Terug naar zoekresultaten

2.09.49 Inventaris van het archief van het hoofdkantoor van het Nederlandse Beheersinstituut (NBI), (1944) 1945-1967 (-1991)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.49
Inventaris van het archief van het hoofdkantoor van het Nederlandse Beheersinstituut (NBI), (1944) 1945-1967 (-1991)

Auteur

CAS 221

Versie

09-01-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1996 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nederlandse Beheersinstituut (NBI), Hoofdkantoor
Ned. Beheersinstituut

Periodisering

archiefvorming: 1945-1967
oudste stuk - jongste stuk: 1944-1991

Archiefbloknummer

J25551

Omvang

1393 inventarisnummer(s); 69,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Duits
Engels
Frans

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlandse Beheersinstituut Beheerders Vijandelijke Auteursrechten Centrale Vermogensopsporingsdienst Militair Commissariaat voor Rechtsherstel Stichting Beheer, Bestuur en Toezicht Rechtspersonen Stichting Beheer Vijandelijke Octrooien en Merken Stichting Pleziervaartuigen Stichting Beheer Rijnschepen Stichting Bewindvoering Afwezigen en Onbeheerde Nalatenschappen Ministerie van Justitie, Hoofdafdeling Privaatrecht

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken over het beleid en uitvoering met betrekking tot het beheer, liquidatie en teruggave van het vijandelijk en landverraderlijk vermogen en het rechtsherstel, in de vorm van correspondentie, periodieke verslagen, dossiers over beheerders en bewindvoerders, stukken over onderhandelingen met andere landen over wederzijdse aanspraken op vijandelijk vermogen, over ontvijanding, over het bestuur van ondernemingen, stichtingen en verenigingen en over het beheer van vermogens van onbekende eigenaren.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Oprichting
Bij K.B. van 9 augustus 1945 werden ingesteld de Raad voor het Rechtsherstel, bedoeld in art. 4 van het Besluit Herstel Rechtsverkeer (K.B. van 17 september 1944, Staatsblad E 100) en het daar als onderdeel van diens Afdeling Beheer formeel deel van uitmakende Nederlandse Beheersinstituut, bedoeld in art. 33 van het Besluit Vijandelijk Vermogen (K.B. van 20 oktober 1944, Staatsblad E 133). Alle drie waren publiekrechtelijke rechtspersonen.
Taak
De taak (gedelegeerd door de Raad voor het Rechtsherstel) van het Instituut bestond uit:
  • het beheer over "landverraderlijke vermogens" (van politieke delinquenten en organisaties) (Besluiten E 133, E 102)
  • het treffen van voorzieningen in verband met bewindvoering voor rechtspersonen en afwezigen (hoofdzakelijk niet teruggekeerde joden) (besluit E 100)
  • het beheer over vijandelijke vermogens (Besluit E 133)
  • het beheer van het vermogen van tijdens de bezetting gecreëerde en na de bezetting van rechtswege ontbonden instellingen (Besluit E 93)
  • het beheer over vorderingen krachtens de Rijksmarkenwet (Stb. H 251)
  • de effectuering van verbeurdverklaringen ten laste van politieke delinquenten (Besluit H 336 - ex Stb. E 101. het Tribunaalbesluit)
Een groot aantal bevoegdheden op deze terreinen was op grond van wettelijke regelingen aan het NBI (gedelegeerd) toegewezen.
Toezicht op de taakuitvoering
Op de toepassing van het Besluit E 133 oefenden krachtens art. 4 juncto 50 van dat besluit toezicht uit: de ministers van Justitie, van Financiën, van Handel, Nijverheid en Landbouw en van Koloniën. De minister van Justitie was als eerste ondertekenaar ook verantwoordelijk voor terbeschikkingstelling van begrotingsgelden en de controle op de besteding daarvan. Met hem vond tevens geregeld overleg plaats over vraagstukken van uitvoering van NBI-werk.
[Terzijde: additionele financiële middelen werden gevormd door de heffingen die het NBI kon opleggen en waarvan de grootte afhing van de omvang van het vermogen, b.v. 2% voor vermogens kleiner dan fl. 100.000, en 0,5% voor vermogens van fl. 1 miljoen gulden of meer.]
Ook de afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel, die haar taak aan het NBI gedelegeerd had, hield uiteraard een vinger aan de pols. Slechts voor de dagelijkse leiding was het NBI autonoom, in andere gevallen moest de voorzitter van de afdeling Beheer ingeschakeld worden voor actie of overleg. De Afdeling Rechtspraak of de voorzitter van de Raad kon als appèlrechter functioneren bij klachten inzake besluiten en handelingen van het NBI.
Organisatie en werkwijze
Het opsporen, beheren en liquideren van grote en kleine vermogens(bestanddelen) strekte zich uit over meer dan 150.000 gevallen. Daarvoor was een groot apparaat noodzakelijk (o.m. 2000 stafleden, 20.000 bewindvoerders en een onbekend, maar groot aantal beheerders). De directie of het hoofdkantoor werd landelijk dan ook bijgestaan door Vertegenwoordigers van het NBI (Inspecteurs van de Belastingen), aan wie een flink gedeelte van de bevoegdheden van het NBI was gedelegeerd. Het aantal Vertegenwoordigers fluctueerde in de loop der jaren. Het grootste aantal vertegenwoordigingen in het land heeft 64 bedragen. Daar waar de werkzaamheden van de Vertegenwoordigers erg omvangrijk waren, werden aparte "Bureaus van het Nederlandse Beheersinstituut" opgericht. Dit was b.v. het geval in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De Vertegenwoordigers werden bijgestaan door plaatselijke Adviescommissies voor Rechtsherstel en Beheer.
De organisatie van het hoofdkantoor is in de loop van het bestaan van het NBI, zoals gebruikelijk en te verwachten is, enkele malen gewijzigd. Constanten in de organisatie zijn de afdelingen Beheer en Juridische Zaken en sinds eind 1946 het tot het Hoofdkantoor behorende Bureau / Afdeling Bijzondere Beheren. Voor een vervolgen van de veranderende organisatie wordt verwezen naar de jaarverslagen in de inv.nrs. 165, 166, 313 en 19027-19038. Tot slot kan nog gemeld worden dat in Nederlands Indië, Curaçao en Suriname alsmede in Brussel, Londen, Parijs en New York bijkantoren van het NBI gevestigd zijn geweest.
Volgens de betreffende regelingen waren zowel bezitters van vijandelijke als van landverraderlijke vermogens verplicht tot aangifte bij het NBI. Bij de opsporing van niet aangegeven vermogens werd het NBI bijgestaan door de Centrale Vermogens Opsporingsdienst. Voor het werk door de afdelingen werd een Handleiding voor het NBI ingericht (met trefwoordenregister), waarbij aan de hand van de wettelijke regelingen waar het werk van het NBI op stoelt, aanwijzingen voor de uitvoering gegeven worden. Deze bevinden zich in meerdere (maar wellicht niet alle gelijke) exemplaren in het archief (inv.nr. 314, 21264 en 21265). Instructies voor het werk zijn ook te vinden in de Leidraad voor de toepassing van het Besluit Herstel Rechtsverkeer en het Besluit Vijandelijk Vermogen, een uitgave van het NBI. Het NBI is op 1 augustus 1945 formeel met zijn werkzaamheden begonnen door te starten met overname van de werkzaamheden van het Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel, een onderdeel van de Staf Militair Gezag. Door de verwarde situatie in het land duurde het enige tijd voordat het NBI ook de facto het beheer ter hand kon nemen. De werkzaamheden van het NBI hadden betrekking op "bestuur", "bewind" en "beheer".
Van "bestuur" was sprake in gevallen, waarin rechtspersonen door omstandigheden niet in staat waren zelf in hun bestuur te voorzien of waarin in rechtspersonen meer dan 50% van het kapitaal in handen was van vijandelijke onderdanen of van N.S.B. ers. In het eerste geval heeft het NBI na de benoeming geen bemoeienis met het bestuur en wordt geen heffing maar een eenmalige retributie geheven; in het tweede geval wordt een bestuurder benoemd met de instructie als van een beheerder en wordt er een heffing geheven. "Bewind" werd slechts gevoerd over vermogens van afwezigen, waarvan het vermogen niet aan de Staat zou toevallen. Hoewel de bewindvoerders (ca. 20.000) een instructie hadden, die grotendeels overeenstemde met die van de beheerders, was hun positie een geheel andere. De bewindvoerder was niet de verlengde arm van het NBI, maar een zelfstandige, die alleen zijn benoeming en bevoegdheden aan het NBI ontleende, maar overigens zelf het bewind voerde en aansprakelijk was. Bij wanbeheer van de bewindvoerder kon het NBI hem ontslaan, doch geen verantwoording eisen. Dit moest via andere wegen geschieden. De bewindvoerders konden ook rechtspersonen zijn, zoals b.v. de Stichting Bewindvoering Afwezigen en Onbeheerde Nalatenschappen.
Het "beheer" van het NBI omvatte meer dan het beheer zoals dat in het spraakgebruik gehanteerd wordt. Volgens art. 11 van E 133 bestond beheer uit beheren, bewaren en liquideren. Dat laatste is het bijzondere aan dit begrip beheer. Men kon dus tot liquidatie overgaan, niet alleen als het in het belang van het beheerde vermogen of in het belang van de schuldeisers was, maar ook als het niet in hun belang was, doch in het algemeen belang of werd gevorderd door de juiste verhoudingen in een tak van bedrijf of beroep. Behalve voor het liquideren van vermogens in het belang van particulieren waren er beletselen geschapen voor het ten onrechte overgaan tot liquidatie doordat toestemming van de procureur-fiscaal en/of de minister van Economische Zaken vereist was. Het beheer diende overigens te geschieden "als een goed huisvader", hetgeen een actief beheer inhield.
De beheerders werden in het algemeen benoemd door de Vertegenwoordigers van NBI. Zij waren gebonden aan een uitvoerige instructie, die toegesneden was op beheerders van bedrijven, maar van overeenkomstige toepassing was voor bewindvoerders voor afwezigen en de andere beheerders. Zij waren o.m. gebonden aan geheimhouding en indiening van beginverslag, kwartaal- en jaarverslag en rekening en verantwoording aan het eind van het beheer. Een en ander werd gecontroleerd door een accountant. De vergoeding voor de werkzaamheden van de beheerder werd vastgesteld door het NBI. Het honorarium bedroeg voor het beheer van privé vermogens 1,4% van het actief vermogen per jaar, met een maximum van fl. 1000,--. Voor het beheer van bedrijfsvermogens gold dat het salaris hetzelfde moest zijn aan dat van de afgezette directeur, met een maximum van fl. 15.000,-- per jaar, ook bij beheer van meer dan één bedrijfsvermogen. Het beheerde vermogen mocht tevens belast worden voor vergoeding van reis- en verblijfkosten in verband met het beheer.
Door het NBI werd gestreefd naar zoveel mogelijk beheer in eigen hand ten koste van het beheer door niet tot het NBI behorende beheerders. Soms werden daarmee binnen het NBI speciale commissies belast, zoals b.v. de Commissie Beheer Vaartuigen en de Commissie Beheer Vermogen van Vijandelijke Verzekeringen. Sommige vermogensbestanddelen werden geacht echter beter door speciale (soms alleen technische) beheerders buiten het NBI maar wel rechtstreekse financiële verantwoording aan het NBI uitgevoerd te kunnen worden. Deze konden al of niet door het NBI opgericht zijn. Zo waren er o.a. de Stichting Beheer Vijandelijke Octrooien en Merken, de Nederlandse Kastelenstichting, de Stichting Algemeen Beheer voor Draf- en Renpaarden), de Stichting Nederlands Kunstbezit, de Stichting Pleziervaartuigen, de Provinciale Voedselcommissarissen (beheer landbouwbedrijven en -gronden), de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid (grondstoffen en halffabrikaten), het Staatsbosbeheer (bospercelen) enz.
Voor een beschrijving van alle beheershandelingen en de uitvoering daarvan door de diverse organisatie-onderdelen wordt verwezen naar de eerder genoemde jaarverslagen en handleidingen. Het beheer kon beëindigd worden door ontvijanding (vijandelijk vermogen) of door buitenvervolgingstelling of beschikkingen van tribunalen/kantonrechters, Bijzondere Gerechtshoven of de Minister van Justitie. (vermogens van politieke delinquenten). Van alle beschikkingen, handelingen, uitspraken etc. van het NBI stond aan belanghebbenden beroep open bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Om de Raad te ontlasten van het grote aantal beroepen (van voornamelijk politieke delinquenten) zijn in oktober 1948 Commissies Beheersconflicten ingesteld, waarvan de uitspraken door het NBI in acht werden genomen.
Opheffing
Bij rijkswet van 9 maart 1967, in werking getreden op 1 juni 1967, werd de Raad voor het Rechtsherstel met zijn afdelingen en organen (dus ook het NBI) opgeheven - met uitzondering van de afdeling Effectenregistratie - omdat de werkzaamheden van de Raad grotendeels voltooid waren. Voor zover taken nog niet afgelopen waren werden deze door andere organen (o.a. het Ministerie van Justitie) overgenomen. Voor het effectenrechtsherstel bleef de Afdeling Effectenregistratie nog actief tot aan de opheffing bij wet van 7 januari 1971 stb. 1, in werking getreden op 1 oktober 1971. De liquidatie van aan de Staat vervallen Duitse vermogens heeft fl. 750 miljoen gulden opgebracht, terwijl de kosten van het NBI fl. 100 miljoen gulden bedroegen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de opheffing van de Raad voor het Rechtsherstel en zijn onderhorigheden kwamen de archieven, voornamelijk bestaande uit de papieren neerslag van de activiteiten van het NBI, in beheer bij de afdeling Post- en Archiefzaken van het ministerie van Justitie onder de naam "depot NBI-archief". Uit dit bestand was voordien al irregulier en in 1966 regulier (c. 30 ton archief van Nederlandse en vijandelijke bedrijfsadministraties) vernietigd.
Om administratieve redenen (verstrekking van toelichtingen aan rechthebbenden) was Justitie verplicht het archief te beheren tot 1 januari 1975.
Het archief is archieftechnisch gezien eigenlijk een complex van archieven. Te onderscheiden zijn: het archief van het Hoofdkantoor, bestaande uit min of meer zelfstandig opgezette delen, bij het NBI gedeponeerde archieven van zelfstandige beheerders en van Vertegenwoordigers en tenslotte een bestand, de beheersdossiers (alfabetisch op naam van de eigenaar) samengesteld uit de archieven van de verschillende archiefvormers binnen het NBI.
Ook was in 1965 al een en ander daaruit overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bestond uit:
  • seriematig geordende bescheiden als correspondentie, circulaires en periodieke verslagen
  • het zogenaamde rubriekenarchief A-ZZZ, waarin enkele grote series: de TH-, TL- en de V-series
  • archiefbescheiden van afdelingen, bureaus en secties van het Hoofdkantooor
  • gedeponeerde archieven van stichtingen, commissies en buitendiensten van het NBI
Selectie en vernietiging
Na 1 januari 1975 wenste men over te gaan tot integrale vernietiging van het archiefbestand (c. 4500 m').Op een verzoek om advies aan de Algemene Rijksarchivaris is hierop negatief gereageerd. Voor de kort hierop volgende overdracht aan het Algemeen Rijksarchief is wel een en ander regulier vernietigd, zodat het totale bestand, beschreven in deze inventaris en in plaatsingslijst 2.09.16 ca. 2500 m' bedraagt.
Van de oorspronkelijke ca. 81 meter is 52 meter voor bewaring aangewezen. Als vreemd archief is afgescheiden 1,5 m, terwijl stukken betreffende individuele personen of bedrijven, omvang ca. 1 m, apart zijn gehouden. Derhalve komt 26,5 meter archief voor vernietiging in aanmerking, hetgeen neerkomt op een percentage van ca. 32. De selectie is uitgevoerd aan de hand van selectiecriteria die zijn opgesteld door de afdeling Dienstverlening van het Algemeen Rijksarchief en vastgelegd in de 'Eindproduktbepaling bewerking archieven van het Nederlandse Beheersinstituut 1945-1967', samengesteld door H.A.J. van Schie.
Verantwoording van de bewerking
Het archief van het hoofdkantoor van het Nederlandse Beheersinstituut (NBI), 1945-1967, is in 1995 door het Algemeen Rijksarchief ter bewerking aangeboden aan de Centrale Archiefselectiedienst.
De volgende bescheiden zijn opgegaan in het geheel en zijn niet als zodanig terug te vinden in de indeling:
  • het directiearchief
  • de collecties Diebels en Scheffer
  • archiefbescheiden van de rechtsvoorganger het Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel 1944-1945
  • stukken van de Raad voor het Rechtsherstel, afdeling Beheer, Voorzieningen voor Afwezigen en Voorzieningen voor Rechtspersonen (secretariaat gevoerd door het NBI)
Voor de indeling is door het ARA een voorlopig schema aangeleverd, gericht op herstel van de oorspronkelijke orde.
Als vreemd archief zijn afgescheiden bescheiden van het ministerie van Justitie, de Raad voor het Rechtsherstel, de Inter Allied Reparation Agency (IARA) en van de Burgerwacht te Den Haag. Ook bescheiden betreffende individuele vermogens van personen en bedrijven zijn afgescheiden ter invoeging in het reeds in het ARA aanwezige bestand.
Ordening van het archief
Er is een indeling gemaakt in vijf hoofdrubrieken:
  • 1. Seriematig geordende bescheiden d.w.z. series stukken die meerdere onderwerpen behandelen.
  • 2. Rubriekmatig geordende bescheiden. Oorspronkelijk was dit één rubriek waarbinnen een alfabetische ordening was aangebracht.
Binnen deze rubriek is tijdens de bewerking een clustering aangebracht en binnen de subrubrieken is de oorspronkelijke alfabetische aanduiding in stand gebleven.
  • 2.1 Organisatie NBI
  • 2.2 Accountantscontrole
  • 2.3 Wettelijke regelingen; Besluiten E 100 en E 133
  • 2.4 Uitvoering Besluit Vijandelijk Vermogen E 133
  • 2.5 Uitvoering Besluit Herstel Rechtsverkeer E 100
  • 2.6 Uitvoering van het Besluit Rechtsverkeer in Oorlogstijd A6
  • 2.7 Vereffening van organisaties uit de bezettingstijd
  • 2.8 Uitvoering van de Markenwet H 251
  • 3. Decentraal gevormde archieven van de afdelingen Comptabiliteit en het bureau Bijzondere Beheren.
  • 4. Gedeponeerde archieven van vertegenwoordigingen, bureaus en stichtingen van het NBI en van de Centrale Vermogensopsporingsdienst.
  • 5. Documentatie.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Beperking openbaarheid betreft specifieke inventarisnummers met stukken of dossiers waarin bijzondere persoonsgegevens voorkomen. Beperking geldt tot 75 jaar na eindjaar dossier of verzameling archiefbescheiden (= inv.nr.). Aanvullingen zijn zonder beperkingen overgebracht
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlandse Beheersinstituut (NBI), Hoofdkantoor, nummer toegang 2.09.49, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ned. Beheersinstituut, 2.09.49, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De gedeponeerde archivalia van de Stichting Nederlands Kunstbezit zijn in 1985 ter inventarisatie overgedragen aan het Ministerie van Financiën, waar het leeuwendeel van dat archief berustte. Zie toegang 2.08.42 - Inventaris van de archivalia gevormd door de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) en haar taakvoorganger / taakopvolgers, (1930) 1945-1951 (1983)

Archiefbestanddelen