 1919 in dienst trad als technisch directeur. Hij werkte als zodanig twee jaar in Ned.-Indië, daarna op het hoofdkantoor te Amsterdam. Vele ontwerpen en variant-ontwerpen van havens of onderdelen als kademuren, pieren etc. werden onder zijn leiding gemaakt en uitgevoerd door dit bedrijf, één der oudste zg. civil engineeringcontractors. In 1929 verwierf hij te zamen met ir. W.C. Köhler, stadsingenieur van Amsterdam, een tweede prijs bij de beantwoording van een door het bestuur van Barcelona uitgeschreven prijsvraag over de haven aldaar.
Te Baarn, waar hij zich had gevestigd, zat hij van 1923 tot 1935 voor de Liberale Staatspartij "De Vrijheidsbond" in de gemeenteraad. In 1931 werd hij tevens lid van de Provinciale Staten van Utrecht. Na het overlijden van ir. J.A. Kalff werd hij 4 maal 1935 benoemd tot minister van Waterstaat in het tweede en later in het derde ministerie-Colijn, dat 25 mei 1937 zijn portefeuille ter beschikking stelde. Vervolgens nam hij zitting in de Tweede Kamer, werd gedelegeerd commissaris van Havenwerken (oktober 1937), ondervoorzitter van "De Vrijheidsbond" (21 januari 1938), voorzitter van de Raad van het Openbaar Lichaam de Wieringermeer, ondervoorzitter Zuiderzeeraad en commissaris van enige banken en stoomvaartmaatschappijen. Na nog even (25 juli - 10 augustus 1939) van het vijfde ministerie-Colijn deel te hebben uitgemaakt, vertrok hij in februari 1940 als voorzitter van het Koloniaal Instituut, lid van de Raad van Beheer der Billitonmij. en als voorzitter van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs naar Indië, maar door de oorlog verrast, vloog hij terug naar Londen, waar hij daags na aankomst (26 mei 1940) werd benoemd tot regeringscommissaris voor vluchtelingen en voorzitter van het Londens comité van het Nederlandse Rode Kruis. Onder Gerbrandy was hij van 15 september 1942 tot 23 februari 1945 minister van Oorlog.
Na zijn terugkeer werd hij 26 mei 1946 lid van de Provinciale en 3 juli d.a.v. buitengewoon lid van Gedeputeerde Staten. Het door hem geambieerde lidmaatschap van de Raad van State kon blijkbaar voor hem als liberaal onder de toenmalige politieke situatie niet verwezenlijkt worden, hoewel hij alle vereiste kwaliteiten bezat. Als voorzitter van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs leidde hij in 1951 het petroleumcongres. Inmiddels was hij op 2 augustus 1950 voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Billitonmij. geworden.
Van Lidth de Jeude, enige zoon met twee oudere en vier jongere zusters, was betrekkelijk eenvoudig opgevoed in een milieu van provinciale notabelen, waarin de mannen, al naar hun capaciteiten, land en vorst als ambtenaar of officier behoorden te dienen. De studie te Delft verwekte dan ook onrust, pas weggenomen door zijn aanstelling als ingenieur bij de Rijkswaterstaat.
Zelf meer werklustig dan eerzuchtig, zou hij directeur van Gemeentewerken te Breda zijn geworden, als zijn vrouw, die meer mogelijkheden zag, hem niet had tegengehouden tot het aanbod van Havenwerken kwam. Begiftigd met een enorme werkkracht en helder inzicht, wist hij de door hem geleide instanties tot grote produktie te brengen, ook na zijn vertrek met achterlating van laden vol plannen. Juist na de crisisjaren minister geworden, kreeg hij de kans wegennet en bruggenbouw te organiseren; als minister van Oorlog verkreeg hij de instemming van de zeer kritische enquêtecommissie Donker. In zijn hart was hij echter de eenvoudige en gemoedelijke, maar ook vaak eigenwijze en lastige Geldersman gebleven, die met koningin Wilhelmina - die daar prijs op stelde - Betuws sprak en het liefst zou hij zijn laatste levensjaren op het familiebuiten 'De Groote Brug' aan de Linge hebben doorgebracht, zich wijdende aan de geschiedenis van zijn geslacht.
Bron: Biografisch Woordenboek van Nederland
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Inbewaringgeving van een particulier archief, niet in eigendom verkregen

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 144 Jhr. ir. O.C.A. van Lidth de Jeude, nummer toegang 2.21.205.80, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Lidth de Jeude, O.A.A. van, 2.21.205.80, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar