Terug naar zoekresultaten

2.05.189 Inventaris van het archief van het Hoge Commissariaat van Nederland in Indonesië (Jakarta)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.189
Inventaris van het archief van het Hoge Commissariaat van Nederland in Indonesië (Jakarta)

Auteur

CAS 1071

Versie

09-08-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2009 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Hoge Commissariaat Indonesië (Jakarta)
Hoge Commissariaat Indonesië

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1949-1954

Archiefbloknummer

Z108

Omvang

8980 inventarisnummer(s); 49,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

De materiële staat van het archief is goed.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Buitenlandse Zaken / Hoge Commissariaat in Indonesië te Jakarta

Samenvatting van de inhoud van het archief

Nederland en Indonesië zouden met elkaar verbonden blijven door een Unie, zo was besloten, in beide landen vertegenwoordigd door een Hoog Commissariaat (HC). Het Nederlandse HC kreeg de taak toebedeeld de Unie-band met Indonesië te onderhouden en uit te bouwen waartoe het speciale taken en bevoegdheden kreeg, welke die van een ambassade te boven gingen.
Dit archief van het Hoge Commissariaat in Indonesië te Jakarta, dat de jaren 1949 tot en met 1961 bestrijkt, bevat ook de archieven van de politiek adviseur van de regering van Nederlandsch Indië, W.F.L. Graaf van Bylandt, de hoge vertegenwoordiger van de Kroon, dr. L.J.M. Beel en van het plaatsvervangend hoofd Voorlichting, J.K. Kroon.
De archiefbescheiden zijn onderverdeeld in een algemeen- en een geheim gedeelte. De archiefstukken omvatten de volgende onderwerpen: organisatie en protocol, juridische-, sociale- en culturele aangelegenheden, aangelegenheden van openbare orde en landsverdediging, verkeer, vervoer en economie, binnen- en buitenlandse politieke ontwikkelingen en samenwerking met internationale organisaties. Naast de dossiers rond kwesties van nationaliteit staan ook veel onderwerpgebonden stukken op naam van een persoon of organisatie. Een aanzienlijk deel van de stukken heeft betrekking op de controverse Nederlands Nieuw-Guinea.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Standplaats Jakarta
In deze inventaris zijn de archiefbescheiden opgenomen van het Hoge Commissariaat in Indonesië met als standplaats Jakarta over de periode 1949 - 1961. Daarnaast is er in het archief van het Hoge Commissariaat ook archiefbescheiden van de politiek adviseur van de regering van Nederlandsch Indië, W.F.L. Graaf van Bylandt, van de hoge vertegenwoordiger van de Kroon, dr. L.J.M. Beel, en van de plaatsvervangend hoofd Voorlichting van het Hoge Commissariaat te Indonesië, J.K. Kroon, aangetroffen.
De namen van de chef de poste van het Hoge Commissariaat in Indonesië staan hieronder opgenoemd. Achter de naam van elke chef de poste staat tussen haakjes vermeld tot en met in welk jaar deze de functie bekleedde. Dit waren achtereenvolgens:
Datum Gebeurtenis
1949 - 1950 dr. H.M. Hirschfeld, Hoge Commissaris
1950 - 1952 dr. A.Th. Lamping, Hoge Commissaris
1953 - 1956 W.F.L. Graaf van Bylandt, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur
1955 H. Hagenaar, Tijdelijk Zaakgelastigde
1955 - 1957 H. Hagenaar, Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister
1958 A.H. Hasselman, Tijdelijk Zaakgelastigde
1960 Dr. J. Vixseboxse, Tijdelijk Zaakgelastigde
Het Hoge Commissariaat (HC)
( A. Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap. Groei en verandering van een ministerie 1940 - 1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 74-75. )
Tijdens de Ronde Tafel Conferentie waarbij de voorwaarden voor de overdracht van de soevereiniteit werden geregeld, kwamen de Nederlandse en Indonesische onderhandelingsdelegaties overeen dat beide landen met elkaar verbonden zouden blijven door middel van een Unie en dat in beide landen de vertegenwoordiging in de vorm van een Hoog Commissariaat gestalte zou nemen. De status van een dergelijke diplomatieke post was van een andere aard dan die van een gewone ambassade. Het Nederlandse HC zou een hoofdrol krijgen in het onderhouden en uitbouwen van de Unie-band met Indonesië en de diplomatieke missie diende daartoe speciale taken en bevoegdheden te krijgen welke die van een ambassade te boven gingen.
Opbouw van het HC (1950 jan. - feb.)
Bij de inrichting van het HC was de wens om zo weinig mogelijk ambtenaren over te nemen van het Secretarie van Indonesië om de associatie met de koloniale tijd te voorkomen. Door personeeltechnische redenen was het echter nodig veel meer bestuursambtenaren aan te houden dan men van plan was. Onder de ambtenaren in Nederland bleek te weinig animo voor een post in Indonesië. Verreweg de meeste staffunctionarissen werkzaam op het HC waren dan ook afkomstig van de Algemene Secretarie van de Hoge vertegenwoordiger van de Kroon (HVK).
De initiële bezwaren tegen het in dienst nemen van oud-ambtenaren van het Indische gouvernement werd al snel herzien. Oud-secretarie-ambtenaren bewezen juist hun onmisbare waarde te meer toen bleek dat Indonesiërs hun het verleden niet persoonlijk aanrekenden. De Indische ambtenaren werkten de nieuwkomers in en fungeerden als vraagbaak. Niet alleen waren zij in het land thuis en beheersten zij de taal, maar zij beschikten ook over contacten en hadden gemakkelijk toegang tot Indonesiërs. Hun vertrek zou alleen maar nadelig zijn geweest voor het werk van het HC.
De organisatie van het HC zag er kort na de inrichting als volgt uit:
  • Afdeling Algemene en Juridische Zaken
  • Afdeling Sociale en Culturele Zaken
  • Afdeling Bureau Militaire Aangelegenheden
  • Economische Afdeling
    • - van alle bindingen die Nederland met Indonesië bezat, had, zoals bekend, het behoud en de uitbouw van de financieel-economische belangen de hoogste prioriteit. Deze sector vormde de kern van het Indonesië-beleid en het belang ervan werd weerspiegeld in de opzet van het HC.
  • Diplomatieke afdeling:
    • Behandelen van kwesties van internationaal - politieke aard inclusief rapportage
    • Behandelen van zaken aangaande de status van Nieuw-Guinea
    • Verlenen van advies en bijstand aan de Indonesische regering en het Indonesische ministerie van Binnenlandse Zaken
    • Onderhouden van de contacten met de andere buitenlandse missies in Indonesië
    • Leiding geven aan de consulaire werkzaamheden van het HC en van de Commissariaten.
  • Politieke afdeling
    • - Naast consulaire zaken, hield deze afdeling zich voor een belangrijk deel bezig met rapportage over de situatie in Indonesië. Met name de veiligheidsproblemen, de politieke verhoudingen en de opkomst van het communisme zouden daarbij veel aandacht krijgen.
Reorganisatie (1950 sep. - dec.)
De gelegenheid om een einde te maken aan de organisatorische anomalie (de term is afkomstig van dr. H.N. Boon, secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken (1949 - 1952) die het HC onderscheidde van andere diplomatiek posten deed zich met het voortijdige vertrek van plaatsvervangend hoge commissaris en meervoudig afdelingshoofd Gieben onverwachts voor. Omdat de meeste afwikkelingstaken waren geklaard, had de plaatsvervangend hoge commissaris om ontslag gevraagd.
Een aantal afdelingen werden geschrapt. Ten aanzien van de financieel-economische werkzaamheden veranderde er weinig: die bleven in één afdeling bijeen. Conform de opzet van een normale diplomatieke missie werden echter alle overige taken geplaatst onder de afdeling Politieke Zaken. Het hoofd daarvan zou tevens plaatsvervangend hoge commissaris worden. Voorts wenste de hoge commissaris los van het HC een consulaat-generaal in Jakarta op te zetten om de belangen van de circa 50.000 in Jakarta wonende Nederlanders te behartigen. De consul-generaal diende ook de representatieve verplichtingen van de hoge commissaris jegens de Nederlandse gemeenschap over te nemen. Dit zou volgens hem een aanzienlijke ontlasting van zijn werkzaamheden beteken. Het plan betekende een halvering van de personeelsomvang.
Het organigram kwam er als volgt uit te zien:
Embedded Image
Einde HC (1956 - 1962)
Nadat vanuit de Indonesische autoriteiten de diplomatieke betrekkingen met Nederland verbroken waren, ontstond er druk om een besluit te nemen over de positie van het HC. Het vacuüm mocht niet langer meer voortduren, de belangen in Indonesië waren te groot om onbehartigd te laten. Er zat volgens hem niets anders op dan zich bij de feiten neer te leggen en hij verzocht de ministerraad in te stemmen met het overgaan naar vertegenwoordiging in de vorm van een ambassade.
Het kabinet van Indonesië gaf op 8 mei 1956 te kennen dat de Nederlandse beslissing het HC in een ambassade om te zetten niet geaccepteerd werd. Zij wensten de betrekkingen op het niveau van zaakgelastigden voort te zetten. De consulaten dienden de naam consulaire vertegenwoordiging te voeren.
Op 21 juli 1956 verzocht Indonesië de titel van tijdelijk zaakgelastigde te vervangen door die van diplomatiek vertegenwoordiger, omdat de gebezigde titel te veel het bestaan van normale diplomatieke betrekkingen impliceerde. Aangezien de bestaande toestand door Indonesië als formeel betrekkingloos werd gezien, zo betoogde de Indonesische bewindsman, diende de diplomatieke relatie daarmee in overeenstemming te zijn.
Op 15 augustus 1962 werd in New York het akkoord getekend waarin Nederland de soevereiniteit over het betwiste gebied via de Verenigde Naties (VN) aan Indonesië afstond. De diplomatieke betrekkingen werden hersteld, waarna eindelijk de weg vrij was om een gelijkwaardige en vriendschappelijke relatie op te bouwen.
Organisatie van de Buitenlandse Dienst
Hieronder volgt een algemene beschrijving over de buitenlandse vertegenwoordigingen van Nederland bij vreemde mogendheden en internationale organisaties. Deze beschrijving is opgenomen omdat het takenpakket van het Hoge Commissariaat overeenkomt met die van de andere diplomatieke vertegenwoordigingen. De algemene beschrijving over de buitenlandse vertegenwoordigingen is letterlijk overgenomen uit hoofdstuk van 7 van het institutioneel onderzoek naar de beleidsterreinen buitenland en ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945 - 1990 [1994], PIVOT-rapport nummer 103, 's-Gravenhage, 2003.
Directie Buitenlandse Dienst (DBD)
Tot 1945 bestonden er voor het in het buitenland werkzame personeel van het ministerie drie diensten. De Diplomatieke Dienst, de Consulaire Dienst en de Tolkendienst. Leden van de Diplomatieke Dienst hielden zich bezig met het onderhouden van contacten op regeringsniveau over politieke en diplomatieke aangelegenheden. Economische en consulaire aangelegenheden werden behandeld door leden van de Consulaire Dienst. De Tolkendienst bestond uit een groep in Arabische, Japanse en Chinese taal en cultuur gespecialiseerde personen. ( A. Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap. Groei en verandering van een ministerie 1940 - 1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 74-75. ) De Diplomatieke Dienst was voor de Tweede Wereldoorlog beperkt van omvang en telde slechts 59 diplomaten. De Consulaire Dienst had een veel grotere omvang. Deze bestond, inclusief de honoraire consuls, uit bijna 700 personen. De Tolkendienst tenslotte kende in mei 1940 slechts elf leden. ( Idem, 80-89. )
Tijdens de Londense periode van de Nederlandse regering werd een plan gemaakt om de drie afzonderlijke diensten te integreren. De overwegingen daarbij waren van tweeërlei aard. Enerzijds diende meer waarde te worden gehecht aan de persoonlijkheid van de Nederlandse vertegenwoordiger in het buitenland en minder aan de sociale achtergrond van de kandidaten. Anderzijds had de samensmelting van de diverse diensten vele praktische voordelen en waarborgde deze een betere behartiging van de belangen van Nederlands-Indië. Met het Koninklijk Besluit van 21 december 1945 kwam een einde aan het afzonderlijke bestaan van de Consulaire Dienst, de Diplomatieke Dienst en de Tolkendienst. Door samenvoeging van deze diensten functioneerde er vanaf 1 januari 1946 één Directie Buitenlandse Dienst (DBD), waaronder de nieuw gevormde Buitenlandse Dienst ressorteerde. De minister van Buitenlandse Zaken, mr. E.N. van Kleffens formuleerde de motieven voor de samenvoeging als volgt:
'Handhaving van afzonderlijke diplomatieke en consulaire diensten elk met hun eigen personeel en verschillende dienstvoorwaarden is niet meer van deze tijd, nu het werk dat voorheen aan de consulaire posten toeviel voor een groot deel naar diplomatieke posten is verschoven'. ( Nationaal Archief (NA) Den Haag, Archief Directie Buitenlandse Dienst (DBD), 1945 - 1954, 2.05.51, inv. nr. 35. )
De vertegenwoordigingen
De werkzaamheden van de Buitenlandse Dienst werden verricht door de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland. Binnen die groep van vertegenwoordigingen vielen drie categorieën te onderscheiden.
  1. Bilaterale diplomatieke vertegenwoordigingen
    1. gezantschappen
    2. ambassades
    3. militaire missies
  2. Multilaterale diplomatieke vertegenwoordigingen
  3. Consulaire vertegenwoordigingen
    1. consulaten-generaal
    2. consulaten
    3. vice-consulaten
    4. consulaire agenten
ad. 1 Bilaterale diplomatieke vertegenwoordigingen
Het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met een vreemde mogendheid impliceert de accreditatie van een ambassadeur bij het staatshoofd van die betreffende mogendheid. Dit betekent niet dat in elk land waarmee Nederland diplomatieke relaties onderhoudt ook een ambassade is gevestigd, want een ambassadeur kan bij meerdere regeringen geaccrediteerd zijn. De ambassade is het formele en officiële kanaal waardoor twee regeringen contact met elkaar onderhouden. De laatste Nederlandse gezantschappen werden in de jaren zeventig verheven tot ambassade. In een enkel geval staat aan het hoofd van een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland een (tijdelijk) zaakgelastigde. Het verschil tussen deze benamingen is vooral protocollair van aard. Een ambassadeur is geaccrediteerd bij het staatshoofd van het ontvangende land, een gezant bij de regering van het ontvangende land en een (tijdelijk) zaakgelastigde bij de minister van Buitenlandse Zaken van het ontvangende land. Voor de status van het hoofd van zending is het onderscheid tussen ambassadeur, gezant of (tijdelijk) zaakgelastigde niet van belang. Slechts met betrekking tot voorrang en etiquette bestaat er onderscheid tussen de hoofden van zending.
Wel is het zo dat een land door middel van het uitzenden van een ambassadeur, gezant of (tijdelijk) zaakgelastigde uitdrukking kan geven aan de waarde die het hecht aan de diplomatieke betrekkingen met een ontvangend land.
De werkzaamheden van het in deze inventaris beschreven archief van bilaterale posten kunnen grofweg verdeeld worden in politieke aangelegenheden, protocollaire aangelegenheden, handelsaangelegenheden, aangelegenheden betreffende pers en culturele zaken en consulaire aangelegenheden. Van een aantal van deze zaken zijn stukken in deze inventaris terug te vinden.
Het ambtsgebied waarover de diplomatieke bevoegdheden van een Nederlandse vertegenwoordiging zich uitstrekt is gelijk aan de landsgrenzen van de ontvangende staat.
ad. 2 Multilaterale diplomatieke vertegenwoordigingen
De Nederlandse multilaterale diplomatieke vertegenwoordigingen werden aangeduid met de term: Permanente Vertegenwoordigingen (PV) van het Koninkrijk. De ambassadeurs die aan het hoofd van een dergelijke PV stonden werden geaccrediteerd bij de betreffende internationale organisaties. De PV's hadden een meer gespecialiseerde taak dan de ambassades. Zij waren gericht op de werkzaamheden van de internationale organisatie. Voor de permanente vertegenwoordigingen gold dat zij slechts een klein gedeelte van de hierna beschreven taken vervulden. Consulaire werkzaamheden verrichtten zij in het geheel niet.
ad. 3 Consulaire vertegenwoordigingen
Aan het hoofd van een consulaire post staat een consul of een consul-generaal, al of niet honorair. De taken van een consulaire post zijn vooral van economische en uiteraard consulaire aard. Politieke rapportages werden door een consulaire post zelden geleverd.
Het district of ressort van een consulaire vertegenwoordiging wordt in overleg tussen de Nederlandse regering en het ontvangende land vastgesteld. Indien in een land waar Nederland een consulaire vertegenwoordiging had ook een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging was gevestigd was de consulaire post ondergeschikt aan die vertegenwoordiging.
Het ressort van een consulaat of consulaat-generaal kon worden onderverdeeld in een aantal ressorten ten behoeve van enkele kleine, meestal honoraire, (vice-)consulaten. Vooral in landen waar zich veel Nederlanders hebben gevestigd (Australië, Canada, Verenigde Staten) was dit het geval
Taken van de vertegenwoordigingen
Artikel 1 van het Reglement van de Buitenlandse Dienst (KB van 13 oktober 1951, Staatsblad nr. 499) omschrijft de taak van de Buitenlandse Dienst. De door het Koninkrijk der Nederlanden ondertekende Verdragen van Wenen inzake diplomatiek en consulair verkeer komen hiermee overeen. ( Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, 18 april 1961 (Trb. 1962, nr. 159); Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen, 24 april 1964 (Trb. 1981, nr. 143). )
Die taken zijn:
  1. Het Koninkrijk in het buitenland te vertegenwoordigen;
  2. De buitenlandse betrekkingen van het Koninkrijk te onderhouden door middel van contacten met de regering van de ontvangende staat;
  3. Buiten het grondgebied de belangen van het Koninkrijk en van de onderdanen te behartigen en te beschermen;
  4. Met alle wettige middelen inlichtingen omtrent het buitenland te verzamelen en te verstrekken die voor de regering en voor de bewoners van het Koninkrijk van belang kunnen zijn;
  5. Buiten het grondgebied van het Koninkrijk de gerechtelijke, buitengerechtelijke en administratieve handelingen en werkzaamheden te verrichten welke krachtens internationale overeenkomsten en de wetten en voorschriften van het Koninkrijk aan diplomatieke en consulaire ambtenaren zijn opgedragen of waartoe deze bevoegd zijn verklaard;
  6. Het verrichten van alle andere door of vanwege de regering op te dragen werkzaamheden;
  7. Het bevorderen van vriendschappelijke betrekkingen tussen het Koninkrijk en de ontvangende staat en het tot ontwikkeling brengen van hun betrekkingen op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied.
Bovenstaande taken dienden te worden uitgevoerd met inachtneming van het volkenrecht, in het bijzonder de voor het Koninkrijk of de samenstellende delen van het Koninkrijk bindende internationale verdragen en andere overeenkomsten. Ook dienden bij de uitoefening van de taak de wetten en gebruiken van het land van accreditering in acht te worden genomen. De taakelementen werden in bilateraal en in multilateraal verband uitgeoefend.
Taakverdeling
In materiële zin kan het werk van de ambassades en consulaten globaal worden onderverdeeld in:
A. Politieke aangelegenheden
  • Het volgen van de binnenlandse en buitenlandse politieke ontwikkelingen in het land of bij de internationale organisatie waarbij de missie geaccrediteerd is. Het rapporteren aan de Nederlandse regering omtrent de voor Nederland relevante ontwikkelingen opdat die bij het formuleren van haar beleid daar rekening mee kan houden;
  • Het uitdragen van het Nederlandse politieke beleid - tevens in het belang van de bevordering van de internationale rechtsorde - bij de autoriteiten, waarbij de post is geaccrediteerd, respectievelijk de andere leden van de internationale organisatie, ten einde te bewerkstelligen dat het beleid van die autoriteiten (of van die landen) zich, voor zover nodig en/of wenselijk, aan dat Nederlandse beleid aanpast of conformeert;
  • Behartiging van belangen van andere landen. Dit omvat de behartiging van de politieke belangen van Luxemburg in die landen waar Luxemburg geen vertegenwoordiging heeft. Deze verdragsrechtelijke vastgelegde verplichting wordt gedeeld met België, dat de commerciële en consulaire taken vervult in landen waar Luxemburg geen vertegenwoordiging heeft.
  • Na de Tweede Wereldoorlog verliet de Nederlandse regering de vooroorlogse neutraliteitspolitiek. Een gevolg hiervan was dat tussen de bondgenoten in de NAVO en tussen de leden van de Europese Gemeenschap in alle hoofdsteden waar meerdere NAVO- of EG-landen zijn vertegenwoordigd regelmatig overleg werd gevoerd om tot gemeenschappelijke standpunten te komen.
B. Economische aangelegenheden
Op grond van een overeenkomst werken de posten ook voor het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen (BEB) en de Exportbevordering- en Voorlichtingsdienst (EVD) van het ministerie van Economische Zaken. Deze overeenkomst, in de wandeling "het Concordaat" ( NA, DBD, 2.05.51, nv. nr. 32. ) , werd op 26 juli 1950 door de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA) goedgekeurd. Op grond van deze overeenkomst waren de BEB en de EVD gerechtigd instructies op handelspolitiek gebied aan de posten te geven. ( A.M. van der Togt, Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in een veranderende wereld. Organisatorische aspecten van de vorming van het buitenlands beleid 1945-1974 (Nijmegen 1984) 32. )
De economische werkzaamheden kunnen worden onderscheiden in macro-, meso- en micro-economische (respectievelijk het gehele land, een bedrijfstak en een bedrijf betreffende).
C. Consulaire aangelegenheden
  1. Ten behoeve van Nederlanders:
    • Het zorgdragen voor de Nederlandse kolonie en Nederlandse toeristen in het buitenland. De meest voorkomende werkzaamheden hiervoor zijn:
      • verstrekking, verlenging en wijziging van reisdocumenten voor Nederlanders, alsmede diplomatieke, consulaire en dienstpaspoorten; (hoofden van diplomatieke posten zijn hiertoe bevoegd op grond van de artikelen 8, 10, 12 en 13 van de Paspoortinstructie Nederland 1952. Het hoofd van de diplomatieke post kan de bevoegdheid delegeren aan consulaire ambtenaren in zijn ressort.)
      • opmaken van legalisaties;
      • verstrekken van juridische adviezen;
      • bijstand bij opstellen van notariële akten;
      • opmaken van volmachten;
      • registratie van opgemaakte akten in een repertorium.
      • opmaken van akten van de burgerlijke stand; (niet alle posten zijn hiertoe bevoegd. Zie voor (wisselende) lijst het Consulair Besluit van 15 september 1956 (Stb. 484) en de wijzigingen hierop.)
      • dienstplichtzaken; doorgeleiden van verzoeken tot ontheffing van de dienstplicht voor in het ressort woonachtige Nederlanders.
      • repatriëring;
      • zorg voor gearresteerden.
    • overbrenging van gerechtelijke stukken, rogatoire commissies, legalisaties en andere juridische handelingen;
    • scheepvaartzaken, zeebrieven, aanmonstering, scheepsverklaringen;
    • vlootbezoeken;
    • opsporing van personen in het ressort en het innen van vorderingen;
    • hulp bij emigratie
  2. Ten behoeve van buitenlanders:
    • verlenen van visa voor bezoeken aan Nederland korter dan drie maanden of verstrekken van een 'machtiging voorlopig verblijf' bij een verblijf van langer dan drie maanden;
    • doorzending van asielverzoeken;
    • doorgeleiden van klachten over het optreden van Nederlandse overheidsorganen;
    • inlichten van buitenlandse autoriteiten betreffende Nederland o.a. inzake de Nederlandse wetgeving.
D. Pers- en Culturele aangelegenheden
  • Het bevorderen en verbreiden van kennis van het leven en denken van het Nederlandse volk, zijn staatkundige, economische en sociale structuur, zijn cultuur en zijn historie, en over de beginselen en feitelijke gegevens die daarbij een rol spelen. Al dan niet in het kader van een Cultureel Accoord tussen Nederland en het ontvangende land heeft de post tot taak het ontwikkelen van activiteiten en het aankweken en onderhouden van relaties die de banden tussen beide landen kunnen verstevigen.
Werkzaamheden van Permanente Vertegenwoordigingen
De taak van de Permanente Vertegenwoordigingen (PV) van het Koninkrijk der Nederlanden bij internationale organisaties is het voorbereiden van het gezamenlijke beleid en de voorbereiding en formulering van het nationale beleid met betrekking tot die internationale organisaties. De PV's zijn intermediair tussen de nationale administratie en de administratie van de internationale organisatie.
Uitvoering van de taak geschiedt door het uitdragen van het Nederlandse standpunt ten aanzien van aangelegenheden waarvoor de internationale organisatie in het leven is geroepen en het bevorderen van besluitvorming van de internationale organisaties, veelal via compromissen, waarin de Nederlandse belangen zo goed mogelijk tot hun recht komen.
De werkzaamheden vinden voornamelijk plaats in vergaderingen van ambtelijke overleg- en werkgroepen en, afhankelijk van het soort organisatie, in al of niet regulier overleg van de politiek verantwoordelijken.
De ambtelijke overleg- en werkgroepen kennen bij sommige internationale organisaties een vaste samenstelling, in andere gevallen is er sprake van een ad-hoc overleg.
De definitieve voorbereiding van de besluitvorming vindt plaats in het overleg van de Permanente Vertegenwoordigers. De beslissing over de voorstellen vindt altijd op het departement in Den Haag plaats.
Het uitdragen van standpunten door de Permanente Vertegenwoordigingen kan slechts plaatsvinden indien instructies bestaan over die standpunten. Die instructies worden geleverd door de departementen van algemeen bestuur in Nederland. Het departement van Buitenlandse Zaken treedt formeel op als coördinerend orgaan bij het vaststellen en doorgeleiden van die instructies.
Kort historisch overzicht
( http://www.stichtinghalin.nl/History.htm )
De Japanse invasie en de daaropvolgende bezetting van Indonesië maakte een eind aan de Nederlandse overheersing en stimuleerde de tot dan toe onderdrukte Indonesische onafhankelijkheidsbeweging. Tijdens de Japanse bezetting werden Nederlanders opgesloten in kampen en de Indonesiërs werden gedwongen om mee te helpen met de Japanners. Twee dagen na de overgave van Japan op 17 augustus 1945, verklaarden de invloedrijke nationalistische leiders Soekarno en Hatta, Indonesië onafhankelijk en Soekarno werd de eerste president.
De nieuwe status van de kolonie werd door Nederland niet erkend. Voor de Nederlanders volgde een tijd van terreur en plunderingen door vrijheidsstrijders en andere groepen, de zogenaamde bersiapperiode. Nederland probeerde door de politionele acties (militair ingrijpen in 1947 en 1948), het gezag te herstellen. Onder druk van de Verenigde Staten droeg Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit van Nederlands-Indië, met uitzondering van Nieuw Guinea over. Nieuw Guinea werd uiteindelijk in 1962 door Indonesië ingelijfd.
De Indische Nederlanders (Indo's) stonden na de soevereiniteitsoverdracht voor de keus hun Nederlandse nationaliteit behouden of de Indonesische nationaliteit aannemen (warga negara (wni)). Dit betekende de keuze tussen een enkele reis naar Nederland, het land van hun voorvaders, of te blijven in Indonesië, het land van hun geboorte. Echt welkom waren ze niet, noch in Nederland, noch in Indonesië.
Tijdens de Ronde Tafel Conferentie tussen Nederland en Indonesië was Den Haag er al van uitgegaan dat veel Indische Nederlanders zouden kiezen voor de Indonesische nationaliteit, vooral zij die er geboren waren en er ook door inheemse familiebanden geworteld waren.
Het kabinetsbeleid was reeds op die gedachte afgestemd. Men was bevreesd dat deze Indo's aanpassingsproblemen zouden hebben in Nederland. Er waren verder ook praktische bezwaren. Als gevolg van de oorlog was er enorme schaarste in Nederland aan woningen en werk en een grote volksverhuizing was dus niet wenselijk.
Het advies van de Nederlandse overheid om toch maar te kiezen voor het warga negaraschap vond minder gehoor dan men blijkbaar gehoopt had. Ook pogingen van Den Haag om wettelijke barrières op te werpen leverden niet het gewenste resultaat op. Indische mensen die naar Nederland wilden moesten aantonen dat ze Nederlander waren. Aangezien de daarvoor benodigde documenten niet meer op te sporen waren leverde dit de nodige problemen op.
De mensen die besloten hadden toch in Indonesië te blijven kregen daar later vaak nog spijt van (de spijtoptanten). De positie van de Indo's, die niet zelden werden beschouwd als handlangers van de vroegere kolonisator, verslechterde in de jaren vijftig met rasse schreden. De gespannen verhouding tussen Nederland en Indonesië als gevolg van de kwestie Nieuw-Guinea was hier mede van invloed op.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archiefblok omvat het archief van het Hoge Commissariaat in Indonesië te Jakarta. De begincesuur voor deze inventaris is het jaar 1949. De eindcesuur is gelegen in het jaar 1961. In deze toegang is echter ook een aantal archiefbescheiden opgenomen, waarvan de datering niet binnen de archiefblokperiode vallen.
Selectie en vernietiging
Voor de bewerking van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Buitenlandse Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Buitenland over de periode 1945 - 1990, 9 september 2002/nr.C.2002/2848, (Stcrt. 14 november 2002, nr. 220/pag. 11) (RIO 103a)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handeling van de minister van Buitenlandse Zaken als vakminister en als actor op het beleidsterrein Rijkshuisvesting, 12 maart 2007/nr. C/S&A/07/524, (Stcrt. 26 juli 2007, nr.142/pag. 6) (RIO 45)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Buitenlandse Zaken als vakminister en als vakminister in Londen, binnen het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting over de periode 1940 - 1993, vastgesteld bij beschikking van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Buitenlandse Zaken, nr. 98.22.RWS/JW d.d. 8 januari 1998 (Stcrt. 30 juli 1998, nr. 142), laatstelijk gewijzigd bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs. Cultuur en Wetenschappen en de minister van Buitenlandse Zaken, 25 januari 2005/nr. C/S/05/138 (Stcrt. 31 maart 2005, nr. 62/pag. 34) (RIO 015)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Buitenlandse Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945 - 1999, 5 juli 2005/nr. C/S&A/051197 (Stcrt. 16 december 2005, nr. 245/pag. 25), rekening houdend met publicatie in de Stcrt. 14 juni 2007, nr.112/pag.10 (RIO 143)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Buitenlandse Zaken als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel over de periode 1945-1996, 11 september 2007/Nr. C/S&A/07/2236 (Stcrt 16 oktober 2001, nr. 200 / pag. 10), rekening houdend met het Basisselectiedocument op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant 20 november 2007, nr. 225 / pag. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant 18 december 2007, nr. 245. (RIO 073)
Verder zijn, op verzoek van het Nationaal Archief, de bestaande toegangen op het archief ook in deze inventaris opgenomen.
Op verzoek van de Archiefcommissie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn de dossiers inzake het vaststellen van de nationaliteit, welke volgens de selectielijst vernietigd kunnen worden, bewaard. De omvang hiervan bedraagt 40 meter. Omdat de rest van het archief al gereed was, zijn deze dossiers achteraan in de inventaris geplaatst onder rubriek vijf.
Bij aanvang bestond het archief uit 95,5 meter. Na bewerking hiervan is in totaal 45 meter archief voor bewaring overgebleven. De archiefstukken welke voor bewaring in aanmerking kwamen zijn overgedragen aan het Nationaal Archief. De archiefstukken die voor vernietiging in aanmerking kwamen, zijn na verkregen toestemming van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, afgevoerd door Van Gansewinkel Nederland BV en daar op de gebruikelijke wijze vernietigd. Tijdens de selectie zijn ook archiefstukken geselecteerd welke op termijn voor vernietiging in aanmerking kwamen. Het betreft hier onder andere de personeelsdossiers.
Verantwoording van de bewerking
Dit archiefblok is bewerkt als uitvloeisel van het meerjarenconvenant zoals dit is afgesloten tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) op 29 september 1994.
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • Foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis
Ordening van het archief
Het uiteindelijke resultaat van de bewerking is een klassieke toegang op de archiefbestanden van het archief van het Hoge Commissariaat in Indonesië te Jakarta over de periode 1949 - 1961. De toegang is primair ingedeeld in archiefvormende diensten, in dit geval het hoge commissariaat, de politiek adviseur van de regering van Nederlandsch Indië, W.F.L. Graaf van Bylandt, de hoge vertegenwoordiger van de Kroon in Indonesië, dr. L.J.M. Beel, en de plaatsvervangend hoofd Voorlichting van het Hoge Commissariaat te Indonesië, J.K. Kroon. Bij de aanwezigheid van geheime stukken is de toegang secundair onderverdeeld in algemeen archief en geheim archief. Tertiair is de toegang geordend op de 9 hoofdrubrieken van de archiefcode van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals deze in 1978 is vastgesteld. De hoofdrubrieken bestaan uit:
  • 0 - Algemeen
  • 1 - Organisatie
  • 2 - Protocol
  • 3 - Juridische aangelegenheden
  • 4 - Aangelegenheden van openbare orde, openbare zedelijkheid, openbare gezondheidszorg, openbare veiligheid, volkshuisvesting, leefmilieu
  • 5 - Waterstaat, verkeer en vervoer, verbindingen en elektronica
  • 6 - Economie, migratie, arbeid
  • 7 - Sociale aangelegenheden
  • 8 - Culturele en wetenschappelijke aangelegenheden, voorlichting
  • 9 - Staatkunde, landsverdediging, internationale organisaties
De benamingen van deze rubrieken, met bijbehorende nummers, zijn voor zover daar stukken van werden aangetroffen overgenomen in deze nieuwe toegang. Binnen deze indeling is, afhankelijk van de aanwezigheid van gerelateerde archiefbescheiden, een nader onderverdeling gemaakt al dan niet gebaseerd op de archiefcode.
Het codenummer is feitelijk een onderwerpsnummer. Dit betekent dat onder één onderwerp meerdere dossiers kunnen vallen die hetzelfde codenummer hebben. Voor het bepalen van de plaats van een archiefstuk binnen de inventaris is gekeken naar de code welke oorspronkelijk aan het archiefstuk is gegeven. Op basis van die code is het archiefstuk onder een rubriek geplaatst. Alleen in die gevallen waarin de gegeven code niet overeenkwam met de inhoud van het dossier, is deze code losgelaten en zijn de stukken geplaatst in de rubriek waar ze inhoudelijk thuis horen. De verschillende archiefstukken zijn zoveel mogelijk chronologisch geordend.
De persoonsdossiers onder de rubriek Dossiers inzake nationaliteit zijn de ene keer gevormd per familie een enkele keer is er een verzameldossier aangelegd van personen die niks met elkaar te maken hebben. Het is niet helemaal duidelijk wat de reden voor het aanleggen van verzameldossiers is.
Voor de schrijfwijze van buitenlandse aardrijkskundige namen is de schrijfwijze gehanteerd die de Nederlandse Taalunie heeft gepubliceerd op haar website. De Grote Bosatlas is gehanteerd als de vorige genoemde site geen uitsluitsel bood.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Hoge Commissariaat Indonesië (Jakarta), nummer toegang 2.05.189, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hoge Commissariaat Indonesië, 2.05.189, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen