Terug naar zoekresultaten

1.10.78 Inventaris van het archief van S. Sweers [levensjaren 1611-1674]; J. van Vliet [levensjaren ca. 1602-1663]; J. Specx en F. Mannis, 1602-1674

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.78
Inventaris van het archief van S. Sweers [levensjaren 1611-1674]; J. van Vliet [levensjaren ca. 1602-1663]; J. Specx en F. Mannis, 1602-1674

Auteur

R. Bijlsma

Versie

08-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1928 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Sweers
Sweers

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1602-1674

Archiefbloknummer

1213

Omvang

; 9 inventarisnummer(s) 0,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Batavia, Assistent Batavia, Kassier Batavia, Opperkoopman Factorij in Japan, Opperhoofd Gouverneur-Generaal van Indië Malakka, Gouverneur Raad-extraordinaris van Indië Siam, Opperhoofd Siam, Waarnemend Opperhoofd Taiwan, Kassier Westindische Compagnie, Bewindhebber
Mannis, François
Specx, Jacques
Sweers, S.
Vliet, Jeremias van

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit archief is een verzameling banden met ingebonden stukken over de carrières van enkele familieleden in dienst van de VOC. Het betreft allereerst de schoonbroers Salomon Sweers (1611-1674) en Jeremias van Vliet (c. 1602-1663). De meeste stukken behandelen politieke en handelsaangelegenheden te Batavia en Siam en de betrekkingen met Japan, Suratte en Perzië. Tevens zijn er stukken over François Mannis en Jacques Specx. Een aantal stukken van de laatste hebben specifiek betrekking op de WIC vanwege diens functie als bewindhebber van deze compagnie.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Salomon Sweers.
Familie
Gegevens over het gezin, waartoe Salomon Sweers behoorde, zijn opgeteekend en bijeengebracht door zijn jongeren broeder, den bekenden vice-admiraal Isaäc Sweers. Diens collectie, voorzover op het zeewezen betrekking hebbend, is in 1892 aan het Rijksarchief te 's-Gravenhage geschonken; de papieren, de familiegebeurtenissen betreffend, zijn aan het gemeentearchief van Amsterdam gekomen. In de verzameling te 's-Gravenhage bevindt zich evenwel een register, waarin geslachtkundige aanteekeningen zijn opgenomen; dit register is eene notitie, waarin journaalsgewijze staat opgeteekend hetgeen met Isaäc Sweers is voorgevallen. ( Verzameling Isaäc Sweers no. 3; copie daarvan onder no. 2 ) Met gebruikmaking der gegevens van Isaäc Sweers is de genealogie van het geslacht Sweers in: Elias, Vroedschap van Amsterdam, gepubliceerd.
Salomon Sweers werd 15 juni 1611 te Nijmegen geboren als zoon van Aernt Sweers en Alida van Bronckhorst. Nadat de vader door de provincie Gelderland voor het tijdvak 1627 - 1634 gecommitteerd was tot bewindhebber der O.-I. Compagnie ter Kamer Amsterdam, verhuisde de familie naar deze stad. Het gezin van Aernt Sweers, telde toen acht kinderen, in volgorde van leeftijd geheeten: Judith, Jan, Salomon, Jacob, Abraham, Catharina, Isaäc en Benjamin.
Carrière
Ongeveer 1629 is Salomon Sweers te Amsterdam als Klerk op het comptoir der O.-I. Compagnie in dienst getreden . Zulks blijkt uit eene resolutie van bewindhebberen der Kamer Amsterdam van 23 december 1630, welke vermeldt, dat Sweers destijds als zoodanig twee jaren dienst had gedaan. Op het comptoir bleef Salomon werkzaam, totdat hij in december 1632 naar Oost-Indië vertrok. Hij maakte de reis in de kwaliteit van secretaris van de vloot, welke onder commando stond van Anthonio van Diemen. ( Rekwest van Salomon Sweers aan de Grafelijkheids-Rekenkamer van Holand, september 1638 ) Deze, door Bewindhebberen herbenoemd tot Directeur-generaal, bevond zich op het schip "Amsterdam" (ook Nieuw-Amsterdam genoemd). In hun brief van october 1632 schreven Heeren Zeventien aan Gouverneur-generaal van raden van Indië, dat Salomon ging onder het oog van Van Diemen, om verder in Indië geëmployeerd te worden; Heeren Zeventien twijfelden niet, of de Compagnie zou in Indië van hem goede diensten trekken.In juli 1633 arriveerde het schip "Amsterdam" voor Batavia. ( Van Rhede van der Kloot, De Gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië , pg 46, vermeldt foutief , dat Van Diemen reeds in april 1632 het vaderland verliet en in september 1632 te Batavia terugkeerde. ) Van zijn dienst in Oost-Indië geeft Sweers zelf een kort overzicht in een rekwest van september 1638, door hem gericht aan de Grafelijkheids-Rekenkamer van Holland. ( Archief Rekenkamer ) Daarin staat vermeld, dat hij, als secretaris op de vloot onder Van Diemen uitgekomen, de Compagnie gediend heeft in de kwartieren van Guzeratte en Perzië, Japan en de kust van China, Amboina, en Banda, benevens op Java.
Waarschijnlijk zal Sweers naar Guzeratte zijn gegaan met de vloot, die onder commando van commissaris Philip Lucasz. in augustus 1633 naar Guzeratte-Perzië uitzeilde. Sweers' mededeling over zijn dienst aldaar wordt toegelicht door een document, dat zich bevindt bij de Sweers-papieren in de collectie C. S. Het is eene verklaring, afgegeven door Johan van Twist, gewezen opperhoofd over de comptoiren Amadabath, Cambaya, Brodera en Brotchia in het Rijk van Guzeratte; Van Twist verklaart daarin, dat Salomon Sweers, onderkoopman, gedurende achttien maanden als kassier op het comptoir Amadabath zich eerlijk en getrouw in Compagnie's dienst heeft gedragen.
De verklaring is geteekend te Batavia 1 augustus 1636, en Sweers zal zich dus op dit tijdstip op Java hebben bevonden. Ten aanzien van hetgeen hij voorts mededeelt over zijne werkzaamheid op Amboina en Banda vinden wij eene bevestiging in de bescheiden aangaande den scheepstocht, einde december 1636 naar de Ambonsche kwartieren ondernomen onder bevel van Gouverneur-generaal Van Diemen. Op de vloot blijkt zich ook de onderkoopman Salomon Sweers te hebben bevonden. In het Compagnies-archief is bewaard gebleven een copieboek van brieven, orders en commissiën, van Gouverneur-generaal en Raden op deze tocht uitgegaan: in Van Diemen's brief naar Batavia van 15 april 1637 wordt melding gemaakt van Sweers. De Ambonsche armada was midden juli 1637 voor Batavia teruggekeerd.
Op 16 augustus 1637 huwde Salomon Sweers aldaar met Catharina Jansdr. (geboortig van Hoorn), weduwe van Dirck Jemming, secretaris van den Raad van Justitie. Met de retourvloot, die einde van dat jaar onder commando van Artus Gijsels, Raad van Indië, vertrok, keerden Sweers en zijn vrouw naar patria terug; zij waren aan boord van de "Hollandia". ( Seinbrief voor de retourvloot 15 december 1637, in de collectie C. S. ) In mei 1638 kwam dit schip voor Texel aan.
Tijdens zijn verblijf in Indië waren Sweers' ouders te Nijmegen, waarheen zij metterwoon waren teruggekeerd, in 1635 komen te overlijden.
Spoedig na zijne aankomst, solliciteerde Sweers bij de Grafelijkheids-Rekenkamer van Holland naar het ambt van schout van Texel, baljuw van Eierland; hij kreeg de betrekking, waartoe hem 9 october 1638 commissie werd gegeven.
Terug naar de Oost
Na verloop van twee jaren besloot Sweers opnieuw naar Oost-Indië te gaan. Door de Heeren Zeventien, in september 1640 vergaderd, werd Salomon Sweers in dienst genomen, om vergezeld van zijn huisvrouw, in de kwaliteit van extra-ordinair Raad van Indië in het aanstaande voorjaar te vertrekken.
April 1641 zeilde Sweers van Texel uit op "De Vogel Struys", die tegelijk vertrok met het schip "Wesel", waarop zich de tot de extra-ordinaris Raad van Indië benoemde Cornelis Witsen bevond. Beurtelings zou elk der Raden voor een maand de commando-vlag voeren. ( Brief van Sweers aan Gouverneur-generaal Van Diemen, 30 september 1641 in collectie C. S. ) Over Sweers' reis tot Kaap de Goede Hoop is een relaas te vinden in brieven, augustus 1641 in Tafelbaai geschreven, waarvan afschriften zijn bewaard in het archief der O.-I. Compagnie. Een deze brieven is gericht aan zijn broeder Jacob, die als opperkoopman aan boord was van het schip "Wesel". Uit dezen brief vernemen wij, dat zich bij Salomon Sweers, behalve zijne vrouw, ook bevonden zijne jongste zuster en broeder, Catharina en Benjamin ( Van de acht kinderen uit het gezin van Aernt Sweers, was destijds geen meer in Nederland. De dochter Judith en de oudste zoon Jan, boekhouder op het comptoir der O.-I. Compagnie ter kamer Amsterdam, waren gestorven. Abraham was in dienst der W.I. Compagnie naar Brazilië gegaan; als ***** van een compagnie soldaten den tocht tot verovering van San Paulo de Loanda in Angola medemakend, werd hij augustus 1641 aan scheepsboord vermoord. In dienst der W.I. Compagnie had zich ook Isäac naar Brazilië begeven; aldaar werd hij in februari 1641 tot eersten klerk ter secretarie van den Politieken Raad aangesteld )
Salomon Sweers, extra-ordinaris Raad van Indië, kwam begin November 1641 te Batavia aan. Van 15 November af nam Sweers deel aan de vergaderingen van den raad van Indië. Krachtens resolutie van dit college van 20 December 1641 kreeg hij zitting in den Raad van Justitie als vice-president. De Raad van Indië bestond destijds, nadat François Caron als commandeur der retourvloot was vertrokken, uit den Gouverneur-generaal Van Diemen, den Directeur-generaal Cornelis van der Lijn, den raadspensionaris mr. Joan Maetsuyker en den extra-ordinaris Raad Justus Schouten, waarbij toen nog kwamen: Salomon Sweers en Cornelis Witsen.
In zijne vergadering van 1 februari 1642 werd door den Raad eene regeling voor de verdeeling van sommige werkzaamheden getroffen. Gouverneur-generaal Van Diemen had reeds in de raadszitting van 23 october 1641 deze aangelegenheid ingeleid; hij had toen voorgedragen, dat door het toenemen van den Staat der Compagnie in Indië de besoignes meer en meer verzwaarden, zoodat het opstellen der vereischte schrifturen naar de diverse kwartieren (werkzaamheid tot nu toe voornamelijk door den Gouverneur-generaal alleen gedaan) door één persoon bezwaarlijk zou kunnen worden bijgehouden. Van Diemen gaf derhalve in overweging, of het voor de Compagnie tot verlichting van zijne persoon en tot "aankweeking" van de andere leden niet dienstig zoude wezen het generale werk over de raadspersonen eenigzins te verdeelen. De op de 1 februari 1642 getroffen regeling hield in, dat het opstellen van het generaal dagregister van het gepasseerde in Indië, tot nog toe door raadpensionaris Maetsuyker gehouden, onder de Raden verdeeld zoude worden, zoodat dit zoude bestaan uit vijf deelen, elk verschillende kwartieren van Indië betreffend; tevens zou dan het concipiëeren der antwoorden op de brieven, uit de kwartieren ontvangen, door de Raadsleden moeten geschieden. Salomon Sweers kreeg voor zijn deel de behandeling der papieren van Guzeratte, Hindustan, Perzië en Mocha. De bescheiden afkomstig van Sweers, aanwezig in de collectie C. S., wijzen uit, dat hij de eerste maal niet alleen het relaas van deze kwartieren, maar ook dat betreffende Choromandel, Bengalen en Pegu (toegewezen aan den secretaris van den Raad Pieter Mestdagh) bewerkte, waarbij het volgend jaar nog kwam het verslag over Ceylon en de Kust van Indië.
Nauwelijks had Sweers een kwart jaar in den Raad van Indië zitting gehad of hij werd in de waarneming van zijn ambt geschorst. Er was ontdekt, dat hij voor eigen rekening een partij barnsteen (hem, zijn broeders en Jacob en Benjamin en zijne zuster Catharina gemeenschappelijk toekomend) benevens eenige andere koopmanschappen aan een Chinees had verkocht - een particulier handeldrijven, dat den Compagnies-dienaren bij den Generale Articul-brief streng verboden was. In hun zitting van 22 februari 1642 besloten Gouverneur-generaal en Raden tegen niet der vergadering aanwezigen Sweers proces aanhangig te maken bij den Raad van Justitie en hem zoolang den toegang tot den Raad van Indië en dien van Justitie te ontzeggen. Sweers wendde zich daarop tot de Raden van Indië ieder afzonderlijk, opdat de zaak geen voortgang zoude hebben, maar dit mocht niet baten, zoodat Gouverneur-generaal en Raden op 10 maart bij het genomen besluit volhardden. Door den Raad van Justitie werd Sweers bij uitspraak van 5 april 1642 van zijn ambt gesuspendeerd tot discretie van den Gouverneur-generaal. Deze won de adviezen der Raden van Indië in en het resultaat was, dat Sweers op 7 juni 1642 door Van Diemen provisioneel in in zijn vorige kwaliteit hersteld, mits Bewindhebberen in Nederland zulks goedkeurden.
Sweers was gehuisvest in het kasteel te Batavia. Te zijnen huize overleed in april 1642 de jongste broeder Benjamin, assistent op de secretarie van den Gouverneur-generaal. Broeder Jacob huwde in mei 1642 te Batavia met Maria Aux Brebis (geboortig van Hamburg), weduwe van den kapitein-majoor in dienst der O.-I. Compagnie Adriaaen Anthonisz., eerder weduwe van den opperkoopman der O.-I. Compagnie Adriaen Daniël de Bucqoy. Catharina Sweers werd juli 1642 de vrouw van jeremias van Vliet, laatstelijk als commissaris naar Siam gedien hebbend.
Sweers' ambtelijk werkzaamheid te Batavia in de volgende jaren vinden wij toegelicht door enkele resolutiën van Gouverneur-generaal en Raden. Het commissariaat van de monstering der van Batavia vertrekkende schepen en jachten benevens het opzicht over de generale equipage werd hem 2 augustus 1642 opgedragen. Bij resolutie van 1 october 1642 kreeg hij aanstelling tot visitateur-generaal der negotieboeken in Indië. Op 5 januari 1643 wees de Raad van Indië hem aan als president van het College van Weesmeesteren.
De resolutie, door den Raad van Indië in de zaak Sweers genomen, zond Van Diemen aan Bewindhebberen bij brief van januari 1643. Heeren Zeventien beantwoordden dit schrijven in augustus; zij deelden daarin mede, dat - hoewel de zij de zaak van groot gevolg oordeelden - zij goedvonden het te laten bij het in den Raad van Indië gevallen besluit, met dien verstande evenwel, dat men Sweers voortaan gebruiken zou, waar hij het beste dienst zou kunnen doen, zonder hem verder in de Raad van Indië te admitteeren, hetgeen naar de mening van de Heeren Zeventien al te aanstootelijk zoude wezen. In april 1644 kwam de missive van Bewindhebberen te Batavia aan. Ondanks hun verbod bleef Sweers zitting houden in den Raad van Indië. Spoedig daarna, op 13 mei 1644, kreeg hij van dit college eene benoeming tot opperregent van Compagnie's ziekenhuis en bij resolutie van 17 juni 1644 werd hem opgelegd de uitbetaling der maandgelden benevens het toezicht op de beoken van het soldijcomptoir.
Voor den Gouverneur-generaal Van Diemen heeft Sweers groote achting gekoesterd en blijkbaar bleef de landvoogd ook hem genegen. Geheel anders was de verhouding van Sweers tot den Directeur-generaal Cornelis van der Lijn, oudsten Raad van Indië. Op een maaltijd ten huize van Sweers in januari 1645 kwam het tusschen deze beiden tot een hevige twist, waarbij Van der Lijn tegenover Sweers' vrouw van den rottang gebruik maakte en Sweers den Directeur-generaal beleedigende woorden toevoegde. De Raad van Indië hield zich met het geval in zijne zitting van 22 februari bezig. Gouverneur-generaal Van Diemen kwam in april 1645 te overlijden. Het oppergezag kwam aan Van der Lijn, onder den titel van "President in Rade van Indië". In het sterk geslonken college der Hooge Regeering, waarin Maetsuycker als eenige ordinaris Raad zitting had, zouden voortaan de extra-ordinaris Raden Sweers en Simon van Alphen mede in alle zaken concludeerende stem hebben.
Een tweede inbreuk van Sweers op zijn compagnie's verbod van particulieren handel door de ambtenaren zou zijn ontslag uit den dienst der Compagnie ten gevolge hebben. Over de toedracht heeft P. A. Leupe reeds een en ander medegedeeld in een opstel Salomon Sweers, Raad van Indië 1644 (Bijdragen voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, Reeks 3, Deel 8) , waartoe van de stukken in de collectie C. S. gebruik is gemaakt. Uit eenige door de kamer Amsterdam onderschepte brieven werden Heeren Zeventien in september 1644 geïnformeerd, dat Sweers zich wederom aan particulieren handel en correspondentie had schuldig gemaakt. In aanmerking nemend het exorbinant toenemen van den vrijen handel door de ministers der Compagnie en de voorgaande ongeoorloofde handeling van Sweers (die een zoodanige honorable charge als Raad-extra-ordinaris van Indië had) besloten Heeren Zeventien, dat Sweers buiten dienst en gage van de Compagnie zou gehouden worden. Nadat de Raad van Indië in juli 1645 van dit besluit kennis had gekregen, nam Sweers aan de zittingen der Hooge Regeering niet meer deel. Bij Raadsresolutie van 29 juli 1645 werd hij verder ontlast van het uitbetalen der maandgelden en het opzicht op het soldijcomptoir; tot zijn vertrek zou hij nog in functie blijven als president van Weesmeesteren en opperregent van het ziekenhuis.
De resolutiën van den Raad van Indië van 16 en 25 November 1645 maken nog melding van heftig optreden van Sweers; hij had den extra-ordinaris Raad Van Alphen beschuldigd van particuliere negotie, maar verklaarde later, dat zijne bewering in dronkenschap gedaan was.
Tot de administratie zijner goederen in Indië wees Sweers aan: Frederick Coyett, opperkoopman, en Hendrick van Seelst, kassier van het kasteel te Batavia.
Laatste jaren
Met de retourvloot, die einde december naar patria vertrok, verlieten Sweers en zijne vrouw op het schip "Vrede" Batavia; einde juni 1646 kwamen zij in Nederland aan.
​Aanstonds wendde Sweers zich tot Heeren Zeventien in eene remonstrantie, die bewaard is onder zijne papieren en naar dit document gepubliceerd door Leupe in Bijdragen voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, Reeks 3, Deel 8.
Sweers, die zich als koopman te Amsterdam vestigde, zou in zijn verdere leven een tegenstander der V. O. I. Compagnie blijven. Hierop wijzen enkele bescheiden onder zijne papieren, waaruit blijkt dat hij zich geïnteresseerd heeft voor de buitenlandsche pogingen tot oprichting van Indische handelscompagnieën. Hetgeen in zijne papieren voorkomt over de verstandhouding tot François Caron, heeft Leupe reeds medegedeeld in het bovenaangehaald opstel.
Salomon Sweers overleed te Amsterdam 2 maart 1674
Jeremias van Vliet.
Familie
Over zijn afkomst en diensttijd bij de Oostindische Compagnie tot 1639 heeft Van Vliet zelf mededeelingen verstrekt in een schrijven gericht aan de Weeskamer zijner geboortestad Schiedam, dat onder zijn papieren bewaard is gebleven. ( Brief, geschreven in Siam 6 october 1639, in collectie C.S., inv. nº. 3, fol. 271. ) Van Vliets geboortejaar is waarschijnlijk1602, daar hij in 1642 als 40 jarige vermeld wordt. ( Door Salomon Sweers in diens brief in collectie C.S., Inv. nº. 2, fol. 30. ) Zijne ouders waren Eeuwout Huybrechtsz. van Vliet en Maritge Cornelisd.
Van de vijf zonen uit hun gezin zouden er drie naar Oost-Indië gaan: Eeuwout, Daniël en Jeremias. Nadat hij in burgelijken staat in zijn geboortestad Schiedam gewoond en den meesten tijds levens daar door gebracht had, besloot Jeremias, aangezien het geluk hem naar wensch niet wilde dienen" zijn fortuin in Indië te zoeken. Voor de kamer Rotterdam der O.-I. Compagnie vertrok hij in mei 1628 op "Het Wapen van Rotterdam" als assistent naar Batavia, waar hij februari 1629 aankwam.
Carrière
In dezen rang ging Jeremias van Vliet in juni 1629 naar Japan, toen daarheen commandeur Willem Jansz. werd gezonden tot wegneming van de voor de Compagnie's handel gerezen zwarigheden. In de komende moeilijke jaren bleef Van Vliet in Japan, totdat hij in Januari 1633 naar Batavia terugkeerde, waar hij de volgende maand arriveerde.
Op het comptoir te Firando was Van Vliet bevorderd tot onderkoopman op voorwaarde van approbatie door den Gouverneur-generaal. Na aankomst te Batavia werd zijne bevordering bevestigd door Gouverneur-generaal Brouwer onder driejarig verband van dienst.
In april 1633 vertrok Jeremias van Vliet naar Siam met het schip "Delft", waarop zich ook bevond het opperhoofd der Compagnie in Siam Joost Schouten. ( Instructie van 9 april 1633 in Batavia's uitgaand briefboek. ) Deze reisde in de volgende jaren telkens naar Batavia heen en weder en liet zich dan het beheer in Siam over aan Van Vliet als waarnemend opperhoofd. Onder diens bestuur had in december 1636 de gevangenneming van enkele van Compagnie's bedienden door de Siammers plaats; Van Vliet rapporteerde daarover uitvoerig aan de Hooge Regeering. ( Dit rapport is gepubliceerd in eene te Amstredam in 1647 verschenen uitgave, vermeld bij: Tiele, ) Mémoire bibliographique sur les journaux (voyages) neerlandais, ( p. 262.-Zie verder den inhoud van Van Vliet's verslag in het gedrukte ) Daghregister van Batavia 1637, ( p. 137 vlg. ) Bij resolutie van 23 juli 1636 hadden Gouverneur-generaal en raden besloten Van Vliet in den rang van koopman tot opperhoofd van het comptoir Siam aan te stellen. Van Vliet meende aanspraak te mogen amken op eene bevordering tot den rang van opperkoopman en kreeg vergunning naar Batavia te komen om de Hooge Regeering rapport uit te brengen. ( Brief G.-G. en raden van Indië 25 augustus 1637. ) Midden Februari 1638 vertrok hij uit Judia en kwam begin April met de "Oostcapelle" voor Batavia. Daar trof hij, aangezien Gouverneur-generaal Van Diemen wederom naar de Ambonische kwartieren was vertrokken, den Directeur-generaal Philip Lucasz. als hoogsten gezaghebber aan. Voor dezen stelde Van Vliet beschrijvingen van Siam op, die vele jaren na Van Vliet's dood in druk is uitgegeven onder den titel: Beschrijving van het Koningrijk Siam mitsgaders het verhael van den oorsprong, onderscheid, politieke regeering, d'ecclesiatique en costuymelijke huyshoudingen van d'edelen en burgerlijke lieden, alsmede den loop der negotie en andere remarquable saeken des Koningrijks Siam. (Leiden 1692). ( Tiele, ) Mémoire bibliographique ( , p. 269. ) Van den Raad van Indië kreeg Jeremias van Vliet bij resolutie van 17 augustus 1638 zijne bevordering tot opperkoopman onder driejarig verband. Kort daarop vertrok hij als opperhoofd van het comptoir Siam naar zijne oude standplaats.
Tijdens zijne nieuwe dienstperiode in Siam zou Van Vliet op zijn Beschrijving nog een tweetal schrifturen laten volgen.
Het eene bevat een kroniek der Siameesche Koningen en is onder zijne papieren in de collectie C. S. bewaard gebleven; de title er van luidt; Cort verhael van 't naturel, eynde der volbrachter tijt ende successie der Coningen van Siam, voor sooveel daer bij d'oude historien bekent zijn ; het was voor Gouverneur-generaal Van Diemen bestemd en gedagteekend 8 februari 1640
In hunne missive van 4 mei 1640 betuigden G.-G. en Raden aan Van Vliet hun dank; zij hadden het Tractaat van de successie der Siamsche Koningen en hun denkwaardig bedrijf, door Van Vliet beschreven en aan hen gedediceerd, aangenaam geaccepteerd; ïn toecomende sullen diergelijcke geschriften ons behaeglijck en U. E. loffelijck zijn".
Het daarbij aansluitend schriftuur is het Historiael Verhael enz., gedateerd 31 december 1640, hetwelk zich eveneens bij Van Vliet's papieren in de collectie C. S. bevindt. Van dit verhaal is eene Fransche vertaling (van de hand van Abraham de Wicquefort) in 1663 te Parijs verschenen ( Tiele, ) Mémoire Bibliographique ( p. 271 ) In mei 1641 kwam van Vliet wederom te Batavia om aan de Hooge Regeering rapport over Siam uit te brengen ( Resol. G.-G. en raden 13 mei 1641 ) In september 1641 keerde hiij terug in den rang van Commissaris; het was zijne laatste reis naar Siam, vanwaar hij mei 1642 op Batavia arriveerde. Op 31 juli 1642 huwde Jeremias van Vliet aldaar Catharina Sweers, zuster van den extra-ordinaris Raad van Indië Salomon Sweers. ( Volgens aantekeening van Isaäc Sweers (Verzameling Isaäc Sweers, Inv. nr. 3) ) In een brief aan familieleden, waarin Sweers dit huwelijk mededeelt, karakteriseert deze zijn schoonbroeder als een gauw geëxperimenteerd persoon, wiens vermogen op 30.000 gulden werd geschat. ( Brief in de collectie C.S., Inv. nr. 2, fol. 30. )
De Raad van Indië wees aanvankelijk van Vliet aan om als opperhoofd in Perzië opvolger van Wolbrandt Geleynsz. de Jongh te worden, doch wijsigde dit plan, toen door het ziek worden van Cornelis Witsen diens commissie naar Malakka moest vervallen. Bij resolutie van 6 september 1642 benoemden Gouverneur-generaal en Raden daarop Van Vliet om den Gouverneur van Malakka Joan van twist te vervangen.
Toen bij resolutie van 4 mei 1644 Gouverneur Van Vliet's diensttijd opnieuw onder driejarig verband verlengd werd, stelde de Raad van Indië als titel voor hem vast: Vice-Gouverneur en directeur van de stad Malacca en ressort van dien. Bij reslolutie van 3 april 1645 werd hem de rang toegestaan van extra-ordinaris Raad van Indië onder voorwaarde, dat hij zijn diensttijd van drie jaar in Malakka zoude doorbrengen.
Na bekomen vergunning van den Raad van Indië reisde Van Vliet nog hetzelfde jaar voor particuliere affaires naar Batavia, waar hij einde november aankwam. ( Zie res. G.-G. en Raden 4 december 1645. ) Hij werd daar in een proces gewikkeld tegen den opperkoopman Dirck Snouck, die als tweede persoon in Malakka gediend had; het voornaamste punt der kwestie raakte de Compagnie, namelijk dat in de Directie van Compagnie's zaak in Malakka zeer frauduleus zoude zijn gehandeld. ( Res. G.-G Raden 9 januari 1646, 4 mei 1646. ) Bij uitspraak van den Raad van Justitie van 18 Augustus 1646 werden Van Vliet en Snouck beiden gesuspendeerd in ambt, qualiteit en gage. ( Zie res. G.-G. en Raden 20 october 1646. )
Van de gelegenheid der inauguratie van Cornelis van der Lijn als Gouverneur-genraal maakten Van Vliet en Snouck gebruikt om opheffing der suspensie te verzoeken, die hun op 20 october 1646 door den Raad van Indië werd toegestaan. Naar Malakka terugkeeren zou Van Vliet evenwel niet meer. Bij resolutie van 11 december 1646 droegen Gouverneur-generaal en Raden hem het commando over de retourvloot op. Met negen retourschepen arriveerde Jeremias van Vliet in Augustus 1647 in het vaderland. Hij vestigde zich metterwoon in zijne geboortestad Schiedam, waar hij in 1652 zitting in de vroedschap kreeg; Van Vliet overleed aldaar in februari 1633.
Jacques Specx.
In zijn boek Cornelis Buysero te Bantam heeft dr. J.W. IJzerman aanteekeningen gepubliceerd over Jaqcues Specx's afstamming en eersten diensttijd bij de V.O.-I. Compagnie, welke aanvullen en verbeteren hetgeen in de literatuur over Specx (o.a. Van Rhede van der Kloot, De Gouverneurs-Generaal van Nederl.-Indië en Nieuw Nederl. Biografisch Woordenboek ) staat medegedeeld. Nog kan hieraan worden toegevoegd, dat de gegevens over Specx's aanvangstijd bij de Compagnie worden aangetroffen in eene verzameling stukken, berustend op het Algemeen Rijksarchief, welke afkomstig is van een scheepsofficier van het jacht "De Griffioen"; deze collectie werd in 1910 voor het Rijksarchief uit particulier bezit verworven en vormt eene aanvulling van de documenten, welke over de in 1609 naar Japan doorgezeilde schepen "Roode Leeuw met Pylen" en "Griffioen" in het archief der O.-I. Compagnie bewaard zijn gebleven. Onder de in 1910 verworven bescheiden van het jacht "De Griffioen" komt een monsterrol van 1607 voor, waarop Jaqcues Specx als tweede commies vermeld staat. Met eenige onderbreking duurde Specx's verblijf in Japan als opperhoofd van het comptoir te Firando tot october 1621, toen hij naar Batavia vertrok. Betreffende zijn verdere dienst kan hier, onder verwijzing naar Van Rhede v.d. Kloot o.c., worden medegedeeld, dat hij, door Heeren Zeventien bij brief van april 1626 opontboden om over Japan te berichten, in november 1627 naar Nederland vertrok. In januari 1629 verliet Specx, intusschen door Heeren Zevntien benoemd tot Eersten Raad van Indië, weder het vaderland. Hij was vergezeld van zijne echtgenote Maria Cecilia Buys met hare twee zusters. ( In Indië huwde de eene zuster met Philip Lucasz., de andere met Arent Gardenij, gouverneur ter kust van Choromandel. Zie het opstel over de papieren van Specx in ) Nederl. Archievenblad ( 1927/8. ) Bij aankomst 23 september 1629 te Batavia vonden zij Gouverneur-generaal Coen juist overleden; Raden van Indiëwezen Specx provisioneel tot opvolger aan. Bij brief van 27 Augustus 1630 bekrachtigden Heeren Zeventien deze benoeming. ( Niet geheel juist bij Van Rhede van der Kloot o.c. ) Tot 7 september 1632 bekleedde Specx het ambt van Gouverneur-generaal. Na zijn terugkeer in patria, juli 1633 blijkt hij zich te Amsterdam te hebben gevestigd. In 1638 huwde Specx met Magdalena Doublet. ( Zie Van Rhede van der Kloot o.c. ) Te Amsterdam werd hij bewindhebber van de kamer der Westindische Compagnie; in deze hoedanigheid vinden wij Specx in 1645 vermeld. ( Zie bovenaangehaald opstel. )
François Mannis
In den jaargang 1652 van de uit Indië overgekomen papieren, aanwezig in het archief van de V.O.-I. Compagnie ter kamer Amsterdam bevindt zich eene lijst van Compagnie's gequalificeerde ambtenaren in Oost-Indië met vermelding van hun staat van dienst, opgemaakt in 1651. François Mannis vinden wij op deze lijst vermeld onder het hoofd Tayouan (Formosa), alwaar hij destijds op het kasteel Zeelandia in den rang van koopman als kassier dienst deed. Verder vernemen wij, dat Mannis als assistent in 1641 was uitgekomen op de "Vogel Struys" (hetzelfde schip dus, als waarop Salomon Sweers als extra-ordinaris Raad van Indië had gevaren). In 1646 was hij op Tayouan bevorderd tot onderkoopman, in 1650 tot koopman. Blijkens resolutie van Gouverneur-generaal en Raden van 11 october 1652 was Mannis destijds te Batavia. Op 13 december 1652 werd hij professioneel aangewezen als kassier tot het houden van Compagnie's cassa. Den rang van opperkoopman kreeg Mannis in 1653. Bij resolutie van den Raad van Indië van de 18 januari 1656 werd Mannis naar het vaderland verlost.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Onder de bescheiden, behoord hebbend aan jhr. mr. J.C. de Jonge, die voor het Rijksarchief te 's-Gravenhage in 1858 werden verworven, bevond zich eene verzameling stukken in acht banden, welke blijkens het op alle voorkomende merk C.S. gezamenlijk deel hadden uitgemaakt van ééne collectie. De acht banden waren door De Jonge, naar uitwijzen van een door hem ingeschreven aanteekening, in 1843 aangekocht op eene verkooping van den boekhandelaar Führi te 's-Gravenhage. Toen de acht banden waren voor het Rijksarchief werden verworven, bezat deze instelling reeds een dergelijken met C.S. gemerkte band, waarvan het, ook door den inhoud, duidelijk was, dat hij deel had uitgemaakt van dezelfde collectie. Deze negende band was aan het Rijksarchief gekomen met de overbrening van het Koloniaal Archief uit Amsterdam naar 's-Gravenhage; het deel was, gelijk blijkt uit eene aanteekening in den inventaris De Munnick van dit archief, in 1853 daarvoor verworven op de verkooping der verzameling De Petit. De banden bevatten stukken betreffende Oostindische zaken tot 1674, terwijl in één deel nog stukken aangaande de W.-I Compagnie zijn opgenomen. Op het Algemeen Rijksarchief zijn de negen banden ingevoegd in de verzameling Koloniale aanwisten Oost-Indië; zij kwamen bekend te staan als de collectie Sweers. Voor deze naamgeving bestond goede reden. Een groot gedeelte toch der bescheiden (en daardoor alle stukken uit het derde kwartaal der 17de eeuw) was afkomstig van den extra-ordinaris Raad van Indië Salomon Sweers, als koopman te Amsterdam overleden in 1674. Verder bleek in de verzameling C.S. opgenomen eene collectie papieren, afkomstig van Jeremias van Vliet, gehuwd met Salomon's zuster Catharina Sweers. Met de namen Salomon Sweers en Jeremias van Vliet was het mogelijk de aanwezigheid van een gedeelte der bescheiden te verklaren. De determineering van de herkomst der stukken wordt bemoeilijkt door de wijze, waarop deze in banden zijn ondergebracht. Van de negen banden zijn er acht (namelijk zeven uit de aanwist De Jonge, benevens het deel uit de verzameling De Petit) gelijkvormig; in elk dezer banden zijn de stukken naar tijdsorde gerangschikt, zonder dat gelet is op de collectie, hetzij Sweers of Van Vliet, waartoe de bescheiden behoord hebben. Het onderzoek van alle stukken in deze, één groep vormende acht banden, wees nu uit, dat bij de papieren Sweers-Van Vliet als derde collectie was gevoegd eene verzameling stukken, afkomstig van den Gouverneur-Generaal van Indië, Jacques Specx, bewindhebber der Westindische Compagnie ter kamer Amsterdam. ( De argumenteering van deze conclusie is gegeven in een opstel, door mij gepubliceerd in Nederl. Archievenblad, jaarg. 1927/8, afl. 3. )
Aan de papieren in den op zich zelf staande negenden band is toegevoegd eene losse tafel, blijkens het handschrift dateerend uit het midden der 17e eeuw. Eene aanwijzing over de herkomst der stukken was aan de papieren zelf niet te ontleenen; kenmerkend was slechts de aanwezigheid van diverse stukken betreffende Formosa (Tayouan)
Het handschrift van de tafel der stukken leverde evenwel eene bruikbare aanwijzing: ik vond dit handschrift terug in de brieven, aan Salomon Sweers geschreven door François Mannis. Toen nu het verder onderzoek uitwees, dat deze compagnie's ambtenaar den langsten tijd op Formosa gediend had, juist in de jaren, waarop de stukken betrekking hebben, achtte ik het geoorloofd als eigenaar, aan wien de bescheiden in den negenden band behoord hadden, François Mannis aan te wijzen
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Ordening van het archief De negen banden, elk gemerkt C.S., aanwezig op het Algemeen Rijkarchief, vormen niet de complete verzameling C.S.; er is nog een aldus gemerkte band bekend, in het bezit van jonkheer Huydecoper van Nigtevecht. ( Zie de literatuuropgave bij Inv. nº. 8, fol. 1-34. ) De banden C.S. zijn op het Rijksarchief opgenomen geworden in de verzameling Koloniale aanwinsten Oost-Indië; zij waren-in de volgorde van den hierna komende inventaris- in deze verzameling genummerd: 44, 244, 41, 40, 246A, 246, 43, 245, 45. ( Het nummer 244 is het deel, aangekocht uit de verzameling De Petit (thans inv. nr. 2) ) De papieren afkomstig van Sweers, Van Vliet en Specx, zijn oudstijds bij elkander gevoegd en daarna gesplitst in groepen , deels chronologisch geordende bescheiden bevattend. Vervolgens zijn bij de aldus gegroepeerde stukken tafels opgesteld en op de banden rugtitels met het merk C.S. aangebracht; tevens is toen het stuk toegevoegd, dat in den inventaris vermeld staat onder nº. 8, fol. 240: het is eene opgave betreffende de bemanning in 1702 van het schip onder bevel van kapitein Cornelis Beeckman; deze was een schoonzoon van vice-admiraal Isaäc Sweers (den jongere broeder van Salomon). In den hierna volgende inventaris zijn de bescheiden in de banden S. stuk voor stuk beschreven; daarbij heb ik mij gehouden aan de volgorde der bescheiden in de banden; waar een enkele maal bij de chronologische ordening door den vroegere eigenaren een grove vergissing is gemaakt, heb ik daarop de aandacht gevestigd door gespatiëerd drukken van het jaartal. Voor elk document afzonderlijk zal de herkomst hetzij van Sweers, Van Vliet of Specx beoordeeld moeten worden; de mededeelingen over hunne staten, van dienst bij de V. O.-I. Compagnie zullen in verband met de gegevens die de bescheiden zelve opleveren, meestal tot eene conclusie dienaangaande in staat te stellen. Voor de papieren betreffende de W.-I. Compagnie zullen in verband met de gegevens, die de beschrijven zelve opleveren, meestal tot eene conclusie dienaangaande in te stellen. Voor de papieren betreffende de W.I.- Compagnie blijkt het, dat deze van den bewindhebber Specx afkomstig moeten zijn.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Sweers, nummer toegang 1.10.78, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Sweers, 1.10.78, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar