Terug naar zoekresultaten

2.21.336 Inventaris van het archief van A. Kappeyne van de Coppello [levensjaren 1936-1990], 1941-1990

Documentatie en archiefmateriaal betrekking hebbend op het privé-leven en de werkzaamheden van de archiefvormer
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.336
Inventaris van het archief van A. Kappeyne van de Coppello [levensjaren 1936-1990], 1941-1990

Auteur

CAS 1378

Versie

10-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

A. Kappeyne van de Coppello
Kappeyne van de Coppello

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1941-1990

Archiefbloknummer

C16

Omvang

; 701 inventarisnummer(s) 15,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, en enige stukken in het,en.
Nederlands
Duits
Engels
Frans

Soort archiefmateriaal

Originele geschreven en getypte stukken, krantenknipsels en andere documentatie en een aantal foto's.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kappeyne van de Coppello, A. (1936-1990)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Documentatie en archiefmateriaal betrekking hebbend op het privé-leven en de werkzaamheden van de archiefvormer

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Biografie
Annelien Kappeyne van de Coppello werd op 24 oktober 1936 te Oud-Over (gemeente Loosdrecht, Utrecht) geboren in een familie, waarvan diverse leden politiek actief waren. Haar vader, N.J.C.M. Kappeyne van de Coppello, was behalve bankier en later advocaat en procureur, tevens lid van de Provinciale Staten in Utrecht. Ook was hij lid van organisaties als de Vereniging van de Verenigde Naties, en de Organisatie voor de Rechten van de Mens, en voorzitter van de Vereniging voor Internationale Rechtsorde. Haar grootmoeder, E.J. Kappeyne van de Coppello-Wijchers, werd in 1931 benoemd tot lid van de Provinciale Staten in Utrecht. Ze was voorzitter van de Unie voor Vrouwenbelangen en lid van het hoofdbestuur van de Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap. Haar grootvader Jacobus was lid van de Eerste Kamer en haar oudoom, minister Johannes Kappeyne van de Coppello, joeg met zijn Wet op het Lager Onderwijs (1978) de confessionele politici tegen zich in het harnas door het bijzonder onderwijs niet te subsidiëren. Annelien Kappeyne van de Coppello beschouwde hem als een echte liberaal en bewonderde zijn karaktervolle zusters, Cornelia Sara (tante Cor) en Catharina (tante Kee). Eerstgenoemde was de grootmoeder van A.W. Tjarda van Starkenborch Stachouwer, de laatste landvoogd van Nederlands-Indië, met wie Annelien - volgens haar zeggen - geregeld politieke zaken besprak.
Nadat zij in 1955 aan het Stedelijk Gymnasium in Utrecht het diploma Gymnasium-A had behaald en vervolgens een jaar in het Zwitserse Lausanne als bloemschikker aan de lopende band had gewerkt, begon Kappeyne van de Coppello in 1956 haar rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Ze woonde in een huis voor vrouwelijke studenten, "Over 't Hoff"(Gerecht 10), waar ze de rest van haar leven zou blijven. Nadat ze het in 1975 had gekocht, behield het zijn functie als huisvesting voor zestien vrouwelijke studenten.
Door een actief lidmaatschap van de Vereniging voor Vrouwelijke Studenten Leiden, maar ook deelname aan het zogeheten Studentenparlement en andere activiteiten studeerde ze pas na bijna tien jaar, op 28 februari 1966, af in Nederlands recht.
Tijdens haar studie overwoog ze zich aan te sluiten bij de PVDA, maar in 1961 - het jaar van de bouw van de Berlijnse muur - koos ze voor de VVD na het bijwonen van de Liberale Internationale in Denemarken. Na haar afstuderen werd Kappeyne van de Coppello voor de VVD gekozen in de gemeenteraad van Leiden (september 1966 tot juni 1972) en vond ze een betaalde werkkring als fractiemedewerkster van de VVD in de Tweede Kamer. Van 1969 tot 1971 was zij adjunct-secretaris van de Kiesraad, het belangrijkste adviesorgaan van regering en parlement met betrekking tot kiesrecht en verkiezingen.
Van oktober 1973 tot september 1974 was zij opnieuw lid van de Leidse gemeenteraad.
Deze functie combineerde ze enige tijd met het lidmaatschap van de Tweede Kamer (mei 1971-juni 1981). Zij trad vooral op als fractiewoordvoerster voor binnenlandse zaken, justitie en cultuur. Na een onopvallende beginperiode verwierf zij bij een groter publiek bekendheid door haar optreden in november 1976 tijdens het Kamerdebat over de 'Menten-affaire'. De kunsthandelaar P.N. Menten, die verdacht werd van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden in het door de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog bezette Polen, bleek aan de vooravond van zijn arrestatie naar het buitenland te zijn uitgeweken. De verantwoordelijke minister van Justitie, A.A.M. van Agt - lid van de Katholieke Volkspartij - , werd verweten dit dossier niet tijdig en adequaat te hebben behandeld. Hij moest zich in de Tweede Kamer tegen scherpe kritiek verdedigen, waarbij hij, mede door een slechte voorbereiding op het debat, een zwakke indruk achterliet. Namens oppositiepartij VVD analyseerde Kappeyne van de Coppello scherp en genadeloos de zwakke plekken in zijn optreden. Op professionele waarnemers van het debat maakte zij met haar koele, zakelijke aanpak veel indruk, maar ook ontving ze brieven van burgers die haar optreden tegen een dienaar van de Kroon onoorbaar en weinig vrouwelijk vonden.
Bij Kappeyne van de Coppello's felle kritiek op Van Agt speelden ook vorige ervaringen met deze minister een rol, in het bijzonder diens repressieve optreden tegen abortuskliniek 'Bloemenhove' in Heemstede in 1974 en begin 1976. Zij was een overtuigd voorstander van het legaliseren van abortus, en met die opvatting stond zij diametraal tegenover Van Agt.
Op 13 januari 1977, één maand nadat de Eerste Kamer het wetsontwerp Afbreking Zwangerschap van PVDA en VVD had verworpen, besloot ze uit de politiek te gaan als er bij een nieuw wetsontwerp aan het recht van de (zwangere) vrouw op zelfbeschikking zou worden getornd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij weigerde, toen zij bij de formatie van het kabinet-Van Agt-Wiegel (1977-1981) - een coalitie van christen-democraten en de VVD - voor het staatssecretariaat van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk werd gepolst.
Kappeyne van de Coppello bleef actief in de Tweede Kamer, vanaf eind december 1977 als vice-fractievoorzitter met J.G. Rietkerk als voorzitter. Zij behoorde tot de linkervleugel en haar standpunten en stijl leidden bij menige partijgenoot tot wrijving. Het 'conservatief materialisme', dat de VVD vanaf het aantreden van H. Wiegel als fractieleider en politiek aanvoerder in 1971 kenmerkte, vervulde Kappeyne van de Coppello met zorg. Zij was een warm pleitbezorger van het zogenaamde ontplooiïngsliberalisme met thema's als gelijkberechting van minderheden, en emancipatie van achtergestelde groepen en toonde zich een gedreven spreker over de grondslagen van de rechtstaat bij debatten over staats- en kiesrecht. Zij keerde zich tegen het districtenstelsel, was sterk voorstander van een referendum en pleitte ervoor het recht van enquête opnieuw leven in te blazen.
In april 1979 diende ze een motie in over het opnemen in de Grondwet van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, die twee maanden later werd aangenomen. Het onderwerp lag haar na aan het hart, mede met het oog op het te verwachten effect op de discussie rond levensvraagstukken als euthanasie en orgaandonatie. In 1983 werd de eerbiediging van de integriteit van het menselijk lichaam in de Grondwet opgenomen.
Kappeyne van de Coppello's laatste zittingstermijn - vanaf 1977 - verliep niet zonder strubbelingen. Had zij van Wiegel nog de nodige ruimte gekregen om haar gedachten en plannen uit te dragen, met diens opvolger als fractievoorzitter, J.G. Rietkerk, was de samenwerking stroef. Naast beider karaktereigenschappen speelde hierbij ook het veranderde politieke klimaat een rol. Het Kabinet Van Agt-Wiegel probeerde voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog bezuinigingen door te voeren bij de centrale overheid en de sociale zekerheid (bestek '81). Rietkerk verklaarde in zijn zogenaamde 'tijdgeestrede', dat de tijd van de bedilzuchtige verzorgingsstaat voorbij was. Opvallend was dat Kappeyne van de Coppello bij het verkrijgen van steun voor haar ideeën - vooral op immaterieel gebied - zich meer dan eens op de Partij van de Arbeid (PvdA) richtte, wat in deze jaren van sterke polarisatie allerminst gebruikelijk was. Van de socialisten verwachtte zij meer steun dan van coalitiepartner Christen-Democratisch Appèl (CDA) of zelfs van haar eigen fractie. Niet alleen vanwege de kleur van haar haar werd zij geregeld in de pers 'de rode liberaal' genoemd.
Na afloop van deze termijn besloot Kappeyne van de Coppello zich niet opnieuw kandidaat voor een Kamerzetel. Doorslaggevend bij haar besluit was de discussie op partijcongres van de VVD in maart 1981 over herinvoering van de doodstraf - die zij juist formeel wilde afschaffen - en de afwijzing door datzelfde congres het voorstel om in Nederland verblijvende buitenlanders stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen te verlenen. Zij had inmiddels haar eigen fractie wel in meerderheid voor het buitenlanderskiesrecht weten te winnen.
In mei 1981 trad zij namens de Veronica Omroep Organisatie - de voortzetting van een voormalige piratenzender, waarvan zij tot verbazing van velen lid was - toe tot de Raad van Beheer van de Nederlandse Omroepstichting (NOS). Daar beheerde zij de portefeuilles personeelszaken en facilitair bedrijf. De vergader- en besluitencultuur in de omroepwereld waren heel anders dan de Haagse politieke mores. 'Wat [in Hilversum] besloten was, kon de volgende dag weer worden herroepen of werd gewoon niet uitgevoerd. Het was veelal verplaatsen van lucht', zo stelde zij vast, zodat spijt over haar vertrek uit de politiek al spoedig de overhand kreeg.
Haar afscheid van het Binnenhof bleek uiteindelijk niet definitief. VVD fractieleider en 'politiek petekind', E.H.Th.M. Nijpels, haalde haar terug naar Den Haag. Op 8 november 1982 trad zij toe tot het eerste kabinet-Lubbers - een coalitie van CDA en VVD - als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Onder minister J. de Koning was zij belast met onder meer de emancipatie van vrouwen, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorziening voor bijzondere groepen. Ofschoon zij nooit actief is geweest en geen innige banden had met de vrouwenbeweging als zodanig - "Dat mekaar als zusters beschouwen, dat zie ik nog niet zo één, twee, drie" - , zette Kappeyne van de Coppello zich op haar wijze voor emancipatievraagstukken in. Die manier, nuchter en zakelijk, paste het beste bij haar, maar die zag zij ook als de aangewezen weg om het beleid voor een meerderheid van het parlement en onder de burgers aanvaardbaar te maken. In 1984 presenteerde zij het concept-Beleidsplan Emancipatie, dat geïnitieerd was door haar voorgangster Hedy d'Ancona. Het stuk werd positief ontvangen, met uitzondering van RPF, SGP en GPV. Kern van het voorgestelde beleid was dat het gezin niet langer de basis voor de maatschappelijke ordeningen en het inkomensbeleid zou zijn, waardoor mannen en vrouwen geleidelijk gelijke rechten zouden krijgen op betaald werk en sociale uitkeringen. Op basis van het definitieve rapport (1985) kwam in samenwerking met L. de Graaff, collega-staatssecretaris op het ministerie van Sociale Zaken, de wetgeving gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de Algemene Ouderdomswet (AOW) en andere volksverzekeringen tot stand. Ook het project 'Vrouwen uit minderheden' en de Nota met betrekking tot het beleid ter bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes (1985) kregen een goede ontvangst, ondanks incidentele reacties van seksistische aard. Zo ontving ze een brief van een arts die haar opstelling typisch voor 'een vrouw in de menopauze' noemde. Als staatssecretaris van emancipatiezaken maakte Kappeyne van de Coppello zich ook sterk voor bestrijding van discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Tijdens de Wereld Vrouwenconferentie in Nairobi (1985) introduceerde ze dit onderwerp op internationaal niveau.
Nadat het kabinet-Lubbers op 14 juli 1986 zijn termijn had volgemaakt, keerde Kappeyne van de Coppello niet terug in een nieuw ministerie. Na een intermezzo, waarin ze overwoog te solliciteren naar de functie Ombudsman en een benoeming aanvaardde als lid van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (1987), trad zij op 1 maart 1988 toe tot de Raad van State. Daar kon zij haar oude stiel - het staatsrecht - in de afdeling geschillen van bestuur weer oppakken. Ook de sfeer bij de Raad van State beviel haar goed, gesteld als zij was op goede omgangsvormen. Dit noemde ze haar gelukkigste jaren, hoewel ze overschaduwd werden door de ziekte (kanker), waaraan ze 23 februari 1990 zou overlijden. Zij liet een echtgenoot, de journalist H.F. de Groen, en een als pleegdochter aangenomen voormalige collega uit de NOS-periode, J.D. van Tongeren, achter. Laatstgenoemde heeft ter bewaring van haar politieke erfenis de Mr. Annelien Kappeyne van de Coppello Foundation opgericht, die discussiebijeenkomsten organiseert over liberale thema's. Ondanks alle meningsverschillen en kritiek worden de kwaliteiten van Kappeyne van de Coppello als jurist en volksvertegenwoordiger algemeen erkend. en oogst haar onafhankelijke opstelling nog steeds veel waardering. Het is veelzeggend dat ook CDA-politicus Lubbers, met wie ze geregeld op politiek vlak botste, haar 'het pareltje van de VVD' heeft genoemd.
Curriculum Vitae
Opleiding
  • Bijzondere lagere school
  • Gymnasium-a, "Stedelijk Gymnasium" te Utrecht, van 1948 tot 1955
  • Nederlands recht, Rijksuniversiteit Leiden, van 1956 tot 1966 (bijvak: parlementaire geschiedenis)
Loopbaan
  • Ambtelijk secretaris VVD-fractie Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 1966 tot mei 1971
  • Lid gemeenteraad van Leiden, van 6 september 1966 tot 26 juni 1972
  • Idem, 26 oktober 1973 tot 3 september 1974
  • Commissielidmaatschappen binnen de gemeenteraad van Leiden
    • Sport- en Jeugdzaken, van 1966-1972
    • Reinigings- en Ontsmettingsdienst, 1966-1970
    • Groenoordhal, van 1969-1972
    • Rechtskundige Commissie (incl. Strafvorderingen), van 1970-1974
    • Inrichtingen 'Endegeest', 'Voorgeest', 'Rhijngeest', van 1970-1972
    • Openbaar Slachthuis, van 1970-1972
    • Reiniging, Havens en Watermarkten, van 1970-1972
    • Maatschappelijke Aangelegenheden en Gezondheidszorg, 1972
    • Cultuur, Recreatie. Sport en Jeugd, 1972
    • Bedrijven, 1972
    • Algemene en Bestuurlijke Aangelegenheden, 1973-1974
  • Raadsvertegenwoordiging
    • Commissie voor de Beroepsschriften, van 1966-1970, 1973
    • Culturele Raad Leiden, 1968-1972
    • Commissie voor de Groenoordhal, 1969
  • Adjunct-secretaris Kiesraad, van 1969 tot mei 1971
  • Lid Kiesraad, 1971 tot november 1982
  • Lid VVD Tweede Kamer fractie, van 11 mei 1971 tot 10 juni 1981
  • Vice-fractievoorzitter VVD Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 22 december 1977 tot 26 mei 1981
  • Gedelegeerde commissies, presidia etc.
    • Lid van de subcommissie Registratie Persoonsgegevens 1974-1977
    • Voorzitter Bijzondere Commissie voor de huisvesting der Kamer, van 18 maart 1975 tot maart 1976
    • Ondervoorzitter Bijzondere Commissie voor het wetsvoorstel Wet Openbaarheid van Bestuur, van 24 juni 1975 tot februari 1977
    • Plaatsvervangend lid Presidium Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1975 tot 10 juni 1981
    • (Onder)voorzitter Bijzondere Commissie voor de problematiek van de Zuid-Molukkers, van 25 mei 1976 tot september 1978
    • Lid van de vaste Commissie voor Justitie, 1977-1978
    • Lid van de vaste commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, 1977
    • Ondervoorzitter vaste commissie voor de Verzoekschriften, van 24 januari 1978 tot 10 juni 1981
    • Lid Bijzondere Commissie voor de Nota over het emancipatiebeleid, 1978
    • Voorzitter Gemengde Commissie voor de Stenografische Dienst der Staten-Generaal, van 8 maart 1978 tot 10 juni 1981
    • Voorzitter Bijzondere Commissie voor de ontwerpwet op de lijkbezorging, van 5 april 1978 tot 10 juni 1981
    • Ondervoorzitter Bijzondere Commissie Grond- en Kieswetzaken (vanaf 1978 voor de Grondwetsherziening), van 5 april 1978 tot 10 juni 1981
    • Lid Bijzondere Commissie van onderzoek naar de kennis, die personen hadden van het oorlogsverleden van mr. W. Aantjes en de wijze waarop deze kennis was verkregen en gehanteerd werd, van december 1978 tot augustus 1979
    • Lid van de Bijzondere Commissie voor de Nota betreffende de Internationale Culturele Betrekkingen, 1979
    • Voorzitter vaste commissie voor Justitie, van 20 september 1979 tot 10 juni 1981
    • Lid van de Bijzondere Commissie voor het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen, 1981
  • Lid Raad van Beheer NOS (Nederlandse Omroepstichting), van 1 juli 1981 tot 8 november 1982
  • Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (belast met onder meer emancipatie van de vrouw, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorziening voor bijzondere groepen), van 8 november 1982 tot 14 juli 1986
  • Lid Raad van State, van 1 maart 1988 tot 23 februari 1990 (benoemd bij K.B. van 23 december 1987, nr. 6)
  • Lid afdeling geschillen van bestuur (Raad van State)
  • Nevenfuncties en lidmaatschappen
    • Lid redactieraad Ars Aequi, 1959-1966
    • Lid Studentenparlement, van 1959 tot 1962
    • Lid VVD, 1961-1990
    • Lid propagandacommissie VVD afdeling Leiden, vanaf 1962
    • Lid Stichting Organisatie Vrouwen in de VVD, 1962 -
    • Lid Partijraad van de VVD 1962-1969
    • Lid van de Telderstichting, 1963-
    • Lid Nederlandse Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding, 1965-1971
    • Lid Recreatieraad Leiden, 1965-1972
    • Lid Vereniging van Staten- en raadsleden van de VVD, 1966-
    • Voorzitter Stichting Leidse Jeugd Actie, 1967-1971
    • Lid Commissie Kiezer-Gekozene van de VVD, 1967-1968
    • Lid Raad van de Kunst
    • Lid redactie Liberaal Reveil, 1969-1970
    • Lid algemeen bestuur Leids Universitair Fonds, 1974-1979
    • Lid bestuur Stichting "Centrum '45", 1975-1983
    • Lid Commissie van aanbeveling van de Stichting Vrije Relatierechten, 1977-1978
    • Lid Staatscommissie van advies inzake de relatie kiezers-beleidsvorming, van 26 mei 1982 tot 22 januari 1983
    • Lid bestuur VOO (Veronica Omroep Organisatie), 1978-1981
    • Lid bestuur toneelgezelschap "De Appel", 1979-1986
    • Lid Studiegroep Europese Kieswet van de Europese Beweging in Nederland, 1980
    • Lid bestuur Stichting Homomonument, 1980-1981
    • Lid Emancipatiecommissie Rijksuniversiteit Leiden, 1980-1981
    • Lid Stichting Nationaal Comité Nationale Viering Bevrijding, 1981
    • Lid van de redactie van Beleid & Maatschappij , 1982
    • Lid Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, 1986-1988
    • Lid Raad van Advies Stichting Historische Racisme Studies, 1989 tot 23 februari 1990
    • Lid curatorium Anne Frank Stichting, 1989 tot 23 februari 1990
Geschiedenis van het archiefbeheer
Mr. A. Kappeyne van de Coppello woonde vanaf 1956 tot aan haar overlijden in het herenhuis 'Over 't Hoff' aan Gerecht nr. 10 te Leiden. Ook toen het haar eigendom was geworden (1975) bleef het huis met 19 kamers bewoond door zestien vrouwelijke studenten. Zijzelf resideerde in de zogenaamde 'zaal' achterin het huis, dusdanig omringd door boeken en archieven, dat een bezoekers zich volgens een journalist een 'wak moet hakken' om haar te bereiken. ( Leids Dagblad, 26 juni 1993, pagina 11. ) Conform haar wens werd het pand na haar dood nog enkele jaren gebruikt voor studentenhuisvesting. De 'paperassen'van Kappeyne van de Coppello werden zolang gedeponeerd op de zolder.
Toen Gerecht nr. 10 verkocht moest worden vanwege hoge onderhoudskosten, schonk haar pleegdochter Mr. J.D. van Tongeren, als executeur-testamentair, in 2004 de ongeordende verzameling archiefstukken aan de Staat der Nederlanden om te worden bewaard bij het Nationaal Archief. In 2005 volgde nog een kleine aanvulling.
Het archief is door schenking verworven.
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Bij de selectie van het archief is uitgegaan van het criterium dat los aangetroffen documenten die uit openbare bron verkrijgbaar zijn voor vernietiging worden afgezonderd. Uit openbare bron verkrijgbare documenten die deel uit maken van een verband zullen worden bewaard.
Bij aanvang bestond het archief uit 31,5 meter. Na bewerking hiervan is in totaal 22,2 meter archief voor bewaring overgebleven. Zowel de archiefstukken welke voor bewaring in aanmerking kwamen, als de archiefstukken die voor vernietiging in aanmerking kwamen zijn overgedragen aan het Nationaal Archief.
Verantwoording van de bewerking
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • Foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Ordening van het archief
Het eindresultaat van de bewerking is een klassieke toegang, die primair is ingedeeld in vier rubrieken: algemeen, privé-leven, openbaar leven en overige. De rubrieken privé-leven en openbaar leven zijn weer verder onderverdeeld in subrubrieken. Bij de rubriek privé-leven is een onderverdeling op onderwerp gemaakt en bij de rubriek openbaar leven is een onderverdeling op functie gemaakt. Binnen de (sub)rubrieken zijn de archiefstukken chronologisch geordend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, A. Kappeyne van de Coppello, nummer toegang 2.21.336, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kappeyne van de Coppello, 2.21.336, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Literatuur Berg, Joop van den, "Liberaal over partijgrenzen heen", in: Liberaal Reveil (2007, nr. 1) Bolkestein, Frits, "Eigenzinnig en strijdvaardig", in: Liberaal Reveil (2007, nr, 1) Kappeyne van de Coppello, A., "Openheid bij het bestuur", in: Liberaal Reveil (1966, nr, 3) Idem, "Referendum en volksinitiatief", in: Liberaal Reveil (1969, nr. 3) Idem, "Democratie en emancipatie anno 1979", in: W.G.J. van Doorn en J. van Putten (red.), Democratie (Den Haag, 1980). Kooy, Martijn van der, Annelien Kappeyne van de Coppello: Strijdvaardig en eigenzinnig (Wageningen, 2006). Slagter, W., "Kappeyne van de Coppello, Annelien (1937-1990)" in: Biografisch Woordenboek van Nederland , deel 6 (electronische versie). Zie:. http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn6/kappeyne. Taest, G. en A. Kappeyne van de Coppello, De parlementaire enquête in België en Nederland (Zwolle, 1978). Tjeenk Willink, H.D., "Annelien Kappeyne van de Coppello", in: Liberaal Reveil (2007, nr. 1) Website van Parlement & Politiek Zie: http://www.parlement.com/9353000/1f/j9vvhy5i95k8zxl/vg09lles9mxe Wijgh, H., "Een 'rode' liberaal in de Tweede Kamer", in: Trouw (31 maart 1979, p.17)

Archiefbestanddelen