Terug naar zoekresultaten

2.08.44 Inventaris van het archief van het Ministerie van Financiën te Londen, en van het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen, 1940-1948

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.08.44
Inventaris van het archief van het Ministerie van Financiën te Londen, en van het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen, 1940-1948

Auteur

C.P. Stegenga

Versie

16-11-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1974 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Financiën te Londen
Financiën / Londens archief

Periodisering

archiefvorming: 1940-1948
oudste stuk - jongste stuk: 1940-1948

Archiefbloknummer

F24508

Omvang

734 inventarisnummer(s); 19,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in heten het.
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Departement van Financiën te Londen (1940-1945) Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen (1946-1948)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Op 14 mei 1940 arriveerde de Nederlandse regering in Londen. De eerste taak waarvoor het ministerie van Financiën zich gesteld zag was het bewaren en het beheren van het Nederlandse vermogen in het geallieerde en neutrale buitenland, ook wanneer dit toebehoorde aan Nederlanders die zich in bezet gebied bevonden. Vervolgens moest met een zeer kleine staf een financiële administratie worden opgebouwd voor de regering in ballingschap. De uitgaven betroffen de financiering van het regeringsapparaat in Londen, de kosten voor het Nederlandse aandeel in de geallieerde oorlogsvoering, de kosten voor de ravitaillering van de bevolking van Nederland onmiddellijk na de bevrijding en de uitgaven die nodig waren ter voorbereiding van de wederopbouw. Voor deze uitgaven moest een dekking worden gevonden. Dat was een lastig vraagstuk omdat de inkomsten voor een groot deel waren weggevallen. De kosten werden deels door liquidatie van activa bestreden. Dit gold bijvoorbeeld voor dat deel van de goudvoorraad dat zich bij het begin van de oorlog in het buitenland bevond en de ladingen die zich aan boord van Nederlandse schepen bevonden. Nog belangrijker waren een aantal kredietovereenkomsten met particuliere banken en geallieerde en neutrale regeringen. Daaronder een lening van 100 miljoen dollar van Chase National Bank of New York, 50 (later 75) miljoen kronen voor de aankoop van goederen in Zweden voor de wederopbouw, 242 miljoen dollar in het kader van een Lend-Lease overeenkomst met de Amerikaanse regering en een krediet van 25 miljoen dollar van de Canadese regering.
Het archief bevat informatie over de organisatie en stukken betreffende de begrotingen, de staatsschuld, de leningen, de monetaire politiek, de controle op banken en verzekeringen, reconstructievraagstukken, oorlogsroof en de liquidatie van het departement in Londen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
ORGANISATIE EN LIQUIDATIE LONDENS APPARAAT
Ondanks de in dit archief ontbrekende stukken over de organisatie van het Departement van Financiën en het Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën beiden te Londen is er in het onderstaande naar gestreefd een overzicht te geven van de organisatie en de werkzaamheden, met behulp van literatuur alsmede stukken uit dit archief en uit andere archieven.
Mr. J.W. Beyen, destijds financieel adviseur van de Nederlandse Regering heeft in zijn boek 'Het spel en de knikkers' ( Zie p. 137. ) medegedeeld dat hij de eerste twee maanden in Londen zijn handen vol had met een Nederlands Ministerie van Financiën, dat nog niet bestond.
De heer Beyen vervolgt: ' De heer de Geer had alleen zijn secretaris-generaal van Asch van Wijck medegenomen. Voorts waren in Londen Alexander Mackay van de Nederlandsche Bank en August Philips die firmant was van Blijdenstein en Zonen het door de Twentsche Bank, vele jaren terug gestichte discounthouse. Met hen, aangevuld door De Beus die uit Berlijn kwam, Ten Have, mijn reisgenoot, die kort na mij Londen had bereikt, en het Tweede Kamerlid mr. G.A. Boon vormden wij een team, dat het om afdoening vragend werk van het nog op te richten Ministerie van Financiën verrichtte en dit ministerie op poten zette. Met hulp van Ten Have richtten wij de administratie van de Nederlandse schatkist in'.
Gedurende de oorlog werd bij dit Departement een centrale boekhouding gevoerd van alle aldaar gedane ontvangsten en uitgaven. Deze boekhouding werd voortgezet tot 1 november 1946, waarna zij werd overgebracht naar het Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën, Toussaintkade nr. 53 te 's-Gravenhage, onder leiding van de heer M.C. Noë. Naast ontvangsten en uitgaven voor de Londense rijksbegroting, hebben door het Ministerie van Financiën te Londen ook ontvangsten en uitgaven plaats gehad voor rekening van departementen en derden in Nederland. ( Zie brief van 24 mei 1947, nr. 39 van de thesaurier-generaal van het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage, gericht aan de Algemene Rekenkamer. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) Tot en met 31 december 1945 werd op het Agentschap van het Ministerie van Financiën de begrotingsboekhouding gevoerd voor het Huis der Koningin, Hoge Colleges van Staat en voor de Departementen van Binnenlandse Zaken, van Sociale Zaken, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Overzeese Gebiedsdelen, van Justitie en van Scheepvaart, terwijl de volgende departementen een zelfstandige begrotingsadministratie voerden: Oorlog, Marine, Buitenlandse Zaken, Verkeer en Energie, Openbare Werken en Wederopbouw, Handel en Nijverheid (Administratie voor Relief en Rehabilitatie), Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. ( Zie interne nota van 27 december 1945, van M.C. Noë, A. Vogel en A. Mey, gericht aan de minister van Financiën te 's-Gravenhage. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. )
De financiële administratie in Londen kon nog niet per 5 mei 1945 - datum van de volledige bevrijding van Nederland - worden afgesloten in verband met de nog over te brengen Zetel van de Nederlandse Regering, de zuivering van de Nederlandse Departementen en de zuivering van de bureaus te Londen, welke de administratie van de regeringstaken hadden verzorgd.
De omvang van het Departement van Financiën te Londen was grotendeels afhankelijk van de omvang en de werkzaamheden van andere Departementen aldaar. ( Zie brief van 17 december 1945, nr. N 211, van de accountant-generaal van de Nederlandse Regering in Londen, gericht aan de minister van Financiën te 's-Gravenhage. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) De liquidatie zou ongeveer gelijke tred moeten houden met de inkrimping van het overige regeringsapparaat. Het verloop van de liquidatie was ook afhankelijk van het antwoord op de vraag of de buitenlandse effectenregistratie in Londen dan wel in Nederland zou worden opgezet. ( Zie reisverslag van 3 augustus 1946, van prof.dr. O. Bakker en dr. A. Mey. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) Sinds 1 januari 1946 ressorteerden de Nederlandse regeringsbureaus te Londen geheel onder de Nederlandse ambassadeur. Alle betalingen voor de regeringsbureaus werden door het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen verricht, dat tegelijk de afdeling Financiën van de Nederlandse Ambassade in Londen vormde (bureau van de heer M.C. Noë). Met ingang van 1 november van dat jaar nam de afdeling Comptabiliteit van de Nederlandse Ambassade het werk van de heer Noë over. ( Zie interne nota van 7 november 1946, van de directeur der Rijksbegroting van het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage, gericht aan de thesaurier-generaal van dat ministerie. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) De boeken van het Londens apparaat Financiën zijn per 31 oktober 1946 afgesloten. Het was de bedoeling dat op die datum de 'oude' administratie verbonden aan het tijdvak 10 mei 1940 tot en met oktober 1946 naar Den Haag zou worden overgebracht en aldaar verder zou worden afgewikkeld. ( Zie interne nota van 26 november 1946, van M.C. Noë, gericht aan dr. A. Mey, Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. )
Voor de afwikkeling van het 'Londen-beheer' in Nederland, werd ingesteld een Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen, indertijd gevestigd aan de Toussaintkade nr. 53 te 's-Gravenhage.
Datum van instelling en opheffing is mij niet bekend.
Na opheffing van genoemd afwikkelingsbureau in Den Haag, berustten de liquidatiewerkzaamheden bij de Afdeling Begrotingszaken van het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage.
ENKELE HOOFDPUNTEN VAN DE TAAK VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN TE LONDEN
Na de inval in Nederland, 10 mei 1940, liet het zich spoedig aanzien dat de strijd met de vijand niet lang kon worden volgehouden. De regering nam de beslissing zich naar Londen te verplaatsen en het vertrek van het kabinet vond plaats op 13 mei 1940. De eerste werkzaamheden van de Nederlandse regering in ballingschap begonnen op 14 mei. ( Zie aangehaald werk van prof.mr. P.S. Gerbrandy, p. 242 )
Het Departement van Financiën heeft het financiële beheer van de regering en het algemene begrotingsbeleid geleid, monetaire overeenkomsten moeten helpen bevorderen, financiële besprekingen met de Britse Treasury gevoerd en voor goud van de Centrale Bank moeten waken.
Financieel beheer
Het financiële beheer van de opeenvolgende ministers van Financiën is in hoofdzaak gericht geweest op:
  1. de financiering van de regeringsuitgaven, te onderscheiden in: uitgaven voor dekking van de kosten van het regeringsapparaat en uitgaven met betrekking tot het Nederlandse aandeel van de gemeenschappelijke geallieerde oorlogvoering;
  2. de financiering van de bijzondere voorzieningen, die voor de ravitaillering van de bevolking in Nederland en de wederopbouw van het economische apparaat na de bevrijding nodig waren;
  3. het bewaren en beheren van Nederlands vermogen in het buitenland; (het veiligstellen van het zich in geallieerd of neutraal gebied bevindende vermogen, toebehorend aan in door de vijand bezet gebied gevestigde personen en instellingen; het beheer over en de registratie van dit vermogen). ( Zie aangehaald werk van prof.mr. P.S. Gerbrandy, p. 188 )
De Nederlandse eigendommen in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland werden, behalve voor zover het onroerend goed betrof, geblokkeerd door de Britse 'Trading with the Enemy Act'.
Omiddellijk na de bezetting van Nederland trof de Nederlandse regering te Londen maatregelen om te voorkomen, dat een derde Regering - hetzij vriend of vijand harerzijds - een greep op de aanspraken zou hebben. ( Zie geraadpleegd dossier: organisatie, aanwezig in het archief van de Afdeling Beheer van Nederlandse Eigendommen van het Ministerie van Financiën te Londen; zie aangehaald werk van prof.mr. P.S. Gerbrandy, p. 63 e.v.. )
De Nederlandse Regering te Londen stelde zich voor deze blokkering te doen effectueren in een Koninklijk Besluit van 24 mei 1940, Staatsblad nr. A 1 (hierna te noemen: A1).
De onder A1 vallende bezittingen en vorderingen waren overgegaan in het (fiduciair) eigendom van de Nederlandse Staat.
Uit het Koninklijk Besluit A1 vloeide in principe voort dat de Regering het grootste deel van het Nederlandse overzeese bezit, zo al niet in één hand, dan toch tenminste onder een centraal toezicht moest brengen. De omvang van de daaraan verbonden werkzaamheden dreigde zo aanzienlijk te zijn, dat bij voorbaat reeds enkele belangrijke onderdelen (U.S.A., Canada) onder een zelfstandige beheersopdracht werden gebracht. Voor het restant zou de 'Beheerder van Nederlandse Eigendommen' de zorg bezitten.
Bij Ministerieel Besluit d.d. 30 mei 1941 werd als beheerder van Nederlandse eigendommen aangewezen W.Chr. Posthumus Meyjes. Omdat de minister van Financiën principieel bezwaar had om als eerste aangewezen te worden om de controle op het beheer uit te oefenen, werd het toezicht in de handen van de ministers van Justitie en Financiën gelegd, met Justitie als eerste verantwoordelijke instantie.
De taak van het beheer werd toevertrouwd aan een afdeling van het ministerie. Omdat het archief van voornoemde afdeling nog niet is geordend en beschreven, zou het te ver voeren in deze inleiding een uiteenzetting te geven omtrent de taak van het beheer van het A1-vermogen en over de wijze, waarop de registratie, het verloop van de deblokkeringen van handelsvorderingen, banksaldi en dergelijke plaats vond.
Een uitgave die een enigszins bijzonder karakter droeg, was de betaalbaarstelling van coupons van Nederlandse staatsobligaties. Gedurende het verblijf van de Nederlandse regering te Londen werden Nederlandse staatsschuldbekentenissen in niet door de vijand bezette landen, voorzover aan de gestelde voorwaarden kon worden voldaan, geregistreerd en werden de coupons daarvan op de vervaldata verzilverd. ( Zie rubriek: aflossing, uitloting en registratie van de Nederlandse en Nederlands-Indische staatsschuldbekentenissen en uitbetaling op de bij de schuldbekentenissen behorende coupons. )
Benodigde middelen voor het financieel beheer
De kosten verbonden aan de regeringsbemoeiingen, moesten grotendeels worden bestreden uit andere dan 'normale' middelen.
De Nederlandse regering beschikte buiten de landsgrenzen niet over eigen inkomsten, voortvloeiende uit de bestaande belastingen.
De opbrengst van door de regering te Londen geheven nieuwe directe belastingen op het inkomen van Nederlanders in het buitenland, bedroeg slechts een klein deel van het totaal van de uitgaven.
Het grootste deel van haar uitgaven heeft de regering bestreden door de liquidatie van activa, te weten ( Zie aangehaald verslag van de Parlementarie Enquêtecommissie, p. 23 e.v. )
  1. een partij goud en enige dollar- en sterlingsaldi van het Egalisatiefonds;
  2. een gedeelte van de goudvoorraad van de Nederlandsche Bank, voorzover deze voorraad buitenslands in veiligheid was gebracht. Dit goud diende als onderpand voor enkele door de Regering in Amerika gesloten leningen; voor een ander deel is het gedurende de oorlogsjaren verkocht;
  3. een groot aantal ladingen, die op 10 mei 1940 naar Nederland onderweg waren; desbetreffende schepen zijn naar geallieerde havens gedirigeerd;
  4. sterlingsaldi van het Scheepvaartfonds;
  5. een voorschot in rekening-courant opgenomen bij de Bank of England van ongeveer 121/2 miljoen Pond sterling;
  6. de invoering van een verplichte inkomstenbelasting, bij besluit van 18 september 1941, Staatsblad nr. B 78, welke van alle Nederlanders, die zich buiten de macht van de vijand bevonden, geheven werd; een voorschotheffing op de vennootschapsbelasting die na terugkomst in Nederland verrekend zou worden met de bedragen, die de naar buiten Nederland overgeplaatste ondernemingen tijdens de bezetting in Nederland uit dien hoofde zouden blijken te hebben betaald, respectievelijk nog schuldig zouden zijn. ( Zie inventarisnummer: 273. )
Regeling financieel beheer
Spoedig na aankomst van de Nederlandse regering in Engeland besefte het kabinet, dat met spoed een maatregel moest worden genomen om het financieel beheer van de regering tijdens haar verblijf buiten Nederland te regelen. Bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1940, nr. 7, Comptabiliteitsbesluit, Staatsblad nr. A 7, werd hierin voorzien. ( Zie rubriek: regeling financieel beheer )
In beknopte vorm waren algemene regelen vastgelegd, die de doelmatigheid en juistheid van het door de Nederlandse regering gevoerde financiële beleid gedurende haar verblijf buiten het grondgebied in Europa moesten waarborgen.
Het financiële beheer van de regering zou worden vastgelegd in begrotingen. De regeringsuitgaven zijn van 1 juli 1940 telkens begroot in halfjaarlijkse departementale begrotingen.
De Londense begrotingen worden door de minister van Financiën in de vorm van een ontwerp-besluit-wet bij de ministerraad ingediend. De begroting van de uitgaven en die van de middelen tot dekking werden verdeeld in hoofdstukken die, voor zover mogelijk, werden gesplitst in twee titels, te weten:
  1. Gewone dienst
  2. Kapitaal dienst
Voor de noodzaak van urgente voorzieningen (bijvoorbeeld bij de Departementen van Oorlog en Marine, die ten nauwste bij de oorlogvoering waren betrokken), werd door de minister van Financiën een suppletoire begroting ingediend.
Met het oog op de terugkeer van de regering naar Nederland, kwam er een aanvulling van het Comptabiliteitsbesluit 1941.
De gewone begrotingscontrole berustte bij het Ministerie van Financiën te Londen. Ingevolge het Comptabiliteitsbesluit diende aan alle Departementen van Algemeen Bestuur en aan alle daaraan ondergeschikte administraties de boekhouding te worden ingericht en bijgehouden met inachtneming van de voorschriften, die terzake door of na overleg met de minister van Financiën zouden worden gegeven.
Monetaire akkoorden
Zoals reeds eerder is vermeld, heeft het Departement van Financiën monetaire overeenkomsten moeten helpen ontwerpen.
Op 14 juni 1940 kwam de Engels-Nederlandse monetaire overeenkomst tot stand inzake de Nederlands-Indische gulden. De Franse regering trad op die zelfde dag tot deze overeenkomst toe. ( Zie rubriek: betalingsverkeer tussen Nederland en andere landen. ) Op 15 juli van dat jaar kwam een gelijksoortige overeenkomst tot stand inzake de Surinaamse en de Curaçaose gulden. ( Zie aangehaald werk van prof.mr. P.S. Gerbrandy, p. 68 e.v. )
Met de regeringen van België en Luxemburg bestond een monetair akkoord, gesloten 21 oktober 1943. Het trad in werking zodra een gedeelte van het Rijk in Europa van vijandelijke troepen was gezuiverd. Bij Koninklijk Besluit van 9 september 1944, Staatsblad nr. E 76, werd de inwerkingtreding geregeld.
Leningen en kredieten aangegaan in het buitenland
Krachtens het Koninklijk Besluit van 25 februari 1944, Staatsblad nr. E 12, word uitgegeven de 21/2% Nederlandse Staatslening 1943 luidende in Sur. fl 2.500.000. De obligaties van deze lening zijn echter in 1946 in Nederland aangemaakt, ( Zie brief van 6 oktober 1948, nr. 257 van het bureau Nationale Schuld van het Ministerie van Financiën, gericht aan de Algemene Rekenkamer. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) In verband met de grote aankopen, welke de Nederlandse regering moest verrichten ten behoeve van het Nederlandse productieapparaat, werd met meerdere buitenlandse regeringsinstanties en financiële instellingen in contact getreden om de nodige kredieten voor de herbouw van Nederland te verkrijgen. ( Zie persbericht van 17 mei 1945, ingekomen bij het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) Leningen voor aankopen als hierboven bedoeld, worden onder andere afgesloten met een Amerikaanse bankgroep, Zweden, Zwitserland en Canada. ( Zie brief van 14 mei 1945, nr. 52686, van de minister van Financiën, gericht aan de ministerraad, inventarisnummer: 106. )
Krachtens het Koninklijk Besluit van 14 november 1944, Staatsblad nr. E 137, werd in de Verenigde Staten met de Chase National Bank of New York en andere banken een krediettransactie afgesloten voor een bedrag van honderd miljoen dollar. Dit bedrag was bestemd als werkkapitaal van de Nederlandse economie en om het geteisterde Nederlandse productieapparaat weer op gang te brengen.
Met de Zweedse regering werd op 2 oktober 1944 een kredietovereenkomst getekend voor een bedrag van Zw.Kr. vijftig miljoen, bestemd voor de aankoop in Zweden van goederen, nodig voor de reconstructie van Nederland. Op 19 januari 1945 werd dit krediet verhoogd tot Zw.Kr. 75 miljoen.
In Londen werd op 2 oktober 1944 door de minister van Financiën met de Société de Banque Suisse een krediet (het Sulzer-krediet) afgesloten, teneinde de bestellingen bij de firma Sulzer (machinefabriek) te financieren.
Op 1 mei 1945 werd in het kader van de reeds bestaande Lend-Lease overeenkomst (leen- en pachtovereenkomst) een aanvullende overeenkomst getekend waardoor toezegging werd verkregen tot levering door de Verenigde Staten aan Nederland van gespecialiseerde goederen, zoals voedsel, grondstoffen etc., tot een maximum van 242 miljoen dollar.
In Ottawa gevoerde onderhandelingen resulteerden in een op 1 mei 1945 afgesloten krediet-overeenkomst voor een bedrag van $ 23 miljoen voor de uitvoer van Canadese goederen naar Nederland.
Met de Belgische regering bestond een monetair akkoord (gesloten 20 oktober 1943).
Lend-Lease overeenkomsten
Op 31 maart 1941 was de zogenaamde Lend-Lease Act (Leen- en Pacht Wet) in Amerika tot stand gekomen, welke hulp kon verlenen aan die landen, welker verdediging vitaal was voor de verdediging van de Verenigde Staten van Amerika. ( Zie inventarisnummers: 589 en 590; zie aangehaald verslag van de Parlementaire Enquêtecommisie, p. 151 e.v. )
Op basis van deze wet, sloot Nederland een eerste verdrag op 9 augustus 1941. Op 8 juli 1942 kwam een tweede Lend-Lease overeenkomst met Nederland tot stand.
De 'Lend-Lease Act' beoogde in hoofdzaak militaire uitrusting aan de geallieerde legers zonder (onmiddellijke) afrekening. Door de geringe omvang van de Nederlandse strijdkrachten bleef deze z.g. rechtstreekse lend-lease aan Nederland beperkt.
De overeenkomst van 8 juli 1942 hield een bepaling in betreffende leveringen, diensten en inlichtingen door Nederland voor de verdediging van de Verenigde Staten te verstrekken, de zogenaamde 'reverse lend-lease'.
'Reverse lend-lease' ging een rol spelen toen de Amerikaanse troepen over zee gingen.
Als tegenprestatie, de zogenaamde 'reverse lend-lease', leverde Nederland aan de Amerikaanse strijdkrachten goederen en diensten in Curaçao, Suriname en in Nederland en zekere scheepvaartdiensten. In het voorjaar van 1945 was Amerika echter bereid ook zekere niet-militaire goederen op lend-lease te leveren. De onderhandelingen resulteerden in de overeenkomst van 30 april 1945.
Andere onderwerpen van financieel belang
Andere onderwerpen waarmede de minister van Financiën in aanraking kwam bij de uitvoering van zijn opdracht zijn onder meer, de koers van het Pond Sterling gedurende de oorlogsjaren, de geldzuivering, door het Militair Gezag gevoerde financiële beleid en het na de terugkeer van de Nederlandse Regering gevoerde beleid. ( Zie aangehaald verslag van de Parlementaire Enquêtecommissie, p. 149 e.v. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Een bestanddeel van het Londense archief van het Ministerie van Financiën stond op 20 november 1946 in Londen ingepakt gereed ter verscheping naar het Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën, Toussaintkade 53 te 's-Gravenhage, onder leiding van de heer M.C. Noë. ( Zie brief van 26 november 1946 van M.C. Noë, gericht aan dr. A. Mey, Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage. Geraadpleegd archief: Generale Thesaurie. ) De datum van overbrenging is niet bekend.
Het archief van voornoemd bureau betreffende de afwikkeling van zaken betrekking hebbend op het Londen-beheer in Nederland, is niet aangetroffen.
Na de opheffing van het afwikkelingsbureau, werden bescheiden uit het in Londen gevormde archief naar de afdeling Begrotingszaken van het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage overgebracht.
Omdat de financiële handelingen van de Nederlandse Regering te Londen bij de wet zijn vastgesteld, ( Zie wet van 18 november 1953, Staatsblad nr. 530. ) bestond er bij het Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage geen behoefte meer nog langer over het Londense archief te beschikken. Naar aanleiding van een rondschrijven van de minister-president, gericht aan de ministers, ( Zie circulaire van 16 september 1949, nr. 22792, aanwezig in het dossier van het Bureau Post- en Archiefzaken van het Ministerie van Financiën, inzake de overdracht van archivalia aan het Algemeen Rijksarchief. ) inzake de toestand van de Londense archieven werd door Financiën contact opgenomen met de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. ( Zie brief van 14 april 1954, nr. 61, van de Afdeling Post- en Archiefzaken van het Ministerie van Financiën, aanwezig in het dossier van het Bureau Post- en Archiefzaken van genoemd ministerie, inzake de overdracht van archivalia aan het Algemeen Rijksarchief. ) Men verzocht toestemming tot vernietiging of overbrenging van zich bij het Bureau Rijkshoofdboekhouding van de Afdeling Begrotingszaken van het Ministerie van Financiën bevindende bescheiden. Dit bestanddeel bestond uit boekhoudkundige bescheiden en doorslagen van uitgaande stukken van het Ministerie van Financiën, later Afwikkelingsbureau van het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen. Bij proces-verbaal van overdracht van 30 mei 1956 werd aan de algemene rijksarchivaris een gedeelte van de zoëven genoemde bescheiden overgedragen. Deze bescheiden zijn onder de nummers 1-157, 419 - 424, 426, 439, 440 opgenomen in deze inventaris.
Het resterende bestanddeel werd in 1959 in wanordelijke toestand gedeponeerd in een kelder en in een (gevangenis) cel in het Paleisje, gelegen aan de Kneuterdijk nr. 20 te 's-Gravenhage.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Als gevolg van de vele omzwervingen van het archief was het in de staat waarin het door mij werd aangetroffen, volkomen ontoegangelijk.
Het archief bestond uit 'losse' archiefbescheiden en archiefbescheiden, die volgens 'onderwerp' waren geordend in omslagen, voorzien van een summier opschrift en een aanduiding met Romeinse en Arabische cijfers, alsmede een bestanddeel boekhoudkundige bescheiden.
Stukken over één zaak (praktijkdossiers) kwamen weinig voor.
Omdat geen enkel hulpmiddel in de vorm van agenda's, fiches, indices of oude inventaris is aangetroffen, moest voor de toegankelijkheid worden gezocht naar een passende indeling.
In dit archief zijn alle door mij aangetroffen archiefbescheiden bewaard, om toekomstige archiefbeschrijvers, die zich met de ordening en beschrijving van Londense archieven van andere regeringsinstanties zullen bezighouden, een totaal beeld te geven van wat er aanwezig is.
Wanneer ook andere Londense archieven zijn geïnventariseerd, kan er op grond van het alsdan verkregen totaalbeeld van wat er aanwezig is aan stukken uit de Londense periode, gezamenlijk worden bepaald, welke stukken bij welk departement kunnen worden vernietigd. Dan zou dus ook dit Londense archief nog enigermate kunnen worden uitgedund.
In dit archief komen enkele bestanddelen voor waarvan de laatste stukken zijn gericht aan het Agentschap van het Ministerie van Financiën te Londen en/of aan het bureau van de Financiële Raad van de Nederlandse Ambassade te Londen.
Gezien het feit dat deze instanties de rechtsopvolgers waren van het Departement van Financiën te Londen en vanwege het feit dat de administratie geen scheiding heeft gemaakt tussen beide archieven zijn door mij de stukken van genoemde instanties eveneens als één archief beschouwd.
Door het gebrek aan Nederlands personeel was men genoodzaakt veel correspondentie in de Engelse taal te voeren.
Derhalve zijn Engelse termen door mij in de desbetreffende beschrijvingen gehandhaafd.
De omvang van de thans geïnventariseerde archivalia bedraagt ca. twintig strekkende meter.
De ordening en beschrijving van dit archief is door mij in 1974 verricht in het kader van de cursus voortgezette vorming archiefbeheer, ingesteld door de Studiekring voor Overheidsdocumentatie (S.O.D.) in samenwerking met de Rijksarchiefinspectie.
C.P.Stegenga.
's-Gravenhage, oktober 1974.
Naar aanleiding van een eerste beoordeling van deze inventaris door het Nationaal Archief is deze ter aanpassing aangeboden aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten. Het gevolg van een en ander is geweest dat enkele beschrijvingen werden toegevoegd, aangepast of verplaatst. Er is een concordans van inventarisnummer naar paginanummer aangelegd. Bij de materiële verzorging bleken er nog twee uitleenbriefjes in het bestand te zitten. Het betreft hier de inventarisnummers 158 en 159. Uit navraag bij het Ministerie van Financiën blijkt dat deze dossiers niet meer terug te vinden zijn. De beschrijvingen zijn echter gehandhaafd.
Ordening van het archief
Toepassing van het restauratiebeginsel bleek niet voor verwezenlijking vatbaar.
Teneinde de toegankelijkheid te verbeteren, werden door mij de archiefbescheiden rubrieksgewijs ingedeeld, gebaseerd op de soorten zaken die het Departement van Financiën te Londen te behandelen kreeg.
Door mij werd een groep stukken aangetroffen betreffende de reconstructie van Nederland na de bevrijding. Om die reden werd een rubriek reconstructievraagstukken gecreëerd.
De gebruiker van deze inventaris moet er evenwel op bedacht zijn dat er zich buiten genoemde rubriek ook nog stukken bevinden die (mede) betrekking hebben op de reconstructie.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Financiën te Londen, nummer toegang 2.08.44, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Financiën / Londens archief, 2.08.44, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Andere archieven van het Ministerie van Financiën uit de Londense periode:
  • archief van de Afdeling Beheer van Nederlandse Eigendommen van het Departement van Financiën, later Afdeling Beheer van Nederlandse Eigendommen van de financiële afdeling van de Nederlandse Ambassade te Londen, 1940 - ca. 1953;
  • archief van ir. J. van de Broek, minister van Financiën en minister van Handel, Nijverheid en Landbouw a.i., ca. 1944 december-1945 februari;
  • archief van mr. J.W. Beyen, financieel adviseur van de Nederlandse regering te Londen. ca. 1940-1945;
  • archief van het Nederlands Deviezeninstituut te Londen, ca. 1942-1946;
Publicaties
  • Verslag van de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 , deel: financieel en economisch beleid. (Staatsdrukkerij, 's-Gravenhage, 1949)
  • Gerbrandy, prof.mr. P.S. - Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in Londen gedurende de oorlogsjaren 1940-1945, (Rijksuitgeverij 's-Gravenhage, 1946)
  • Beyen, mr. J.W. - Het spel en de knikkers, hoofdstuk 9, (Ad. Donker, Rotterdam, 1968)

Archiefbestanddelen